Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 50/2000 van 3 mei 2000 Rolnummer 1673 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, sam wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest nr. 7(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 50/2000 van 3 mei 2000 Rolnummer 1673 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, sam wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest nr. 7(...) Extrait de l'arrêt n° 50/2000 du 3 mai 2000 Numéro du rôle : 1673 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le Conseil d'Etat. La Cour d'arbitrage, comp après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle Par ar(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Uittreksel uit arrest nr. 50/2000 van 3 mei 2000 Extrait de l'arrêt n° 50/2000 du 3 mai 2000
Rolnummer 1673 Numéro du rôle : 1673
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, En cause : la question préjudicielle concernant l'article 21, alinéa
van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le Conseil
Raad van State. d'Etat.
Het Arbitragehof, La Cour d'arbitrage,
samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de composée des présidents G. De Baets et M. Melchior, et des juges H.
rechters H. Boel, L. François, R. Henneuse, M. Bossuyt en E. De Groot, Boel, L. François, R. Henneuse, M. Bossuyt et E. De Groot, assistée du
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter G. De Baets, greffier L. Potoms, présidée par le président G. De Baets,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag I. Objet de la question préjudicielle
Bij arrest nr. 79.916 van 26 april 1999 in zake J. Weyers en de n.v. Par arrêt n° 79.916 du 26 avril 1999 en cause de J. Weyers et de la
Peers Export-Import tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter s.a. Peers Export-Import contre la Région flamande, dont l'expédition
griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 mei 1999, heeft de est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 11 mai 1999, le
Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle suivante :
« Schendt art. 21, 2e lid van de Gecoördineerde Wetten bij de Raad van « L'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat
State, de art. 10 en/of 11 van de Grondwet, en m.n. is dit art. wel in viole-t-il les articles 10 et/ou 11 de la Constitution et, plus
overeenstemming met deze grondwettelijke beginselen in zoverre dit particulièrement, cet article est-il bien conforme à ces principes
art. aan de verzoekende partij de gekende sanctie (ontbreken van constitutionnels, dans la mesure où il inflige à la partie requérante
belang-onontvankelijkheid) oplegt bij het niet respecteren van de la sanction connue (absence d'intérêt-irrecevabilité) en cas de
termijn van art. 7 van het Besluit van de Regent, terwijl het non-respect du délai prévu à l'article 7 de l'arrêté du Régent, alors
miskennen van de termijnen opgelegd in art. 14bis van ditzelfde que la méconnaissance des délais imposés par l'article 14bis de ce
besluit van de Regent aan het Auditoraat (art. 14bis § 1, 1ste lid) en même arrêté du Régent n'infligerait pas à l'Auditorat (art. 14bis, § 1er,
aan de Raad van State (art. 14bis § 1, 2de lid) geen enkele sanctie alinéa 1er) et au Conseil d'Etat (art. 14bis, § 1er, alinéa 2) une
zou geven, laat staan een sanctie van dezelfde gestrengheid, terwijl sanction de la même sévérité, ni même aucune sanction, alors que ces
deze termijnen van art. 14bis nochtans hetzelfde doel beogen, nl. het délais prévus par l'article 14bis visent le même objectif, à savoir la
inkorten van de duur van de rechtspleging ? » réduction de la durée de la procédure ? »
(...) (...)
IV. In rechte IV. En droit
(...) (...)
B.1.1. De Raad van State verzoekt het Hof uitspraak te doen over de B.1.1. Le Conseil d'Etat demande à la Cour de se prononcer sur la
vraag of artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de question de savoir si l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur
Raad van State de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet le Conseil d'Etat viole ou non les articles 10 et 11 de la
schendt in zoverre dat artikel aan de verzoekende partij de sanctie Constitution en tant qu'il inflige à la partie requérante la sanction
van de onontvankelijkheid van het beroep oplegt bij het niet de l'irrecevabilité du recours lorsque celle-ci ne respecte pas les
respecteren van de termijnen voor het indienen van de memories van délais prévus pour l'introduction des mémoires en réponse et mémoires
antwoord en de aanvullende memories, terwijl bij het miskennen van de ampliatifs, alors qu'aucune sanction n'est prévue pour la
termijnen opgelegd aan de Raad van State en aan het auditoraat in méconnaissance des délais imposés au Conseil d'Etat et à l'auditorat
artikel 14bis van het besluit van de Regent in geen sanctie is par l'article 14bis de l'arrêté du Régent.
voorzien. B.1.2. Artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad B.1.2. L'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil
van State, zoals het luidde vóór de wijziging bij de wet van 25 mei d'Etat, tel qu'il était libellé avant sa modification par la loi du 25
1999, stelde : mai 1999, disposait :
« Wanneer de verzoekende partij de termijnen voor het toesturen van de « Lorsque la partie requérante ne respecte pas les délais prévus pour
memorie van wederantwoord of van de aanvullende memorie niet l'envoi du mémoire en réplique ou du mémoire ampliatif, la section
eerbiedigt, doet de afdeling, de partijen gehoord, zonder verwijl statue sans délai, les parties entendues, sur l'avis du membre de
uitspraak op advies van het voor de betreffende zaak aangestelde lid l'auditorat désigné en l'affaire, en constatant l'absence de l'intérêt
van het auditoraat, waarbij het ontbreken van het vereiste belang
wordt vastgesteld. » requis. »
Artikel 14bis, § 1, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State luidt : « In geval van toepassing van artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten brengt het aangewezen lid van het auditoraat binnen acht dagen na het verstrijken van de termijnen verslag uit bij de voorzitter van de kamer waarbij de zaak aanhangig is gemaakt. De voorzitter roept de verzoeker, de tegenpartij en desgevallend de tussenkomende partij op om spoedig en uiterlijk binnen tien dagen na de indiening van het verslag voor hem te verschijnen; dit verslag wordt bij de oproeping gevoegd. Na de partijen en het advies van de auditeur te hebben gehoord, doet de voorzitter of de door hem aangewezen staatsraad zonder verwijl uitspraak, waarbij het ontbreken van het vereiste belang wordt vastgesteld. » B.2. De discriminatie die luidens de prejudiciële vraag zou kunnen voortspruiten uit de verschillende behandeling van de verzoekende partij, enerzijds, en de Raad van State en het Auditoraat bij de Raad van State, anderzijds, steunt op een vergelijking van categorieën die niet voldoende vergelijkbaar zijn. In tegenstelling tot de verzoeker voor de Raad van State, zijn dat rechtscollege en het auditoraat geenszins partij in het geding. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het bepaalt dat het ontbreken van het vereiste belang wordt vastgesteld van de verzoekende partij die geen memorie van antwoord of geen toelichtende memorie heeft ingediend, terwijl artikel 14bis van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State in geen sanctie voorziet bij overschrijding van de aan de Raad van State en aan het auditoraat opgelegde termijnen. De griffier, L. Potoms. De voorzitter, L'article 14bis, § 1er, de l'arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil d'Etat énonce : « En cas d'application de l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées, le membre de l'auditorat désigné fait, dans les huit jours après l'expiration des délais, rapport au président de la chambre saisie de l'affaire. Le président convoque le requérant, la partie adverse et, le cas échéant, la partie intervenante à comparaître devant lui à bref délai et au plus tard le dixième jour après le dépôt du rapport; celui-ci est joint à la convocation. Entendu les parties et l'auditeur en son avis, le président ou le conseiller qu'il désigne statue sans délai, en constatant l'absence de l'intérêt requis. » B.2. La discrimination qui pourrait, selon les termes de la question préjudicielle, résulter des traitements différents réservés à la partie requérante, d'une part, au Conseil d'Etat et à l'auditorat du Conseil d'Etat, d'autre part, est tirée d'une comparaison de catégories qui ne sont pas suffisamment comparables. Contrairement aux requérants devant le Conseil d'Etat, cette juridiction et l'auditorat ne sont en rien parties au litige. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : L'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution en tant qu'il dispose qu'est constatée l'absence de l'intérêt requis de la partie requérante qui n'a pas introduit de mémoire en réponse ou de mémoire ampliatif, alors que l'article 14bis de l'arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil d'Etat ne prévoit aucune sanction pour le dépassement des délais imposés au Conseil d'Etat et à l'auditorat. Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 3 mai 2000. Le greffier, L. Potoms. Le président,
G. De Baets. G. De Baets.
^