Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 74/2019 van 23 mei 2019 Rolnummer 6864 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 253, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik."
Uittreksel uit arrest nr. 74/2019 van 23 mei 2019 Rolnummer 6864 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 253, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. Extrait de l'arrêt n° 74/2019 du 23 mai 2019 Numéro du rôle : 6864 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 253, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges T. Merckx-V(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 74/2019 van 23 mei 2019 Extrait de l'arrêt n° 74/2019 du 23 mai 2019
Rolnummer 6864 Numéro du rôle : 6864
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 253, 3°, van het En cause : la question préjudicielle relative à l'article 253, 3°, du
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de
van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. première instance de Liège, division Liège.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges T.
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman et M. Pâques, assistée
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Objet de la question préjudicielle et procédure
Bij vonnis van 15 februari 2018 in zake de nv « Resa » tegen de Par jugement du 15 février 2018 en cause de la SA « Resa » contre
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 1er
ingekomen op 1 maart 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, mars 2018, le Tribunal de première instance de Liège, division Liège,
afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : a posé la question préjudicielle suivante :
« Schendt artikel 253, 3°, van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van « L'article 253, 3°, du C.I.R. 1992 viole-t-il les articles 10 et 11
de Grondwet, meer bepaald in de toepassing ervan in het onderhavige de la Constitution, plus précisément dans son application en
geval ten aanzien van de nv Resa, die erop neerkomt dat die laatste l'occurrence à l'égard de la SA Resa, qui revient à ce que cette
het voordeel van de volledige vrijstelling van de onroerende dernière ne bénéficie pas de l'exonération totale du précompte
voorheffing op haar onroerende goederen niet geniet, terwijl die immobilier sur ses biens immobiliers, alors que cette exonération
vrijstelling zou worden toegekend aan de intercommunales, die handelen serait accordée aux intercommunales, agissant comme un autre opérateur
als een andere economische operator die activiteiten zou ontplooien in économique qui déploierait des activités dans le même secteur dans un
dezelfde sector in een concurrentiële context, op de onroerende contexte concurrentiel, sur les biens immobiliers au seul motif qu'ils
goederen om de enige reden dat zij toebehoren aan een appartiennent à un organisme de droit public, assimilé à l'Etat en
publiekrechtelijke instelling die krachtens een uitdrukkelijke
bepaling van de wet van 22 december 1986 die ze onder de nationale vertu d'une disposition expresse de la loi du 22 décembre 1986 et qui
domeingoederen doet vallen, met de Staat wordt gelijkgesteld ? ». les fait relever du domaine national ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 253, 3°, van het Wetboek B.1.1. La question préjudicielle concerne l'article 253, 3°, du Code
van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), dat luidt : des impôts sur les revenus 1992 (ci-après : CIR 1992), qui dispose :
« Van de onroerende voorheffing wordt het kadastraal inkomen « Est exonéré du précompte immobilier, le revenu cadastral :
vrijgesteld :
[...] [...]
3° van onroerende goederen die de aard van nationale domeingoederen 3° des biens immobiliers qui ont le caractère de domaines nationaux,
hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een openbare dienst of sont improductifs par eux-mêmes et sont affectés à un service public
voor een dienst van algemeen nut worden gebruikt; de vrijstelling is ou d'intérêt général; l'exonération est subordonnée à la réunion de
van de drie voorwaarden samen afhankelijk ». ces trois conditions ».
B.1.2. In de prejudiciële vraag wordt eveneens verwezen naar artikel B.1.2. La question préjudicielle renvoie également à l'article 26 de
26 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, dat la loi du 22 décembre 1986 relative aux intercommunales, qui dispose :
bepaalt : « Onverminderd de bestaande wetsbepalingen zijn de intercommunales « Sans préjudice des dispositions légales existantes, les
vrijgesteld van alle belastingen ten gunste van de Staat, evenals van intercommunales sont exemptes de toutes contributions au profit de
alle belastingen ingevoerd door de provincies, de gemeenten of enig l'Etat ainsi que de toutes impositions établies par les provinces, les
andere publiekrechtelijke persoon ». communes ou toute autre personne de droit public ».
B.2. Het Hof wordt verzocht om de bestaanbaarheid van artikel 253, 3°, B.2. La Cour est invitée à examiner la compatibilité de l'article 253,
van het WIB 1992 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te 3°, du CIR 1992 avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce
onderzoeken in zoverre het niet de mogelijkheid biedt om de goederen
die toebehoren aan een privaatrechtelijke vennootschap en die qu'il ne permet pas d'exonérer du précompte immobilier les biens
gedeeltelijk worden gebruikt voor een opdracht van openbare dienst,
van de onroerende voorheffing vrij te stellen, terwijl, in de appartenant à une société de droit privé partiellement affectés à une
interpretatie van de verwijzende rechter, de goederen die op mission de service public, alors que, dans l'interprétation du juge a
soortgelijke wijze worden gebruikt en die toebehoren aan een quo, les biens ayant une affectation similaire qui appartiennent à une
intercommunale, van de onroerende voorheffing worden vrijgesteld. intercommunale sont exonérés du précompte immobilier.
B.3. De vrijstelling bedoeld in artikel 253, 3°, van het WIB 1992 B.3. L'exonération visée à l'article 253, 3°, du CIR 1992 confirme une
bekrachtigt een sedert lang bestaande regel van het belastingrecht, règle ancienne de la législation fiscale, qui était déjà inscrite dans
die reeds was neergelegd in de wet van 3 frimaire jaar VII (23 la loi du 3 frimaire an VII (23 novembre 1798) et elle résulte de
november 1798), en vloeit voort uit beschouwingen van algemeen belang. considérations d'intérêt général. Les propriétés qui sont soustraites
De eigendommen die aan de aanslag in de onroerende voorheffing worden à l'enrôlement au précompte immobilier sont celles qui ont le
onttrokken zijn die welke de aard van nationaal domeingoed bezitten, caractère de domaines nationaux, sont improductives par elles-mêmes et
op zichzelf niets opbrengen en worden gebruikt voor een openbare sont affectées à un service public ou d'intérêt général. L'exonération
dienst of voor een dienst van algemeen nut. De vrijstelling is van de drie voorwaarden samen afhankelijk. B.4.1. Wat de eerste voorwaarde betreft, oordeelt de verwijzende rechter dat de verzoekende partij voor hem een privaatrechtelijke vennootschap met winstoogmerk is, die de vorm van een naamloze vennootschap heeft aangenomen en die niet met de Staat wordt gelijkgesteld wat de toepassing van de belastingwet betreft. Hij stelt vast dat de door de verzoekende partij aangeboden diensten een commercieel karakter hebben en dat die haar activiteiten in vrije mededinging ontplooit. Hij besluit daaruit dat het in het geding zijnde onroerend goed geen deel uitmaakt van het nationaal domein. B.4.2. Wat de tweede en de derde voorwaarde betreft, leidt de verwijzende rechter uit het onderzoek van de statuten van de in het geding zijnde vennootschap af dat het statutaire doel van die laatste deel uitmaakt van de aan de gemeenschap verleende dienst, maar dat het zich ook uitstrekt tot andere activiteiten met een overwegend commercieel karakter. Hij voegt eraan toe dat de verzoekende partij het onroerend goed in kwestie gebruikt voor de winstgevende exploitatie van de dienst aan de gemeenschap teneinde winst te maken en haar omzet te vergroten. Hij leidt daaruit af dat het onroerend goed niet improductief is en dat het niet wordt gebruikt voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut. B.4.3. De verwijzende rechter besluit daaruit dat te dezen aan geen van de drie voormelde cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. est subordonnée à la réunion de ces trois conditions. B.4.1. Quant à la première condition, le juge a quo juge que la requérante devant lui est une société à but lucratif de droit privé, qui a pris la forme d'une société anonyme et qui n'est pas assimilée à l'Etat en ce qui concerne l'application de la loi fiscale. Il constate que les services offerts par la partie requérante ont un caractère commercial et que celle-ci déploie ses activités en libre concurrence. Il en conclut que l'immeuble en cause ne fait pas partie du domaine national. B.4.2. Quant aux deuxième et troisième conditions, le juge a quo déduit de l'examen des statuts de la société en cause que le but statutaire de cette dernière relève du service rendu à la collectivité, mais qu'il s'étend également à d'autres activités pour lesquelles le caractère commercial est prédominant. Il ajoute que la partie requérante affecte l'immeuble en question à l'exploitation lucrative du service à la collectivité aux fins de réaliser des bénéfices et d'accroître son chiffre d'affaires. Il en déduit que l'immeuble n'est pas improductif et qu'il n'est pas affecté à un service public ou d'intérêt général. B.4.3. Le juge a quo en conclut qu'aucune des trois conditions cumulatives précitées n'est remplie en l'espèce.
B.5.1. Tot de wijziging ervan bij artikel 3 van het decreet van het B.5.1. Jusqu'à sa modification par l'article 3 du décret de la Région
Waalse Gewest van 11 april 2014 « tot wijziging van het decreet van 12 wallonne du 11 avril 2014 « modifiant le décret du 12 avril 2001
april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke relatif à l'organisation du marché régional de l'électricité »,
elektriciteitsmarkt » bepaalde artikel 6 van dat laatste decreet dat l'article 6 de ce dernier décret prévoyait que le gestionnaire d'un
de distributienetbeheerder een publiekrechtelijke rechtspersoon was réseau de distribution était une personne morale de droit public qui
die de vorm van een intercommunale mocht aannemen. pouvait notamment prendre la forme d'une intercommunale.
Tot de wijziging ervan bij artikel 3 van het decreet van het Waalse Jusqu'à sa modification par l'article 3 du décret de la Région
Gewest van 21 mei 2015 « houdende wijziging van het decreet van 19 wallonne du 21 mai 2015 « modifiant le décret du 19 décembre 2002
december 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke gasmarkt
» bepaalde artikel 5 van dat laatste decreet dat de relatif à l'organisation du marché régional du gaz », l'article 5 de
distributienetbeheerder een publiekrechtelijke rechtspersoon was die ce dernier décret prévoyait que le gestionnaire d'un réseau de
de vorm van een intercommunale kon aannemen. distribution était une personne morale de droit public qui pouvait
notamment prendre la forme d'une intercommunale.
B.5.2. Bij de voormelde wijzigingen van 11 april 2014 en van 21 mei B.5.2. Par les modifications précitées du 11 avril 2014 et du 21 mai
2015 heeft de decreetgever het mogelijk gemaakt dat de 2015, le législateur décrétal a permis que le gestionnaire d'un réseau
distributienetbeheerder voor elektriciteit of gas : de distribution d'électricité ou de gaz soit :
« 1° een publiekrechtelijke rechtspersoon [is] die de vorm mag « 1° une personne morale de droit public, qui peut notamment prendre
aannemen van een intercommunale; of la forme d'une intercommunale, ou;
2° une personne morale de droit privé, détenue et contrôlée,
2° een privaatrechtelijke rechtspersoon die minstens voor 70 percent directement ou indirectement, au minimum à 70 pour cent par des
in het bezit is en gecontroleerd wordt, rechtstreeks of
onrechtstreeks, door publiekrechtelijke personen ». personnes morales de droit public ».
B.5.3. Die decreetswijzigingen die het de distributienetbeheerders B.5.3. Ces modifications décrétales qui permettent aux gestionnaires
mogelijk maken om de vorm van een privaatrechtelijke rechtspersoon aan de réseaux de distribution d'adopter la forme d'une personne morale de
te nemen, werden verantwoord door « de wil van een deel van de sector droit privé ont été justifiées par « la volonté d'une partie du
om in de nabije toekomst kapitaal te kunnen zoeken op de markten door secteur de pouvoir, dans un futur proche, rechercher des capitaux sur
beursgenoteerd te zijn » (Parl. St., Waals Parlement, 2013-2014, nr. les marchés en étant côté en bourse » (Doc. parl., Parlement wallon,
1020/4, p. 2; Parl. St., Waals Parlement, 2014-2015, nr. 164/1, p. 5). 2013-2014, n° 1020/4, p. 2; Doc. parl., Parlement wallon, 2014-2015,
B.5.4. Bij de artikelen 2 en 14 van het decreet van het Waalse Gewest n° 164/1, p. 5). B.5.4. Par les articles 2 et 14 du décret de la Région wallonne du 11
van 11 mei 2018 « tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 mai 2018 « modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à
betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt en l'organisation du marché régional de l'électricité et le décret du 19
het decreet van 19 december 2001 betreffende de organisatie van de décembre 2002 relatif à l'organisation du marché régional du gaz », le
gewestelijke gasmarkt » heeft de decreetgever de artikelen 6 en 5 van législateur décrétal a à nouveau modifié les articles 6 et 5 des
de voormelde decreten opnieuw gewijzigd, die voortaan bepalen dat « de décrets précités, qui prévoient désormais que « le gestionnaire d'un
distributienetbeheerder [...] een publiekrechtelijke rechtspersoon réseau de distribution est une personne morale de droit public, qui
[is] die de vorm mag aannemen van een intercommunale ». peut prendre la forme d'une intercommunale ».
B.6.1. Zonder dat het noodzakelijk is om, in het kader van de B.6.1. Sans qu'il soit nécessaire d'examiner, dans le cadre de la
voorliggende prejudiciële vraag, te onderzoeken in welke mate de présente question préjudicielle, dans quelle mesure les
intercommunales kunnen worden vrijgesteld van de onroerende intercommunales peuvent être exemptées du précompte immobilier relatif
voorheffing met betrekking tot de goederen waarvan zij eigenaar zijn
met toepassing van artikel 26 van de wet van 22 december 1986 aux biens dont elles sont propriétaires en application de l'article 26
betreffende de intercommunales, volstaat het vast te stellen dat de la loi du 22 décembre 1986 relative aux intercommunales, il suffit
artikel 253, 3°, van het WIB 1992, door de vrijstelling van de de constater qu'en limitant l'exonération du précompte immobilier au
onroerende voorheffing te beperken tot het kadastraal inkomen van de revenu cadastral des biens qui ont le caractère de domaines nationaux,
goederen die de aard van nationale domeingoederen hebben, die op qui sont improductifs par eux-mêmes et qui sont affectés à un service
zichzelf niets opbrengen en die voor een openbare dienst of voor een public ou d'intérêt général, l'article 253, 3°, du CIR 1992 établit
dienst van algemeen nut worden gebruikt, tussen de eigenaars van entre les propriétaires de biens immobiliers qui présentent ces
onroerende goederen welke die kenmerken vertonen en de eigenaars van caractéristiques et les propriétaires de biens immobiliers qui ne
onroerende goederen welke die kenmerken niet vertonen, onder wie met présentent pas ces caractéristiques, parmi lesquels, notamment, les
name de eigenaars die privaatrechtelijke personen zijn, een verschil in behandeling invoert dat niet zonder verantwoording is. B.6.2. Gelet op het louter fiscale doel van de onroerende voorheffing is het verantwoord om de vrijstelling ervan te beperken tot de goederen die op zichzelf geen inkomsten voortbrengen en die, terwijl zij toebehoren aan een publiekrechtelijke rechtspersoon, worden gebruikt voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut waarvan de financiering net wordt verzekerd door de opbrengst van de belasting. Een dergelijke verantwoording bestaat immers niet voor goederen die toebehoren aan een privaatrechtelijke rechtspersoon zoals, met name, de verzoekende partij voor de verwijzende rechter, propriétaires qui sont des personnes de droit privé, une différence de traitement qui n'est pas dénuée de justification. B.6.2. Eu égard à l'objectif purement fiscal du précompte immobilier, il est justifié d'en limiter l'exonération aux biens qui ne produisent pas de revenus par eux-mêmes et qui, appartenant à une personne morale de droit public, sont affectés à un service public ou d'intérêt général dont le financement est, précisément, assuré par le produit de l'impôt. Une telle justification n'existe en effet pas à l'égard de biens qui appartiennent à une personne morale de droit privé comme, notamment, la partie requérante devant le juge a quo, même dans
zelfs in het geval waarin die goederen worden gebruikt voor een l'hypothèse où ces biens sont affectés à une mission d'intérêt
opdracht van algemeen nut, aangezien de financiering ervan afkomstig général, dès lors que le financement de celle-ci provient de sources
is uit verschillende bronnen. différentes.
B.7. Voor het overige betreft de omstandigheid dat de verzoekende B.7. Au surplus, la circonstance que la partie requérante devant le
partij voor de verwijzende rechter de fiscale vrijstelling met juge a quo aurait pu bénéficier de l'exonération fiscale relative à
betrekking tot haar onroerende goederen had kunnen genieten indien zij ses biens immobiliers si elle avait pris ou conservé la forme
de rechtsvorm van een intercommunale had aangenomen of behouden, net juridique d'une intercommunale, à l'instar d'autres gestionnaires de
zoals andere distributienetbeheerders voor gas of elektriciteit, een réseau de distribution de gaz ou d'électricité, relève d'un choix de
keuze van de verzoekende partij en kan zij niet tot een verschillend la part de la partie requérante et ne saurait conduire à une réponse
antwoord leiden. différente.
B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.8. La question préjudicielle appelle une réponse négative.
Om die redenen, Par ces motifs,
het Hof la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
Artikel 253, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 L'article 253, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992 ne viole
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. pas les articles 10 et 11 de la Constitution.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise,
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
op 23 mei 2019. la Cour constitutionnelle, le 23 mai 2019.
De griffier, De voorzitter, Le greffier, Le président,
P.-Y. Dutilleux F. Daoût P.-Y. Dutilleux F. Daoût
^