Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 34/2017 van 9 maart 2017 Rolnummer : 6592 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 587bis, 4°bis, van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 34/2017 van 9 maart 2017 Rolnummer : 6592 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 587bis, 4°bis, van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters (...) Extrait de l'arrêt n° 34/2017 du 9 mars 2017 Numéro du rôle : 6592 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 587bis, 4°bis, du Code judiciaire et l'article 32decies, § 2, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des La Cour constitutionnelle, chambre restreinte, composée du président J. Spreutels et des juges J(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 34/2017 van 9 maart 2017 Extrait de l'arrêt n° 34/2017 du 9 mars 2017
Rolnummer : 6592 Numéro du rôle : 6592
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 587bis, 4°bis, van het En cause : la question préjudicielle concernant l'article 587bis,
Gerechtelijk Wetboek en artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 4°bis, du Code judiciaire et l'article 32decies, § 2, de la loi du 4
augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution
uitvoering van hun werk, gesteld door de voorzitter van de de leur travail, posée par le président du Tribunal du travail de
Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. Liège, division Liège.
Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, La Cour constitutionnelle, chambre restreinte,
samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters J.-P. Moerman composée du président J. Spreutels et des juges J.-P. Moerman et A.
en A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, Alen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Objet de la question préjudicielle et procédure
Bij beschikking van 11 januari 2017 in zake de vakbondsorganisatie « Par ordonnance du 11 janvier 2017 en cause de l'organisation syndicale
Metaalbewerkers Wallonië-Bruxelles (MWB-ABVV) » tegen de nv « Scima » « Métallurgistes Wallonie-Bruxelles (MWB-FGTB) » contre la SA « Scima
en J.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op
13 januari 2017, heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Luik, » et J.D., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 13
janvier 2017, le président du Tribunal du travail de Liège, division
afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : Liège, a posé la question préjudicielle suivante :
« Schenden artikel 587bis, 4°bis, van het Gerechtelijk Wetboek en « L'article 587bis, 4°bis, du Code judiciaire et l'article 32decies, §
artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het 2, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in die zin lors de l'exécution de leur travail, interprétés comme donnant
geïnterpreteerd dat zij de voorzitter van de arbeidsrechtbank de compétence au président du tribunal du travail de statuer comme en
bevoegdheid geven om zoals in kort geding uitspraak te doen over een référé sur un litige de harcèlement moral et de violence au travail
geschil inzake pesterijen en geweld op het werk met sterke collectieve ayant de fortes connotations collectives, ou sur un litige collectif
connotaties, of over een collectief geschil waarvan bepaalde aspecten
te maken hebben met de begrippen ' pesterijen ' en ' geweld op het dont certains aspects touchent aux notions de harcèlement moral et de
werk ', de artikelen 10, 11, 23 en 27 van de Grondwet, al dan niet in violence au travail, violent-ils les articles 10, 11, 23 et 27 de la
samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de constitution, lus isolément ou en combinaison avec les articles 6 de
rechten van de mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag la CEDH et 14 du Pacte international relatif aux droits civils et
inzake burgerrechten en politieke rechten ? ». politiques ? ».
Op 19 januari 2017 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en Le 19 janvier 2017, en application de l'article 71, alinéa 1er, de la
A. Alen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les
in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het juges-rapporteurs J.-P. Moerman et A. Alen ont informé le président
Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te qu'ils pourraient être amenés à proposer à la Cour, siégeant en
wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vraag chambre restreinte, de rendre un arrêt constatant que la question
onontvankelijk is. préjudicielle est irrecevable.
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1. De voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Luik stelt aan het Hof B.1. Le président du Tribunal du travail de Liège pose à la Cour la
de volgende prejudiciële vraag : question préjudicielle suivante :
« Schenden artikel 587bis, 4°bis, van het Gerechtelijk Wetboek en « L'article 587bis, 4°bis, du Code judiciaire et l'article 32decies, §
artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het 2, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in die zin lors de l'exécution de leur travail, interprétés comme donnant
geïnterpreteerd dat zij de voorzitter van de arbeidsrechtbank de compétence au président du tribunal du travail de statuer comme en
bevoegdheid geven om zoals in kort geding uitspraak te doen over een référé sur un litige de harcèlement moral et de violence au travail
geschil inzake pesterijen en geweld op het werk met sterke collectieve ayant de fortes connotations collectives, ou sur un litige collectif
connotaties, of over een collectief geschil waarvan bepaalde aspecten
te maken hebben met de begrippen ' pesterijen ' en ' geweld op het dont certains aspects touchent aux notions de harcèlement moral et de
werk ', de artikelen 10, 11, 23 en 27 van de Grondwet, al dan niet in violence au travail, violent-ils les articles 10, 11, 23 et 27 de la
samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Constitution, lus isolément ou en combinaison avec les articles 6 de
rechten van de mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag la CEDH et 14 du Pacte international relatif aux droits civils et
inzake burgerrechten en politieke rechten ? ». politiques ? ».
B.2. Artikel 587bis van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.2. L'article 587bis du Code judiciaire dispose :
« De voorzitter van de arbeidsrechtbank, aangezocht bij « Le président du tribunal du travail, saisi par voie de requête,
verzoekschrift, doet uitspraak over : statue sur :
[...] [...]
4°bis. De vorderingen krachtens artikel 32decies, §§ 2 en 3 van de wet 4°bis. Les demandes formées en vertu de l'article 32decies, §§ 2 et 3,
van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors
uitvoering van hun werk ». de l'exécution de leur travail ».
Artikel 32decies, § 2, van de voormelde wet van 4 augustus 1996 bepaalt : L'article 32decies, § 2, de la loi du 4 août 1996 précitée dispose :
« Op verzoek van de persoon die verklaart het voorwerp te zijn van « A la demande de la personne qui déclare être l'objet de violence ou
feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk
of van de organisaties en instellingen bedoeld in artikel 32duodecies de harcèlement moral ou sexuel au travail ou des organisations et
stelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank het bestaan vast van deze institutions visées à l'article 32duodecies, le président du tribunal
feiten en beveelt hij aan de dader de staking ervan, binnen de door du travail constate l'existence de ces faits et en ordonne la
hem vastgestelde termijn, zelfs indien deze feiten onder het cessation à l'auteur dans le délai qu'il fixe, même si ces faits sont
strafrecht vallen. pénalement réprimés.
[...] ». [...] ».
B.3. Noch uit de prejudiciële vraag, noch uit de motieven van de B.3. Ni la question préjudicielle ni les motifs de l'ordonnance de
verwijzingsbeschikking kan worden afgeleid op welke wijze de in het renvoi ne permettent de déduire en quoi les dispositions en cause, en
geding zijnde bepalingen, in zoverre zij aan de voorzitter van de ce qu'elles donnent compétence au président du tribunal du travail
arbeidsrechtbank de bevoegdheid geven om kennis te nemen van de pour connaître des demandes en matière de violence ou de harcèlement
vorderingen inzake geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op
het werk, de artikelen 10, 11, 23 en 27 van de Grondwet, al dan niet moral ou sexuel au travail, violeraient les articles 10, 11, 23 et 27
in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec l'article 6
rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14
inzake burgerrechten en politieke rechten, zouden schenden. du Pacte international relatif aux droits civils et politiques.
Wanneer noch uit de prejudiciële vraag, noch uit de motivering van de Lorsque ni la question préjudicielle ni les motifs de la décision de
verwijzingsbeslissing kan worden opgemaakt welke categorieën van renvoi ne permettent d'établir quelles catégories de personnes doivent
personen met elkaar dienen te worden vergeleken, en wanneer daaruit être comparées entre elles et lorsqu'il est en outre impossible d'en
evenmin kan worden afgeleid op welke wijze de in het geding zijnde déduire en quoi les dispositions litigieuses violeraient les articles
bepalingen een schending zouden inhouden van de artikelen 10 en 11 van 10 et 11 de la Constitution, la question préjudicielle ne contient pas
de Grondwet, bevat de prejudiciële vraag niet de noodzakelijke les éléments nécessaires pour permettre à la Cour de statuer.
elementen op grond waarvan het Hof uitspraak moet kunnen doen.
B.4. Bovendien zou het toelaten van een prejudiciële vraag wanneer B.4. En outre, permettre que soit posée une question préjudicielle
noch de bewoordingen, noch de motieven van de verwijzingsbeslissing lorsque ni le libellé de cette question ni les motifs de la décision
preciseren in welk opzicht de in het geding zijnde bepalingen de de renvoi ne précisent en quoi les dispositions en cause violeraient
voormelde grondwetsbepalingen zouden schenden, ertoe leiden dat het les dispositions constitutionnelles précitées compromettrait le
contradictoire karakter van de rechtspleging voor het Hof in het caractère contradictoire de la procédure devant la Cour, dès lors que
gedrang wordt gebracht, nu de partijen die in voorkomend geval in de les parties qui, le cas échéant, souhaitent intervenir à la cause
zaak voor het Hof wensen tussen te komen, niet in de gelegenheid worden gesteld zulks op een doeltreffende wijze te doen. Dat geldt inzonderheid voor de partij die zou opkomen voor de verdediging van de in het geding zijnde bepaling, en die geen dienstig verweer zou kunnen voeren. B.5. De vraag of het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil individueel of collectief is, behoort, ten slotte, klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof. Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat de prejudiciële vraag onontvankelijk is. Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel devant la Cour n'ont pas la possibilité de le faire efficacement. Il en est particulièrement ainsi pour la partie qui interviendrait pour défendre la disposition en cause, laquelle ne serait pas en mesure de fournir une défense utile. B.5. Enfin, la question de savoir si le litige soumis au juge a quo est d'ordre individuel ou collectif ne relève manifestement pas de la compétence de la Cour. Par ces motifs, la Cour, chambre restreinte, statuant à l'unanimité des voix, constate que la question préjudicielle est irrecevable. Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise,
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
op 9 maart 2017. la Cour constitutionnelle, le 9 mars 2017.
De griffier, Le greffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, Le président,
J. Spreutels J. Spreutels
^