← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 183/2014 van 10 december 2014 Rolnummer : 5824 In zake :
het beroep tot vernietiging van artikel 2, 2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 5 juli 2013
tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 183/2014 van 10 december 2014 Rolnummer : 5824 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 5 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) | Extrait de l'arrêt n° 183/2014 du 10 décembre 2014 Numéro du rôle : 5824 En cause : le recours en annulation de l'article 2, 2°, du décret de la Région flamande du 5 juillet 2013 portant modification de diverses dispositions du décret du 19 a La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, et des juges E. De (...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 183/2014 van 10 december 2014 | Extrait de l'arrêt n° 183/2014 du 10 décembre 2014 |
Rolnummer : 5824 | Numéro du rôle : 5824 |
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 2°, van het | En cause : le recours en annulation de l'article 2, 2°, du décret de |
decreet van het Vlaamse Gewest van 5 juli 2013 tot wijziging van | la Région flamande du 5 juillet 2013 portant modification de diverses |
diverse bepalingen van het decreet van 19 april 1995 houdende | dispositions du décret du 19 avril 1995 contenant des mesures visant à |
maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en | lutter contre l'abandon et le délabrement de sites industriels |
verwaarlozing van bedrijfsruimten (vervanging van artikel 2, 9°, van | |
het decreet van 19 april 1995 - begrip « eigenaar »), ingesteld door | (remplacement de l'article 2, 9°, du décret du 19 avril 1995 - notion |
het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen. | de « propriétaire »), introduit par la Régie portuaire communale d'Anvers. |
Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de | composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, et des juges E. De |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, F. Daoût en T. Giet, | Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, F. Daoût et T. Giet, assistée du |
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, | greffier F. Meersschaut, présidée par le président A. Alen, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Objet du recours et procédure |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 januari | Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 29 |
2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 30 | janvier 2014 et parvenue au greffe le 30 janvier 2014, la Régie |
januari 2014, heeft het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, | portuaire communale d'Anvers, assistée et représentée par Me C. |
bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. C. Lesaffer, advocaat bij de | Lesaffer, avocat au barreau d'Anvers, a introduit un recours en |
balie te Antwerpen, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2, | annulation de l'article 2, 2°, du décret de la Région flamande du 5 |
2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 5 juli 2013 tot | juillet 2013 portant modification de diverses dispositions du décret |
wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 19 april 1995 | du 19 avril 1995 contenant des mesures visant à lutter contre |
houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en | l'abandon et le délabrement de sites industriels (remplacement de |
verwaarlozing van bedrijfsruimten (vervanging van artikel 2, 9°, van | |
het decreet van 19 april 1995 - begrip « eigenaar »), bekendgemaakt in | l'article 2, 9°, du décret du 19 avril 1995 - notion de « propriétaire |
het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2013. | »), publié au Moniteur belge du 29 juillet 2013. |
(...) | (...) |
II. In rechte | II. En droit |
(...) | (...) |
B.1.1. Het beroep is gericht tegen artikel 2, 2°, van het decreet van | B.1.1. Le recours est dirigé contre l'article 2, 2°, du décret de la |
het Vlaamse Gewest van 5 juli 2013 tot wijziging van diverse | Communauté flamande du 5 juillet 2013 portant modification de diverses |
bepalingen van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter | dispositions du décret du 19 avril 1995 contenant des mesures visant à |
bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. | lutter contre l'abandon et le délabrement de sites industriels. |
Die bepaling vervangt artikel 2, 9°, van het decreet van 19 april 1995 | Cette disposition remplace l'article 2, 9°, du décret du 19 avril 1995 |
als volgt : | comme suit : |
« 9° eigenaar : de houder van een van de volgende zakelijke rechten | « 9° propriétaire : le détenteur d'un des droits réels suivants |
met betrekking tot een bedrijfsgebouw : | relatifs à un bâtiment à usage professionnel : |
a) de volle eigendom; | a) la pleine propriété; |
b) het recht van opstal of van erfpacht; | b) le droit de superficie ou d'emphytéose; |
c) het vruchtgebruik; ». | c) l'usufruit; ». |
B.1.2. De voormelde definitie is in het kader van de regelgeving | B.1.2. La définition précitée est importante dans le cadre de la |
réglementation visant à combattre et à prévenir la désaffectation et | |
betreffende de bestrijding en voorkoming van leegstand en | l'abandon de bâtiments à usage professionnel en ce que cette |
verwaarlozing van bedrijfsgebouwen van belang doordat de « eigenaar » | réglementation désigne le « propriétaire » d'un bâtiment à usage |
van een leegstaand of verwaarloosd bedrijfsgebouw in die regelgeving | |
wordt aangewezen als de schuldenaar van de zogenaamde | professionnel inoccupé ou abandonné comme débiteur de la taxe dite |
leegstandsheffing. | d'inoccupation. |
B.2.1. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | B.2.1. Le moyen unique est pris de la violation des articles 10 et 11 |
De verzoekende partij voert aan dat de bestreden bepaling, in de | de la Constitution. La partie requérante soutient que, dans l'interprétation selon |
interpretatie dat de volle eigenaar van een bedrijfsgebouw niet als de | laquelle le plein propriétaire d'un bâtiment à usage professionnel ne |
eigenaar dient te worden beschouwd in de zin van het decreet van 19 | doit pas être considéré comme le propriétaire au sens du décret du 19 |
april 1995 wanneer de grondeigenaar aan de eigenaar van het | avril 1995 lorsque le propriétaire du terrain a accordé une concession |
bedrijfsgebouw een domeinconcessie heeft verleend, een | domaniale au propriétaire du bâtiment à usage professionnel, la |
niet-verantwoord verschil in behandeling in het leven roept tussen | disposition attaquée crée une différence de traitement injustifiée |
concessiegevers en naakte grondeigenaars, doordat de eersten | entre les concédants et les nus-propriétaires de terrain, en ce que |
belastingplichtig zijn en de tweeden niet. Bovendien meent zij dat die | les premiers sont redevables de la taxe et les seconds non. De plus, |
bepaling in die interpretatie een niet-verantwoord verschil in | elle estime que, dans cette interprétation, cette disposition crée une |
behandeling in het leven roept tussen, enerzijds, de volle eigenaars, | différence de traitement non justifiée entre, d'une part, les plein |
propriétaires, les usufruitiers, les emphytéotes et les superficiaires | |
de vruchtgebruikers, de erfpachters en de opstalhouders van | de bâtiments à usage professionnel et, d'autre part, les |
bedrijfsgebouwen en, anderzijds, de concessiehouders die eigenaar zijn | concessionnaires qui sont propriétaires d'un bâtiment à usage |
van een bedrijfsgebouw, omdat de eersten belastingplichtig zijn en de | professionnel, au motif que les premiers sont redevables de la taxe et |
tweeden niet. | les seconds non. |
B.2.2. In haar verzoekschrift doet de verzoekende partij gelden dat de | B.2.2. Dans sa requête, la partie requérante fait valoir que la |
bestreden bepaling evenwel ook kan worden geïnterpreteerd in die zin | disposition attaquée peut toutefois aussi être interprétée en ce sens |
dat de concessiehouder die volle eigenaar is van een bedrijfsgebouw | que le concessionnaire qui est plein propriétaire d'un bâtiment à |
dat zich bevindt op een deel van het openbaar domein dat het voorwerp | usage professionnel érigé sur une partie du domaine public faisant |
uitmaakt van een domeinconcessie, wel als eigenaar dient te worden | l'objet d'une concession domaniale doit effectivement être considéré |
beschouwd in de zin van het decreet van 19 april 1995 en dat enkel | comme le propriétaire au sens du décret du 19 avril 1995 et que lui |
hij, en dus niet de concessiegever, als belastingplichtige dient te | seul, et non le concédant, doit être considéré comme redevable de la |
worden beschouwd van de leegstandsheffing. Zij meent dat de bestreden | taxe d'inoccupation. Elle estime que, dans cette interprétation, la |
bepaling in die interpretatie bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 | disposition attaquée est compatible avec les articles 10 et 11 de la |
van de Grondwet. | Constitution. |
B.3. De Vlaamse Regering voert aan dat de verzoekende partij in haar | B.3. Le Gouvernement flamand soutient que, dans son moyen, la partie |
middel aan de bestreden bepaling een draagwijdte toekent die ze niet | requérante confère à la disposition attaquée une portée que cette |
heeft. Zij is van oordeel dat die bepaling enkel kan worden | dernière n'a pas. Il estime que cette disposition peut uniquement être |
geïnterpreteerd in die zin dat de concessiehouder, wanneer hij volle | interprétée en ce sens que le concessionnaire, lorsqu'il est plein |
eigenaar is van het bedrijfsgebouw, de schuldenaar is van de | propriétaire du bâtiment à usage professionnel, est débiteur de la |
leegstandsheffing. | taxe d'inoccupation. |
B.4.1. Krachtens artikel 2.6.1.0.1 van het decreet van het Vlaamse | B.4.1. En vertu de l'article 2.6.1.0.1 du décret de la Communauté |
Gewest van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit | flamande du 13 décembre 2013 portant le Code flamand de la Fiscalité |
(hierna : Vlaamse Codex Fiscaliteit), wordt een leegstandsheffing | (ci-après : Code flamand de la fiscalité), une taxe d'inoccupation est |
geheven op de bedrijfsruimten die opgenomen zijn in de inventaris. Die | prélevée sur les sites d'activité économique repris dans l'inventaire. |
inventaris wordt krachtens de artikelen 3 en 4 van het decreet van 19 | Cet inventaire est établi, en vertu des articles 3 et 4 du décret du |
april 1995 opgemaakt door het « Departement Ruimtelijk Ordening, | 19 avril 1995, par le « Département de l'Aménagement du territoire, de |
Woonbeleid en Onroerend Erfgoed » van de Vlaamse administratie, op | la politique du Logement et du Patrimoine immobilier » de |
basis van de door de gemeenten opgestelde lijsten van de leegstaande | l'administration flamande, sur la base des listes, établies par les |
en/of verwaarloosde bedrijfsruimten, gelegen op hun grondgebied. | communes, des sites d'activité économique désaffectés et/ou |
B.4.2. Krachtens artikel 2.6.2.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit is | abandonnés, situés sur leur territoire. B.4.2. En vertu de l'article 2.6.2.0.1 du Code flamand de la |
de belastingplichtige degene die op 1 januari van het aanslagjaar | fiscalité, « le contribuable est celui qui, le 1er janvier de l'année |
eigenaar is van de bedrijfsgebouwen die onderworpen zijn aan de | d'imposition, est le propriétaire des bâtiments d'activité économique |
heffing. | soumis à la taxe ». |
Krachtens artikel 1.1.0.0.3, tweede lid, van de Vlaamse Codex | En vertu de l'article 1.1.0.0.3, alinéa 2, du Code flamand de la |
Fiscaliteit dienen de begrippen, gehanteerd in titel 2, hoofdstuk 6 (« | fiscalité, les notions utilisées dans le titre 2, chapitre 6 (« Taxe |
Leegstandsheffing bedrijfsruimten »), van die Codex te worden | sur les sites d'activité économique désaffectés »), de ce Code doivent |
geïnterpreteerd in overeenstemming met de bepalingen van het decreet van 19 april 1995. | être interprétées conformément aux dispositions du décret du 19 avril 1995. |
Het begrip « eigenaar » vervat in artikel 2.6.2.0.1 van de Vlaamse | Par conséquent, la notion de « propriétaire » contenue dans l'article |
Codex Fiscaliteit dient bijgevolg te worden begrepen in de zin zoals | 2.6.2.0.1 du Code flamand de la fiscalité doit être interprétée dans |
gedefinieerd in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995. De | le sens défini à l'article 2 du décret du 19 avril 1995. La |
bestreden bepaling betreft die definitie. | disposition attaquée concerne cette définition. |
B.5.1. In de parlementaire voorbereiding wordt de bestreden bepaling | B.5.1. Dans les travaux préparatoires, la disposition attaquée est |
toegelicht als volgt : | commentée de la manière suivante : |
« Het [decreet van 19 april 1995 (DLB)] bevat in artikel 2, 9°, de | « Dans son article 2, 9°, le décret du 19 avril 1995 contient la |
volgende definitie van ' eigenaar ': ' diegene die een geheel dan wel | définition suivante de ' propriétaire ' : ' toute personne en mesure |
gedeeltelijk naakte eigendomsrecht kan laten gelden op het betrokken | de faire valoir un droit de nue-propriété entière ou partielle sur le |
onroerend goed; '. | bien immeuble dont question '. |
Het decreet bevat echter geen definitie van wat begrepen moet worden | Le décret ne contient toutefois pas de définition de ce qu'il convient |
onder ' het betrokken onroerend goed ', zodat het onduidelijk is of | d'entendre par ' le bien immeuble dont question ', de sorte qu'on ne |
hieronder de gebouwen, dan wel de grond, dan wel beide moet worden | sait pas précisément s'il convient d'entendre par là les bâtiments, le |
begrepen. | terrain ou bien les deux. |
Doordat de invulling van dit ' naakt eigendomsrecht ' niet duidelijk | Du fait que la définition de ce ' droit de nue-propriété ' n'est pas |
is, is ook niet duidelijk wie heffingsplichtig is. De jaarlijkse | claire, on ne voit pas non plus exactement qui est le redevable de la |
heffing op de onroerende goederen die opgenomen zijn in de inventaris, | taxe. La taxe annuelle sur les biens immeubles qui figurent dans |
komt immers ten laste van de eigenaar van de aan de heffing | l'inventaire est en effet à charge du propriétaire des biens immeubles |
onderworpen onroerende goederen (artikel 15, § 2, DLB). | soumis à la taxe (article 15, § 2, décret du 19 avril 1995). |
De onduidelijke invulling van het begrip ' eigenaar ' heeft | La définition peu précise de la notion de ' propriétaire ' a surtout |
voornamelijk gevolgen bij het bepalen van de heffingsplichtige bij | une incidence sur la désignation du redevable de la taxe en cas de |
gesplitste eigendomsrechten, bijvoorbeeld bij opstal of erfpacht. Bij | droits de propriété démembrés, par exemple en cas de superficie ou |
opstal blijft de opstalgever eigenaar van de grond, de opstalhouder heeft een tijdelijk eigendomsrecht voor wat betreft de door hem opgerichte gebouwen en eventueel van de reeds bestaande gebouwen. Bij erfpacht blijft de erfpachtgever eigenaar van de grond, de erfpachter heeft een tijdelijk eigendomsrecht voor wat betreft de gebouwen. Naargelang van welke invulling men geeft aan het begrip ' eigenaar ' is ofwel de opstalgever/erfpachtgever (als eigenaar van de grond) heffingsplichtig, dan wel de opstalhouder/erfpachter (als eigenaar van het gebouw). Het decreet kan eveneens gelezen worden in de zin dat de aangesproken persoon eigendomsrechten kan laten gelden ofwel op de grond ofwel op de gebouwen. In deze interpretatie is zowel de eigenaar van de grond als de erfpachter/opstalhouder heffingsplichtig. Bij deze zienswijze stelt zich dan weer een probleem met betrekking tot de hoofdelijkheid (artikel 15, § 2, tweede zin, DLB), aangezien opstalgever en opstalhouder geen eigenaar van dezelfde onroerende goederen zijn. | d'emphytéose. Dans le cas de la superficie, le tréfoncier reste propriétaire du terrain tandis que le superficiaire est titulaire d'un droit de propriété temporaire sur les bâtiments qu'il a érigés et éventuellement sur les bâtiments préexistants. Dans le cas de l'emphytéose, le bailleur emphytéotique reste propriétaire du terrain tandis que l'emphytéote dispose d'un droit de propriété temporaire sur les bâtiments. Selon le contenu que l'on donne à la notion de ' propriétaire ', c'est soit le tréfoncier/bailleur emphytéotique (en tant que propriétaire du terrain) ou le superficiaire/emphytéote (en tant que propriétaire du bâtiment) qui est redevable de la taxe. Le décret peut encore être interprété en ce sens que la personne appelée à payer la taxe est celle qui peut faire valoir des droits de propriété soit sur le terrain, soit sur les bâtiments. Dans cette interprétation, tant le propriétaire du terrain que l'emphytéote/superficiaire sont redevables de la taxe. Dans cette perspective se pose alors un problème de solidarité à la dette (article 15, § 2, deuxième phrase du décret du 19 avril 1995), étant donné que le tréfoncier et le superficiaire ne sont pas propriétaires des mêmes biens immeubles. |
Om verdere discussie uit te sluiten en de bedrijven rechtszekerheid te | Pour exclure tout débat ultérieur et offrir aux entreprises une |
kunnen bieden naar de toekomst, is het aangewezen het decreet te | sécurité juridique pour l'avenir, il s'indique de préciser le décret. |
verduidelijken. Aangezien het veelal de eigenaar van het gebouw is die | Etant donné que c'est le plus souvent le propriétaire du bâtiment qui |
verantwoordelijk is voor de leegstand of verwaarlozing van de | est responsable de l'inoccupation ou de l'abandon du site d'activité |
bedrijfsruimte en niet de eigenaar van de grond, is het aangewezen om de volle eigenaar van het bedrijfsgebouw, de opstalhouder en de erfpachter als heffingsplichtige aan te duiden. Het sluit tevens beter aan bij de bedoeling van de decreetgever om, in geval een recht van vruchtgebruik werd verleend op het betrokken bedrijfsgebouw, de vruchtgebruiker hierop aan te spreken en niet de naakte eigenaar. Leegstand kan immers enkel ontstaan indien de vruchtgebruiker zijn plicht om het bedrijfsgebouw als een goed huisvader te beheren, niet nakomt. Dit geldt eveneens voor verwaarlozing, als zij haar oorzaak vindt in een gebrekkig onderhoud. In geval van verhuring van het bedrijfsgebouw blijft de eigenaar verantwoordelijk voor het structureel onderhoud, zodat het aangewezen is om in dat geval niet de huurder maar wel de eigenaar als heffingsplichtig aan te merken. Een domeinconcessie is een administratieve overeenkomst waarbij de overheid een persoon het recht verleent om een gedeelte van het openbaar domein tijdelijk en op een wijze die het recht van anderen uitsluit, in gebruik te nemen en die om redenen ontleend aan het openbaar belang eenzijdig kan worden herroepen. Een wezenlijk kenmerk van de domeinconcessie is dat de concessieverlenende overheid op ieder | économique et non le propriétaire du terrain, il s'indique de désigner comme redevables de la taxe le plein propriétaire du bâtiment à usage professionnel, le superficiaire et l'emphytéote. Cette solution est également davantage conforme à l'objectif du législateur décrétal d'inviter l'usufruitier et non le nu-propriétaire à payer la taxe, lorsqu'un droit d'usufruit a été conféré sur le bâtiment à usage professionnel concerné. En effet, il ne peut y avoir inoccupation que si l'usufruitier ne respecte pas son obligation de gérer le bâtiment à usage professionnel en bon père de famille. Il en va de même pour le délabrement, si celui-ci trouve son origine dans un mauvais entretien. En cas de location du bâtiment à usage professionnel, le propriétaire reste responsable de l'entretien structurel, si bien qu'il y a lieu de ne pas désigner le locataire dans ce cas, mais bien le propriétaire, comme redevable de la taxe. Une concession domaniale est un contrat administratif par lequel l'autorité octroie à une personne le droit d'utiliser une partie du domaine public, temporairement et d'une manière qui exclut les droits d'autrui, et qui peut être unilatéralement révoqué pour des raisons d'intérêt général. Une caractéristique essentielle de la concession domaniale est que l'autorité concédante peut à tout moment, |
ogenblik, onmiddellijk en eenzijdig, tot beëindiging van de | immédiatement et unilatéralement mettre un terme au contrat de |
concessieovereenkomst kan overgaan, telkens wanneer het algemeen | concession, chaque fois que l'intérêt général le requiert/le justifie. |
belang zulks vereist/verantwoordt. Gelet op het precaire karakter van | Eu égard au caractère précaire des droits du concessionnaire, il n'est |
de rechten van de concessiehouder is het niet aangewezen deze als | pas indiqué de le considérer comme redevable de la taxe. |
heffingsplichtige te beschouwen. | |
Met de nieuwe definitie van ' eigenaar ' wordt ook aangesloten bij de | La nouvelle définition de ' propriétaire ' permet également de |
regeling in het kader van de heffing ter bestrijding van verkrotting | s'aligner sur le régime de la taxe destinée à lutter contre le |
van gebouwen en/of woningen (artikel 27, § 1, eerste lid, van het | délabrement des bâtiments ou habitations (article 27, § 1er, alinéa 1er, |
decreet van 22 december 1995 houdende de bepalingen tot begeleiding | du décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures |
van de begroting 1996). Deze regeling in verband met verwaarloosde | d'accompagnement du budget 1996). Ce régime relatif aux bâtiments |
gebouwen en/of woningen beschouwt als heffingsplichtige de houder van | et/ou habitations abandonnés considère comme redevable de la taxe le |
een van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot een | titulaire d'un des droits réels suivants sur un bâtiment et/ou une |
gebouw en/of woning : | habitation : |
- de volle eigendom; | - la pleine propriété; |
- het recht van opstal of van erfpacht; | - le droit de superficie ou d'emphytéose; |
- het vruchtgebruik. | - l'usufruit. |
Voorgesteld wordt om een gelijkaardige regeling op te nemen voor de | Il est proposé d'adopter un régime similaire pour les sites d'activité |
bedrijfsruimten. [...] | économique. [...] |
[...] | [...] |
Tevens wordt een definitie van ' bedrijfsgebouw ' ingevoegd. Hieronder | Une définition de ' bâtiment à usage professionnel ' est également |
wordt verstaan : elk gebouw of gedeelte van een gebouw waarin een | insérée. On entend par là : tout bâtiment ou partie d'un bâtiment où |
economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt. Aangezien | des activités économiques ont eu lieu ou ont lieu. Etant donné qu'en |
het in de praktijk soms voorkomt dat een gedeelte van een gebouw wordt | pratique il arrive parfois qu'une partie d'un bâtiment soit cédée à un |
overgedragen aan een andere eigenaar en aldus een afzonderlijke | autre propriétaire et constitue ainsi une entité séparée, la |
entiteit gaat uitmaken, wordt in de definitie ook ' een gedeelte van | définition prévoit également l'hypothèse d'' une partie d'un bâtiment |
een gebouw ' opgenomen als mogelijkheid » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2012-2013, nr. 2052/1, pp. 3-5). | ' » (Doc. parl., Parlement flamand, 2012-2013, n° 2052/1, pp. 3-5). |
B.5.2. Daaruit blijkt dat de decreetgever met de bestreden bepaling | B.5.2. Il en ressort que, par la disposition attaquée, le législateur |
een einde heeft willen maken aan de rechtsonzekerheid die was gerezen | décrétal a voulu mettre un terme à l'insécurité juridique qui était |
bij het bepalen van de belastingplichtige wanneer de persoon die | apparue concernant la détermination du redevable de la taxe, lorsque |
zakelijke rechten heeft op het bedrijfsgebouw, niet de eigenaar is van | la personne titulaire de droits réels sur le bâtiment à usage |
de grond waarop dat gebouw is gevestigd, rechtsonzekerheid die | professionnel n'est pas le propriétaire du terrain sur lequel ce |
voortvloeide uit de voorheen in het decreet van 19 april 1995 vervatte | bâtiment est érigé, insécurité juridique qui résultait de la |
definitie van « eigenaar ». Ervan uitgaande dat het doorgaans « de | définition de « propriétaire » contenue auparavant dans le décret du |
eigenaar van het gebouw is die verantwoordelijk is voor de leegstand | 19 avril 1995. Constatant que c'est le plus souvent « le propriétaire |
of verwaarlozing van de bedrijfsruimte en niet de eigenaar van de | du bâtiment qui est responsable de l'inoccupation ou de l'abandon du |
grond », heeft hij het aangewezen geacht de volle eigenaar van het | site d'activité économique et non le propriétaire du terrain », il a |
bedrijfsgebouw, de opstalhouder, de erfpachter en de vruchtgebruiker als belastingplichtigen aan te wijzen. B.6.1. Een domeinconcessie is een administratieve overeenkomst waarbij de overheid een persoon het recht verleent om een deel van het openbaar domein tijdelijk en op een wijze die het recht van anderen uitsluit, in gebruik te nemen, en die om redenen ontleend aan het algemeen belang eenzijdig kan worden beëindigd. B.6.2. Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt dat een recht van opstal kan worden gevestigd op een goed van het openbaar domein, voor zover dat recht de bestemming ervan tot het gebruik van | estimé qu'il s'indiquait de désigner le plein propriétaire du bâtiment à usage professionnel, le superficiaire, l'emphytéote et l'usufruitier comme redevables de la taxe. B.6.1. Une concession domaniale est un contrat administratif par lequel l'autorité octroie à une personne le droit d'utiliser une partie du domaine public temporairement et d'une manière qui exclut le droit d'autrui et qui peut être révoqué unilatéralement pour des raisons d'intérêt général. B.6.2. Il ressort de la jurisprudence de la Cour de cassation qu'un droit de superficie peut être établi sur un bien du domaine public pour autant qu'il ne fasse pas obstacle à sa destination à l'usage de |
allen niet verhindert (Cass., 18 mei 2007, Arr. Cass., 2007, nr. 257). | tous (Cass., 18 mai 2007, Pas., 2007, n° 257). |
Ofschoon een domeinconcessie op zich geen zakelijke rechten doet | Bien qu'une concession domaniale ne fasse en soi pas naître de droit |
ontstaan (Cass., 17 maart 1924, Pas., 1924, I, p. 256), kan de | réel (Cass., 17 mars 1924, Pas., 1924, I, p. 256), le concédant peut |
concessiegever aan de concessiehouder het recht verlenen om op het | octroyer au concessionnaire, en vertu d'un droit de superficie |
desbetreffende deel van het openbaar domein een gebouw op te richten, | accessoire, le droit d'ériger sur la partie concernée du domaine |
waarvan de concessiehouder, op grond van een accessoir opstalrecht, | public un bâtiment, dont le concessionnaire est temporairement plein |
tijdelijk de volle eigenaar is. | propriétaire. |
B.7.1. Zoals in B.4.2 is vermeld, is de schuldenaar van de | B.7.1. Comme il a été dit en B.4.2, le débiteur de la taxe |
leegstandsheffing, krachtens artikel 2.6.2.0.1 van de Vlaamse Codex | d'inoccupation est, en vertu de l'article 2.6.2.0.1 du Code flamand de |
Fiscaliteit, degene die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is | la fiscalité, « celui qui, au 1er janvier de l'année d'imposition, est |
van de bedrijfsgebouwen die onderworpen zijn aan de heffing. | le propriétaire des bâtiments d'activité économique soumis à la taxe ». |
Krachtens artikel 2, 15°, van het decreet van 19 april 1995, zoals | En vertu de l'article 2, 15°, du décret du 19 avril 1995, remplacé par |
vervangen bij het decreet van 5 juli 2013, dient onder een « bedrijfsgebouw » te worden begrepen : elk gebouw of gedeelte van een gebouw waarin een economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt. Krachtens de bestreden bepaling dient de houder van de erin opgesomde zakelijke rechten met betrekking tot een bedrijfsgebouw - volle eigendom, recht van opstal, recht van erfpacht en vruchtgebruik - te worden beschouwd als de « eigenaar » van het bedrijfsgebouw. B.7.2. Uit het lezen in samenhang van de voormelde bepalingen volgt dat wanneer een persoon volle eigenaar is van een bedrijfsgebouw dat is gevestigd op een deel van het openbaar domein dat door de overheid in domeinconcessie is gegeven, die persoon de schuldenaar is van de leegstandsheffing en dus niet de concessieverlenende overheid. B.8.1. De verzoekende partij verwijst evenwel naar de in B.5.1 aangehaalde parlementaire voorbereiding, die vermeldt dat het « gelet op het precaire karakter van de rechten van de concessiehouder [...] niet aangewezen [is] deze als heffingsplichtige te beschouwen ». B.8.2. De zin van een decreetsbepaling kan niet worden omgebogen door verklaringen die aan de aanneming ervan zijn voorafgegaan, te laten voorgaan op de duidelijke tekst van die bepaling. B.8.3. Overigens, zoals de Vlaamse Regering aanvoert, kan de voormelde passage uit de parlementaire voorbereiding worden geïnterpreteerd in die zin dat de concessiehouder niet als belastingplichtige kan worden beschouwd wanneer de concessieverlenende overheid volle eigenaar is van het desbetreffende bedrijfsgebouw, en dat in dat geval die laatste, als volle eigenaar in de zin van de bestreden bepaling, dient te worden beschouwd als belastingplichtige. B.9. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden bepaling niet de draagwijdte heeft die de verzoekende partij in haar middel eraan verleent. B.10. Het enige middel is niet gegrond. B.11. In zoverre de verzoekende partij in haar memorie van antwoord aanvoert dat de in B.8.3 vermelde interpretatie van de bestreden bepaling een niet te verantwoorden verschil in behandeling in het leven roept tussen, enerzijds, de overheid die volle eigenaar is van een bedrijfsgebouw dat aan een derde in domeinconcessie werd gegeven en, anderzijds, de eigenaar die een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik toestaat aan een derde, voert zij een nieuw middel aan dat om die reden niet ontvankelijk is. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 10 december 2014. De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, | le décret du 5 juillet 2013, il y a lieu d'entendre par « bâtiment à usage professionnel » : tout bâtiment ou partie d'un bâtiment où des activités économiques ont eu lieu ou ont lieu. Aux termes de la disposition attaquée, le titulaire des droits réels sur un bâtiment à usage professionnel qui sont énumérés dans ladite disposition - pleine propriété, droit de superficie, droit d'emphytéose et usufruit - doit être considéré comme le « propriétaire » du bâtiment à usage professionnel. B.7.2. Il résulte de la lecture combinée des dispositions précitées que lorsqu'une personne est pleine propriétaire d'un bâtiment à usage professionnel érigé sur une partie du domaine public ayant fait l'objet d'une concession domaniale par l'autorité, cette personne est débitrice de la taxe d'inoccupation et donc pas l'autorité concédante. B.8.1. La partie requérante fait toutefois référence aux travaux préparatoires cités en B.5.1, qui mentionnent qu'« eu égard au caractère précaire des droits du concessionnaire, il n'est pas indiqué de le considérer comme redevable de la taxe ». B.8.2. Le sens d'une disposition législative ne peut être infléchi en faisant prévaloir sur le texte clair de cette disposition des déclarations qui ont précédé son adoption. B.8.3. Par ailleurs, comme le fait valoir le Gouvernement flamand, le passage précité des travaux préparatoires peut être interprété en ce sens que le concessionnaire ne peut pas être considéré comme redevable de la taxe si l'autorité concédante est pleine propriétaire du bâtiment à usage professionnel concerné et que, dans ce cas, cette dernière doit être considérée, en tant que pleine propriétaire au sens de la disposition attaquée, comme redevable de la taxe. B.9. Il résulte de ce qui précède que la disposition attaquée n'a pas la portée que la partie requérante lui confère dans son moyen. B.10. Le moyen unique n'est pas fondé. B.11. En ce que la partie requérante fait valoir dans son mémoire en réponse que l'interprétation, mentionnée en B.8.3, de la disposition attaquée entraîne une différence de traitement injustifiée entre, d'une part, l'autorité qui est pleine propriétaire d'un bâtiment à usage professionnel ayant été donné en concession domaniale à un tiers et, d'autre part, le propriétaire qui octroie un droit de superficie, d'emphytéose ou d'usufruit à un tiers, elle fait valoir un moyen nouveau qui n'est pas recevable pour ce motif. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi rendu en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 10 décembre 2014. Le greffier, F. Meersschaut Le président, |
A. Alen | A. Alen |