gepubliceerd op 22 mei 2018
Uittreksel uit tussenarrest nr. 1/2018 van 11 januari 2018 Rolnummer 6563 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het Grondwettel samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit tussenarrest nr. 1/2018 van 11 januari 2018 Rolnummer 6563 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 14 december 2016Relevante gevonden documenten type arrest prom. 14/12/2016 pub. 23/03/2017 numac 2017011301 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Besluit van het Beheerscomité tot vaststelling van het personeelsplan 2017 van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie sluiten in zake de procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen tegen F.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 december 2016, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 23 WBN de artikelen 10 en 11 Gw., in zoverre het enkel de Belgen van vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit uitsluit die hun nationaliteit hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit werd toegekend op grond van artikel 11 WBN en niet de Belgen die in België geboren werden, alsook steeds in België hun hoofdverblijfplaats hebben gehad, en die op basis van het (oude) artikel 12 WBN de Belgische nationaliteit werd toegekend, doordat een ouder die het gezag uitoefent over een kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is voor die leeftijd, de Belgische nationaliteit vrijwillig heeft verkregen ? »; 2. « Schendt artikel 23 § 1 WBN, in die zin geïnterpreteerd dat het personen zou kunnen treffen/sanctioneren die reeds zijn bestraft met strafrechtelijke sancties (van repressieve aard) wegens feiten die in wezen dezelfde zijn, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen of in samenhang met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 4 van het Aanvullend Protocol nr.7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, waarbij wordt vastgesteld dat in andere domeinen van het recht waar het mogelijk is sancties van repressieve aard op te leggen wegens feiten die in wezen dezelfde zijn, de cumulatie van dergelijke sancties en strafsancties verboden is ? »; 3. « Schendt artikel 23 § 1 WBN artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (alsmede met artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie), in de mate dat een Belg die de Belgische nationaliteit slechts tijdens zijn leven heeft verkregen (en die dus geen Belg is door geboorte) van die Belgische nationaliteit kan worden vervallen verklaard, met het risico dat deze wordt uitgeleverd aan een ander land (nota bene geen EU-lidstaat), waar de mogelijkheid tot uitlevering de fysieke verwijdering van de betrokkene tot gevolg heeft van al zijn naaste familieleden, die legaal verblijf houden in het land waarvan de betrokkene de nationaliteit zou verliezen en die bovendien ook die nationaliteit hebben, waarvan de betrokkene vervallen zou worden verklaard ? »; 4. « Schendt artikel 23 § 1 WBN de artikelen 10 en 11 Gw., in zoverre artikel 23/1, 1° § 1 WBN de vervallenverklaring onderwerpt aan de strikte voorwaarde dat diegene ten aanzien van wie de vervallenverklaring wordt gevorderd de hen ten laste gelegde feiten (waarvoor zij zijn veroordeeld als dader, mededader of medeplichtige tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor de misdrijven die aldaar zijn vermeld en opgesomd) hebben gepleegd binnen tien jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven, met uitzondering van de misdrijven bedoeld in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek, terwijl deze specifieke voorwaarde niet geldt voor diegene ten aanzien van wie de vervallenverklaring wordt gevorderd krachtens artikel 23 § 1 WBN, krachtens het algemene/generieke criterium van ' ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen als Belgisch burger ', waarbij zelfs geen vereiste geldt van veroordeling wegens de strafbare feiten, waarvan sprake is in artikel 23/1, 1° WBN ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 104 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof bepaalt : « De terechtzittingen van het Hof zijn openbaar, tenzij die openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden; in dat geval wordt zulks door het Hof bij een met redenen omkleed arrest verklaard ».
B.2. De openbaarheid van de terechtzittingen van het Hof is de regel.
Niettemin kan het Hof beslissen om de zitting te houden met gesloten deuren wanneer de openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden.
B.3. Aangezien F.B. een gevangenisstraf ondergaat wegens inzonderheid het leiden van een terroristische groep en het algemeen dreigingsniveau daarenboven door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse nog steeds is vastgesteld op een zeer hoog niveau, dient te worden verzekerd dat de terechtzitting onder optimale veiligheidsvoorwaarden verloopt.
B.4. In die omstandigheden en gelet op de actuele infrastructuur van het Hof zou de openbaarheid van de zitting aanleiding kunnen geven tot incidenten die een gevaar voor de orde kunnen vormen.
B.5. Bijgevolg dient de zitting met gesloten deuren te worden gehouden.
Om die redenen, het Hof beslist dat de terechtzitting met gesloten deuren plaatsvindt.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 11 januari 2018.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, E. De Groot