← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 41/2017 van 22 maart 2017 Rolnummer 6571 In zake : de prejudiciële
vraag betreffende artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het van toepassing
was in 1994 en 1995, gesteld door het Hof va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 41/2017 van 22 maart 2017 Rolnummer 6571 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het van toepassing was in 1994 en 1995, gesteld door het Hof va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) | Extrait de l'arrêt n° 41/2017 du 22 mars 2017 Numéro du rôle : 6571 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 371 du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu'il était applicable en 1994 et 1995, posée par la Cour d'appel d La Cour constitutionnelle, composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges J.-(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 41/2017 van 22 maart 2017 | Extrait de l'arrêt n° 41/2017 du 22 mars 2017 |
Rolnummer 6571 | Numéro du rôle : 6571 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 371 van het | En cause : la question préjudicielle relative à l'article 371 du Code |
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het van toepassing was | |
in 1994 en 1995, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. | des impôts sur les revenus 1992, tel qu'il était applicable en 1994 et |
1995, posée par la Cour d'appel de Liège. | |
Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de | composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges |
rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. MerckxVan Goey, P. Nihoul en R. | J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul et R. Leysen, |
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président J. |
voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Objet de la question préjudicielle et procédure |
Bij arrest van 19 december 2016 in zake de nv « Bel'Ardenne » tegen de | Par arrêt du 19 décembre 2016 en cause de la SA « Bel'Ardenne » contre |
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le |
ingekomen op 28 december 2016, heeft het Hof van Beroep te Luik de | 28 décembre 2016, la Cour d'appel de Liège a posé la question |
volgende prejudiciële vraag gesteld : | préjudicielle suivante : |
« Schendt artikel 371 van het WIB 1992, in de versie die in 1994 en | « L'article 371 du CIR 92 en sa version applicable en 1994 et 1995 |
1995 van toepassing was, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que le délai |
zoverre de daarin bepaalde minimumbezwaartermijn van zes maanden wordt | minimum de réclamation de six mois prévu est calculé à partir de la |
berekend vanaf de datum van het aanslagbiljet ? ». | date de l'avertissement-extrait de rôle ? ». |
Op 18 januari 2017 hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en E. | Le 18 janvier 2017, en application de l'article 72, alinéa 1er, de la |
Derycke, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere | |
wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in | loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les |
kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te | juges-rapporteurs P. Nihoul et E. Derycke ont informé la Cour qu'ils |
stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op | pourraient être amenés à proposer de mettre fin à l'examen de |
voorafgaande rechtspleging. | l'affaire par un arrêt rendu sur procédure préliminaire. |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 371 van het | B.1. La question préjudicielle porte sur l'article 371 du Code des |
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), dat, in de versie | impôts sur les revenus 1992 (CIR 1992), qui disposait, dans sa version |
die in 1994 en in 1995 van toepassing was, bepaalde : | applicable en 1994 et en 1995 : |
« De bezwaarschriften moeten worden gemotiveerd en op straffe van | « Les réclamations doivent être motivées et présentées, sous peine de |
verval ingediend uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op | déchéance, au plus tard le 30 avril de l'année qui suit celle au cours |
datgene waarin de belasting is gevestigd, zonder dat de termijn | de laquelle l'impôt est établi, sans cependant que le délai puisse |
nochtans minder dan zes maanden mag bedragen vanaf de datum van het | être inférieur à six mois à partir de la date de |
aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum | l'avertissement-extrait de rôle ou de l'avis de cotisation ou de celle |
van de inning der belastingen op een andere wijze dan per kohier ». | de la perception des impôts perçus autrement que par rôle ». |
B.2. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid van die bepaling met de | B.2. La Cour est invitée à examiner la compatibilité de cette |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet na te gaan, in zoverre zij erin | disposition avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce |
voorziet dat de bezwaartermijn begint te lopen op de datum van het | qu'elle prévoit que le délai de réclamation débute à la date de |
aanslagbiljet, dus op een ogenblik dat de belastingplichtige geen | l'avertissement-extrait de rôle, donc à un moment où le contribuable |
kennis kan hebben van de hem betreffende beslissing. | ne peut avoir connaissance de la décision qui le concerne. |
B.3. Zoals het Hof reeds bij zijn arresten nrs. 170/2003, 166/2005, | B.3. Comme la Cour l'a déjà jugé par ses arrêts nos 170/2003, |
34/2006, 43/2006, 85/2007, 123/2007, 162/2007 en 178/2009, heeft | 166/2005, 34/2006, 43/2006, 85/2007, 123/2007, 162/2007 et 178/2009, |
geoordeeld, is het redelijk verantwoord dat de wetgever, om | il est raisonnablement justifié que, pour éviter toute insécurité |
rechtsonzekerheid te vermijden, de termijnen van rechtspleging laat | juridique, le législateur fasse courir des délais de procédure à |
lopen vanaf een datum die niet afhankelijk is van de handelwijze van | partir d'une date qui ne soit pas tributaire du comportement des |
de partijen. De keuze van de datum van het aanslagbiljet als | parties. Toutefois, le choix de la date de l'avertissement-extrait de |
aanvangspunt van de beroepstermijn beperkt evenwel de rechten van | rôle comme point de départ du délai de recours apporte une restriction |
verdediging van de geadresseerden op onevenredige wijze, doordat die | disproportionnée aux droits de la défense des destinataires, les |
termijnen beginnen te lopen op een ogenblik dat zij nog geen kennis | délais de recours commençant à courir à un moment où ceux-ci ne |
kunnen hebben van de inhoud van het aanslagbiljet. | peuvent pas avoir connaissance du contenu de l'avertissement-extrait |
B.4. De doelstelling om rechtsonzekerheid te vermijden zou evengoed | de rôle. B.4. L'objectif d'éviter l'insécurité juridique pourrait être atteint |
kunnen worden bereikt indien de termijn zou ingaan op de dag waarop de | aussi sûrement si le délai commençait à courir le jour où le |
geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis ervan heeft kunnen | destinataire a pu, en toute vraisemblance, en avoir connaissance, |
nemen, dit wil zeggen de derde werkdag volgend op die waarop het | c'est-à-dire depuis le troisième jour ouvrable qui suit celui où |
aanslagbiljet aan de postdiensten werd overhandigd, tenzij de | l'avertissement-extrait de rôle a été remis aux services de la poste, |
geadresseerde het tegendeel bewijst (artikel 53bis van het | sauf preuve contraire du destinataire (article 53bis du Code |
Gerechtelijk Wetboek). | judiciaire). |
B.5. In zoverre volgens de in het geding zijnde bepaling de | B.5. En ce qu'elle énonce que le délai de recours court à partir de la |
beroepstermijn begint te lopen op de datum die voorkomt op het | date figurant sur l'avertissement-extrait de rôle, la disposition en |
aanslagbiljet, beperkt zij op onevenredige wijze de rechten van | cause restreint de manière disproportionnée les droits de la défense |
verdediging van de belastingplichtige. | du contribuable. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
Artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, in de versie | L'article 371 du Code des impôts sur les revenus, en sa version |
die in 1994 en in 1995 van toepassing was, schendt de artikelen 10 en | applicable en 1994 et en 1995, viole les articles 10 et 11 de la |
11 van de Grondwet, in zoverre de minimumbezwaartermijn van zes | Constitution en ce que le délai minimum de réclamation de six mois |
maanden wordt berekend vanaf de datum van het aanslagbiljet. | prévu est calculé à partir de la date de l'avertissement-extrait de |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | rôle. Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
op 22 maart 2017. | la Cour constitutionnelle, le 22 mars 2017. |
De griffier, | Le greffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | Le président, |
J. Spreutels | J. Spreutels |