← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van
7 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2024, heeft
het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraa « Schenden de artikelen 418, eerste
lid, en 419, eerste lid, 4° WIB92, in de versie zoals van toep(...)"
| Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 7 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2024, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraa « Schenden de artikelen 418, eerste lid, en 419, eerste lid, 4° WIB92, in de versie zoals van toep(...) | Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 7 décembre 2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 18 janvier 2024, la Cour de cassation a posé la question préjudicielle suivante : « Les a 1° entre ces redevables et les redevables qui obtiennent le remboursement d'un impôt, d'un précomp(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
| Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 | Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 |
| januari 1989 Bij arrest van 7 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2024, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 418, eerste lid, en 419, eerste lid, 4° WIB92, in de versie zoals van toepassing voor de aanslagjaren 2015 en 2016, de artikelen 10, 11 en 172 Grondwet in de uitlegging dat ze uitsluiten dat moratoriuminterest wordt toegekend aan de belastingplichtige wanneer deze de bedrijfsvoorheffing aanvankelijk spontaan heeft betaald maar nadien een bezwaarschrift heeft ingediend en terugbetaling heeft gevorderd van de bedrijfsvoorheffing en de rechter deze vordering inwilligt, doordat ze een verschillende behandeling invoeren : 1° tussen die belastingplichtigen en de belastingplichtigen die de terugbetaling verkrijgen van een belasting, roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing die zij hebben betaald nadat die belasting of voorheffing ten onrechte jegens hen werd ingekohierd, waarbij aan de laatstgenoemde belastingplichtigen moratoriuminterest wordt toegekend ? 2° tussen die belastingplichtigen en de belastingplichtigen die de terugbetaling verkrijgen van dezelfde voorheffingen, die zij niet spontaan hebben betaald binnen de termijn bepaald in artikel 412 van dat wetboek, maar pas nadat de administratie ze jegens hen had ingekohierd, overeenkomstig artikel 304, § 1, tweede lid, van datzelfde wetboek, waarbij aan de laatstgenoemde belastingplichtigen moratoriuminterest wordt toegekend ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 8147 van de rol van het Hof. De griffier, | Par arrêt du 7 décembre 2023, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 18 janvier 2024, la Cour de cassation a posé la question préjudicielle suivante : « Les articles 418, alinéa 1er, et 419, alinéa 1er, 4°, du Code des impôts sur les revenus 1992, dans leur version applicable aux exercices d'imposition 2015 et 2016, violent-ils les articles 10, 11 et 172 de la Constitution, dans l'interprétation selon laquelle ils excluent l'allocation d'un intérêt moratoire au redevable lorsque celui-ci a d'abord payé spontanément le précompte professionnel mais qu'il a, par la suite, introduit une réclamation et demandé le remboursement du précompte professionnel et que le juge fait droit à cette demande, en ce qu'ils font naître une différence de traitement : 1° entre ces redevables et les redevables qui obtiennent le remboursement d'un impôt, d'un précompte mobilier ou d'un précompte professionnel qu'ils ont payé après que cet impôt ou ce précompte a été enrôlé à tort à leur charge, un intérêt moratoire étant alloué à ces derniers redevables ? 2° entre ces redevables et les redevables qui obtiennent le remboursement des mêmes précomptes, qu'ils n'ont pas payés spontanément dans le délai prévu à l'article 412 du même Code mais seulement après que l'administration les a enrôlés à leur charge, conformément à l'article 304, § 1er, alinéa 2, du même Code, un intérêt moratoire étant alloué à ces derniers redevables ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 8147 du rôle de la Cour. Le greffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |