Etaamb.openjustice.be
Erratum van 11 mei 2009
gepubliceerd op 18 november 2011

Decreet over het Centrum voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften ter bevordering van het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in de gewone scholen en de scholen voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften evenals ter ondersteuning van de bevordering van de ontwikkeling van leerlingen met een beperking, aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en de scholen voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. - Erratum

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2011205705
pub.
18/11/2011
prom.
11/05/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MEI 2009. - Decreet over het Centrum voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften ter bevordering van het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in de gewone scholen en de scholen voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften evenals ter ondersteuning van de bevordering van de ontwikkeling van leerlingen met een beperking, aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en de scholen voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. - Erratum


De Nederlandse vertaling van bovenvermeld decreet, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 augustus 2009, blz. 52088 en volgende, moet worden vervangen door de volgende tekst : "11 MEI 2009. - Decreet over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Toepassingsgebied Dit decreet is van toepassing op het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.

Art. 2.Persoonsnamen De persoonsnamen in dit decreet gelden voor beide geslachten.

Art. 3.Meerderjarigheid Vanaf de dag waarop een leerling meerderjarig wordt, gelden de in dit decreet vastgelegde rechten en plichten van de personen belast met de opvoeding ten aanzien van de leerling. Elke minderjarige leerling heeft het recht overeenkomstig zijn beoordelingsvermogen zijn mening te uiten over zaken die hem aanbelangen.

Art. 4.Definities Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1. gewone school : inrichting voor vorming en opvoeding van het gewoon onderwijs die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen onderwezen worden volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd, waarbij de onderwijsdoelstellingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen worden aangepast;2. gespecialiseerde school : inrichting voor vorming en opvoeding van het gespecialiseerd onderwijs die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen geheel of gedeeltelijk worden onderwezen volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd;3. centrum voor bevorderingspedagogiek : samenvoeging van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs tot een organisatorische en pedagogische eenheid van het gemeenschapsonderwijs;4. plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden : gewone school of gespecialiseerde school waar de leerling gespecialiseerde pedagogische ondersteuning krijgt;5. inrichtende macht : rechts- of natuurlijke persoon die de rechtelijke verantwoordelijkheid voor de oprichting, de organisatie en het bestuur van één of meerdere scholen op zich neemt en die prestaties verleent die eigen zijn aan het beheer van een school;6. personen belast met de opvoeding : personen die krachtens de wet of een gerechtelijke beslissing het ouderlijke gezag over het kind of de jongere uitoefenen;7. integratieproject : scolarisatie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs waarbij middelen op maat worden ingezet, ongeacht of het gaat om personeelsmiddelen, materiële middelen of didactische middelen voor gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;8. betrekkingenpakket : aantal betrekkingen waarover een school beschikt;9. pedagogische ondersteuning : gedifferentieerde onderwijs- en opvoedingsmaatregelen op maat die aan de ondersteuningsbehoefte van een bepaalde leerling beantwoorden;10. gespecialiseerde pedagogische ondersteuning : stimulering van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op basis van een individueel ondersteuningsplan in gespecialiseerde of gewone scholen. Deze ondersteuning heeft tot doel leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden te ondersteunen en te stimuleren. Ze biedt de leerlingen hulp en oriëntering bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.

TITEL II. - Het Centrum voor bevorderingspedagogiek HOOFDSTUK I. - Oprichting en taken

Art. 5.Oprichting Onder de naam Centrum voor bevorderingspedagogiek wordt een dienst met afzonderlijk beheer opgericht. Daartoe fuseren in het gemeenschapsonderwijs de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs van Elsenborn-Sankt Vith en het Instituut voor Buitengewoon Onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap in Eupen.

Het Centrum voor bevorderingspedagogiek bestaat uit een afdeling basisonderwijs, een afdeling secundair onderwijs en een internaat.

Art. 6.Taken Het Centrum voor bevorderingspedagogiek zorgt, samen met de gespecialiseerde scholen van het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs, voor de basisvoorzieningen inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap. Het heeft in het bijzonder de volgende taken : 1. gespecialiseerd basisonderwijs en gespecialiseerd secundair onderwijs verstrekken;2. de maatregelen inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de integratieprojecten coördineren;3. hulp en advies verlenen bij het opstellen van individuele ondersteuningsplannen;4. personeel dat onderlegd is in het verlenen van gespecialiseerde pedagogische ondersteuning ter beschikking stellen van de gewone scholen;5. de gewone scholen en de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's adviseren en begeleiden bij vragen omtrent pedagogische ondersteuning;6. hulp verlenen bij de uitbreiding van de methodisch-didactische, pedagogische en psychologische competenties van de gewone scholen en van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;7. hulp verlenen bij de integratie van leerlingen in het arbeidsproces en integratieve stages in ondernemingen organiseren. Voor het vervullen van die taken werkt het Centrum voor bevorderingspedagogiek samen met alle partners die actief zijn op het gebied van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning, in het bijzonder met de Dienst voor Personen met een Handicap. HOOFDSTUK II. - Adviescomité

Art. 7.Oprichting van het adviescomité § 1. Er wordt een adviescomité opgericht dat als volgt samengesteld is : 1. een vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs;2. een vertegenwoordiger van het gesubsidieerd vrij onderwijs;3. een vertegenwoordiger van het gesubsidieerd officieel onderwijs;4. een vertegenwoordiger van het Bestuur voor Onderwijs en een vertegenwoordiger van de afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die bevoegd is voor sociale aangelegenheden;5. een vertegenwoordiger van een erkende inrichting die actief is op het vlak van onderzoek rond onderwijs en voortgezette opleidingen inzake gespecialiseerde pedagogie;6. een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum van het gemeenschapsonderwijs, een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum van het gesubsidieerd vrij onderwijs en een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum van het gesubsidieerd officieel onderwijs;7. een vertegenwoordiger van de Dienst voor Personen met een Handicap;8. een vertegenwoordiger van een instelling van openbaar nut die in de gespecialiseerde pedagogie in de Duitstalige Gemeenschap actief is en die de belangen van de personen belast met de opvoeding behartigt;9. een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties in de Duitstalige Gemeenschap;10. een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties in de Duitstalige Gemeenschap;11. een vertegenwoordiger van de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;12. een vertegenwoordiger van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;13. een vertegenwoordiger van het technisch en beroepsonderwijs;14. een vertegenwoordiger van de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap. Het adviescomité wordt voorgezeten door de directeur van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. De departementshoofden van het Centrum voor bevorderingspedagogiek nemen met adviserende stem aan de vergaderingen deel. § 2. Voor elk in § 1, eerste lid, vermeld werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.

De Regering wijst de werkende en de plaatsvervangende leden van het adviescomité aan voor een termijn van vijf jaar. § 3. Het adviescomité kan andere personen met adviserende stem voor zijn vergaderingen uitnodigen.

Art. 8.Taken van het adviescomité Het adviescomité heeft de volgende taken : 1. de Regering en de directie van het Centrum voor bevorderingspedagogiek adviseren rond alle algemene vragen omtrent ondersteuning en in het bijzonder omtrent gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap;2. op verzoek van de Regering of op eigen initiatief adviezen opstellen over vragen omtrent gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;3. een breed opgevatte maatschappelijke dialoog op gang brengen over alle aspecten van de pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 9.Werkwijze van het adviescomité § 1. De directeur van het Centrum voor bevorderingspedagogiek belegt de vergaderingen op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een lid van het adviescomité. Hij stelt de agenda op. § 2. Het adviescomité werkt zijn eigen huishoudelijk reglement uit en legt dit ter goedkeuring aan de Regering voor. § 3. De bij toepassing van artikel 8, 2°, opgestelde adviezen van het Adviescomité worden bij gewone meerderheid goedgekeurd.

Alle leden van het Adviescomité - met uitzondering van de directeur en het departementshoofd van het Centrum voor bevorderingspedagogiek - zijn stemgerechtigd.

Met onthoudingen wordt geen rekening gehouden.

Indien de minderheid daarom verzoekt, wordt haar standpunt als bijlage bij het advies gevoegd. § 4. Het Adviescomité komt minstens twee keer per schooljaar bijeen. § 5. Bij toepassing van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de werkende leden en de plaatsvervangende leden van het Adviescomité presentiegeld en reiskostenvergoedingen ten laste van de begroting van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. HOOFDSTUK III. - Pedagogische Raad

Art. 10.Samenwerking met het adviescomité Onverminderd artikel 51 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen houdt de Pedagogische Raad van het Centrum voor bevorderingspedagogiek in het kader van zijn activiteiten rekening met de adviezen en aanbevelingen van het Adviescomité van het Centrum voor bevorderingspedagogiek en informeert hij dit adviescomité over de actuele ontwikkelingen.

Art. 11.Deelname van de departementshoofden aan de vergaderingen van de Pedagogische Raad Onverminderd artikel 49, eerste lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen zijn de departementshoofden lid van de Pedagogische Raad die bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek wordt ingesteld. HOOFDSTUK IV. - Lestijden- en urenpakket

Art. 12.Berekening Onverminderd artikel 5quater , 44.1, 53ter en 53quater van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor gespecialiseerd onderwijs worden bepaald, komt het lestijden- en urenpakket van het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en het psychosociaal personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek vanaf de inwerkingtreding van het decreet voor een termijn van vijf jaar overeen met de som van het lestijden- en urenpakket dat bij toepassing van de artikelen 5ter , 34 en 53quater van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 in het schooljaar 2008-2009 aan het Instituut van de Duitstalige Gemeenschap voor Buitengewoon Onderwijs en aan de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs is toegekend.

Vóór het verstrijken van de in het eerste lid vermelde periode maakt de Regering een behoeftenanalyse om een nieuw systeem voor de berekening van het lestijden- en urenpakket op te stellen.

Art. 13.Schoolleiding De artikelen 9 en 10 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 zijn niet van toepassing op het Centrum voor bevorderingspedagogiek.

Art. 14.Departementshoofd De derde betrekking van departementshoofd vermeld in artikel 24 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 wordt in het Centrum voor bevorderingspedagogiek georganiseerd vanaf 1 september 2010.

Art. 15.Rekenplichtig correspondent Onverminderd de artikelen 30 en 31 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 worden bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek 15 bijkomende uren voor het ambt van rekenplichtig correspondent gecreëerd. Zodra uren voor hetzelfde ambt in de betrokken school openvallen, worden de opengevallen uren afgetrokken van de bijkomende uren die krachtens dit artikel zijn gecreëerd.

TITEL III. - Verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen

Art. 16.Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen In het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen wordt een hoofdstuk VIIIbis ingevoegd dat de artikelen 93.1 tot en met 93.32 bevat en dat als volgt luidt : "Hoofdstuk VIIIbis - GESPECIALISEERDE PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING IN DE GEWONE EN GESPECIALISEERDE SCHOLEN Afdeling 1. - Principe van de gespecialiseerde pedagogische

ondersteuning Artikel 93.1 Doelstelling en organisatie Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft tot doel leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in staat te stellen zelfstandig en in gemeenschap te leven, te leren en te handelen, rekening houdend met hun individuele mogelijkheden. Ze ondersteunt en stimuleert deze leerlingen bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden en biedt hen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.

Tot de in het eerste lid vermelde waarden behoren : 1. gelijkwaardigheid-evenwaardigheid ondanks de verscheidenheid;2. solidariteit;3. het vinden van een eigen identiteit. Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning omvat de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op basis van een individueel ondersteuningsplan in gespecialiseerde scholen of in gewone scholen.

De omvang en de inhoud van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning worden vastgelegd op basis van de individuele specifieke onderwijsbehoeften, evenals op basis van de personeels-, materiële en organisatorische kadervoorwaarden. Deze kadervoorwaarden zijn samen met de individuele behoeften van de leerling bepalend voor het vastleggen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden. Het gaat hierbij om de plaats waar het snelst en het best tegemoetgekomen kan worden aan de behoeften van het kind en waar het kind zijn vakgebonden en vakoverstijgende competenties en ontwikkelingsdoelen het best kan ontwikkelen. Afdeling 2. - Procedure voor het vaststellen van de behoefte aan

gespecialiseerde pedagogische ondersteuning Onderafdeling 1. - Algemeen Artikel 93.2 - Definitie Er is sprake van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wanneer algemene pedagogische maatregelen ontoereikend zijn om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien. Dit is het geval wanneer de beperking van het kind of de jongere van dien aard is dat intensieve maatregelen inzake ontwikkelings- en leerbevordering noodzakelijk zijn en wanneer de aard van de beperking specifieke maatregelen vereist waarvoor de leerkrachten, de therapeuten en het verzorgend personeel specifiek opgeleid moeten zijn.

Artikel 93.3 - Advisering van de personen belast met de opvoeding § 1 - De personen belast met de opvoeding hebben recht op een objectieve, professionele en uitvoerige advisering en begeleiding, in het bijzonder gedurende de periode die aan de indiening van de aanvraag voorafgaat en tijdens de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning. § 2 - Het advies wordt in eerste instantie verleend door de leiding van de school die het kind bezoekt of door de leiding van de school waar de personen belast met de opvoeding het kind of de jongere willen laten inschrijven.

De personen belast met de opvoeding kunnen zich ook laten adviseren door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt of door andere gekwalificeerde instellingen. § 3 - De adviezen en de informatie die de in § 2 vermelde instellingen aan de personen belast met de opvoeding bieden over de problemen die bij het kind of de jongere zijn vastgesteld, de ondersteuningsmaatregelen die tot hier toe zijn genomen, de resultaten van de eventuele tests om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vast te stellen en de verschillende mogelijkheden om gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te bieden, moeten zo uitvoerig en objectief mogelijk zijn. § 4 - De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bevat de inlichtingen over de hele procedure die voor de personen belast met de opvoeding noodzakelijk zijn. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van die inlichtingen.

Onderafdeling 2 - Starten van de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning Artikel 93.4 - Aanvraag Indien bij een kind of een jongere een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vermoed, moet de vaststelling van die behoefte uiterlijk op 1 februari bij een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum worden aangevraagd, indien vanaf het daaropvolgende schooljaar gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden.

Bij ziekte, ongeval of verhuizing kan de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning ook buiten de in het eerste lid vermelde termijn worden gestart. De indiener moet in zijn aanvraag motiveren waarom hij de termijn niet naleeft. § 2 - De personen belast met de opvoeding of het hoofd van de gewone school waar het kind of de jongere ingeschreven is of moet worden ingeschreven, dient de aanvraag tot vaststelling van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning schriftelijk in bij een psycho-medisch-sociaal centrum. Indien de aanvraag wordt ingediend door een inrichtingshoofd is de instemming van de personen belast met de opvoeding vereist. § 3 - De indiening van een aanvraag opent geen recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning.

Artikel 93.5 - Vorm van de aanvraag De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt met redenen omkleed. Hiertoe kunnen adviezen van artsen, psychologen of andere deskundigen worden voorgelegd.

Indien de aanvraag door een gewone school wordt ingediend, wordt de schriftelijke toestemming van de personen belast met de opvoeding bijgevoegd.

Indien het kind of de jongere al naar een basisschool of secundaire school gaat, wordt in de aanvraag vermeld welke ondersteuningsmaatregelen tot hier toe zijn genomen.

Artikel 93.6 - Aanvraag door een gewone school § 1 - Indien het hoofd van de gewone school een aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wil indienen, informeert hij de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven over dit voornemen, voert hij hiervoor de redenen aan en wijst hij het psycho-medisch-sociaal centrum aan waarbij de aanvraag zal worden ingediend. § 2 - Indien de personen belast met de opvoeding het met dat voornemen eens zijn, verlenen zij hun schriftelijke toestemming binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. § 3 - Indien de personen belast met de opvoeding niet instemmen met de aanwijzing van een bepaald centrum, stellen zij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Tegelijk wijzen zij een ander door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum aan dat met de procedure belast moet worden. § 4 - Indien de personen belast met de opvoeding binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven niet hun schriftelijke toestemming geven om een procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te starten, mag het hoofd van de gewone school een beroep doen op het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding daarvan in kennis.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing mee.

Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak ook naar de bevoegde jeugdrechter wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité.

Onderafdeling 3. - Vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning Artikel 93.7 - Opstellen van een advies Na ontvangst van de overeenkomstig onderafdeling 2 ingediende aanvraag stelt het psycho-medisch-sociaal centrum in het kader van een multidisciplinair onderzoek een gemotiveerd advies op waarin op bindende wijze wordt vastgelegd : 1. of de leerling gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft;2. welke aard van beperking de leerling heeft;3. op welke gebieden gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden;4. welke aard van gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of welke therapeutische en verzorgende maatregelen vereist zijn. Indien een medisch onderzoek tot vaststelling van de lichamelijke ontwikkeling en de gezondheidstoestand werd uitgevoerd en indien het medisch verslag gegevens bevat die van betekenis zijn voor de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning en de therapeutische ondersteuning door gekwalificeerde personen, moeten die gegevens bij het advies worden gevoegd.

Artikel 93.8 - Overzending van het advies Uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de ondersteuningsmaatregelen voor het eerst moeten worden genomen, zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies over aan de volgende personen : 1. de personen belast met de opvoeding;2. het hoofd van de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken;3. het hoofd van de gespecialiseerde school waarmee de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken, tot dusver heeft samengewerkt. In afwijking van het eerste lid zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies niet over aan het hoofd van de gespecialiseerde school vermeld in de bepaling onder 3°, wanneer in het advies staat dat de leerling geen gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft.

Artikel 93.9 - Gevolgen van het advies Indien in het advies een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vastgesteld, ontstaat binnen de perken van de beschikbare ondersteuningsmiddelen een recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning. Dat betekent echter niet dat de betrokkene recht heeft op een bepaald aantal uren ondersteuning of dat de ondersteuningsmiddelen op een bepaalde plaats ter beschikking moeten worden gesteld.

Indien een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, vragen de personen belast met de opvoeding, op basis van het advies, de inschrijving van hun kind in een gespecialiseerde school of in een gewone school aan.

Artikel 93.10 - Nagaan van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 kan worden gevraagd om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te laten nagaan door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.

Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 moet de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij leerlingen die de basisschool afgesloten hebben, nagegaan worden voordat die ondersteuning in een gewone of gespecialiseerde secundaire school kan worden aangeboden. Afdeling 3. - Inschrijving in een gewone school

Artikel 93.11 - Beleggen van een ondersteuningsvergadering Indien de personen belast met de opvoeding wensen dat het kind respectievelijk de jongere bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, in een gewone school wordt ingeschreven, belegt het hoofd van de gewone school waar de personen belast met de opvoeding hun kind wensen in te schrijven of waar hun kind al naar school gaat, na ontvangst van het door het psycho-medisch-sociaal centrum opgestelde advies, een ondersteuningsvergadering.

Artikel 93.12 - Samenstelling van de ondersteuningsvergadering § 1 - De ondersteuningsvergadering bestaat uit : 1. de personen belast met de opvoeding;2. het hoofd van de gewone school;3. de klastitularis van de betrokken klas in het gewoon secundair, lager of kleuteronderwijs;4. het hoofd van de gespecialiseerde school die met de gewone school samenwerkt of diens gevolmachtigde vertegenwoordiger;5. een lid van het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch of het psychosociaal personeel van de betrokken gespecialiseerde school. Het hoofd van de gewone school zit de ondersteuningsvergadering voor. § 2 - Op verzoek van het hoofd van de gewone school kunnen maximaal twee vertegenwoordigers van het Bestuur voor Onderwijs met adviserende stem aan de ondersteuningsvergadering deelnemen.

De personen belast met de opvoeding hebben het recht zich tijdens de ondersteuningsvergadering te laten begeleiden door een adviseur van eigen keuze. § 3 - Een gevolmachtigde vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum dat de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft vastgesteld, is adviserend lid van de ondersteuningsvergadering en wordt door die vergadering gehoord om het advies toe te lichten.

Artikel 93.13 - Beslissingen van de ondersteuningsvergadering § 1 - Uiterlijk op 30 april leggen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering voor het volgende schooljaar unaniem vast : 1. of het kind respectievelijk de jongere onderwijs krijgt dat geheel of gedeeltelijk gebaseerd is op de referentiekaders, dan wel of het uitsluitend onderwijs krijgt op basis van een individueel ondersteuningsplan;2. welke ondersteuningsdoelen moeten worden nagestreefd;3. welke pedagogische, therapeutische en/of verzorgende ondersteuningsmaatregelen moeten worden genomen;4. op welke plaats de ondersteuningsmiddelen kunnen worden ingezet;5. welke onderwijsvorm wordt gekozen, indien het gaat om een leerling die een gespecialiseerde secundaire school bezoekt of moet bezoeken. Bovendien geven ze een aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar moeten worden ingezet voor de ondersteuning. § 2 - De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd worden, onderzoeken de aanbeveling die op basis van § 1, tweede lid, is gedaan; ze nemen in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken gewone scholen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning moeten worden ingezet, rekening houdend met de bepalingen van artikel 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.

Uiterlijk op 15 mei delen de inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen hun met redenen omklede beslissing per aangetekend schrijven mee aan de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen.

Uiterlijk op 20 mei deelt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning zullen worden ingezet, per aangetekend schrijven mee aan de personen belast met de opvoeding. § 3 - Bij het vaststellen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden, wordt principieel een school aangewezen overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap dat op 13 december 2006 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen. Indien de ondersteuningsvergadering, uitgaande van de individuele behoefte van de leerling aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning, tot de vaststelling zou komen dat de leerling thuishoort in een gespecialiseerde school, kan ze ook een gespecialiseerde school als ondersteuningsplaats aanwijzen.

Alle beslissingen van de ondersteuningsvergadering worden uitvoerig gemotiveerd. § 4 - Indien de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning overeenkomstig artikel 93.4, § 1, tweede lid, in geval van ziekte, ongeval of verhuizing van een leerling buiten de vastgestelde termijnen wordt gestart en bij de betrokken leerling een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, kan de ondersteuningsvergadering buiten de in § 1 vermelde termijnen bijeenkomen. § 5 - Indien gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot verandering van school dat uitgaat van een leerling bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning werd vastgesteld en voor wie een gewone school als ondersteuningsplaats werd aangewezen, belegt het hoofd van de gewone school die de leerling opneemt onmiddellijk een nieuwe ondersteuningsvergadering. Daarbij gelden de nadere regels vervat in de §§ 1 tot 3 en artikel 93.14.

Artikel 93.14 - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen unanimiteit betreffende de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, opgesomde aspecten bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school binnen een termijn van acht kalenderdagen na afsluiting van het overleg tijdens de ondersteuningsvergadering het dossier per aangetekende brief door aan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften bezorgt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekende brief zijn beslissing inzake de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, vermelde aspecten, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de in het volgende schooljaar in te zetten personeelsmiddelen voor de ondersteuning binnen een termijn van twintig dagen na verzending van het in het vorige lid vermelde aangetekende schrijven.

Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter. "Afdeling 4. - Individueel ondersteuningsplan en ondersteuningsportfolio Artikel 93.15 - Individueel ondersteuningsplan Onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de school die door de ondersteuningsvergadering als ondersteuningsplaats is aangewezen en met medewerking van de personen belast met de opvoeding, evenals van de met de uitvoering van de ondersteuningsmaatregelen belaste leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel wordt bij het begin van het schooljaar voor elke leerling die gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft, een individueel ondersteuningsplan opgesteld. Dit ondersteuningsplan omvat het volgende : 1. een precieze beschrijving van de ondersteuningsdoelen die in samenwerking met de personen belast met de opvoeding moeten worden bereikt;2. de beschrijving van de ondersteuningsmaatregelen en de namen van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel die met de uitvoering van die maatregelen belast zijn. Voor het opstellen van het ondersteuningsplan kan ook advies worden gevraagd aan externe deskundigen.

Artikel 93.16 - Ondersteuningsportfolio De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen documenteren hun visie op de leerontwikkeling en de uitvoering van het ondersteuningsplan in een ondersteuningsportfolio.

De verantwoordelijkheid voor het bijhouden van het portfolio ligt bij het inrichtingshoofd van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden.

Artikel 93.17 - Evaluatie De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen evalueren op basis van het individuele ondersteuningsplan en op basis van het portfolio minstens één keer per schooljaar, samen met de personen belast met de opvoeding, in welke mate de in het individuele ondersteuningsplan vastgelegde ondersteuningsdoelen werden bereikt.

Indien nodig stellen ze de doelen en de maatregelen bij. Afdeling 5. - Voortzetting of stopzetting van lopende

integratieprojecten Artikel 93.18 - Evaluatie van een integratieproject door de ondersteuningsvergadering Op basis van de in artikel 93.17 vermelde evaluatie beslissen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar unaniem over de voortzetting of de stopzetting van een lopend integratieproject voor het volgende schooljaar.

Artikel 93.19 - Voortzetting van een integratieproject § 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich voor een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school uitspreken, leggen zij ten laatste op 30 april van het lopende schooljaar unaniem voor het volgende schooljaar vast : 1. of het kind respectievelijk de jongere geheel of gedeeltelijk volgens de referentiekaders respectievelijk uitsluitend volgens een individueel ondersteuningsplan wordt onderwezen;2. de ondersteuningsdoelen;3. de pedagogische, therapeutische en/of verzorgende maatregelen die moeten worden genomen. De ondersteuningsvergadering verstrekt bovendien een aanbeveling over de personeelsmiddelen die tijdens het volgende schooljaar moeten worden ingezet. § 2. De inrichtingshoofden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs onderzoeken de in § 1, tweede lid, vermelde aanbeveling en nemen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor ondersteuning moeten worden ingezet. Zij doen dit in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken scholen voor gewoon onderwijs, rekening houdend met de bepalingen van artikel 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.

De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen delen de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen uiterlijk op 15 mei per aangetekend schrijven hun gemotiveerde beslissing mee.

Het inrichtingshoofd van de gewone school deelt de personen belast met de opvoeding de gemotiveerde beslissing inzake de voortzetting van de ondersteuning en de voor de ondersteuning in te zetten personeelsmiddelen uiterlijk op 20 mei per aangetekend schrijven mee.

Artikel 93.20. Stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school na afloop van een schooljaar § 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich tegen een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school uitspreken, stellen zij ten laatste op 30 april van het lopende schooljaar unaniem vast of de verdere scolarisatie in de gewone school zonder gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of in een gespecialiseerde school dient plaats te vinden.

Een beslissing tot stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school kan alleen worden genomen, indien voorafgaandelijk : 1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen en dit advies in de ondersteuningsvergadering toegelicht werd;2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen. § 2. Het hoofd van de gewone school zendt de personen belast met de opvoeding uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar per aangetekend schrijven de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden.

Artikel 93.21. Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken over de aspecten vermeld in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, en 93.20, § 1, eerste lid, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na het verzenden van het in het vorige lid vermelde aangetekend schrijven aan de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing over de in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3, en 93.20, § 1, eerste lid, vermelde aspecten mee, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar voor ondersteuning moeten worden ingezet.

Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.

Artikel 93.22. Afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar § 1. Het afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar gebeurt op basis van een unanieme beslissing van de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering. Zij kunnen deze beslissing slechts nemen, mits voorafgaandelijk : 1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen;2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen. § 2. Het hoofd van de gewone school stuurt de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden. Bovendien stelt hij het Bestuur voor Onderwijs over de stopzetting in kennis. § 3. Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school zijn gemotiveerde beslissing mee binnen een termijn van twintig werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarbij beroep wordt ingesteld.

Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.

Artikel 93.23. Advies van het psycho-medisch-sociaal centrum Indien de personen belast met de opvoeding principieel niet willen dat het in artikel 93.20, § 1, tweede lid, 1°, of 93.22, § 1, eerste lid, 1°, vermelde advies bij een psycho-medisch-sociaal centrum wordt ingewonnen, kan het hoofd van de gewone school zich wenden tot het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding ervan in kennis dat hij de zaak voorlegt aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het comité het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn beslissing mee.

Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak eveneens naar de bevoegde jeugdrechter, wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Afdeling 6.- Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke

behoeften Artikel 93.24. Oprichting § 1. De Regering richt een Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften op, bestaande uit : 1. een voorzitter;2. een vertegenwoordiger van de Dienst voor Personen met een Handicap;3. een persoon met bijzondere ervaring of een bijzondere kwalificatie op het gebied van bevorderingspedagogiek;4. een persoon, voorgesteld door de inrichtende macht van de gewone school waar de leerling naar school gaat of volgens de wens van de ouders naar school dient te gaan en die geen deel uitmaakt van het personeel van de betrokken gewone school;5. een secretaris. In afwijking van het eerste lid, 4°, worden de vergaderingen waarin het Comité beraadslaagt over de toekenning van de afwijkingsmogelijkheid bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs bijgewoond door een persoon die is voorgedragen door de inrichtende macht van de gespecialiseerde school waar de leerling naar school gaat en die niet tot het personeel van de betrokken school behoort. § 2. Voor elk in § 1 vermeld gewoon lid wijst de Regering een plaatsvervangend lid aan. In geval van ontslag of verlies van het ambt krachtens hetwelk het lid in het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werd opgenomen, doet het plaatsvervangend lid het mandaat uit en wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.

Indien een gewoon lid verhinderd is, neemt het plaatsvervangend lid aan de vergadering deel.

De voorzitter en zijn plaatsvervanger evenals de secretaris en zijn plaatsvervanger worden gekozen onder de leden van het Bestuur voor Onderwijs die in actieve dienst zijn. § 3. De in § 1 vermelde leden en de in § 2 vermelde plaatsvervangende leden worden voor een termijn van vier jaar door de Regering aangewezen.

Artikel 93.25. Opdrachten Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vervult de in de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.20, 93.22, 93.23, § 3, en 93.24 vermelde taken.

Bovendien is het bevoegd om de afwijkingsmogelijkheid toe te kennen die wordt vermeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.

Artikel 93.26. Huishoudelijk reglement Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werkt zijn eigen huishoudelijk reglement uit en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.

Artikel 93.27. Vrijstelling van leden Een lid kan vrijstelling vragen, indien het denkt een moreel belang bij de zaak te hebben of wanneer het denkt dat men zijn onpartijdigheid in twijfel zou kunnen trekken. De voorzitter beslist of aan dat verzoek gevolg wordt gegeven. Hij kan ook op eigen initiatief een lid om dezelfde redenen vrijstellen.

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervangende leden mogen niet vergaderen over een zaak die hun kind respectievelijk het kind van een familielid tot de vierde graad aanbelangt.

Artikel 93.28. Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in geval van bijeenroeping krachtens de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, en 93.23 De voorzitter roept de in het tweede lid vermelde partijen binnen tien werkdagen na ontvangst van het dossier bijeen. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften hoort de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ondersteuningsvergadering en het hoofd van de gespecialiseerde school.

De personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.

Het Comité kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.

Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.

Artikel 93.29. Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften indien het wordt bijeengeroepen om een afwijking toe te kennen om een leerling in het gespecialiseerd onderwijs te laten blijven De in het tweede lid vermelde partijen worden door de voorzitter bijeengeroepen binnen tien werkdagen na ontvangst van het positieve advies van de klassenraad van de gespecialiseerde school over de vraag of een bepaalde leerling na zijn eenentwintigste jaar in het gespecialiseerd secundair onderwijs kan blijven. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.

De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school worden door het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften gehoord.

De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.

Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.

Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.

Artikel 93.30. Quorum voor de aanwezigheden en de stemming Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan slechts rechtsgeldig beraadslagen, als alle gewone leden, of indien ze afwezig zijn, hun respectieve plaatsvervangers aanwezig zijn. Is dat niet het geval, dan convoceert de voorzitter binnen vijf werkdagen een nieuwe vergadering. Op die vergadering kan dan een beslissing worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Alle in artikel 93.24, § 1, 1°, 2°, 3° en 4° vermelde gewone leden, of indien ze afwezig zijn, hun respectieve plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.

De gemotiveerde beslissing wordt genomen na stemming bij gewone meerderheid. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

Artikel 93.31. Mededeling van de beslissing De gemotiveerde beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften wordt de partijen binnen vijf werkdagen na de vergadering waarin zij werd genomen per aangetekend schrijven meegedeeld.

Artikel 93.32. Werkingskosten en vergoedingen De werkingskosten van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vallen ten laste van de Duitstalige Gemeenschap.

Bij toepassing van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de leden respectievelijk de plaatsvervangende leden van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften presentiegeld en reiskostenvergoedingen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap.

Titel IV. - Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen

Art. 17.Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone scholen In hoofdstuk VI van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs wordt een afdeling 2bis, dat de artikelen 52.1 tot en met 52.5 bevat, ingevoegd, luidende : "Afdeling 2bis - Bijzondere ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone basisscholen Onderafdeling 1. - Principe Artikel 52.1. Diagnose van de specifieke onderwijsbehoeften en bijzondere ondersteuning in de gewone basisscholen § 1 - Om de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek te stimuleren en de competenties op het gebied van bevorderingspedagogiek in de gewone basisscholen te vergroten, worden het gewoon basisonderwijs 100 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld die volgens de volgende verdeelsleutel worden toegekend : blok 1 : 20 / 4 blok 2 : 15 / 4 blok 3 : 25 / 4 blok 4 : 20 / 4 blok 5 : 20 / 4 § 2. Elke inrichtende macht van het gewoon basisonderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule : A x B/C A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gewoon basisonderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking B = aantal leerlingen in de gewone basisscholen van de inrichtende macht C = totaal aantal leerlingen in de gewone basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond. § 3. Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in § 1 vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling.

Onderafdeling 2. - Berekeningswijze Artikel 52.2. Principe De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt voor alle basisscholen van een inrichtende macht samen.

Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar.

Artikel 52.3. Aard van de telling De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld : 1. het aantal regelmatige kleuters dat tijdens de maand januari gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig was;2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs. Onderafdeling 3 - Aanwending van het betrekkingenpakket Artikel 52.4. Aanwendingsduur Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.

Artikel 52.5. Aanwending De inrichtende macht kan het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 in een of meer van zijn scholen aanwenden om : 1. personeelsleden te vervangen die een door de Regering erkende voortgezette opleiding volgen op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek en in het bijzonder de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en eventueel ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties;2. vanaf het schooljaar 2014-2015 personeelsleden aan te werven die niet alleen houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het uit te oefenen ambt, maar bovendien houder zijn van een bijkomende en op grond van een door de Regering goedgekeurde opleiding toegekende kwalificatie op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek of de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en zo nodig ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties. Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 wordt niet in aanmerking genomen voor een vaste benoeming of een definitieve aanstelling."

Art. 18.Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in gespecialiseerde scholen In hoofdstuk I van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald, wordt een artikel 5quater ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 5quater.Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in gespecialiseerde scholen § 1. Ter ondersteuning van de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek en ter uitbreiding van de competenties op het vlak van bevorderingspedagogiek in de gespecialiseerde basisscholen worden aan het gespecialiseerd basisonderwijs 18 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld die volgens de volgende verdeelsleutel worden toegekend : blok 1 : 4 / 4 blok 2 : 2 / 4 blok 3 : 5 / 4 blok 4 : 3 / 4 blok 5 : 4 / 4 Elke inrichtende macht van het gespecialiseerd onderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule : A x B/C A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gespecialiseerd onderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking B = aantal leerlingen in de gespecialiseerde scholen van de inrichtende macht C = totaal aantal leerlingen in de gespecialiseerde scholen in de Duitstalige Gemeenschap Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.

Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in het eerste lid vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling. § 2. Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar. § 3. De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld : 1. het aantal regelmatige kleuters die tijdens de maand januari gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig waren;2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs;3. het aantal regelmatige leerlingen secundair onderwijs. § 4. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de §§ 1 tot 3 is beschikbaar voor het lopende schooljaar. § 5. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de §§ 1 tot 3 kan door de inrichtende macht worden aangewend om in een gespecialiseerde school : 1. leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel te vervangen die een door de Regering erkende voortgezette opleiding volgen op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek en in het bijzonder de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en eventueel ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties;2. vanaf het schooljaar 2014-2015 personeelsleden aan te werven die niet alleen houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het uit te oefenen ambt, maar bovendien houder zijn van een bijkomende en op grond van een door de Regering goedgekeurde opleiding toegekende kwalificatie op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek, heilpedagogie of orthopedagogie. Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 5ter. Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de §§ 1 tot en met 3 wordt niet in aanmerking genomen voor een vaste benoeming of een definitieve aanstelling."

Art. 19.Verlof om deel te nemen aan een door de Regering erkende voortgezette opleiding op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek of bevorderingspedagogiek § 1. Dit artikel is van toepassing op : 1. de personeelsleden van de onderwijsinstellingen die door de Duitstalige Gemeenschap worden georganiseerd en die aan een statuut onderworpen zijn;2. de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden en die aan een statuut onderworpen zijn. § 2. Op voorstel van het inrichtingshoofd kan de inrichtende macht aan een in § 1 vermeld personeelslid dat in actieve dienst is, verlof toekennen om deel te nemen aan een door de Regering erkende voortgezette opleiding op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek of bevorderingspedagogiek.

De inrichtende macht kent het verlof toe in het kader van het betrekkingenpakket waarover ze beschikt overeenkomstig artikel 5quater van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald of overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs.

Het in het eerste lid vermelde verlof kan worden toegekend voor de hele dienstprestatie van het personeelslid of voor een deel ervan.

De duur van het verlof is gelijk aan de duur van de gevolgde voortgezette opleiding. § 3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het in § 2 vermelde verlof dient via het inrichtingshoofd respectievelijk de directeur, uiterlijk dertig dagen voor het begin van het verlof, bij de inrichtende macht schriftelijk een verzoek in waarin hij de begin- en einddatum van het verlof vermeldt. Bij dit verzoek wordt een bevestiging van deelname gevoegd die wordt afgegeven door de instelling die de voortgezette opleiding organiseert.

In afwijking van het vorige lid kan de inrichtende macht het in § 2 vermelde verlof ook toekennen, wanneer dat na verstrijken van de in het vorige lid gestelde termijn werd aangevraagd, voor zover het inrichtingshoofd vaststelt dat een vlotte werking van de dienst niet in het gedrang komt.

Na het afsluiten van de voortgezette opleiding dient het personeelslid via het inrichtingshoofd bij de inrichtende macht een bevestiging van deelname in die werd afgegeven door de instelling die de voortgezette opleiding organiseert. § 4. Het in § 2 vermelde verlof wordt bezoldigd en met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

TITEL V. - Wijziging van verschillende bepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs

Art. 20.In artikel 16, § 3, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs

Art. 21.In artikel 3, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en wordt het woord "psychologische" vervangen door het woord "psychosociale".

Art. 22.In artikel 5, vijfde lid, van diezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Hetzelfde artikel wordt met een zesde lid aangevuld, luidende : "In afwijking van het eerste lid wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2009 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. Daarna kan overeenkomstig hetzelfde koninklijk besluit een definitieve benoeming plaatsvinden."

Art. 23.In artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet, aangevuld bij wet van 6 juli 1970, worden de woorden "van het psychologisch personeel, van het paramedisch personeel en van het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het psychosociaal personeel en van het paramedisch personeel". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 24.In het opschrift van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en in artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 25.In artikel 57 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 26.In het opschrift van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 27.In het opschrift van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 28.In het opschrift van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 29.In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Regering van 27 januari 1993, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 30.In het opschrift van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 31.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk II - Ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de onderwijsinrichtingen van de Staat en bij de internaten die van deze inrichtingen afhangen"

Art. 32.Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt als volgt gewijzigd : 1. Na het eerste lid wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "De hierna opgesomde wervings-, selectie- en bevorderingsambten worden afzonderlijk vermeld voor de gewone scholen en voor de gespecialiseerde scholen." 2. A, c), wordt aangevuld met een bepaling onder 14bis, luidende : "14bis.Departementshoofd van een gespecialiseerde school".

C, c), wordt aangevuld met een bepaling onder 17°, luidende : "17° Directeur van een gespecialiseerde school".

Art. 33.Artikel 7, a), 8°, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 27 juni 2005, wordt vervangen als volgt : "8. School- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek".

Art. 34.In hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een artikel 9.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 9.1. De ambten van de leden van het psychosociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar en niet-universitair hoger onderwijs van de Staat worden als volgt vastgelegd en in wervingsambten ingedeeld : a) Wervingsambten 1.Psychosociale begeleider; 2. Maatschappelijk assistent." HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968, genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 35.In het opschrift van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 genomen ter toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 36.In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 37.In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 2 maart 1995 en gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 38.In artikel 16, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 39.In artikel 24, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 40.In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden : 1. het ambt dat het personeelslid in het kader van de permutatie wil uitoefenen, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is; 2. het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt waarvan de uitoefening in het kader van de permutatie wordt aangevraagd."

Art. 41.In artikel 33, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, wordt een vierde lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het derde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden : 1. het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is; 2. het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."

Art. 42.Artikel 39, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, vast benoemd worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 43.In artikel 67 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 44.In artikel 81 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij besluit van de Regering van 2 maart 1995, worden de woorden "van het paramedisch personeel evenals het psychologisch personeel en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 45.In artikel 84, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij besluit van de Regering van 2 maart 1995, worden de woorden "van het paramedisch personeel en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Het vierde lid van hetzelfde artikel wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel 128, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, worden de woorden "van het paramedisch, het psychologisch en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 47.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk VIIbis, dat de artikelen 91ter tot en met 91terdecies bevat, ingevoegd, luidende : HOOFDSTUK VIIbis. - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school

Artikel 91ter.Principe In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school, hierna "departementshoofd" genoemd, uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 91quater.Toelatingsvoorwaarden Personen mogen dit ambt uitoefenen, als ze : 1. aan een van de volgende voorwaarden voldoen : a) burger van de Europese Unie of familielid van een Unieburger zijn in de zin van artikel 4, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;de Regering kan een afwijking toestaan; b) de status van langdurig ingezeten onderdaan van een derde land hebben krachtens de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus hebben krachtens de bepalingen van dezelfde wet van 15 december 1980;d) de verblijfstitel met toepassing van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980 hebben;2. ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;3. de kandidatuur in de vorm en binnen de termijn hebben ingediend, zoals vastgelegd in de oproep tot de kandidaten;4. de burgerlijke en politieke rechten genieten;5. aan de dienstplichtwetten voldoen. Het eerste lid, 1°, b) tot en met d), voorziet in de omzetting van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, van de richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming.

Artikel 91quinquies.Oproep en kandidatuur De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten bekend in de pers, door aanplakking in de scholen alsmede in elke andere vorm die als gepast wordt geacht.

De oproep bevat het profiel dat van het departementshoofd vereist wordt en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.

De kandidatuur wordt per aangetekend schrijven ingediend. Bij de kandidatuur voegt de kandidaat onder andere een strategie- en actieplan om de in het vorige lid vermelde doelstellingen te verwezenlijken.

Artikel 91sexies.Aan stelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.

Zij steunt zich daarbij onder andere op het strategie- en actieplan van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de beroepservaring en de pedagogische kwalificatie.

Artikel 91septies.Duur en einde van de aanstelling, benoeming § 1. Het gaat om een aanstelling van doorlopende duur. § 2. De aanstelling eindigt in de volgende gevallen : 1. in geval van een preventieve schorsing voor meer dan zes maanden;2. in geval van een terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden;3. indien een van de volgende tuchtmaatregelen wordt opgelegd : a) inhouding van wedde;b) schorsing bij tuchtmaatregel;c) op-non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;d) ontslag wegens een zware fout;4. bij vrijwillig ontslag, indien het gaat om een vast benoemd personeelslid;5. bij vrijwillige beëindiging van de aanstelling;6. bij eenzijdige opzegging door de inrichtende macht;7. indien op het evaluatieverslag de vermelding "onvoldoende" staat. De inrichtende macht kan de aanstelling beëindigen in geval van een verlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor een periode van meer dan zes opeenvolgende maanden.

In de gevallen vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, dient het departementshoofd een opzeggingstermijn van 60 dagen in acht te nemen.

In het geval vermeld in het eerste lid, 6°, beloopt de opzeggingstermijn zes maanden, als het departementshoofd een ambtsanciënniteit van ten hoogste vijf jaar telt; voor elke begonnen termijn van vijf jaar wordt de duur van de opzeggingstermijn met drie maanden verlengd.

De in de voorafgaande leden voorgeschreven opzeggingstermijn kan in onderlinge overeenstemming worden verkort. De opzegging geschiedt per aangetekend schrijven met vermelding van de duur van de opzeggingstermijn. Het aangetekend schrijven heeft uitwerking vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum. § 3. Een departementshoofd dat ten minste 50 jaar oud is, wordt definitief aangesteld indien : 1. hij een ambtsanciënniteit van ten minste vijf jaar telt;2. op zijn laatste evaluatieverslag op zijn minst de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat.

Artikel 91octies.Statuut § 1. Onverminderd het tweede lid valt het departementshoofd tijdens de uitoefening van zijn ambt onder de artikelen 5 tot 14, 52, 54 tot en met 65, 122 tot en met 167, 168, 2°, en 169, 3°, van voorliggend statuut.

Het is het departementshoofd verboden : 1. een verlof te nemen of ter beschikking te worden gesteld, met uitzondering van volgende types van verlof en terbeschikkingstelling : a) jaarlijkse vakantie, b) omstandigheidsverlof, c) buitengewoon verlof wegens overmacht, d) bevallingsverlof, e) opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij, f) verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, g) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs, h) terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid, i) voltijdse terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen voorafgaand aan de opruststelling;2. een loopbaanonderbreking te nemen, behalve de deeltijdse of voltijdse loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof, de loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verstrekken en de loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. § 2. De bepalingen van § 1 gelden ook voor een departementshoofd dat met toepassing van artikel 91septies, § 3, definitief aangesteld is.

Artikel 91nonies.Tijdelijke vervanging § 1. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 91octies vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan vijf opeenvolgende werkdagen afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een ander definitief aangesteld lid van het bestuurs-, onderwijzend, paramedisch of psychosociaal personeel dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 91quater, behalve die vermeld in de bepaling onder 3°.

In de zin van vorig lid worden de volgende dagen niet als werkdagen beschouwd : 1. de schoolvrije dagen vermeld in artikel 58 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen;2. de zomervakantiedagen die krachtens de verlofwetgeving tot de jaarlijkse vakantie behoren. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 91octies vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan een jaar afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een persoon die voldoet aan de voorwaarden in artikel 91quater. De procedure vermeld in de artikelen 91quinquies en 91sexies is van toepassing. § 2. Tijdens de periode van tijdelijke vervanging zijn de artikelen 91octies, § 1, tweede lid, 91decies, 91duodecies en 91terdecies van toepassing op het personeelslid dat het departementshoofd vervangt.

Artikel 91decies.Wedde en premie § 1. Tijdens zijn aanstelling ontvangt het departementshoofd een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat. § 2. Wordt een personeelslid tot departementshoofd aangesteld, ontvangt hij in afwijking van § 1 verder zijn wedde evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend : P = X - M P = de premie X = de in § 1 bedoelde wedde M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid De premie wordt tegelijk met de maandwedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald. § 3. Indien als departementshoofd een persoon wordt aangesteld die geen personeelslid is, dan ontvangt hij het vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient. § 4. Het bedrag vermeld in de §§ 1 en 2 is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.

In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt de premie verder uitbetaald.

Artikel 91undecies.Evaluatieverslag § 1. Voor een departementshoofd stelt het inrichtingshoofd ten minste om de vijf jaar een evaluatieverslag op. Te dien einde vindt een evaluatiegesprek plaats. Het departementshoofd kan om een evaluatie verzoeken.

Het departementshoofd stelt vooraf een verslag over de uitvoering van het strategie- en actieplan en de verwezenlijking van de doelstellingen op. Dat verslag dient als basis voor het evaluatiegesprek.

Op het evaluatieverslag staat de vermelding "onvoldoende", "niet tevredenstellend", "voldoende", "goed" of"zeer goed" als eindconclusie. § 2. Het verslag wordt in drie exemplaren aan het departementshoofd overhandigd. Het departementshoofd ondertekent de drie exemplaren en behoudt één ervan. § 3. Het departementshoofd kan het verslag onder voorbehoud ondertekenen en kan binnen tien dagen na afgifte ervan beroep instellen bij de raad van beroep.

Binnen een termijn van 45 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de raad van beroep het beroep heeft ontvangen, zendt hij een met redenen omkleed advies aan de inrichtende macht.

Binnen tien dagen na ontvangst van het advies overhandigt de inrichtende macht haar definitieve beslissing. Ze vermeldt, in voorkomend geval, de redenen waarom ze het advies niet volgt.

Het beroep is opschortend.

Artikel 91duodecies.Terugkeer Voor zover het personeelslid in het gemeenschapsonderwijs vast benoemd is, bekleedt het na de aanstelling opnieuw zijn voormalig ambt, behalve in de gevallen vermeld in artikel 91septies, § 2, eerste lid, 3°, d), en 4°.

Artikel 91terdecies.In aanmerking komende diensten Voor zover het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs gaat, worden de diensten gepresteerd tijdens de uitoefening van het ambt als departementshoofd in aanmerking genomen om de dienstanciënniteit, de ambtsanciënniteit en de geldelijke anciënniteit vast te leggen."

Art. 48.In hoofdstuk VII, afdeling 6, wordt het woord "buitengewone" in het opschrift van de afdeling en in artikel 121bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, vervangen door het woord "gespecialiseerde".

Art. 49.Artikel 121ter, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling : "2. a) voor het ambt van studieprefect of directeur van een gewone secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende; b) voor het ambt van directeur van een gespecialiseerde school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"

Art. 50.In artikel 121quinquies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "twaalf" vervangen door het woord "vierentwintig".

Art. 51.In artikel 121septies, § 1, tweede lid, 1°, g), van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het punt op het eind van de zin door een puntkomma vervangen.

Hetzelfde lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen h) en i), luidende : "h) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs; i) voltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat."

Art. 52.In artikel 121octies, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "vijf".

In dezelfde paragraaf worden in het derde lid de woorden "gedurende meer dan één jaar" vervangen door de woorden "gedurende ten minste een jaar".

Art. 53.In artikel 121nonies, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "inrichtingshoofd" vervangen door de woorden "inrichtingshoofd van een gewone secundaire school" en de woorden "lid 2" door de woorden "derde lid".

Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Tijdens zijn aanstelling ontvangt het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school een wedde op basis van de weddeschaal vermeld in bijlage 3 met een geldelijke anciënniteit van 19 jaar of met zijn werkelijke geldelijke anciënniteit, indien deze meer dan 19 jaar bedraagt, verhoogd met een maandelijkse premie van 428,48 EUR. De verhogingen bepaald in de weddeschaal worden om de twee jaar toegekend.

In dezelfde paragraaf wordt in het derde lid het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 54.In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen worden de woorden "en van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 55.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Artikel 1.De diploma's, bewijzen en brevetten die worden vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en psychosociaal personeel van de onderwijsinstellingen van de Staat en van de internaten die van deze inrichtingen afhangen evenals van de leden van de inspectiedienst belast met toezicht op deze inrichtingen worden in vijf niveaus onderverdeeld."

Art. 56.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 12.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 12.1. Voor de uitoefening van de ambten in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in het onderhavige hoofdstuk vermelde bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."

Art. 57.Artikel 14, 8°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "8. School- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek : a) licentie of master in de bevorderingspedagogiek;b) licentie of master in de heilpedagogie;c) licentie of master in de orthopedagogie;d) licentie of master in de pedagogie (specialisatie bevorderingspedagogiek);e) licentie of master in de psychopedagogie (specialisatie bevorderingspedagogiek);f) licentie of master in de psychologie (specialisatie bevorderingspedagogiek);g) licentie of master in de opvoedingswetenschappen. Als vereist bekwaamheidsbewijs geldt eveneens elk diploma dat na een succesvolle beëindiging van een opleiding van het hoger onderwijs van de tweede graad werd uitgereikt en waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van de school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek. In voorkomend geval beslist de Regering, op grond van een advies van de pedagogische inspectie-begeleiding, of het diploma de houder ervan voor de uitoefening van het ambt geschikt maakt."

Art. 58.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, dat artikel 15.1 bevat, luidende : "Hoofdstuk IVbis - Bekwaamheidsbewijzen die van de leden van het psychosociaal personeel worden vereist Artikel 15.1. De bekwaamheidsbewijzen die vereist zijn voor de hierna opgesomde ambten die de leden van het psychosociaal personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager-, secundair en niet-universitair hoger onderwijs kunnen uitoefenen, worden als volgt bepaald : 1° Psychosociaal begeleider : a) licentie of master in de psychopedagogie;b) licentie of master in de psychologie;c) licentie of master in de sociale pedagogiek;d) licentie of master in de bevorderingspedagogiek;e) licentie of master in de heilpedagogie;f) licentie of master in de orthopedagogie;g) licentie of master in de familiale en seksuele wetenschappen;h) licentie of master in de opvoedingswetenschappen;i) licentie of master in de criminologie; j) licentie of master in de volwassenenvorming en de permanente vorming." Als vereist bekwaamheidsbewijs geldt eveneens elk diploma dat na een succesvolle beëindiging van een opleiding van het hoger onderwijs van de tweede graad werd uitgereikt en waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van de psychosociaal begeleider. In voorkomend geval beslist de Regering, op grond van een advies van de pedagogische inspectie-begeleiding, of het diploma de houder ervan voor de uitoefening van het ambt geschikt maakt. 2° Maatschappelijk assistent : diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad van maatschappelijk assistent." HOOFDSTUK XI. - Wijziging van de wet van 6 juli 1970 over het buitengewoon en het geïntegreerd onderwijs

Art. 59.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 6 juli 1970 over het buitengewoon en het geïntegreerd onderwijs, gewijzigd bij de wet van 11 maart 1986, wordt de eerste zin vervangen als volgt : "De onderhavige wet is van toepassing op de kinderen en jongeren die ingeschreven zijn in een gespecialiseerde school en bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen."

Art. 60.Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 4.De voordelen van deze wet zijn voorbehouden aan de leerlingen die ten minste drie jaar oud zijn of deze leeftijd uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar bereiken en op 30 juni van het lopende schooljaar ten hoogste eenentwintig jaar oud zijn." Op grond van een positief advies van de klassenraad kan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, vermeld in artikel 93.24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, toestemming geven om de voordelen van deze wet eveneens te laten gelden voor leerlingen die op 30 juni van het lopende schooljaar ouder dan eenentwintig jaar zijn. Deze toestemming geldt voor een schooljaar en kan slechts een keer worden verleend." HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 61.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "en paramedische" vervangen door de woorden "paramedische en psychosociale".

Art. 62.Artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."

Art. 63.In artikel 7bis, § 3, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en wordt het woord "paramedisch" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal".

Art. 64.Artikel 12, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 65.Artikel 22sexies, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."

Art. 66.In artikel 28 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 67.In artikel 32, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 68.In artikel 47bis, § 4, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 69.In artikel 48 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel". HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- en bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 70.In het opschrift van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- of bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1973, genomen ter toepassing van artikel 161 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 71.In het opschrift van het koninklijk besluit van 20 december 1973, genomen ter toepassing van artikel 161 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp- en paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 72.In het opschrift van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp- en paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "en paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

Art. 73.In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, worden de woorden "en paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

In hetzelfde eerste lid, 1°, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, worden na de woorden "de inrichtingshoofden," de woorden "de departementshoofden van een gespecialiseerde school," ingevoegd.

In hetzelfde eerste lid, 2°, worden na de woorden "de inrichtingshoofden," de woorden "de departementshoofden van een gespecialiseerde school," ingevoegd.

In de inleidende zin van hetzelfde eerste lid, 4°, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, wordt het woord "en" door een komma vervangen en worden na de woorden "opvoedend hulppersoneel" de woorden "en van het psychosociaal personeel" ingevoegd.

In hetzelfde lid, 4°, c), tweede streepje, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, worden na de woorden "opvoedend hulppersoneel" de woorden "evenals van het psychosociaal personeel" ingevoegd. HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 74.In het opschrift en in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat

Art. 75.In het opschrift en in artikel 2, hoofdstuk C, "Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager secundair onderwijs" van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "en van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "en van het paramedisch en psychosociaal personeel". HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs

Art. 76.Artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden." HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs

Art. 77.In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, wordt een bepaling onder d) ingevoegd, luidende : "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden." HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar

Art. 78.In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, wordt een letter d) ingevoegd, luidende : "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden." HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het gesubsidieerd onderwijs, verstrekt in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie

Art. 79.In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een 7° ingevoegd, luidende : "7° Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden." HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs

Art. 80.In artikel 7bis, § 4, van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs, ingevoegd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs

Art. 81.In het opschrift en in artikel 37bis, ingevoegd bij besluit van de Regering van 1 september 1993, van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs

Art. 82.In artikel 7, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, vervangen bij decreet van 7 mei 1990, wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het decreet van 21 december 1987 tot aanmoediging van het verzorgd gebruik van de Duitse taal op school

Art. 83.In artikel 2, § 1, van het decreet van 21 december 1987 tot aanmoediging van het verzorgd gebruik van de Duitse taal op school wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

In § 2, vierde en vijfde streepje, van hetzelfde artikel wordt het woord "buitengewone" vervangen door het woord "gespecialiseerde". HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het Rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat

Art. 84.In artikel 1, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het Rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald

Art. 85.In het opschrift van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald wordt het woord "voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "in het gespecialiseerd onderwijs".

Art. 86.In het opschrift van hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewone scholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen". In artikel 1, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "Gemeenschapsinrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs" en worden de woorden "gesubsidieerde inrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gesubsidieerd onderwijs".

In § 3 van hetzelfde artikel 1, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 87.In artikel 2, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".

In artikel 2, § 2, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs".

Art. 88.Artikel 5ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 30 juni 2003, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 5ter.Het overeenkomstig de artikelen 6, § 3, 21, 34, 37, § 3, en 44 vastgelegde lestijdenpakket is tijdens de schooljaren 2009-2010 tot en met 2013-2014 gelijk aan het lestijdenpakket dat aan de gespecialiseerde school voor het schooljaar 2008-2009 werd toegekend."

Art. 89.In hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling II vervangen als volgt : "Gespecialiseerd basisonderwijs".

Art. 90.Artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Onder gespecialiseerd basisonderwijs wordt het gespecialiseerd onderwijs in kleuterscholen en lagere scholen verstaan."

Art. 91.In artikel 10, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, worden de woorden "buitengewone lagere school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde lagere school".

Paragraaf 2 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, wordt vervangen als volgt : "§ 2. Het inrichtingshoofd wordt vrijgesteld van het lesgeven, wanneer het totale aantal leerlingen dertig of meer bedraagt."

Art. 92.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Artikel 11.Voor de leerlingen van het lager onderwijs die in aanmerking komen, kunnen bijzondere leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer de opdracht krijgen om per georganiseerde klas twee lesuren godsdienst of niet-confessionele zedenleer te geven."

Art. 93.In artikel 13 en artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "basisschool voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde basisschool".

Art. 94.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1. onder b) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";2. onder c) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";3. onder d) worden de woorden "inrichting voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school" en worden de woorden "type van buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "type van gespecialiseerd onderwijs";4. onder e) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" en worden de woorden "te wijzen" vervangen door de woorden "te wijten"; 5. De bepaling onder f) wordt vervangen als volgt : "f) de pedagogische inspectie-begeleiding moet een met redenen omkleed advies verstrekt hebben."

Art. 95.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : "

Artikel 17.De pedagogische inspectie-begeleiding controleert of het huisonderwijs tot de positieve ontwikkeling van de algemene persoonlijkheid van de leerling bijdraagt en of het diens sociale integratie niet verhindert of bemoeilijkt."

Art. 96.In artikel 18, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "school voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school". In artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs van type 4" vervangen door de woorden "basisonderwijs van type 4".

Art. 97.In hoofdstuk I, afdeling IV, van hetzelfde decreet worden in het opschrift van de afdeling de woorden "Buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "Gespecialiseerd secundair onderwijs".

Art. 98.In artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : "De directeur is van het lesgeven vrijgesteld."

Art. 99.Artikel 24 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, wordt door de volgende bepaling vervangen : "

Artikel 24.Indien een gespecialiseerde school op de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar ten minste 150 regelmatige leerlingen telt, kunnen drie betrekkingen van departementshoofd worden georganiseerd of gesubsidieerd.

De departementshoofden ressorteren onder de directeur."

Art. 100.In artikel 25 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 mei 1999, worden de woorden "buitengewone secundaire school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde secundaire school".

Art. 101.In het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone scholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".

Art. 102.In artikel 27, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "Rijksinrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs" en worden de woorden "gesubsidieerde scholen voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gesubsidieerd onderwijs".

In § 4 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 103.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling II vervangen als volgt : "Gespecialiseerd basisonderwijs".

Art. 104.De §§ 1 en 2 van artikel 30 van hetzelfde decreet worden vervangen als volgt : "§ 1. In de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs die meer dan 74 leerlingen in het basisonderwijs tellen, wordt een volwaardige betrekking van rekenplichtig correspondent ingericht. § 2. Indien het aantal leerlingen minder dan 75 bedraagt, worden voor de betrekking van rekenplichtig correspondent per week 15 uren voorzien."

Art. 105.Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Dezelfde normen zijn van toepassing op de basisscholen van het gesubsidieerd gespecialiseerd onderwijs."

Art. 106.In artikel 31bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 27 juni 1994 en gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, worden de woorden "basisscholen van het buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "basisscholen van het gespecialiseerd onderwijs".

Art. 107.In hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende : "

Artikel 31ter.In een basisschool van het gespecialiseerd onderwijs kan een halve betrekking van kleuteronderwijzer of leraar lager onderwijs tot een halve betrekking van studiemeester-opvoeder worden omgevormd."

Art. 108.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling III vervangen als volgt : "Gespecialiseerd secundair onderwijs".

Art. 109.In artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, worden de woorden "In de inrichtingen voor buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "In de gespecialiseerde secundaire scholen" en wordt het woord "schijf" vervangen door het woord "groep".

De Duitse tekst van artikel 34, § 2, van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1. in de inleidende zin wordt het woord "wird" geschrapt;2. in de bepaling onder a) wordt voor de woorden "die dritte Planstelle" het woord "wird" ingevoegd.

Art. 110.Hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een afdeling IV, die artikel 34.1 bevat, luidende : "Afdeling IV - Gemeenschappelijke bepalingen voor het gespecialiseerd basisonderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs Artikel 34.1. Vanaf 1 januari 2010 kan in de categorie opvoedend hulppersoneel een betrekking als school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek worden georganiseerd of gesubsidieerd, indien de gespecialiseerde school op de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar ten minste 150 regelmatige leerlingen telt.

Indien het aantal leerlingen minder dan 150 bedraagt, kan een halve betrekking van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek worden georganiseerd of gesubsidieerd."

Art. 111.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt gewijzigd als volgt : "Bepalingen betreffende de ambten van het paramedisch en psychosociaal personeel, met uitzondering van de internaten of semi-internaten".

Art. 112.In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 6 juni 2005, worden de woorden "sociaal personeel" door de woorden "psychosociaal personeel" vervangen en de woorden "het ambt van maatschappelijk assistent" door de woorden "de ambten van maatschappelijk assistent en van psychosociaal begeleider".

In artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 1 juni 1992, worden de woorden "sociaal personeel" vervangen door de woorden "psychosociaal personeel" en worden de woorden "inrichtingen voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".

In § 4 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 113.In artikel 36, c), van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 114.Artikel 37, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt vervangen als volgt : "§ 1. Het volume van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch en psychosociaal personeel van de gespecialiseerde scholen wordt door een urenpakket vastgelegd." Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende : "§ 5. Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 37, § 3, kan met maximaal twee betrekkingen van psychosociaal begeleider worden verhoogd. Die twee betrekkingen vloeien voort uit de omvorming van maximaal twee betrekkingen van studiemeester-opvoeder in een externaat."

Art. 115.Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Bepalingen betreffende het paramedisch personeel en het voor het internaat toegekend personeel in de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs".

Art. 116.Artikel 41 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk IV is van toepassing op de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs."

Art. 117.In artikel 42 van hetzelfde decreet worden de woorden "school van het buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school".

Art. 118.In artikel 44, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" en worden de woorden "school voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school".

Art. 119.In hoofdstuk IV, afdeling I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 44.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 44.1. Aan een gespecialiseerde school waar een internaat bij hoort, worden voor het ambt van studiemeester-opvoeder van een internaat bijkomend 32 uur per week toegekend."

Art. 120.In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

In paragraaf 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "het gemeenschapsinstituut voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "de gespecialiseerde school van het gemeenschapsonderwijs".

Art. 121.Artikel 53bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 23 oktober 2000, wordt vervangen als volgt : "§ 1. Het lestijdenpakket kan binnen eenzelfde onderwijsinrichting van het ene onderwijsniveau op het andere evenals van de ene personeelscategorie op de andere worden overgedragen."

Art. 122.Artikel 53ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 17 mei 2004 en vervangen bij decreet van 23 juni 2008, wordt vervangen als volgt : "Artikel 53ter - § 1. Voor het schooljaar 2009-2010 wordt, naast het lestijdenpakket berekend overeenkomstig artikel 5ter, een aanvullend lestijdenpakket toegekend voor de integratie van leerlingen die gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in het basisonderwijs nodig hebben.

Dit lestijdenpakket stemt overeen met vier voltijdse betrekkingen, verhoogd met de uren die worden berekend door de betrekkingen van de gesubsidieerde contractuele personeelsleden die voor het schooljaar 2003-2004 toegekend werden met het oog op de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, te vermenigvuldigen met de overeenstemmende administratieve delers. Onder administratieve delers verstaat men 28 voor een kleuteronderwijzer en 24 voor een leraar lager onderwijs. § 2. Elke door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school voor gespecialiseerd onderwijs krijgt elk schooljaar, naast het overeenkomstig artikel 5ter verkregen lestijdenpakket, een bepaald aantal vierden van een betrekking dat volgens de volgende formule wordt berekend : 88 x A/B A = aantal op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven regelmatige leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning werd vastgesteld overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en die door de betrokken gespecialiseerde school werden begeleid;

B = totaal aantal van de op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven regelmatige leerlingen bij wie overeenkomstig artikel 93.7 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is.

Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.

Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig het eerste lid komt voor 50 % in aanmerking voor een definitieve benoeming of een definitieve aanstelling.

Het overeenkomstig het eerste lid toegekende betrekkingenpakket kan geheel of gedeeltelijk door een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school voor gespecialiseerd onderwijs op een andere door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school worden overgedragen, indien de betrokken inrichtende machten hiermee instemmen. De overdracht kan op gelijk welk ogenblik gebeuren en geldt voor het lopende schooljaar. § 3. Een bepaald aantal vierden van een betrekking van de som van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 5ter en de voorgaande paragraaf moet voor de ondersteuning van de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs worden aangewend. Het aantal vierden van een betrekking dat elke gespecialiseerde school voor de integratie dient te voorzien, wordt als volgt berekend : 138 x A/B A = aantal op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld werd overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en die door de betrokken gespecialiseerde school werden begeleid;

B = totaal aantal van de op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven leerlingen bij wie overeenkomstig artikel 93.7 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is.

Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.

Indien een gespecialiseerde school met toepassing van § 2, vierde lid, een betrekkingenpakket aan een andere gespecialiseerde school heeft overgedragen, moet het overgedragen aantal betrekkingen van het volgens § 3, eerste lid, vastgelegde aantal vierden van een betrekking worden afgetrokken.

Indien aan een gespecialiseerde school met toepassing van § 2, vierde lid, een betrekkingenpakket van een andere gespecialiseerde school is overgedragen, moet het overgedragen aantal vierden van een betrekking bij het volgens § 3, eerste lid, vastgelegde aantal vierden van een betrekking worden geteld. § 4. Ten minste 5 % van het volgens § 3 vastgelegde betrekkingenpakket mag eerst na 30 september van het lopende schooljaar worden aangewend.

Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.

Onverminderd het eerste lid mogen ten minste vier vierden van een betrekking eerst na 30 september van het lopende schooljaar worden aangewend. § 5. Bij de toewijzing van de integratie-uren zorgt de gespecialiseerde school ervoor dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die in een Franstalige afdeling van een gewone school ingeschreven zijn, begeleid worden door personeelsleden die de Franse taal grondig beheersen. § 6. Indien de integratie van een leerling in een gewone school in de loop van een schooljaar wordt afgebroken, dan kan het betrekkingenpakket dat voor de integratie van die leerling was uitgetrokken tot het eind van het schooljaar op de nieuwe ondersteuningsplaats worden aangewend. § 7. De bepalingen van de §§ 2 tot en met 6 gelden voor de schooljaren 2010-2011 tot en met 2013-2014."

Art. 123.Artikel 53quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 6 juni 2005 en gewijzigd bij decreet van 25 juni 2007, wordt door de volgende bepaling vervangen : "Artikel 53quater - § 1. Bovenop het overeenkomstig artikel 5ter vastgelegd lestijdenpakket krijgt een gespecialiseerde basisschool een bijkomende halve betrekking, indien zij op 30 september van het lopende schooljaar vijf leerlingen meer telt dan op 30 september 2008.

Voor elke verdere begonnen groep van vijf bijkomende leerlingen wordt een bijkomende halve betrekking toegekend.

Bovenop het overeenkomstig artikel 5ter vastgelegd lestijdenpakket krijgt een gespecialiseerde secundaire school een bijkomende betrekking, indien zij op 30 september van het lopende schooljaar zeven leerlingen meer telt dan op 30 september 2008. Voor elke verdere begonnen groep van zeven bijkomende leerlingen wordt een bijkomende betrekking toegekend.

Het overeenkomstig het eerste lid vastgelegde lestijdenpakket staat voor het lopende schooljaar ter beschikking. § 2. De bepalingen van § 1 gelden voor de schooljaren 2009-2010 tot en met 2013-2014." HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs

Art. 124.In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 125.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".

Art. 126.Artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 2001, wordt door de volgende bepaling vervangen : "

Artikel 6.In het gespecialiseerd onderwijs krijgt de inrichtende macht voor de organisatie van het toezicht tijdens het middaguur per vestiging voor de eerste begonnen groep van 40 regelmatige leerlingen een toelage van 8 EUR, wanneer de studiemeester houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs is, respectievelijk een toelage van 6 EUR, wanneer de studiemeester geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft.

Telt de school respectievelijk de vestiging meer dan 40 regelmatige leerlingen, dan heeft de inrichtende macht voor elke bijkomende begonnen groep van 40 regelmatige leerlingen recht op een bijkomende toelage volgens de in het eerste lid vastgelegde bedragen, wanneer zij voor het toezicht tijdens het middaguur bijkomende studiemeesters inschakelt.

Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van september. Voor de berekening worden de volgende leerlingen in aanmerking genomen : de regelmatige kleuters die tot die dag gedurende ten minste tien schooldagen een halve dag aanwezig waren evenals de regelmatige leerlingen lager onderwijs.

De Regering kan afwijken van het aantal regelmatige leerlingen dat in het eerste en het tweede lid wordt vermeld, indien het toezicht wegens de infrastructuur van een vestiging onvoldoende kan worden gewaarborgd."

Art. 127.In 4° van de bijlage van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" vervangen. HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van 17 juli 1995 betreffende het inschrijvings- en het schoolgeld in het onderwijs

Art. 128.In artikel 2, § 1, van het decreet van 17 juli 1995 betreffende het inschrijvings- en het schoolgeld in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" en de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs".

In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "buitengewoon kleuteronderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd kleuteronderwijs". HOOFDSTUK XXX. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen

Art. 129.In het opschrift van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen worden de woorden "de gewone scholen" vervangen door de woorden "de gewone en gespecialiseerde scholen".

Art. 130.In artikel 1 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, worden het eerste, tweede en derde lid vervangen door een eerste en een tweede lid, luidende : "Dit decreet is van toepassing op het gewoon basisonderwijs en het gespecialiseerd basisonderwijs evenals op het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt, met uitzondering van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, waarop uitsluitend de artikelen 38 en 39 evenals 42 tot en met 45 van toepassing zijn.

De artikelen 23 tot en met 27, 28, 32, 57 tot en met 59 en 63 zijn eveneens van toepassing op het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd secundair onderwijs met beperkt leerplan."

Art. 131.Artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 17 mei 2004 en 16 juni 2008, wordt als volgt gewijzigd : 1. De bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° school : inrichting voor vorming en opvoeding die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen onderwezen worden volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd, waarbij de onderwijsdoelstellingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen worden aangepast;" 2. De bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : "5° personen belast met de opvoeding : personen die krachtens de wet of een gerechtelijke beslissing het ouderlijke gezag over het kind of de jongere uitoefenen;" 3. De bepaling onder 18° wordt vervangen als volgt : "18° onderwijsniveau : indeling van het gewoon of gespecialiseerd onderwijs in kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs;" 4. De bepaling onder 23° wordt vervangen als volgt : "23° leerling met specifieke onderwijsbehoeften : leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld;" 5. De bepaling onder 24° wordt vervangen als volgt : "24° pedagogische inspectie-begeleiding : personen die door de Regering ermee belast zijn om, met toepassing van het decreet van 24 maart 2003 houdende oprichting van de pedagogische inspectie-begeleiding voor het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en tot vastlegging van de opdrachten ervan, controle- en begeleidingsopdrachten in het onderwijs uit te oefenen;" 6. Onder 28° tot en met 32° worden de volgende bepalingen ingevoegd : "28° leergroep : groep lerenden die een leerinhoud verwerken of uitdiepen;29° integratieproject : scolarisatie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs waarbij middelen op maat worden ingezet, ongeacht of het gaat om personeelsmiddelen, materiële middelen of didactische middelen voor gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;30° ondersteuningsvergadering : vergadering van de personen belast met de opvoeding en de vertegenwoordigers van de gewone school en de gespecialiseerde school waarop de speciale onderwijsdoeleinden en de speciale onderwijsmaatregelen worden bepaald en overleg wordt gepleegd over de speciale onderwijsmiddelen en de plaats waar een kind of jongere met specifieke onderwijsbehoeften ondersteuning zal krijgen;31° individueel ondersteuningsplan : een onder de verantwoordelijkheid van het inrichtingshoofd opgesteld document waarmee de door diagnose gestuurde begeleiding van de leerprocessen wordt gewaarborgd.Uitgaand van de individuele sterke punten, de interessen en het ontwikkelingsniveau worden de speciale onderwijsdoeleinden en onderwijsmaatregelen beschreven. Het ondersteuningsplan bevat bovendien een lijst met de namen van de leden van het bestuurspersoneel, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en psychosociaal personeel dat het individueel ondersteuningsplan uitvoert. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt systematisch met een ondersteuningsplan gewerkt; 32° ondersteuningsportfolio : documentatiemap met alle gegevens die voor de ondersteuning van de leerling relevant zijn, in het bijzonder diagnostische adviezen, gegevens over het ontwikkelingsniveau van de leerling, getuigenissen, documenten en bewijzen van de tot nu toe genomen pedagogische en therapeutische maatregelen."

Art. 132.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 16 juni 2008, wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk II. - Opdracht toevertrouwd door de maatschappij aan de inrichtende machten en aan het personeel van de gewone en gespecialiseerde scholen"

Art. 133.In hoofdstuk II, afdeling I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 6.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 6.1. Individuele ondersteuning Elke leerling heeft recht op passende ondersteuning op school. Die ondersteuning heeft tot doel alle leerlingen, ook die met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden, bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden te ondersteunen en aan te moedigen. Zij biedt de leerlingen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.

Een evaluatie van de vaardigheden en beperkingen van de leerlingen vormt de grondslag voor de uitvoering van de individuele ondersteuning. Bij de uitvoering van de individuele ondersteuning komt het erop aan ervoor te zorgen dat deze plaatsvindt in de natuurlijke leefomgeving van de leerling, zo dicht mogelijk bij zijn plaats van herkomst, zo veel mogelijk in een klas van het gewoon onderwijs en, als pedagogische ondersteuning moet worden geboden, in het kader van een integratieproject of scolarisatie in het gespecialiseerd onderwijs. Er moet ook rekening worden gehouden met preventieve maatregelen en vroegtijdige opsporing van de behoefte aan individuele ondersteuning."

Art. 134.In artikel 17, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 16 juni 2008, wordt een vijfde lid ingevoegd, luidende : "De individuele ondersteuning van leerlingen in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs kan gebaseerd worden op een individueel ondersteuningsplan. Indien overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, is het opstellen en volgen van een individueel ondersteuningsplan verplicht."

Art. 135.§ 1. Artikel 20, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "1° een beschrijving van het algemene pedagogische concept dat in de betrokken school of in de leergroep wordt toegepast, met inbegrip van de pedagogische methoden en maatregelen voor de individuele ondersteuning van de leerlingen; 2° de pedagogische organisatiestructuur van de school, inzonderheid de criteria voor de indeling van de leerlingen in klassen of leergroepen en de begeleiding van leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is;" Artikel 20, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet wordt geschrapt. § 2. In hetzelfde artikel worden na het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidende : "Onverminderd het eerste lid bevat het schoolproject in de gewone scholen ook de beschrijving van de maatregelen die voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden getroffen, met inbegrip van de vormen van samenwerking met gespecialiseerde scholen of andere diensten en inrichtingen die door de Regering of de Dienst voor Personen met een Handicap erkend zijn.

Onverminderd het eerste lid bevat het schoolproject in de gespecialiseerde scholen ook het begeleidingstraject van alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, onafhankelijk van de plaats waar de ondersteuning wordt geboden."

Art. 136.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk III - Structuur van het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs"

Art. 137.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen als volgt : "Afdeling 1 - De gewone basisschool"

Art. 138.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een afdeling 1bis, die artikel 21.1 bevat, ingevoegd, luidende : "Afdeling 1bis - De gespecialiseerde basisschool Artikel 21.1. Structuur § 1. De basisschool bestaat uit een kleuterafdeling en een lagere school. § 2. De kleuterafdeling is voor kinderen die nog niet leerplichtig zijn.

De lagere school is voor leerplichtige kinderen. § 3. Een kind bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de kleuterafdeling worden ingeschreven, indien het nog niet leerplichtig is en ten minste drie jaar oud is of deze leeftijd op 31 december van het lopende schooljaar bereikt.

In afwijking van het eerste lid kan een leerplichtig kind tijdens het eerste jaar van de leerplicht naar de kleuterafdeling gaan. De personen belast met de opvoeding nemen daaromtrent een beslissing na kennis te hebben genomen van een gemotiveerd advies van de klassenraad en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum. Bij een kind dat nog niet naar de kleuterafdeling gaat, is enkel het advies van een psycho-medisch-sociaal centrum vereist. Deze beslissing over het behoud in de kleuterafdeling kan een tweede keer worden uitgesproken. § 4. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts in een kleuterafdeling worden ingeschreven : 1. als het aan de algemene toelatingsvoorwaarden van § 3 voldoet;2. na overlegging van een door het Bestuur voor Onderwijs goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;3. als overeenkomstig artikel 32, § 3, in voorkomend geval een inschrijvingsgeld werd betaald. In afwijking van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, hoeft een kind dat zijn woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit heeft geen door het Ministerie goedgekeurde aanvraag over te leggen en geen inschrijvingsgeld te betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen en op voorwaarde dat die kostenbijdrage in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd is.

Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing op een kind dat in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is. § 5. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de lagere school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van vijftien jaar nog niet heeft overschreden. Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.

De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.

In afwijking van het tweede lid kan de klassenraad beslissen dat de leerling een jaar langer op de lagere school blijft. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.

In afwijking van het tweede lid kunnen de personen belast met de opvoeding, op voorstel van de klassenraad en op grond van een advies van het psycho-medisch-sociaal centrum, beslissen dat hun kind een achtste jaar in de lagere school doorbrengt. Deze beslissing tot behoud in de lagere school kan een tweede keer worden uitgesproken. § 6. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 5, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een lagere school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een lagere school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.

Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap te worden ingeschreven, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1. een van de ouders van de leerling heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap in het kader van een arbeidsovereenkomst met een looptijd van ten minste zes maanden;2. een broer of zus van de leerling is reeds in dezelfde school van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;3. er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd. Voor leerlingen van wie de woonplaats onder de bevoegdheid van een ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in het tweede lid niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen die entiteit en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.

Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing op de leerling die in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is. § 7. De in de §§ 3 en 5 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1. § 8. Op het einde van de lagereschooltijd beslist de klassenraad over de uitreiking van het getuigschrift."

Art. 139.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen als volgt : "Afdeling 2 - De gewone secundaire school"

Art. 140.Hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een afdeling 2bis, dat artikel 22.1 bevat, luidende : "Afdeling 2bis - De gespecialiseerde secundaire school Artikel 22.1. Structuur § 1. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de gespecialiseerde secundaire school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste twaalf jaar oud is en op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft overschreden.

In afwijking van het eerste lid kan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, op grond van een positief advies van de klassenraad, goedkeuren dat een leerling die op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar heeft overschreden een bijkomend jaar in de gespecialiseerde secundaire school doorbrengt. Het is de taak van het hoofd van de gespecialiseerde school om contact op te nemen met het Comité en die goedkeuring aan te vragen. § 2. De in § 1 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1, van dit decreet. § 3. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 1, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een secundaire school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een secundaire school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd. § 4. In het gespecialiseerd secundair onderwijs kunnen de volgende onderwijsvormen worden georganiseerd : 1. gespecialiseerd secundair onderwijs voor sociale aanpassing;2. gespecialiseerd secundair onderwijs voor sociale en professionele aanpassing;3. gespecialiseerd secundair beroepsonderwijs. § 5. De overstap van een leerling naar een andere onderwijsvorm gebeurt op basis van een gemotiveerde beslissing van de klassenraad.

De klassenraad neemt die beslissing op grond van een advies van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum."

Art. 141.Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk IV - De leerling in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs"

Art. 142.Artikel 33, 8°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "8° zo nodig, de maatregelen die de gewone school voor de daar ingeschreven leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heeft genomen, met inbegrip van de vormen van samenwerking met gespecialiseerde scholen."

Art. 143.In artikel 34, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 23 oktober 2000, wordt het woord "inspectie" telkens door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen.

Art. 144.In artikel 38, § 2, 1°, van hetzelfde decreet wordt het woord "inspectie" door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen.

Art. 145.In artikel 39, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen als volgt : "Het beroep wordt per aangetekend schrijven ingesteld bij de leidend ambtenaar van het Bestuur voor Onderwijs, die de raad van beroep onmiddellijk bijeenroept."

Art. 146.Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk V - Medebeslissing in de gewone en de gespecialiseerde scholen"

Art. 147.In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van het onderwijzend en opvoedend personeel" door de woorden "van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel" vervangen.

In hetzelfde artikel worden in het tweede lid de woorden "onderwijzend en opvoedend personeel" door de woorden "onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel" vervangen.

In hetzelfde artikel wordt het zesde lid vervangen als volgt : "Alle leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel, met inbegrip van de personeelsleden die tijdelijk en krachtens een schriftelijk arbeidscontract tot het einde van het schooljaar zijn aangesteld of in dienst zijn genomen, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar."

Art. 148.§ 1. In artikel 51 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 16 december 2002, wordt een 15° ingevoegd, luidende : "15. Ondersteuning van de externe evaluatie van de school". § 2. Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende : "In de gewone school ontwikkelt de pedagogische raad een concept voor de gedifferentieerde ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden en voor de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

In de gespecialiseerde school doet de pedagogische raad voorstellen om de gewone scholen te helpen bij de concrete uitvoering van de integratieprojecten."

Art. 149.Artikel 52 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Artikel 52.Notulen De voorstellen van de pedagogische raad worden opgenomen in een notulenboek dat het Bestuur voor Onderwijs ter inzage ter beschikking staat."

Art. 150.Artikel 86, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger, evenals alle met de rechtstreekse begeleiding van de leerling belaste leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel zijn stemgerechtigde leden van de klassenraad; een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum neemt als adviserend lid aan de vergaderingen van de klassenraad deel. De klassenraad kan externe adviseurs consulteren.

Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger is voorzitter van de klassenraad. De voorzitter ziet erop toe dat de wettelijke en reglementaire bepalingen worden nageleefd."

Art. 151.In artikel 90 van hetzelfde decreet wordt het woord "basisschool" door de woorden "gewone basisschool" vervangen.

Art. 152.In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de woorden "secundaire school" door de woorden "gewone secundaire school" vervangen en de woorden "secundair onderwijs" door de woorden "gewoon secundair onderwijs".

Art. 153.In artikel 92 van hetzelfde decreet worden in het opschrift en in de tekst de woorden "secundair onderwijs" door de woorden "gewoon secundair onderwijs" vervangen en de woorden "het bezoek van het secundair onderwijs" door de woorden "het bezoek van het gewoon secundair onderwijs".

Art. 154.In artikel 93 van hetzelfde decreet worden de woorden "het secundair onderwijs" door de woorden "het gewoon secundair onderwijs" vervangen.

Art. 155.In artikel 96, 18°, van hetzelfde decreet wordt het punt op het eind van de zin door een komma vervangen.

Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 19°, luidende : "19° de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning coördineren."

Art. 156.In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 96.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 96.1. Departementshoofd van een gespecialiseerde school De opdracht van het departementshoofd van een gespecialiseerde school omvat vooral de volgende taken : 1° de pedagogische en organisatorische leiding over het door het inrichtingshoofd toegewezen takenpakket;2° de coördinatie van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;3° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij de uitvoering van het maatschappelijk project, het opvoedkundig project en het schoolproject;4° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij het beheer van de school, het opmaken van de wekelijkse en jaarlijkse uurroosters, de organisatie van toezicht en vervangingen evenals bij andere administratieve taken;5° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij het leiden en begeleiden van het personeel van de school;6° de coördinatie bij de implementering van de kerncompetenties en referentiekaders;7° de coördinatie bij de aanschaf van didactisch materiaal;8° de bevordering van de teamvorming binnen het personeel;9° het verwelkomen van nieuwe leerkrachten en het bijdragen tot hun snelle integratie;10° de samenwerking met de personeelsleden, de pedagogische raad en de andere vertegenwoordigingsorganen van de school;11° de samenwerking met de psycho-medisch-sociale centra;12° de adviesverlening aan de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding;13° zich permanent bijscholen en voortgezette opleiding volgen; 14° taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."

Art. 157.Artikel 98 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende : "Onverminderd het eerste lid omvat de opdracht van de school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek de volgende taken : 1° hulp bij het opstellen van individuele ondersteuningsplannen en bij het aanpassen van de leerdoelstellingen;2° begeleiding en advisering van de personeelsleden bij het omgaan met leerlingen die verschillende leermogelijkheden hebben;3° begeleiding en advisering bij het inzetten van methoden en materialen voor pedagogische ondersteuning;4° ontwikkeling van individuele leerstrategieën bij individuele leerlingen;5° initiëren en ontwikkelen van bijscholingen over pedagogische ondersteuning in samenwerking met de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap. De school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek vervult deze taken op het gebied van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone scholen en in het Centrum voor Bevorderingspedagogiek."

Art. 158.In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 98.1 ingevoegd, luidende : "Artikel 98.1. Paramedisch personeel § 1. De opdracht van de verpleegkundigen omvat vooral de volgende taken : 1° de verpleegkundige opdracht, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de door de arts bevolen medische hulp, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;4° deelnemen aan pedagogische conferenties;5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;6° vervangingen;7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen. § 2. De opdracht van de kinderverzorgers omvat vooral de volgende taken : 1° de verzorgende taken, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;2° de opvoedende opdracht, de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;4° deelnemen aan pedagogische conferenties;5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;6° vervangingen;7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen. § 3. De opdracht van de logopedisten, kinesitherapeuten en ergotherapeuten omvat vooral de volgende taken : 1° de therapeutische opdracht, dat wil zeggen het onderzoeken van de uitgangssituatie van de leerlingen en het opstellen van een individueel therapieplan rekening houdend met de medische voorschriften, het toepassen van passende methoden en technieken, de samenwerking met de klastitularis en de ouders evenals het opmaken en bijhouden van een dossier per leerling;2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door passende therapievormen;3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;4° deelnemen aan pedagogische conferenties;5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;6° vervangingen;7° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen. Onverminderd het vorige lid omvat de opdracht van de kinesitherapeuten en de ergotherapeuten bovendien de hulp aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek."

Art. 159.In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 98.2 ingevoegd, luidende : "Artikel 98.2. Psychosociaal personeel § 1. De opdracht van de psychosociale begeleider omvat vooral de volgende taken : 1° de psychosociale begeleiding van leerlingen met opvallend gedrag of met emotionele en gedragsstoornissen;2° de advisering van en hulp aan personeelsleden bij de beheersing van moeilijke opvoedingssituaties;3° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling en de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door de ontwikkeling van zijn verantwoordelijkheidsbesef;4° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;5° deelnemen aan pedagogische conferenties;6° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;7° vervangingen;8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school en van het eigen werk;10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten; 11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen." § 2. De opdracht van de maatschappelijk assistent omvat vooral de volgende taken : 1° de sociale opdracht, dat wil zeggen het probleemgericht opvoedende en adviserende werk, de hulp bij het voorkomen, beheersen en oplossen van sociale problemen evenals de coördinatie tussen school, ouders en verschillende sociale instellingen;2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door aangepast advies;3° de beroepsoriëntatie van de leerling in samenwerking met de Dienst voor personen met een handicap, inzonderheid de planning en begeleiding van de stages samen met de leerling, de personen belast met de opvoeding en de leraars;4° vervangingen;5° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;6° deelnemen aan pedagogische conferenties;7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten; 11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."

Art. 160.In artikel 100 van hetzelfde decreet wordt het woord "inspectie" door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen. HOOFDSTUK XXXI. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum

Art. 161.In artikel 33, eerste lid, 5°, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 162.In artikel 39bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 163.In artikel 47bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden : 1° het ambt dat het personeelslid via permutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is; 2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via permutatie wenst te bekleden."

Art. 164.In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het vierde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden : 1° het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, draagt dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is; 2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."

Art. 165.In artikel 49, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, definitief aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 166.In titel I van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVbis, dat de artikelen 62.2 tot en met 62.12 bevat, ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk IVbis - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school Artikel 62.2. Principe In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school, hierna departementshoofd te noemen, toegewezen op basis van een aanstelling van doorlopende duur en van een definitieve aanstelling, overeenkomstig de onderstaande voorwaarden.

Artikel 62.3. Toelatingsvoorwaarden Personen mogen dit ambt uitoefenen, als ze : 1. aan een van de volgende voorwaarden voldoen : a) burger van de Europese Unie of familielid van een Unieburger zijn in de zin van artikel 4, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;de Regering kan een afwijking toestaan; b) de status van langdurig ingezeten onderdaan van een derde land hebben krachtens de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus hebben krachtens de bepalingen van dezelfde wet van 15 december 1980;d) de verblijfstitel met toepassing van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980 hebben;2. ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;3. de kandidatuur in de vorm en binnen de termijn hebben ingediend, zoals vastgelegd in de oproep tot de kandidaten;4. de burgerlijke en politieke rechten genieten;5. aan de dienstplichtwetten voldoen. Het eerste lid, 1°, b) tot en met d), voorziet in de omzetting van richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming.

Artikel 62.4. Oproep en kandidatuur De oproep tot de kandidaten wordt door de inrichtende macht gepubliceerd in de krant evenals in elke andere vorm die als gepast wordt geacht.

De oproep bevat het van het departementshoofd vereiste profiel en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.

De kandidatuur wordt per aangetekend schrijven ingediend. Bij de kandidatuur voegt de kandidaat onder andere een strategie- en actieplan om de in het vorige lid vermelde doelstellingen te verwezenlijken.

Artikel 62.5. Aanstelling van het departementshoofd De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.

Zij steunt zich daarbij onder andere op het strategie- en actieplan van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de beroepservaring en de pedagogische kwalificatie.

Artikel 62.6. Aanstelling van doorlopende duur, beëindiging en definitieve aanstelling § 1. De aanstelling gebeurt voor onbepaalde duur. § 2. Zij eindigt in de volgende gevallen : 1. in geval van een preventieve schorsing voor meer dan zes maanden;2. in geval van een terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden;3. indien een van de volgende tuchtmaatregelen wordt opgelegd : a) inhouding van wedde;b) schorsing bij tuchtmaatregel;c) op-non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;d) ontslag wegens een zware fout;4. bij vrijwillig ontslag, indien het gaat om een definitief aangesteld personeelslid;5. bij vrijwillige beëindiging van de aanstelling;6. bij eenzijdige opzegging door de inrichtende macht;7. indien op het evaluatieverslag de vermelding "onvoldoende" staat. De inrichtende macht kan de aanstelling beëindigen in geval van een verlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor een periode van meer dan zes opeenvolgende maanden.

In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°, en in afwijking van artikel 80, eerste lid, 1°, moet het departementshoofd een opzeggingstermijn van 60 dagen in acht nemen.

In het geval bedoeld in het eerste lid, 6°, bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden, als het departementshoofd een ambtsanciënniteit van ten hoogste vijf jaar telt; voor elke begonnen termijn van vijf jaar wordt de duur van de opzeggingstermijn met drie maanden verlengd.

De in de voorafgaande leden voorgeschreven opzeggingstermijn kan in onderlinge overeenstemming worden verkort. De opzegging geschiedt per aangetekend schrijven met vermelding van de duur van de opzeggingstermijn. Het aangetekend schrijven heeft uitwerking vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum. § 3. Een departementshoofd dat ten minste 50 jaar oud is, wordt definitief aangesteld, indien : 1. hij/zij een ambtsanciënniteit van ten minste vijf jaar telt;2. op zijn laatste evaluatieverslag ten minste de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat. Artikel 62.7. Statuut § 1. Onverminderd het tweede lid is het departementshoofd tijdens de uitoefening van zijn ambt onderworpen aan de artikelen 13 tot en met 30, 32, 70, 72 tot en met 78 en 81 tot en met 99 van het onderhavige statuut.

Het is het departementshoofd verboden : 1. een verlof te nemen of ter beschikking te worden gesteld, met uitzondering van volgende types van verlof en terbeschikkingstelling : a) jaarlijkse vakantie, b) omstandigheidsverlof, c) buitengewoon verlof wegens overmacht, d) bevallingsverlof, e) verlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij, f) verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, g) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs, h) terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid, i) voltijdse terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen voorafgaand aan de opruststelling;2. een loopbaanonderbreking te nemen, behalve de deeltijdse of voltijdse loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof, de loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verstrekken en de loopbaanonderbreking voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. § 2. De bepalingen van § 1 gelden ook voor een departementshoofd dat met toepassing van artikel 62.6, § 3, definitief aangesteld is.

Artikel 62.8. Tijdelijke vervanging § 1. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 62.7 vermelde verloven of terbeschikkingstellingen gedurende meer dan vijf opeenvolgende werkdagen afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een ander definitief aangesteld personeelslid van de categorie bestuurs-, onderwijzend of paramedisch personeel dat aan de voorwaarden in artikel 62.3. voldoet, met uitzondering van de voorwaarde in 3°.

In de zin van het vorige lid worden de volgende dagen niet als werkdagen beschouwd : 1. de schoolvrije dagen vermeld in artikel 58 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen;2. de zomervakantiedagen die krachtens de verlofwetgeving tot de jaarlijkse vakantie behoren. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 62.7 vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan een jaar afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een persoon die de voorwaarden in artikel 62.3 vervult.

Dan is de in de artikelen 62.4 en 62.5 vermelde procedure van toepassing. § 2. Tijdens de periode van tijdelijke vervanging zijn de artikelen 62.7, § 1, tweede lid, 62.9, 62.11 en 62.12 van toepassing op het personeelslid dat het departementshoofd vervangt.

Artikel 62.9. Wedde en premie § 1. Tijdens de aanstelling ontvangt het departementshoofd een wedde op basis van weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat. § 2. Wordt een personeelslid tot departementshoofd aangesteld, ontvangt het in afwijking van § 1 verder zijn wedde evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend : P = X - M P = de premie X = de in § 1 bedoelde wedde M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid De premie wordt tegelijk met de maandwedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald. § 3. Wordt iemand van buitenaf tot departementshoofd aangesteld, dan ontvangt hij het vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermeld bedrag als berekeningsbasis dient. § 4. Het bedrag vermeld in de §§ 1 en 2 is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.

In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt de premie verder uitbetaald.

Artikel 62.10. Evaluatieverslag § 1. Voor een departementshoofd stelt het inrichtingshoofd ten minste om de vijf jaar een evaluatieverslag op. Te dien einde vindt een evaluatiegesprek plaats. Het departementshoofd kan om een evaluatie verzoeken.

Het departementshoofd stelt vooraf een verslag op over de uitvoering van het strategie- en actieplan en de verwezenlijking van de doelstellingen. Dat verslag dient als basis voor het evaluatiegesprek.

Op het evaluatieverslag staat de vermelding "onvoldoende", "niet tevredenstellend", "voldoende", "goed" of "zeer goed" als eindconclusie. § 2. Het verslag wordt in drie exemplaren aan het departementshoofd overhandigd. Het departementshoofd ondertekent de drie exemplaren en behoudt een ervan. § 3. Het departementshoofd kan het verslag onder voorbehoud ondertekenen en binnen een termijn van tien dagen na de afgifte ervan beroep instellen bij de raad van beroep.

Binnen een termijn van 45 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de raad van beroep het beroep heeft ontvangen, zendt hij een met redenen omkleed advies aan de inrichtende macht.

Binnen tien dagen na ontvangst van het advies overhandigt de inrichtende macht haar definitieve beslissing. Ze vermeldt, in voorkomend geval, de redenen waarom ze het advies niet volgt.

Het beroep is opschortend.

Artikel 62.11. Terugkeer Voor zover het personeelslid definitief aangesteld is in het gesubsidieerd vrij onderwijs, bekleedt het op het einde van de aanstelling opnieuw zijn voormalig ambt, behalve in de gevallen vermeld in artikel 62.6, § 2, eerste lid, 3°, d) evenals 4°.

Artikel 62.12. In aanmerking komende diensten Voor zover het om een personeelslid van het gesubsidieerd vrij onderwijs gaat, worden de diensten gepresteerd tijdens de uitoefening van het ambt als departementshoofd in aanmerking genomen om de dienstanciënniteit, de ambtsanciënniteit en de geldelijke anciënniteit vast te leggen."

Art. 167.In het opschrift van hoofdstuk Vbis evenals in artikel 69.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, worden de woorden "buitengewone secundaire school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde secundaire school".

Art. 168.Artikel 69.2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling : "2. a) voor het ambt van studieprefect of directeur van een gewone secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende; b) voor het ambt van directeur van een gespecialiseerde secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"

Art. 169.In artikel 69.6, § 1, tweede lid, 1°, g), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het punt op het eind van de zin door een komma vervangen.

Hetzelfde lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder h) en i), luidende : "h) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs, i) voltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat."

Art. 170.In artikel 69.7, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "20" door het woord "vijf" vervangen.

In dezelfde paragraaf worden in het derde lid de woorden "meer dan een jaar" door de woorden "gedurende ten minste een jaar" vervangen.

Art. 171.In artikel 69.8, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "inrichtingshoofd" vervangen door de woorden "inrichtingshoofd van een gewone secundaire school" en worden de woorden "lid 2" vervangen door de woorden "derde lid".

In dezelfde paragraaf wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Tijdens de aanstelling ontvangt het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school een wedde op basis van de weddeschaal vermeld in bijlage 3, met een geldelijke anciënniteit van 19 jaar of met zijn werkelijke geldelijke anciënniteit, indien deze meer dan 19 jaar bedraagt, verhoogd met een maandelijkse premie van 428,48 EUR. De verhogingen bepaald in de weddeschaal worden om de twee jaar toegekend." In dezelfde paragraaf worden in het tweede lid, dat het derde lid wordt, de woorden " een inrichting van het buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "een gespecialiseerde school".

Art. 172.In artikel 69.15 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 25 juni 2007, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen." HOOFDSTUK XXXII. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs

Art. 173.In artikel 18, tweede lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, vervangen bij decreet van 16 juni 2008, en in artikel 19 van hetzelfde decreet worden telkens de woorden "en de leerlingen die krachtig moeten worden gesteund, vermeld in artikel 60, lid 2" geschrapt.

Art. 174.In artikel 30, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en de in artikel 29 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen vermelde leerlingen die krachtig moeten worden gesteund" geschrapt. HOOFDSTUK XXXIII. - Wijziging van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs

Art. 175.In artikel 1 van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" vervangen.

Art. 176.In artikel 4, § 1, tweede lid, 5°, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" vervangen.

Art. 177.Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1. In § 1, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon kleuteronderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd kleuteronderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";2. In § 2, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";3. In § 3, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs". HOOFDSTUK XXXIV. - Wijziging van het decreet van 24 maart 2003 houdende oprichting van de pedagogische inspectie-begeleiding voor het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en tot vastlegging van de opdrachten ervan

Art. 178.[Deze bepaling geldt niet voor de Nederlandse tekst.] HOOFDSTUK XXXV. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

Art. 179.In artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 180.In artikel 28, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 181.In artikel 36bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden : 1° het ambt dat het personeelslid via permutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is; 2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via permutatie wenst te bekleden."

Art. 182.Artikel 37, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende : "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend." Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, vast benoemd worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."

Art. 183.In artikel 42, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het derde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden : 1° het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is; 2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."

Art. 184.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVter, dat het artikel 56.12 bevat, ingevoegd : "Hoofdstuk IVter - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school Artikel 56.12. In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2009 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden geldend in het gesubsidieerd vrij onderwijs."

Art. 185.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk Vter, dat het artikel 64.12 bevat, ingevoegd : "Hoofdstuk Vter - Bijzondere bepalingen voor inrichtingshoofden of directeuren van een gewone secundaire school of een gespecialiseerde secundaire school Artikel 64.12. In afwijking van hoofdstuk V wordt het ambt van inrichtingshoofd of directeur van een gewone secundaire school of een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2007 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden geldend in het gesubsidieerd vrij onderwijs."

Art. 186.In artikel 66 van hetzelfde decreet wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen." HOOFDSTUK XXXVI. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs

Art. 187.In artikel 1 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".

Art. 188.In artikel 6, § 1, tweede lid, § 2, tweede en vierde lid, en § 3, tweede en vierde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone scholen" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".

Art. 189.In titel IV van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone basisscholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde basisscholen".

Art. 190.In het opschrift van artikel 7 van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".

Art. 191.In het opschrift van artikel 8 van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs" vervangen.

Art. 192.In titel VI, ondertitel II, hoofdstuk 1, worden in het opschrift van het hoofdstuk de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".

Art. 193.In titel VI, ondertitel II, hoofdstuk 2, worden in het opschrift van het hoofdstuk de woorden "buitengewoon secundair basisonderwijs" door de woorden "gespecialiseerd secundair basisonderwijs" vervangen.

Art. 194.In titel VI, ondertitel III, van hetzelfde decreet wordt het opschrift vervangen als volgt : "Wervingsambten voor het administratief personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel en het psychosociaal personeel". HOOFDSTUK XXXVII. - Wijziging van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004

Art. 195.In artikel 21 van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004 wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "Wanneer de plaats waar het personeelslid wordt ingezet verder van zijn woonplaats verwijderd is dan de dichtst bijgelegen vestiging van de gespecialiseerde school die het personeelslid detacheert, wordt de afstand tussen die vestiging en de plaats waar het personeelslid wordt ingezet als dienstreis beschouwd en op verzoek volgens de geldende tarieven van de federale openbare dienst vergoed." HOOFDSTUK XXXVIII. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool

Art. 196.In artikel 5.2, eerste lid, van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 197.In artikel 5.3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Art. 198.In artikel 5.22, § 2, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "De directeur kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 199.In artikel 5.40 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : "De directeur kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."

Art. 200.In artikel 5.81, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd". HOOFDSTUK XXXIX. - Wijziging van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs - 2006

Art. 201.In de artikelen 113, 114, 115, 117 en 118 van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs - 2006 wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel". HOOFDSTUK XL. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep

Art. 202.In artikel 104, eerste lid, 1°, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".

Titel VI. - Slotbepalingen

Art. 203.Slotbepaling Een nieuwe gespecialiseerde school mag uitsluitend in de onmiddellijke nabijheid van een gewone school worden gebouwd.

Art. 204.Slotbepaling De artikelen 84, 85, 86, 88 en 89 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen treden in werking op 1 september 2009.

Art. 205.Slotbepaling De artikelen 18 en 19 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs treden in werking op 1 september 2009.

Art. 206.Slotbepaling Na verstrijken van het schooljaar 2013-2014 gaat de Regering over tot een evaluatie van titel III, IV en V van dit decreet. De Regering kan hiertoe deskundigen raadplegen.

Art. 207.Opheffingsbepaling Opgeheven worden : 1. artikel 3, § 2, 4°, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, gewijzigd bij wet van 6 juli 1970;2. de artikelen 5, 6 tot en met 11, 14, 18 en 19 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;3. de artikelen 8, 9, 10, 13, 14, 15, 18 tot en met 22, 23, 25 tot en met 28 en 47 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs;4. de artikelen 6, § 2, 23, §§ 2, 3 en 4, 27, § 2, 37, § 4 en 43, § 1 van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald;5. het besluit van de Regering van 20 juli 1994 over de samenstelling en de werking van de Commissie van Advies van het buitengewoon onderwijs;6. de artikelen 30, 31, 51, 7° en 8°, en artikel 85, tweede lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.

Art. 208.Overgangsbepaling Voor het verkrijgen van het voor de uitoefening van een ambt in het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in de categorie onderwijzend personeel vereiste bewijs van het bestaan aan ten minste 10 ECTS-studiepunten tellende bijkomende opleiding op het vlak van het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, de heil- of orthopedagogie wordt de beroepservaring in de gewone school of de school voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in ECTS-studiepunten omgezet van die leden van het onderwijzend personeel die voor 1 september 2010 in de categorie onderwijzend personeel in een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften voor 1 september 2010 leerlingen met een behoefte aan onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften in een gewone school of een school voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften begeleid hebben. Hierbij geldt dat per schooljaar waarin het personeelslid leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een gewone of gespecialiseerde school begeleid heeft, 2 ECTS-punten worden toegekend, indien het personeelslid in het betrokken schooljaar ten minste 180 dienstdagen heeft gepresteerd.

De in het eerste lid vermelde personeelsleden die op 1 september 2010 over ten minste 10 ECTS-punten beschikken, worden beschouwd als houder van het voor de uitoefening van het respectieve ambt vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor zover op het laatste evaluatieverslag de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat.

De in het eerste lid vermelde personeelsleden die op 1 september 2010 over ten minste 6 en minder dan 10 ECTS-punten beschikken, worden beschouwd als houder van het voor de uitoefening van het respectieve ambt vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor zover op het laatste evaluatieverslag de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat. Een tijdelijke aanstelling respectievelijk een aanstelling van doorlopende duur evenals een vaste benoeming respectievelijk een definitieve aanstelling zijn alleen mogelijk indien het personeelslid over ten minste 10 ECTS-punten beschikt. Deze maatregel is van toepassing tot 31 augustus 2014.

Voor de in het eerste lid vermelde berekening van de dienstdagen gelden de volgende bepalingen : a) in aanmerking worden genomen de tot 31 augustus 2010 gepresteerde dienstdagen waarop het personeelslid leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een gespecialiseerde school of in een gewone school heeft begeleid.b) In aanmerking worden genomen de dienstdagen gepresteerd als gesubsidieerd contractueel personeelslid en als tijdelijk aangewezen of aangesteld personeelslid vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periode van actieve dienst, met inbegrip van het ontspanningsverlof, de kerst- en paasvakantie, het bevallingsverlof, het voorbehoedend verlof, de periode tijdens welke het personeelslid van elk werk wordt vrijgesteld in het kader van de moederschapsbescherming of van de bedreiging door een beroepsziekte, het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij, het verlof voor persoonlijke omstandigheden of de overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen toegekende uitzonderlijke verloven, indien ze in deze periode vallen.Dit aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd. Uitgesloten van deze vermenigvuldiging zijn de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben op een volledig academie- of schooljaar. c) De diensten die gepresteerd werden in een ambt met onvolledige prestaties en ten minste de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties omvatten, worden in aanmerking genomen zoals diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties.d) Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties omvat, wordt gehalveerd.e) Het aantal dagen verworven in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende ambten met volledige of onvolledige prestaties mag nooit het aantal dagen overschrijden dat in een gedurende dezelfde periode uitgeoefend ambt met volledige prestaties verworven wordt.

Art. 209.Overgangsbepaling De leden van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt en die op 31 augustus 2010 voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld, vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld zijn, worden vanaf 1 september 2010 beschouwd als zijnde voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld of vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld in een ambt van het gespecialiseerd onderwijs dat dezelfde benaming heeft als het ambt waarin zij tot dat ogenblik voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld of vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld waren.

Art. 210.Overgangsbepaling In afwijking van de artikelen 91quinquies en 91sexies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wijst de inrichtende macht op 1 september 2009 de hoofdonderwijzer in het lager onderwijs van het Instituut van de Duitstalige Gemeenschap voor Buitengewoon Onderwijs van Eupen en het inrichtingshoofd van de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs van Elsenborn - Sankt Vith aan als eerste departementshoofden bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek.

De beide departementshoofden dienen uiterlijk op 31 december 2009 een strategie- en actieplan in.

Art. 211.Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van de artikelen 47, 49, 50 tot en met 52, 166, 168 tot en met 170, 184, en artikel 185, die in werking treden op de dag dat dit decreet aangenomen wordt, en met uitzondering van de artikelen 32, 1°, 38, 40 tot en met 42, 56, 62, 65, 76 tot en met 79, 161, 163 tot en met 165, 179, 181 tot en met 183, die in werking treden op 1 september 2010.

Door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap aangenomen : Eupen, 11 mei 2009.

Stephan THOMAS, Louis SIQUET, griffier. voorzitter.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, 11 mei 2009.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen, B. GENTGES Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Toerisme, O. PAASCH Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, I. WEYKMANS Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport _______ Nota Zitting 2008-2009.

Genummerde stukken : 148 (2008-2009) Nr. 1 Ontwerp van decreet 148 (2008-2009) nr. 2 Voorstel tot wijziging 148 (2008-2009) nr. 3 Verslag Integraal verslag : 11 mei 2009 - nr. 13 (2008-2009) Bespreking en aanneming

^