← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 81/2002 van 8 mei 2002 Rolnummer : 2179 In zake : de prejudiciële
vraag over artikel 57/12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de ve Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en
de rechters L. Fran(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 81/2002 van 8 mei 2002 Rolnummer : 2179 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 57/12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de ve Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fran(...) | Extrait de l'arrêt n° 81/2002 du 8 mai 2002 Numéro du rôle : 2179 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 57/12, alinéa 4, de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement La Cour d'arbitrage, composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges L. François, P(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
Uittreksel uit arrest nr. 81/2002 van 8 mei 2002 | Extrait de l'arrêt n° 81/2002 du 8 mai 2002 |
Rolnummer : 2179 | Numéro du rôle : 2179 |
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 57/12, vierde lid, van de | En cause : la question préjudicielle relative à l'article 57/12, |
wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, | alinéa 4, de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le |
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, | séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, posée par le |
gesteld door de Raad van State. | Conseil d'Etat. |
Het Arbitragehof, | La Cour d'arbitrage, |
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges L. |
L. François, P. Martens, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. | François, P. Martens, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, |
Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier L. | J.-P. Moerman et E. Derycke, assistée du greffier L. Potoms, présidée |
Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, | par le président A. Arts, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag | I. Objet de la question préjudicielle |
Bij arrest nr. 93.569 van 27 februari 2001 in zake B. Angelov en L. | Par arrêt n° 93.569 du 27 février 2001 en cause de B. Angelov et L. |
Nutfiye tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van | Nutfiye contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe |
het Arbitragehof is ingekomen op 16 mei 2001, heeft de Raad van State | de la Cour d'arbitrage le 16 mai 2001, le Conseil d'Etat a posé la |
de volgende prejudiciële vraag gesteld : | question préjudicielle suivante : |
« Schendt artikel 57/12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 | « L'article 57/12, alinéa 4, de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès |
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging | au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des |
en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei | étrangers, modifié par la loi du 6 mai 1993, viole-t-il les articles |
1993, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat deze | 10 et 11 de la Constitution, dans la mesure où cette disposition |
wetsbepaling een verschillende behandeling impliceert tussen de | législative implique une [différence de traitement] entre les |
kandidaat-vluchtelingen die onmiddellijk moeten verschijnen voor een | candidats réfugiés qui doivent comparaître directement devant une |
drieledige kamer, waarvan geen enkel lid zich reeds over het beroep | chambre à trois juges, dont aucun membre n'a encore statué sur le |
heeft uitgesproken, en de kandidaat-vluchtelingen, die worden | recours, et les candidats réfugiés qui doivent comparaître devant un |
opgeroepen om te verschijnen voor een alleenrechtsprekend lid, dat | juge unique qui, sur simple consultation de la requête et en l'absence |
tevoren op zicht van het verzoekschrift en zonder enig tegensprekelijk | de tout débat contradictoire, a jugé [auparavant] que le recours |
debat geoordeeld heeft dat het beroep kennelijk ongegrond lijkt ? » | paraît manifestement non fondé ? » |
(...) | (...) |
IV. In rechte | IV. En droit |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 57/12, vierde | B.1. La question préjudicielle porte sur l'article 57/12, alinéa 4, de |
lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het | la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, |
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van | l'établissement et l'éloignement des étrangers, tel qu'il a été |
vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993. Die bepaling luidt : « Wanneer de voorzitter of de door hem gemachtigde bijzitter, na inzage van het verzoekschrift, oordeelt dat het beroep onontvankelijk of kennelijk ongegrond is, kan hij het beroep zelf behandelen als alleenrechtsprekend lid. Indien na behandeling blijkt dat het beroep noch onontvankelijk noch kennelijk ongegrond is, verwijst het alleenrechtsprekend lid de behandeling van het beroep naar een drieledige kamer. » Ten aanzien van de exceptie van de Ministerraad B.2.1. Volgens de Ministerraad heeft de tweede verzoekende partij voor | modifié par la loi du 6 mai 1993. Cette disposition énonce : « Lorsque le président ou l'assesseur délégué par lui estime, après consultation de la requête, que le recours est irrecevable ou manifestement non fondé, il peut examiner ce recours lui-même en tant que juge unique. S'il est établi, après examen, que le recours n'est ni irrecevable ni manifestement non fondé, le juge unique renvoie l'examen du recours à une chambre à trois juges. » Quant à l'exception soulevée par le Conseil des ministres B.2.1. Selon le Conseil des ministres, la deuxième partie requérante |
de Raad van State een verzoek tot verkrijging van de Belgische | devant le Conseil d'Etat a introduit une demande d'acquisition de la |
nationaliteit ingediend. Indien dat verzoek wordt ingewilligd, kan zij | nationalité belge. Si cette demande est accueillie, elle ne peut plus |
niet langer als vluchtelinge worden erkend en getuigt zij niet langer | être reconnue comme réfugiée et elle ne justifie plus d'un intérêt |
van een actueel belang bij de beantwoording van de prejudiciële vraag. | actuel à ce qu'il soit répondu à la question préjudicielle. Le Conseil |
De Ministerraad verzoekt het Hof zich, met toepassing van artikel 91 | des ministres demande que la Cour s'informe, par application de |
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, te laten | l'article 91 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour |
voorlichten nopens de eventuele beslissing over de | d'arbitrage, du résultat de la procédure d'acquisition de la |
nationaliteitsverkrijging en daaraan in voorkomend geval het passende | nationalité et y réserve, le cas échéant, la suite voulue. |
gevolg te verbinden. | |
B.2.2. Het komt het verwijzende rechtscollege - en hem alleen - toe te | B.2.2. Il appartient à la juridiction a quo - et à elle seule - |
oordelen of de tweede verzoekende partij een actueel belang heeft om | d'apprécier si la deuxième partie requérante justifie d'un intérêt |
de rechtspleging voort te zetten en een antwoord te verkrijgen op de | actuel à poursuivre la procédure et à obtenir la réponse à la question |
prejudiciële vraag. Behoudens in het geval waarin artikel 99 van de | préjudicielle qui a été posée. Sauf dans le cas prévu à l'article 99 |
bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet - | de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage - dont |
waarvan de voorwaarden te dezen evenwel niet vervuld zijn - moet het | les conditions ne sont, en l'espèce, toutefois pas réunies -, la Cour |
Hof antwoorden op de gestelde vraag. | doit répondre à la question posée. |
B.2.3. Aangezien het Hof niet bevoegd is om de door de Ministerraad | B.2.3. La Cour n'étant pas compétente pour trancher la contestation |
opgeworpen betwisting te beslechten, dient het niet in te gaan op het | soulevée par le Conseil des ministres, il n'y a pas lieu d'accéder à |
verzoek van de Ministerraad om gebruik te maken van de bij artikel 91, | la demande du Conseil des ministres de faire usage des pouvoirs |
eerste lid, van de voormelde bijzondere wet van 6 januari 1989 aan het | d'instruction et d'investigation attribués par l'article 91, alinéa 1er, |
Hof toegekende onderzoeks- en opsporingsbevoegdheden. | de la loi spéciale précitée du 6 janvier 1989. |
B.2.4. De door de Ministerraad aangevoerde exceptie wordt verworpen. | B.2.4. L'exception soulevée par le Conseil des ministres est rejetée. |
Ten gronde | Quant au fond |
B.3. Krachtens artikel 57/12, vierde lid, van de voormelde wet van 15 | B.3. En vertu de l'article 57/12, alinéa 4, de la loi précitée du 15 |
december 1980, zoals gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, worden alle beroepen tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen die bij de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen aanhangig worden gemaakt eerst behandeld door een alleenrechtsprekend lid, dat het beroep onontvankelijk of kennelijk ongegrond kan verklaren. Alle rechtzoekenden worden in die fase van de rechtspleging op dezelfde wijze behandeld. Wanneer dat lid het beroep niet onontvankelijk, noch kennelijk ongegrond verklaart, verwijst het de behandeling ervan naar een drieledige kamer, waarvan het zelf deel uitmaakt. Die bepaling creëert niet het verschil in behandeling zoals dat in de prejudiciële vraag staande wordt gehouden, namelijk dat er kandidaat-vluchtelingen zouden zijn die worden opgeroepen om te verschijnen voor een alleenrechtsprekend lid en kandidaat-vluchtelingen die onmiddellijk zouden moeten verschijnen voor een drieledige kamer waarvan geen enkel lid zich reeds over het beroep zou hebben uitgesproken. Indien het alleenrechtsprekend lid naderhand zetelt in de drieledige kamer, dan is dat omdat het in een vroegere fase van de rechtspleging van oordeel zal zijn geweest dat het beroep niet onontvankelijk, noch kennelijk ongegrond is. B.4.1. Nochtans menen de verzoekende partijen voor het verwijzend rechtscollege dat de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling tot gevolg heeft tussen kandidaat-vluchtelingen van wie het beroep wel door een drieledige kamer wordt behandeld en kandidaat-vluchtelingen van wie het beroep door een lid wordt behandeld, dat, door het feit dat het beslist het beroep als alleenrechtsprekend lid te behandelen, blijk zou hebben gegeven van een vooroordeel vóór enige verdere behandeling van het beroep. B.4.2. De in het geding zijnde bepaling is ingegeven door de noodzaak van een vlotte werking van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen. De specifieke kenmerken, de toename en het dringende karakter van de | décembre 1980, tel qu'il a été modifié par la loi du 6 mai 1993, tous les recours formés contre les décisions du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides dont est saisie la Commission permanente de recours des réfugiés sont d'abord traités par un juge unique, qui peut déclarer le recours irrecevable ou manifestement non fondé. Tous les justiciables sont, dans cette phase de la procédure, traités de manière identique. Si ce juge ne déclare pas le recours irrecevable ou manifestement non fondé, il renvoie l'examen du recours à une chambre à trois juges, dont il fait lui-même partie. Cette disposition ne crée pas la différence de traitement évoquée dans la question préjudicielle, à savoir qu'il y aurait des candidats réfugiés qui sont convoqués en vue de comparaître devant un juge unique et des candidats réfugiés qui devraient comparaître immédiatement devant une chambre à trois juges dont aucun juge ne se serait déjà prononcé sur le recours. Si le juge unique siège par la suite dans la chambre à trois juges, c'est qu'il aura estimé, dans une phase antérieure de la procédure, que le recours n'est ni irrecevable ni manifestement non fondé. B.4.1. Toutefois, les parties requérantes devant la juridiction a quo estiment que la disposition en cause a pour effet une différence de traitement entre les candidats réfugiés dont le recours est examiné par une chambre à trois juges et les candidats réfugiés dont le recours est examiné par un juge qui, par le fait qu'il a décidé d'examiner le recours comme juge unique, aurait exprimé un préjugé avant tout autre traitement du recours. B.4.2. La disposition en cause a été dictée par le souci du bon fonctionnement de la Commission permanente de recours des réfugiés. La spécificité, l'accroissement et l'urgence du contentieux né de |
geschillen ontstaan uit de toepassing van de wet van 15 december 1980 | l'application de la loi du 15 décembre 1980 et des lois qui l'ont |
en van de wetten waarbij zij is gewijzigd, verantwoorden de | modifiée justifient l'adoption de règles particulières, propres à |
goedkeuring van bijzondere regels, die geschikt zijn om de behandeling | accélérer le traitement du recours auprès de la Commission permanente |
van het hoger beroep bij de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen te versnellen. Door toe te staan dat de beroepen eerst worden onderzocht door een alleenrechtsprekend lid, dat, in geval van een onontvankelijk of kennelijk ongegrond beroep, na vervolgens de partijen ook gehoord te hebben, het beroep alleen en definitief beslecht, heeft de wetgever een maatregel genomen die verband houdt met het doel dat hij nastreeft. Gelet op de specifieke en beperkte gevallen van onontvankelijkheid en kennelijke ongegrondheid, gelet op de fundamentele procedurele waarborgen die in de rechtspleging aan de partijen worden geboden en gelet op de mogelijkheid voor het alleenrechtsprekend lid om, na de partijen gehoord te hebben, de zaak toch nog door te verwijzen naar een kamer met drie leden, is de | de recours des réfugiés. En permettant que les recours soient d'abord examinés par un juge unique qui, dans l'hypothèse d'un recours irrecevable ou manifestement non fondé, après avoir, de surcroît, entendu ensuite les parties, statue seul et définitivement sur le recours, le législateur a pris une mesure qui est en rapport avec le but qu'il poursuit. Eu égard aux cas spécifiques et limités d'irrecevabilité et de non-fondement manifeste, eu égard aux garanties procédurales fondamentales qui sont offertes aux parties au cours de la procédure et eu égard à la possibilité qui est néanmoins offerte au juge unique de renvoyer, après avoir entendu les parties, l'affaire à |
betwiste maatregel niet onverantwoord. | une chambre à trois juges, la mesure litigieuse n'est pas injustifiée. |
B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.5. La question préjudicielle appelle une réponse négative. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
Artikel 57/12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende | L'article 57/12, alinéa 4, de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès |
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de | au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des |
verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, | étrangers, modifié par la loi du 6 mai 1993, ne viole pas les articles |
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | 10 et 11 de la Constitution. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 8 mei 2002. | la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 8 mai 2002. |
De griffier, De voorzitter, | Le greffier, Le président, |
L. Potoms A. Arts | L. Potoms A. Arts |