← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7896 In zake : de prejudiciële
vragen betreffende de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht,
gesteld door de Ondernemingsrechtbank Henegouwen Het Grondwettelijk Hof,
beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-ver(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7896 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank Henegouwen Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-ver(...) | Extrait de l'arrêt n° 47/2023 du 16 mars 2023 Numéro du rôle : 7896 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles I.1, alinéa 1er, 1°, et XX.99 du Code de droit économique, posées par le Tribunal de l'entreprise du Hainaut, La Cour constitutionnelle, chambre restreinte, composée du président P. Nihoul et des juges-rapp(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 | Extrait de l'arrêt n° 47/2023 du 16 mars 2023 |
Rolnummer 7896 | Numéro du rôle : 7896 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste | En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles I.1, |
lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door | alinéa 1er, 1°, et XX.99 du Code de droit économique, posées par le |
de Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi. | Tribunal de l'entreprise du Hainaut, division de Charleroi. |
Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, | La Cour constitutionnelle, chambre restreinte, |
samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-verslaggevers K. | composée du président P. Nihoul et des juges-rapporteurs K. Jadin et |
Jadin en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, | D. Pieters, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Objet des questions préjudicielles et procédure |
Bij vonnis van 28 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van | Par jugement du 28 novembre 2022, dont l'expédition est parvenue au |
het Hof is ingekomen op 5 december 2022, heeft de | greffe de la Cour le 5 décembre 2022, le Tribunal de l'entreprise du |
Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende | Hainaut, division de Charleroi, a posé les questions préjudicielles |
prejudiciële vragen gesteld : | suivantes : |
« Schenden de wettelijke regels inzake faillissementen, meer bepaald | « Les règles légales applicables aux faillites, plus particulièrement |
de artikelen I.1, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, | les articles I.1, 1°, et XX.99 du Code de droit économique, si elles |
indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat onder ` onderneming ' | |
wordt verstaan iedere natuurlijke persoon met de hoedanigheid van | sont interprétées en ce sens que par entreprise est entendue toute |
bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, ongeacht de | personne physique ayant la qualité d'administrateur ou de gérant d'une |
activiteit of de organisatie van die natuurlijke persoon, de artikelen | personne morale, quelle que soit l'activité ou l'organisation de cette |
10 en 11 van de Grondwet ? | personne physique, violent-elles les articles 10 et 11 de la |
Constitution ? | |
Schenden die regels de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien zij | Ces règles violent-elles les articles 10 et 11 de la Constitution si |
worden geïnterpreteerd in die zin dat de bestuurders en zaakvoerders | elles sont interprétées en ce sens que les administrateurs et gérants |
van rechtspersonen enkel als ondernemingen worden beschouwd wanneer | de personnes morales ne sont considérés comme des entreprises que |
zij een eigen beroepsactiviteit ontplooien waarbij zij persoonlijk | s'ils développent une activité professionnelle propre pouvant les |
aansprakelijk kunnen worden gesteld met hun vermogen en die door | engager à titre personnel sur leur patrimoine et qui est perçue par |
derden wordt waargenomen als een andere activiteit dan die van de | les tiers comme une activité distincte de celle de la personne morale |
bestuurde rechtspersoon ? ». | administrée ? ». |
Op 20 december 2022 hebben de rechters-verslaggevers K. Jadin en D. | Le 20 décembre 2022, en application de l'article 71, alinéa 1er, de la |
Pieters, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere | |
wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan | loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les |
in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het | juges-rapporteurs K. Jadin et D. Pieters ont informé le président |
Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te | qu'ils pourraient être amenés à proposer à la Cour, siégeant en |
wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vragen geen | chambre restreinte, de rendre un arrêt constatant que les questions |
antwoord behoeven. | préjudicielles n'appellent pas de réponse. |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
1.1. Artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch | 1.1. L'article I.1, alinéa 1er, 1°, du Code de droit économique, tel |
recht, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 7 november 2013 « | qu'il a été inséré par l'article 2 de la loi du 7 novembre 2013 « |
houdende invoeging van titel I ` Algemene definities ' in Boek I ` | portant insertion du titre Ier ` Définitions générales ' dans le Livre |
Definities ' van het Wetboek van economisch recht », vervolgens | Ier ` Définition ' du Code de droit économique », puis modifié par |
gewijzigd bij artikel 35, a) en b), van de wet van 15 april 2018 « | l'article 35, a) et b), de la loi du 15 avril 2018 « portant réforme |
houdende hervorming van het ondernemingsrecht » (hierna : de wet van 15 april 2018), bepaalt : | du droit des entreprises » (ci-après : la loi du 15 avril 2018), dispose : |
« Behoudens andersluidende bepaling, wordt voor de toepassing van dit | « Sauf disposition contraire, pour l'application du présent Code, on |
Wetboek verstaan onder : | entend par : |
1° onderneming : elk van volgende organisaties : | 1° entreprise : chacune des organisations suivantes : |
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit | (a) toute personne physique qui exerce une activité professionnelle à |
uitoefent; | titre indépendant; |
(b) iedere rechtspersoon; | (b) toute personne morale; |
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. | (c) toute autre organisation sans personnalité juridique. |
Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens | Nonobstant ce qui précède, ne sont pas des entreprises, sauf s'il en |
voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere | est disposé autrement dans les livres ci-dessous ou d'autres |
wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : | dispositions légales prévoyant une telle application : |
(a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen | (a) toute organisation sans personnalité juridique qui ne poursuit pas |
uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht | de but de distribution et qui ne procède effectivement pas à une |
aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen | distribution à ses membres ou à des personnes qui exercent une |
op het beleid van de organisatie; | influence décisive sur la politique de l'organisation; |
(b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of | (b) toute personne morale de droit public qui ne propose pas de biens |
diensten aanbiedt op een markt; | ou services sur un marché; |
(c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, | (c) l'Etat fédéral, les régions, les communautés, les provinces, les |
de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de | zones de secours, les prézones, l'Agglomération bruxelloise, les |
gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale | communes, les zones pluricommunales, les organes territoriaux |
organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse | intracommunaux, la Commission communautaire française, la Commission |
Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en | communautaire flamande, la Commission communautaire commune et les |
de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; ». | centres publics d'action sociale; ». |
1.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht, zoals | 1.2. L'article XX.99 du Code de droit économique, tel qu'il a été |
ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 11 augustus 2017 « houdende | inséré par l'article 3 de la loi du 11 août 2017 « portant insertion |
invoeging van het Boek XX ` Insolventie van ondernemingen ', in het | du Livre XX ` Insolvabilité des entreprises ', dans le Code de droit |
Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities | |
eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek | économique, et portant insertion des définitions propres au livre XX, |
XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht », vervolgens | et des dispositions d'application au Livre XX, dans le Livre I du Code |
gewijzigd bij artikel 229 van de wet van 15 april 2018, bepaalt : « De schuldenaar die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en van wie het krediet geschokt is, bevindt zich in staat van faillissement. Degene die als natuurlijke persoon geen economische activiteit meer uitoefent kan failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te betalen toen hij die activiteit nog uitoefende. De natuurlijke persoon die overleden is nadat hij op duurzame wijze had opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt was kan failliet verklaard worden tot zes maanden na zijn overlijden. De ontbonden rechtspersoon kan failliet worden verklaard tot zes maanden na het sluiten van de vereffening. In geval van faillissement van een onderneming bedoeld in artikel I.1, | de droit économique », puis modifié par l'article 229 de la loi du 15 avril 2018, dispose : « Le débiteur qui a cessé ses paiements de manière persistante et dont le crédit se trouve ébranlé est en état de faillite. Celui qui n'exerce plus d'activité économique en tant que personne physique peut être déclaré en faillite si la cessation de ses paiements remonte à une époque où il exerçait encore cette activité. La faillite d'une personne physique peut être déclarée jusqu'à six mois après son décès, lorsqu'elle est décédée après avoir cessé ses paiements de manière persistante et que son crédit était ébranlé. La faillite d'une personne morale dissoute peut être déclarée jusqu'à six mois après la clôture de la liquidation. En cas de faillite d'une entreprise visée à l'article I.1, alinéa 1er, |
eerste lid, 1°, c), of van een rechtspersoon waarvan de vennoten | 1°, c), ou d'une personne morale dont les associés sont solidairement |
onbeperkt aansprakelijk zijn krachtens de wet, kan enkel de curator de | responsables en vertu de la loi, seul le curateur peut mettre en cause |
vennoot persoonlijk aansprakelijk stellen voor de passiva van deze | la responsabilité personnelle d'un associé pour le passif de cette |
onderneming ». | entreprise ». |
1.3. De « schuldenaar » in de zin van artikel XX.99 van het Wetboek | 1.3. Le « débiteur » au sens de l'article XX.99 du Code de droit |
van economisch recht is een « onderneming met uitzondering van iedere | économique est une « entreprise à l'exception de toute personne morale |
publiekrechtelijke rechtspersoon » (tweede artikel I.22, 8°, van dat | de droit public » (deuxième article I.22, 8°, de ce Code, tel qu'il a |
Wetboek, zoals vervangen bij artikel 48, b), van de wet van 15 april | été remplacé par l'article 48, b), de la loi du 15 avril 2018). En ce |
2018). Voor de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch | qui concerne l'application du livre XX du Code de droit économique, il |
recht dient onder « onderneming » « een onderneming in de zin van | y a lieu d'entendre par « entreprise », « une entreprise au sens de |
artikel I.1, eerste lid, 1° » van dat Wetboek te worden verstaan | l'article I.1, alinéa 1er, 1° » dudit Code (deuxième article I.22, 7° |
(tweede artikel I.22, 7° /1, van dat Wetboek, zoals ingevoegd bij | /1, de ce Code, tel qu'il a été inséré par l'article 48, a), de la loi |
artikel 48, a), van de wet van 15 april 2018). | du 15 avril 2018). |
2.1. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit de | 2.1. Il ressort des motifs de la décision de renvoi et du libellé de |
bewoordingen van de eerste prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt | |
verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van de artikelen | la première question préjudicielle que la Cour est invitée à statuer |
I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, in | sur la constitutionnalité des articles I.1, alinéa 1er, 1°, et XX.99 |
die zin geïnterpreteerd dat zij iedere natuurlijke persoon die als | du Code de droit économique, interprétés comme qualifiant d'« |
bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap is aangewezen, | entreprise » toute personne physique désignée comme administrateur ou |
aanmerken als « onderneming ». | gérant d'une société. |
2.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht strekt niet | 2.2. L'article XX.99 du Code de droit économique n'a pas pour objet de |
ertoe de « onderneming » te definiëren in de zin van dat Wetboek. | définir l'« entreprise » au sens de ce Code. |
De in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch | La définition de l'« entreprise » énoncée à l'article I.1, alinéa 1er, |
recht vervatte definitie van « onderneming » bevat geen enkele | 1°, du Code de droit économique, elle, ne contient aucune référence |
rechtstreekse verwijzing naar de functies van bestuurder of | directe aux fonctions d'administrateur ou de gérant d'une société. |
zaakvoerder van een vennootschap. 2.3. Het Hof van Cassatie, dat ertoe werd gebracht die laatste | 2.3. Amenée à interpréter cette dernière disposition législative, la |
wetsbepaling te interpreteren, heeft bij een arrest van 18 maart 2022 | Cour de cassation a jugé, par un arrêt du 18 mars 2022 (C.21.0006.F, |
(C.21.0006.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220318.1F.9) geoordeeld dat « | ECLI:BE:CASS:2022:CONC.20220318.1F.9), qu'« [une] personne physique |
een natuurlijke persoon enkel een onderneming in de zin van [artikel | n'est une entreprise, au sens de [l'article I.1, alinéa 1er, 1°, du |
I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht], is wanneer | Code de droit économique], que lorsqu'elle constitue une organisation |
hij een organisatie vormt die bestaat uit een indeling van materiële, | consistant en un agencement de moyens matériels, financiers ou humains |
financiële of menselijke middelen met het oog op de uitoefening van | en vue de l'exercice d'une activité professionnelle à titre |
een zelfstandige beroepsactiviteit », zodat « de zaakvoerder of de | indépendant », de sorte que « le gérant ou l'administrateur d'une |
bestuurder van een vennootschap die zijn mandaat buiten elke eigen | société qui exerce son mandat en dehors de toute organisation propre |
organisatie uitoefent, geen onderneming is ». | n'est pas une entreprise ». |
Uit dat arrest van het Hof van Cassatie blijkt duidelijk dat niet | Il ressort clairement de cet arrêt de la Cour de cassation que toute |
iedere natuurlijke persoon die als bestuurder of zaakvoerder van een | personne physique désignée comme administrateur ou gérant d'une |
vennootschap is aangewezen, als « onderneming » in de zin van artikel | société ne peut être qualifié d'« entreprise » au sens de l'article |
I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht kan worden | I.1, alinéa 1er, 1°, du Code de droit économique. |
aangemerkt. Noch de eerste prejudiciële vraag, noch de motieven van de | Ni la première question préjudicielle ni les motifs de la décision de |
verwijzingsbeslissing geven aan in welk opzicht die interpretatie van | renvoi n'indiquent en quoi cette interprétation de cette disposition |
die wetsbepaling door het Hof van Cassatie verkeerd zou zijn. | législative par la Cour de cassation serait erronée. |
2.4. Uit het voorgaande blijkt dat de eerste prejudiciële vraag op een | 2.4. Il ressort de ce qui précède que la première question |
kennelijk verkeerde interpretatie van de in het geding zijnde | préjudicielle repose sur une interprétation manifestement erronée des |
wetsbepalingen berust. | dispositions législatives en cause. |
3.1. Uit de bewoordingen van de tweede prejudiciële vraag blijkt dat | 3.1. Il ressort du libellé de la deuxième question préjudicielle que |
het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van | la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité des articles I.1, |
de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van | alinéa 1er, 1°, et XX.99 du Code de droit économique avec les articles |
economisch recht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 3.2. In samenhang gelezen, leggen die beide grondwettelijke bepalingen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vast. Dat beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. 3.3. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van een wetsbepaling met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie veronderstelt bijgevolg met name de nauwkeurige identificatie van twee categorieën van personen die het voorwerp uitmaken van een verschillende of een gelijke behandeling. De bewoordingen van de prejudiciële vraag waarin het Hof wordt verzocht een dergelijk onderzoek te verrichten, moeten dus de elementen bevatten die voor die identificatie nodig zijn. Het staat | 10 et 11 de la Constitution. 3.2. Lues en combinaison, ces deux dispositions constitutionnelles énoncent le principe d'égalité et de non-discrimination. Ce principe n'exclut pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Ce principe s'oppose, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure critiquée, sont essentiellement différentes. 3.3. L'examen de la compatibilité d'une disposition législative avec le principe d'égalité et de non-discrimination suppose dès lors notamment l'identification précise de deux catégories de personnes qui font l'objet d'un traitement différent ou d'un traitement identique. Le libellé de la question préjudicielle par laquelle la Cour est invitée à procéder à un tel examen doit donc contenir les éléments nécessaires à cette identification. Il n'appartient pas à la Cour |
niet aan het Hof de grondwettigheid te onderzoeken van een verschil in | d'examiner la constitutionnalité d'une différence de traitement ou |
behandeling of van een gelijke behandeling van twee categorieën van | d'une identité de traitement entre deux catégories de personnes dont |
personen waarvan het zelf de contouren zou moeten bepalen, aangezien | elle devrait elle-même définir les contours, à défaut pour la question |
die bepaling in de prejudiciële vraag niet voldoende wordt gedaan. | préjudicielle de les définir à suffisance. |
3.4. Te dezen wordt in de tweede prejudiciële vraag niet aangegeven of | 3.4. En l'espèce, la deuxième question préjudicielle n'indique pas si |
het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van | la Cour est invitée à se prononcer sur la constitutionnalité d'une |
een verschil in behandeling of van een gelijke behandeling. | différence de traitement ou d'une identité de traitement. |
In de prejudiciële vraag worden evenmin categorieën van personen | La question préjudicielle n'identifie pas davantage des catégories de |
geïdentificeerd wier situaties vergelijkbaar of wezenlijk verschillend | personnes dont les situations pourraient être jugées comparables ou |
zouden kunnen worden geacht in het kader van het onderzoek van de | essentiellement différentes dans le cadre de l'examen de la |
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde wetsbepalingen met het | compatibilité des dispositions législatives en cause avec le principe |
beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. | d'égalité et de non-discrimination. |
3.5. De tweede prejudiciële vraag bevat dus niet de elementen die voor | 3.5. La deuxième question préjudicielle ne contient donc pas les |
het Hof noodzakelijk zijn om zich uit te spreken over de inachtneming | éléments nécessaires à la Cour pour statuer sur le respect des |
van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | articles 10 et 11 de la Constitution. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof, beperkte kamer, | la Cour, chambre restreinte, |
met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, | statuant à l'unanimité des voix, |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | Les questions préjudicielles n'appellent pas de réponse. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
op 16 maart 2023. | la Cour constitutionnelle, le 16 mars 2023. |
De griffier, | Le greffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | Le président, |
P. Nihoul | P. Nihoul |