Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 93/2023 van 15 juni 2023 Rolnummer 7803 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, gelezen in samenhang met artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 93/2023 van 15 juni 2023 Rolnummer 7803 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, gelezen in samenhang met artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...) Extrait de l'arrêt n° 93/2023 du 15 juin 2023 Numéro du rôle : 7803 En cause : la question préjudicielle relative à l'article I.1, 1°, du Code de droit économique, lu en combinaison avec l'article 573 du Code judiciaire, posée par le Tribuna La Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges T. Gie(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 93/2023 van 15 juni 2023 Extrait de l'arrêt n° 93/2023 du 15 juin 2023
Rolnummer 7803 Numéro du rôle : 7803
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel I.1, 1°, van het En cause : la question préjudicielle relative à l'article I.1, 1°, du
Wetboek van economisch recht, gelezen in samenhang met artikel 573 van Code de droit économique, lu en combinaison avec l'article 573 du Code
het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank judiciaire, posée par le Tribunal de première instance néerlandophone
van eerste aanleg te Brussel. de Bruxelles.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges T.
rechters T. Giet, M. Pâques, T. Detienne, D. Pieters en S. de Bethune, Giet, M. Pâques, T. Detienne, D. Pieters et S. de Bethune, assistée du
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, greffier F. Meersschaut, présidée par le président L. Lavrysen,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Objet de la question préjudicielle et procédure
Bij vonnis van 6 mei 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Par jugement du 6 mai 2022, dont l'expédition est parvenue au greffe
Hof is ingekomen op 17 mei 2022, heeft de Nederlandstalige Rechtbank de la Cour le 17 mai 2022, le Tribunal de première instance
van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : néerlandophone de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante :
« Schendt artikel I.1, 1° van het Wetboek van economisch recht, « L'article I.1, 1°, du Code de droit économique, lu en combinaison
gelezen in samenhang met artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek, de avec l'article 573 du Code judiciaire, viole-t-il les articles 10 et
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij de verenigingen van 11 de la Constitution, en ce qu'il traite de la même façon les
mede-eigenaars op dezelfde wijze behandelt als de andere associations de copropriétaires et les autres personnes morales, ce
rechtspersonen, waardoor er een verschil van behandeling ontstaat
tussen de rechtssubjecten die instaan voor het beheer en het behoud qui fait naître une différence de traitement entre les sujets de droit
van een gebouw naargelang zij een natuurlijke persoon (die deze taken qui assurent la gestion et la conservation d'un immeuble selon qu'ils
niet beroepsmatig uitoefent) dan wel een vereniging van mede-eigenaars sont une personne physique (qui n'exerce pas ces tâches à titre
zijn ? ». professionnel) ou une association de copropriétaires ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1. De prejudiciële vraag betreft artikel I.1, 1°, van het Wetboek B.1. La question préjudicielle concerne l'article I.1, 1°, du Code de
van economisch recht, in samenhang gelezen met artikel 573 van het droit économique, lu en combinaison avec l'article 573 du Code
Gerechtelijk Wetboek. judiciaire.
B.2.1. Artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht bepaalt : B.2.1. L'article I.1, 1°, du Code de droit économique dispose :
« Behoudens andersluidende bepaling wordt voor de toepassing van dit « Sauf disposition contraire, pour l'application du présent Code, on
Wetboek verstaan onder : entend par :
1° onderneming : elk van volgende organisaties : 1° entreprise : chacune des organisations suivantes :
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit (a) toute personne physique qui exerce une activité professionnelle à
uitoefent; titre indépendant;
(b) iedere rechtspersoon; (b) toute personne morale;
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. (c) toute autre organisation sans personnalité juridique.
Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens Nonobstant ce qui précède, ne sont pas des entreprises, sauf s'il en
voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere est disposé autrement dans les livres ci-dessous ou d'autres
wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : dispositions légales prévoyant une telle application :
(a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen (a) toute organisation sans personnalité juridique qui ne poursuit pas
uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht de but de distribution et qui ne procède effectivement pas à une
aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen distribution à ses membres ou à des personnes qui exercent une
op het beleid van de organisatie; influence décisive sur la politique de l'organisation;
(b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of (b) toute personne morale de droit public qui ne propose pas de biens
diensten aanbiedt op een markt; ou services sur un marché;
(c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, (c) l'Etat fédéral, les régions, les communautés, les provinces, les
de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de zones de secours, les prézones, l'Agglomération bruxelloise, les
gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale communes, les zones pluricommunales, les organes territoriaux
organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse intracommunaux, la Commission communautaire française, la Commission
Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en communautaire flamande, la Commission communautaire commune et les
de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ». centres publics d'action sociale ».
B.2.2. Het begrip « onderneming », zoals gedefinieerd in artikel I.1, B.2.2. La notion d'« entreprise », telle qu'elle est définie dans
1°, van het Wetboek van economisch recht, werd hervormd bij de wet van l'article I.1, 1°, du Code de droit économique, a été réformée par la
15 april 2018 « houdende hervorming van het ondernemingsrecht » loi du 15 avril 2018 « portant réforme du droit des entreprises »
(hierna : de wet van 15 april 2018). (ci-après : la loi du 15 avril 2018).
Bij die nieuwe hervorming beoogde de wetgever aan het Par cette nouvelle réforme, le législateur entendait donner un contenu
ondernemingsbegrip een ruimere invulling te geven (Parl. St., Kamer, plus large à la notion d'entreprise (Doc. parl., Chambre, 2017-2018,
2017-2018, DOC 54-2828/001, p. 6) door het « op een coherentere wijze DOC 54-2828/001, p. 6) en la décrivant « de manière plus cohérente [et
te omschrijven en een einde te maken aan problemen die verband houden en portant] remède à quelques problèmes liés à la notion d'entreprise
met het bestaande ondernemingsbegrip. Daartoe zal de nieuwe algemene existante. A cet égard, la nouvelle définition générale utilisera des
definitie gebruik maken van formele criteria in de plaats van het critères formels en lieu et place du critère matériel actuellement en
huidige materiële criterium (nl. de uitoefening van een economische vigueur (c'est-à-dire l'exercice d'une activité économique) » (ibid.,
activiteit) » (ibid., p. 3) met als gevolg dat er zowel economische p. 3), ce qui a pour conséquence qu'il y a des entreprises économiques
als niet-economische ondernemingen zijn (ibid., p. 6). et des entreprises non économiques (ibid., p. 6).
De nadere invulling van het ondernemingsbegrip wordt in de Le contenu précis de la notion d'entreprise est commenté dans les
parlementaire voorbereiding toegelicht als volgt : travaux préparatoires comme suit :
« De nieuwe algemene ondernemingsdefinitie omvat vooreerst iedere « La nouvelle définition générale d'entreprise englobe tout d'abord
natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent. toute personne physique qui exerce une activité professionnelle à
De keuze voor de begrippen ` zelfstandig ' en ` beroepsactiviteit ' titre indépendant. Le choix des concepts ` à titre indépendant ' et ` activité
professionnelle ' [a] pour effet de mettre fin à des discussions
hebben tot gevolg dat vroegere discussies met betrekking tot ` een antérieures concernant ` une activité économique durable '. En effet,
duurzame economische activiteit ' worden geëlimineerd. Immers, het le concept d'` indépendant ' est l'opposé de celui de ` sous les liens
begrip ` zelfstandig ' is de tegenpool van ` in dienstverband ' (het d'un contrat de travail ' (la différence entre un indépendant et un
onderscheid tussen een zelfstandige en een werknemer), terwijl ` travailleur), alors que celui de ` durabilité ' est inhérent à une `
duurzaamheid ' inherent is aan een ` beroepsactiviteit '. Bij wijze van voorbeeld kan hier worden gedacht aan natuurlijke personen die handelaars, ambachtsmannen, vrij beroepers of bestuurders van vennootschappen zijn. Ook duurzame activiteiten in het kader van de deeleconomie worden door de definitie gevat in de mate dat ze een beroepsactiviteit uitmaken. In de mate een activiteit in de deeleconomie bestaat uit een netwerk dat vraag en aanbod bij elkaar brengt om onderbenutte goederen en diensten te ontsluiten en dat hieruit geen inkomen uit wordt nagestreefd, zal er geen sprake zijn van een beroepsactiviteit, en dus ook niet van een onderneming. activité professionnelle '. A titre d'exemple, on peut penser à des personnes physiques qui travaillent en tant que commerçant, artisan, personne exerçant une profession libérale ou administrateur de sociétés. Les activités durables dans le cadre de l'économie collaborative sont également comprises dans la définition pour autant qu'elles constituent une activité professionnelle. Dans la mesure où une activité d'économie collaborative comprend un réseau qui réunit l'offre et de la demande afin d'ouvrir la valeur des biens et services sous-utilisés et que ceci n'est pas fait pour accumuler un revenu, il ne sera plus question d'une activité professionnelle, et donc pas non plus d'une entreprise.
[...] Anderzijds is het belangrijk te onderstrepen dat niet elke activiteit van een natuurlijke persoon onder het ondernemingsbegrip moet vallen. Zo kan een activiteit die louter kadert in het normale beheer van het persoonlijk vermogen van een natuurlijke persoon niet onder het ondernemingsbegrip vallen. In die zin wordt de loutere inschrijving op, verwerving van of aanhouden van aandelen, effecten of deelbewijzen in een vennootschap met rechtspersoonlijkheid door een natuurlijke persoon vermoed te kaderen in het normale beheer van zijn persoonlijk vermogen. De nieuwe ondernemingsdefinitie omvat vervolgens iedere rechtspersoon, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden op een markt. Voor privaatrechtelijke rechtspersonen is aldus de statutaire of feitelijke activiteit niet relevant voor de kwalificatie als onderneming. Dat vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (bv. NV, BVBA, V.O.F) in de regel ondernemingen zijn, behoeft geen verdere uitleg. Dit is geen wijziging ten opzichte van het bestaande recht. Wel nieuw is dat andere privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals verenigingen en stichtingen, eveneens als onderneming moeten worden gekwalificeerd, ook indien ze geen economisch doel nastreven. Dit is verantwoord omdat deze organisaties, ongeacht hun activiteiten, wegens hun vorm met rechtspersoonlijkheid een structuur vormen met soms verregaande gevolgen voor derden (bv. afgescheiden vermogen, niet-aansprakelijkheid van leden of ` capital lock-in '). De vorm en de derdenwerkende gevolgen daarvan verantwoorden de toepassing van regels zoals het insolventierecht of publiciteit. Deze regels veronderstellen en induceren een zekere vorm van professionalisering en zijn erop gericht om derden (zoals schuldeisers, werknemers of het publiek) te informeren en te beschermen. Voor publiekrechtelijke rechtspersonen is het uitgangspunt dat ze niet als een onderneming worden gekwalificeerd. Dit is verantwoord door de waarborgen die het publiekrecht biedt met betrekking tot deze [...] Par ailleurs, il est important de souligner que toute activité d'une personne physique ne doit pas tomber sous la notion d'entreprise. Ainsi, une activité qui s'inscrit purement dans le cadre de la gestion normale du patrimoine personnel d'une personne physique peut ne pas tomber sous la notion d'entreprise. En ce sens, la simple souscription, acquisition ou détention d'actions, titres ou parts dans une société dotée de la personnalité juridique par une personne physique est présumée s'inscrire dans le cadre de la gestion normale de son patrimoine personnel. La nouvelle définition d'entreprise inclut ensuite toute personne morale, à l'exception des personnes morales de droit public qui ne mettent pas des marchandises ou services sur le marché. Ainsi, en ce qui concerne les personnes morales de droit privé, l'activité statutaire ou de fait n'est pas pertinente pour la qualification en tant qu'entreprise. Le fait que les sociétés dotées de la personnalité juridique (p. ex. SA, SPRL, SNC) soient en règle générale des entreprises ne nécessite pas d'explications supplémentaires. Cela ne constitue pas un changement par rapport au droit existant. Ce qui est nouveau, en revanche, c'est que d'autres personnes morales de droit privé, comme les associations et les fondations, doivent également être qualifiées d'entreprises, même si elles ne poursuivent pas de but économique. C'est justifié car ces organisations, quelles que soient leurs activités, constituent, de par leur forme dotée de la personnalité juridique, une structure qui a parfois des conséquences extrêmes pour des tiers (p. ex. patrimoine séparé, non-responsabilité de membres ou immobilisation du capital). La forme et les conséquences à l'égard des tiers justifient l'application de dispositions telles que le droit de l'insolvabilité ou la publicité. Ces dispositions supposent et induisent une certaine forme de professionnalisation et visent à informer et à protéger les tiers (comme les créanciers, les travailleurs ou le public). En ce qui concerne les personnes morales de droit public, le principe est qu'elles ne sont pas qualifiées d'entreprises. Ceci est justifié par les garanties qu'offre le droit public relativement à ces
rechtspersonen. Bovendien zou de toepassing van regels zoals het personnes morales. De plus, l'application de dispositions qui relèvent
insolventierecht de werking van de overheid onevenredig kunnen du droit de l'insolvabilité affecterait démesurément le fonctionnement
verstoren. de l'autorité.
Van dit uitgangspunt wordt afgeweken voor publiekrechtelijke Il est dérogé à ce principe pour les personnes morales de droit public
rechtspersonen die goederen of diensten aanbieden op een markt. Omdat qui mettent des marchandises ou services sur le marché. Dès lors
ze deelnemen aan het economische leven en in concurrentie treden met qu'elles participent à la vie économique et qu'elles entrent en
privaatrechtelijke actoren, is het verantwoord dat ze principieel aan concurrence avec les acteurs de droit privé, il est raisonnable
dezelfde regels als privaatrechtelijke ondernemingen worden qu'elles soient soumises par principe aux mêmes règles que les
onderworpen. entreprises de droit privé.
Deze uitzondering voor rechtspersonen van publiek recht die goederen Cette exception pour les personnes morales de droit public qui mettent
of diensten aanbieden op de markt moet samen worden gelezen met de des marchandises ou des services sur le marché doit être lue
laatste alinea van het tweede lid van de definitie waarbij de Federale conjointement avec le dernier alinéa de l'alinéa 2 de la définition
Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de selon lequel l'Etat fédéral, les régions, les communautés, les
hulpverleningszones en de prezones, de Brusselse agglomeratie, de provinces, les zones et les prézones de secours, l'Agglomération
gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale bruxelloise, les communes, les zones pluricommunales, les organes
organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse territoriaux intracommunaux, la Commission communautaire française, la
Gemeenschapscommissie, de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en Commission communautaire flamande, la Commission communautaire commune
de openbare centra voor maatschappelijk welzijn niet als een et les centres publics d'aide sociale ne sont pas qualifiés
onderneming worden gekwalificeerd. d'entreprises.
Deze regel is ingegeven door de idee dat deze rechtspersonen door de Cette règle est dictée par l'idée que ces personnes morales sont
regels van het publiek recht worden beheerst waardoor het verantwoord gérées par les règles du droit public, de sorte qu'il est justifié de
is ze conform artikel 5 van het Strafwetboek te behandelen. les traiter conformément à l'article 5 du Code pénal.
De nieuwe ondernemingsdefinitie omvat ten slotte ook iedere andere La nouvelle définition d'entreprise comprend enfin toute autre
organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Daarbij wordt in de eerste organisation sans personnalité juridique. Pensons d'abord à la société
plaats gedacht aan de maatschap of andere vennootschappen zonder de droit commun ou à d'autres sociétés sans personnalité juridique
rechtspersoonlijkheid [...]. Het ` for profit ' karakter van deze [...]. Le caractère ` lucratif ' de ces formes justifie l'imposition,
vormen verantwoordt dat door de toepassing van regels van het au travers de l'application de règles du droit des entreprises, d'une
ondernemingsrecht een professionalisering wordt opgelegd die derden beschermt. professionnalisation protégeant les tiers.
[...] [...]
Net als in het bestaande recht en artikel 5 van het Strafwetboek omvat Tout comme dans le droit existant et l'article 5 du Code pénal, la
de definitie van onderneming niet de verenigingen zonder définition de l'entreprise n'englobe pas les associations sans
rechtspersoonlijkheid (zgn. ` feitelijke vereniging '). Deze personnalité juridique (les ` associations de fait '). Ces
organisations ne disposent pas de la personnalité juridique et ne se
organisaties missen zowel de rechtspersoonlijkheid als de aanwezigheid caractérisent pas par la présence de distributions ou d'un but de
van uitkeringen of een uitkeringsoogmerk die determinerend zijn om een distribution, éléments déterminants pour soumettre une organisation à
organisatie aan de algemene ondernemingsdefinitie te onderwerpen. la définition générale d'entreprise.
[...] [...]
Het belangrijkste kenmerk dat een vereniging zonder La caractéristique principale qui distingue une association sans
rechtspersoonlijkheid onderscheidt van een maatschap bestaat erin dat personnalité juridique d'une société simple réside dans le fait
zij haar eventuele winst niet mag uitkeren. Een vereniging mag dus qu'elle ne peut pas distribuer le bénéfice éventuel. Une association
winst nastreven om haar voorwerp te verwezenlijken en zonder subsidies peut donc rechercher le profit en vue de réaliser son objet et de
of nieuwe financiële injecties vanwege leden te overleven. survivre sans subsides ou injections financières de ses membres.
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die haar winst uitkeert Une association sans personnalité juridique qui distribue son bénéfice
zal wel als een onderneming [worden] beschouwd » (Parl. St., Kamer, sera considérée comme une entreprise » (Doc. parl., Chambre,
2017-2018, DOC 54-2828/001, pp. 10-13). 2017-2018, DOC 54-2828/001, pp. 10-13).
B.2.3. Artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.2.3. L'article 573 du Code judiciaire dispose :
« De ondernemingsrechtbank neemt in eerste aanleg kennis van de « Le tribunal de l'entreprise connaît en premier ressort des
geschillen tussen ondernemingen als bedoeld in artikel I.1, 1°, van contestations entre entreprises visées à l'article I.1, 1°, du Code de
het Wetboek van economisch recht, die niet vallen onder de bijzondere droit économique, qui ne relèvent pas de la compétence spéciale
bevoegdheid van andere rechtscolleges en die, wat betreft natuurlijke d'autres juridictions et qui, en ce qui concerne les personnes
personen, betrekking hebben op een handeling die niet kennelijk vreemd physiques, ont trait à un acte qui n'est manifestement pas étranger à
is aan de onderneming. l'entreprise.
De vordering gericht tegen een onderneming kan onder de in het eerste La demande dirigée contre une entreprise peut également être portée,
lid bepaalde voorwaarden eveneens voor de ondernemingsrechtbank worden aux conditions visées à l'alinéa 1er, devant le tribunal de
gebracht, zelfs indien de eiser geen onderneming is. Elk beding tot l'entreprise, même si le demandeur n'est pas une entreprise. Est, à
aanwijzing van een bevoegde rechter dat is gemaakt voor het ontstaan cet égard, nulle, toute clause attributive de compétence antérieure à
van het geschil is, in dat opzicht, nietig ». la naissance du litige ».
B.2.4. In het verlengde van de in B.2.2 vermelde hervorming beoogde de B.2.4. Dans le prolongement de la réforme mentionnée en B.2.2, le
wetgever de nieuwe systematiek van het Wetboek van economisch recht législateur avait pour but de transposer dans le Code judiciaire la
naar het Gerechtelijk Wetboek door te trekken teneinde de bevoegdheid nouvelle systématique du Code de droit économique afin de déterminer
van de ondernemingsrechtbank te bepalen (Parl. St., Kamer, 2017-2018, la compétence du tribunal de l'entreprise (Doc. parl., Chambre,
DOC 54-2828/001, p. 47). 2017-2018, DOC 54-2828/001, p. 47).
B.3.1. Voor het verwijzende rechtscollege is door een vereniging van B.3.1. La juridiction a quo a été saisie d'une action introduite par
mede-eigenaars een vordering ingesteld met betrekking tot een geschil une association de copropriétaires concernant une contestation
over de tienjarige aansprakelijkheid van een aannemer en een relative à la responsabilité décennale d'un entrepreneur et d'un
architect, die de rechtsvorm van een vennootschap hebben aangenomen, architecte, qui ont adopté la forme juridique d'une société, du chef
voor de ontstane waterschade in de gemeenschappelijke delen van een d'un dégât des eaux survenu dans les parties communes d'un immeuble à
appartementsgebouw. appartements.
B.3.2. Een vereniging van mede-eigenaars beschikt overeenkomstig B.3.2. Conformément à l'article 3.86, § 1er, du Code civil, une
artikel 3.86, § 1, van het Burgerlijk Wetboek in beginsel over association de copropriétaires dispose, en principe, de la
rechtspersoonlijkheid, die steeds door derden tegen de vereniging kan personnalité juridique dont il peut toujours être fait état contre
worden aangevoerd (artikel 3.86, § 2, van hetzelfde Wetboek). De in elle par des tiers (article 3.86, § 2, du même Code). L'action
B.3.1 vermelde vordering betreft aldus een geschil tussen mentionnée en B.3.1 concerne ainsi une contestation entre des
rechtspersonen. Overeenkomstig artikel I.1, 1°, van het Wetboek van personnes morales. Conformément à l'article I.1, 1°, du Code de droit
economisch recht zijn rechtspersonen in beginsel ondernemingen zodat économique, les personnes morales sont, en principe, des entreprises,
het in B.3.1 vermelde geschil ook een geschil tussen « ondernemingen » de sorte que la contestation mentionnée en B.3.1 concerne également
betreft. une contestation entre « entreprises ».
B.3.3. Artikel 568, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wijst B.3.3. L'article 568, alinéa 1er, du Code judiciaire attribue au
aan de rechtbank van eerste aanleg de algemene, residuaire bevoegdheid tribunal de première instance la compétence générale et résiduelle de
toe om kennis te nemen van alle vorderingen, behalve die welke connaître de toutes les demandes hormis celles qui sont directement
rechtstreeks voor het hof van beroep en het Hof van Cassatie komen, of dévolues à la cour d'appel et à la Cour de cassation ou celles qui
die welke aan andere rechtscolleges zijn toegewezen. De sont attribuées à d'autres juridictions. En vertu de l'article 573,
ondernemingsrechtbank is daarentegen op grond van artikel 573, eerste alinéa 1er, du Code judiciaire, le tribunal de l'entreprise est, en
lid, van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd om kennis te nemen van de revanche, compétent pour connaître des contestations entre
geschillen tussen ondernemingen, bedoeld in artikel I.1, 1°, van het entreprises, visées à l'article I.1, 1°, du Code de droit économique,
Wetboek van economisch recht, voor zover die geschillen niet vallen pour autant que ces contestations ne relèvent pas de la compétence
onder de bijzondere bevoegdheid van andere rechtscolleges. particulière d'autres juridictions.
B.3.4. Voor het verwijzende rechtscollege is evenwel discussie gerezen B.3.4. Un débat s'est toutefois engagé devant la juridiction a quo sur
over de materiële bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg om la compétence matérielle du tribunal de première instance, en vertu de
krachtens artikel 568, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, l'article 568, alinéa 1er, du Code judiciaire, et sur la compétence
alsook over de materiële bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank om matérielle du tribunal de l'entreprise, en vertu de l'article 573,
krachtens artikel 573, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, kennis te
nemen van de in B.3.1 vermelde vordering. Die discussie wordt door het alinéa 1er, du même Code, pour connaître de l'action mentionnée en
verwijzende rechtscollege toegespitst op de invulling van het begrip « B.3.1. La juridiction a quo oriente ce débat sur l'interprétation de
onderneming », dat het aanknopingspunt vormt voor de toewijzing van la notion d'« entreprise », qui constitue le critère de rattachement
geschillen aan de ondernemingsrechtbank en dus de onttrekking ervan pour l'attribution du contentieux au tribunal de l'entreprise et donc
aan de rechtbank van eerste aanleg. sa soustraction au tribunal de première instance.
Het stelt vast dat op basis van de omschrijving van het begrip « La juridiction a quo constate que, sur la base de la définition de la
onderneming » in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van notion d'« entreprise » au sens de l'article I.1, 1°, du Code de droit
economisch recht de vereniging van mede-eigenaars, evenals andere économique, l'association de copropriétaires, de même que d'autres
rechtspersonen, als een « onderneming » dient te worden personnes morales, doivent être qualifiées d'« entreprise ». Elle se
gekwalificeerd. Het vraagt zich af of artikel I.1, 1°, van het Wetboek demande si l'article I.1, 1°, du Code de droit économique ne traite
van economisch recht niet zonder redelijke verantwoording de pas, sans justification raisonnable, l'association de copropriétaires
vereniging van mede-eigenaars ten aanzien van andere rechtspersonen de la même manière que d'autres personnes morales en n'excluant pas
identiek behandelt door die vereniging als rechtspersoon niet uit te cette association en tant que personne morale de la notion «
sluiten van het begrip « onderneming ». Dit zou een bijkomend d'entreprise ». Il s'ensuivrait une différence de traitement
ongerechtvaardigd verschil in behandeling met zich meebrengen doordat supplémentaire injustifiée en ce que les contestations entre
geschillen met ondernemingen tot de bevoegdheid van onderscheiden entreprises relèvent de la compétence de différentes juridictions
rechtscolleges behoren naar gelang van de aard van de persoon die de selon la nature de la personne qui introduit l'action contre une «
vordering instelt tegen een « onderneming ». entreprise ».
B.4. Het verwijzende rechtscollege wenst met zijn prejudiciële vraag B.4. Par sa question préjudicielle, la juridiction a quo souhaite
bijgevolg in wezen te vernemen of artikel 573, eerste lid, van het savoir en réalité si l'article 573, alinéa 1er, du Code judiciaire, lu
Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel I.1, 1°, van en combinaison avec l'article I.1, 1°, du Code de droit économique,
het Wetboek van economisch recht, bestaanbaar is met de artikelen 10 est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce
en 11 van de Grondwet in zoverre het de bevoegdheid om kennis te nemen qu'il attribue au tribunal de l'entreprise la compétence pour
van geschillen tussen een vereniging van mede-eigenaars en
ondernemingen in de zin van voormelde bepaling van het Wetboek van connaître des contestations entre une association de copropriétaires
economisch recht toewijst aan de ondernemingsrechtbank (artikel 573, et des entreprises au sens de la disposition précitée du Code de droit
eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek), terwijl identieke économique (article 573, alinéa 1er, du Code judiciaire), alors que
geschillen tussen een natuurlijke persoon die niet valt onder het des contestations identiques entre une personne physique, qui ne
ondernemingsbegrip en diezelfde ondernemingen vallen onder de relève pas de la notion d'entreprise, et ces mêmes entreprises
residuaire bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg (artikel relèvent de la compétence résiduelle du tribunal de première instance
568, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek). (article 568, alinéa 1er, du Code judiciaire).
B.5.1. Volgens de Ministerraad is de prejudiciële vraag evenwel niet ontvankelijk omdat ze niet nuttig is voor het oplossen van het geschil. B.5.2. In de regel komt het aan het verwijzende rechtscollege toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is om het geschil op te lossen. Alleen indien dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat zij geen antwoord behoeft. B.5.3. Volgens het verwijzende rechtscollege rijst, gelet op hetgeen in B.3 is vermeld, in het voorliggende bodemgeschil de vraag of, in zoverre de rechtbank van eerste aanleg niet bevoegd is om op grond van artikel 568, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek kennis te nemen van geschillen tussen, enerzijds, een vereniging van mede-eigenaars en, anderzijds, ondernemingen, er sprake is van een discriminatie. Aangezien het antwoord op de prejudiciële vraag aldus bepalend is voor de bevoegdheid van het verwijzende rechtscollege om kennis te nemen van het voor dat rechtscollege hangende geschil, is dat antwoord nuttig om het geschil op te lossen. De exceptie wordt verworpen. B.6. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die B.5.1. Selon le Conseil des ministres, la question préjudicielle n'est toutefois pas recevable parce qu'elle n'est pas utile à la solution du litige. B.5.2. C'est en règle à la juridiction a quo qu'il appartient d'apprécier si la réponse à la question préjudicielle est utile à la solution du litige. Ce n'est que lorsque tel n'est manifestement pas le cas que la Cour peut décider que la question n'appelle pas de réponse. B.5.3. Selon la juridiction a quo, eu égard à ce qui est dit en B.3, la question se pose de savoir dans le litige au fond présentement examiné s'il y a une discrimination, en ce que l'article 568, alinéa 1er, du Code judiciaire n'habilite pas le tribunal de première instance à connaître des contestations entre, d'une part, une association de copropriétaires et, d'autre part, des entreprises. Dès lors que la réponse à la question préjudicielle est donc déterminante pour savoir si la juridiction a quo est compétente pour connaître du litige pendant devant elle, cette réponse est utile à la solution du litige. L'exception est rejetée. B.6. La différence de traitement entre certaines catégories de personnes qui découle de l'application de règles procédurales différentes dans des circonstances différentes, n'est pas discriminatoire en soi. Il ne pourrait être question de discrimination que si la différence de traitement qui découle de l'application de ces
procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de règles de procédure entraînait une limitation disproportionnée des
daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. droits des personnes concernées.
B.7. Het recht op toegang tot de rechter omvat niet het recht op een B.7. Le droit d'accès au juge ne comprend pas le droit d'accéder à un
rechter naar keuze. juge de son choix.
Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om te Il relève du pouvoir d'appréciation du législateur de décider quel
beslissen welke rechter het meest geschikt is om een bepaald soort van juge est le plus approprié pour trancher un certain type de
geschillen te beslechten. contestation.
B.8. De hervorming van het begrip « onderneming », bij de wet van 15 B.8. La réforme de la notion d'« entreprise », par la loi du 15 avril
april 2018, houdt in dat de uitoefening van een economische activiteit 2018, implique que l'exercice d'une activité économique n'est plus le
niet langer het criterium is dat het mogelijk maakt de onderneming te critère permettant de définir l'entreprise, et qu'il existe désormais
des entreprises économiques et des entreprises non économiques.
definiëren, en dat er voortaan economische ondernemingen en Eu égard à l'objectif mentionné en B.2.2, le choix du législateur que
niet-economische ondernemingen bestaan. toutes les personnes morales, sauf exception, en ce compris donc les
Gelet op het in B.2.2 vermelde doel is de keuze van de wetgever die erin bestaat dat alle rechtspersonen, behoudens uitzondering, met inbegrip dus van de verenigingen van mede-eigenaars, voortaan onder het begrip « onderneming » vallen, niet zonder redelijke verantwoording. In die context vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat de verenigingen van mede-eigenaars meer gelijkenissen vertonen met de andere rechtspersonen, ongeacht of die al dan niet een economische activiteit verrichten, alsook met de natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, dan met natuurlijke personen die niet beroepsmatig instaan voor het beheer en het behoud van een gebouw. De bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank om kennis te nemen van de geschillen tussen een vereniging van mede-eigenaars en een andere onderneming vloeit voort uit het feit dat het begrip « onderneming » het aanknopingspunt vormt voor de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank. De toewijzing, door de wetgever, van de bevoegdheid om kennis te nemen van de geschillen tegen een onderneming aan verschillende associations de copropriétaires, relèvent désormais de la notion d'« entreprise », n'est pas dénué de justification raisonnable. Dans ce contexte, le législateur a pu raisonnablement considérer que les associations de copropriétaires présentent plus de similitudes avec les autres personnes morales, que celles-ci mènent une activité économique ou non, ainsi qu'avec les personnes physiques qui exercent une activité professionnelle à titre indépendant, qu'avec des personnes physiques qui assurent la gestion et la conservation d'un immeuble à titre non professionnel. La compétence du tribunal de l'entreprise pour connaître des litiges entre une association de copropriétaires et une autre entreprise découle du fait que la notion d'« entreprise » constitue le critère de rattachement quant à la compétence du tribunal de l'entreprise. L'attribution, par le législateur, de la compétence de connaître des contestations contre une entreprise à des juridictions différentes
rechtscolleges naar gelang van de aard van de persoon die de vordering selon la nature de la personne qui introduit l'action ne porte pas en
instelt, doet op zich niet op onevenredige wijze afbreuk aan de soi une atteinte disproportionnée aux droits des personnes concernées.
rechten van de betrokken personen. Die kunnen hun rechten op Celles-ci peuvent faire valoir leurs droits devant le tribunal de
gelijkwaardige wijze doen gelden voor de ondernemingsrechtbank of de l'entreprise ou le tribunal de première instance d'une manière
rechtbank van eerste aanleg. In het bijzonder blijkt niet dat de équivalente. En particulier, il ne s'avère pas que les règles de la
bewijsregeling ingevolge de kwalificatie van een vereniging van preuve à la suite de la qualification d'une association de
mede-eigenaars als een « onderneming » en de procedurele context voor copropriétaires en tant qu'« entreprise » et le contexte procédural
de ondernemingsrechtbank de betrokkenen benadelen. devant le tribunal de l'entreprise lèsent les intéressés.
B.9. Uit het voorgaande volgt dat de toewijzing aan de B.9. Il découle de ce qui précède que l'attribution au tribunal de
ondernemingsrechtbank van de geschillen tussen een vereniging van l'entreprise des contestations nées entre une association de
mede-eigenaars en andere ondernemingen in de zin van artikel I.1, 1°, copropriétaires et d'autres entreprises au sens de l'article I.1, 1°,
van het Wetboek van economisch recht, redelijk verantwoord is en geen du Code de droit économique est raisonnablement justifiée et ne porte
afbreuk doet aan het recht van rechtzoekenden op toegang tot een bevoegde rechter. pas atteinte au droit d'accès des justiciables à un juge compétent.
Om die redenen, Par ces motifs,
het Hof la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
Artikel 573, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang L'article 573, alinéa 1er, du Code judiciaire, lu en combinaison avec
gelezen met artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, l'article I.1, 1°, du Code de droit économique, ne viole pas les
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. articles 10 et 11 de la Constitution.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans overeenkomstig artikel 65 Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française,
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
15 juni 2023. la Cour constitutionnelle, le 15 juin 2023.
De griffier, De voorzitter, Le greffier, Le président,
F. Meersschaut L. Lavrysen F. Meersschaut L. Lavrysen
^