Etaamb.openjustice.be
Document
gepubliceerd op 09 april 2018

Algemene Administratie van de Fiscaliteit. - Inkomstenbelastingen Voorafbetalingen. - Aanslagjaar 2019 INLEIDING ALGEMEEN In beginsel wordt de belasting betreffende de beroepsinkomsten van zelfstandigen, hun meewerkende echtgenoot en bedri Die vermeerdering kan evenwel worden vermeden door die belasting op welbepaalde tijdstippen vooraf (...)

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018030735
pub.
09/04/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN


Algemene Administratie van de Fiscaliteit. - Inkomstenbelastingen Voorafbetalingen. - Aanslagjaar 2019 INLEIDING ALGEMEEN In beginsel wordt de belasting betreffende de beroepsinkomsten van zelfstandigen, hun meewerkende echtgenoot en bedrijfsleiders, alsook de vennootschapsbelasting en de belasting van niet-inwoners/vennootschappen met een bepaald percentage vermeerderd.

Die vermeerdering kan evenwel worden vermeden door die belasting op welbepaalde tijdstippen vooraf te betalen.

De andere belastingplichtigen (natuurlijke personen) die, om welke reden ook, bij de regularisatie van hun fiscale toestand nog een supplement moeten betalen, kunnen een vermindering (bonificatie) krijgen door dat supplement geheel of gedeeltelijk vooraf te betalen.

Dat geldt ook voor de zelfstandigen, hun meewerkende echtgenoot en bedrijfsleiders, maar enkel wat het gedeelte van de voorafbetalingen betreft dat het bedrag dat nodig is om de in het eerste lid bedoelde vermeerdering te vermijden, overtreft.

Die materie wordt geregeld door de artikelen 157 tot 168, 175 tot 177, 218, 243, 243/1, 246, eerste lid, 1°, en tweede lid, en 463bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en de artikelen 64 tot 71, 139, § 3, en 142, § 1, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92.

GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG OP NAAM VAN BEIDE ECHTGENOTEN Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan en de bonificatie voor voorafbetaling van de belasting, bij elke 'echtgenoot' (gehuwde of wettelijk samenwonende) berekend op grond van zijn eigen inkomsten en rekening houdend met de op zijn eigen naam gedane voorafbetalingen (voor de toepassing van die bepaling wordt het deel van de beroepsinkomsten dat wordt toegerekend aan de echtgenoot van wie de beroepsinkomsten minder bedragen dan 30 % van het totale bedrag van de beroepsinkomsten van beide echtgenoten - zie deel V, Hoofdstuk 1, I, C, 1, eerste lid - aangemerkt als een eigen inkomen van de echtgenoot die het toerekent en niet van de echtgenoot aan wie het wordt toegerekend).

Artikel 157, WIB 92, bepaalt evenwel dat wanneer een echtgenoot, die een deel van zijn winst of zijn baten aan de meewerkende echtgenoot toekent met toepassing van artikel 86, WIB 92, meer voorafbetalingen heeft gedaan dan die welke nodig zijn om bij hem de vermeerdering van de belasting te vermijden, het overschot wordt aangewend om de vermeerdering te vermijden bij de meewerkende echtgenoot.

DEEL I. - VOORAFBETALINGEN OM EEN VERMEERDERING TE VERMIJDEN HOOFDSTUK 1. - Wie is onderworpen aan de belastingvermeerdering? I. ALGEMEEN Het betreft: a) natuurlijke personen, rijksinwoners en niet-inwoners, die gezamenlijk belastbare beroepsinkomsten verkrijgen uit een werkzaamheid als: - bedrijfsleider; - nijveraar, handelaar of landbouwer; - beoefenaar van een vrij beroep, ambt, post of andere (zelfstandige) winstgevende bezigheid; - meewerkende echtgenoot van een belastingplichtige die beroepsinkomsten verkrijgt uit een werkzaamheid als nijveraar, handelaar, landbouwer of beoefenaar van een vrij beroep, ambt, post of andere (zelfstandige) winstgevende bezigheid; b) rechtspersonen onderworpen aan de vennootschapsbelasting (VenB) (zie de artikelen 179 en 179/1, WIB 92); c) rechtspersonen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners (BNI/ven.) (zie de artikelen 227, 2° en 227/1, WIB 92).

Die natuurlijke personen en rechtspersonen worden hierna respectievelijk 'zelfstandigen' (zie a hierboven) en 'vennootschappen' (zie b en c hierboven) genoemd.

II. UITZONDERING Geen vermeerdering is verschuldigd door zelfstandigen die zich in 2016, 2017 of 2018 voor de eerste maal als zelfstandige in hoofdberoep hebben gevestigd.

Geen vermeerdering is verschuldigd op het gedeelte van de inkomstenbelasting (VenB en BNI/ven.) dat overeenkomstig artikel 413/1, WIB 92, gespreid mag worden betaald.

De vennootschappen, die overeenkomstig artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap worden aangemerkt, zijn geen vermeerdering verschuldigd op de belasting die betrekking heeft op de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting (artikel 218, § 2, WIB 92).

HOOFDSTUK 2. - Waaruit bestaat de belastingvermeerdering? I. GRONDBEGINSELEN Het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de sub II hierna bedoelde belastbare inkomsten wordt in principe met een bepaald percentage vermeerderd.

II. VOOR VERMEERDERING VATBARE INKOMSTEN A. Zelfstandigen De vermeerdering is alleen van toepassing op de belasting die betrekking heeft op het nettobedrag van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, van de bezoldigingen van meewerkende echtgenoten en van de winst en baten die in het kader van een zelfstandige beroepswerkzaamheid zijn verkregen, met uitzondering van de inkomsten die werkelijk afzonderlijk zijn belast.

B. Vennootschappen De vermeerdering is van toepassing op de VenB en op de BNI/ven. die betrekking heeft op het totaal van de belastbare inkomsten.

Voor het aanslagjaar 2019 zijn aldus belastbaar, de inkomsten die: - in 2018 werden behaald of verkregen door vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren; - betrekking hebben op een boekjaar dat in 2019 vóór 31 december is afgesloten, voor de vennootschappen die hun boekhouding anders dan per kalenderjaar voeren.

De vermeerdering is evenwel niet van toepassing op: - de afzonderlijke aanslagen (met uitzondering van de 'Fairness tax'); - de bijzondere aanslagen met betrekking tot verrichtingen die vóór 01.01.1990 hebben plaatsgegrepen: - verdeling van het maatschappelijk vermogen; - voordelen van alle aard door vennootschappen in vereffening.

De aandacht wordt erop gevestigd dat de bovenvermelde regels inzake vermeerdering ook van toepassing zijn op vanaf 01.01.1990 in vereffening gestelde vennootschappen.

III. BEREKENING VAN DE VERMEERDERING A. Grondslag van de vermeerdering Het bedrag dat als grondslag van de vermeerdering dient, is gelijk aan 106 % (103 % voor vennootschappen) van de totale belasting verschuldigd op de inkomsten die voor vermeerdering vatbaar zijn, in voorkomend geval verminderd met de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen (forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, belastingkredieten, roerende voorheffing, enz.) met betrekking tot diezelfde inkomsten.

B. Tarief van de vermeerdering Voor het aanslagjaar 2019 bedraagt het tarief van de vermeerdering 2,25 %.

Voor vennootschappen waarbij het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 bedraagt het tarief van de vermeerdering echter 6,75 %.

C. Berekening van de vermeerdering Om het bedrag van de in principe verschuldigde globale vermeerdering te verkrijgen, moet de grondslag van de vermeerdering worden vermenigvuldigd met 2,25 of 6,75 % (zie hierboven).

Bij een natuurlijke persoon wordt de vermeerdering slechts voor 90 % in aanmerking genomen. Dat geldt niet voor vennootschappen.

D. Opmerking Geen vermeerdering is verschuldigd indien het bedrag ervan lager is dan 0,5 % van de belasting waarop zij is berekend, of lager is dan 80,00 euro.

Die uitzondering is evenwel niet meer van toepassing voor vennootschappen vanaf het aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018.

IV. VOORBEELDEN A. Voorbeeld 1 - Vermoede nettowinst voor het jaar 2018 van een belastingplichtige die alleen wordt belast en geen gezinslasten heeft: 21.000,00 euro. - Bedrag van de totale belasting: . . . . . 4.519,00 euro. - Berekeningsbasis van de vermeerdering: 4.519,00 x 106 % = . . . . . 4.790,14 euro - Berekening van de in principe verschuldigde globale vermeerdering: 4.790,14 euro x 2,25 % = . . . . . 107,78 euro - Vermindering met 10 %: 107,78 euro x 10 % = . . . . . - 10,78 euro - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: . . . . . 97,00 euro B. Voorbeeld 2 - Nettowinst van een vennootschap waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar 2018 en die niet is uitgesloten van het verminderd tarief: 150.000,00 euro. - Bedrag van de VenB (met inbegrip van de aanvullende crisisbijdrage (ACB)) vóór verrekening van voorheffingen: 35.190,00 euro. - Bedrag van de VenB na verrekening van 12.000,00 euro voorheffingen: 23.190,00 euro. - In principe verschuldigde globale vermeerdering: 23.190,00 euro x 6,75 % = 1.565,33 euro.

HOOFSTUK 3. - Hoe vermeerdering vermijden? I. PRINCIPE Om een belastingvermeerdering te vermijden moeten de betrokken belastingplichtigen de belasting voorafbetalen die betrekking heeft op de inkomsten die vatbaar zijn voor vermeerdering.

II. HOE HET BEDRAG VAN DE VOORAFBETALINGEN RAMEN? De zelfstandigen en de vennootschappen waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar (1), kunnen de voor het jaar 2018 uit te voeren voorafbetalingen als volgt ramen: 1° het bedrag ramen van de inkomsten waarop de belasting voor vermeerdering vatbaar is;2° bij benadering de totale belasting bepalen die zou verschuldigd zijn op het in 1° bedoelde bedrag (de in Deel V hierna vermelde gegevens maken het mogelijk het bedrag van die belasting bij benadering te berekenen);3° bij zelfstandigen die belasting vermenigvuldigen met 106/100, terwijl bij vennootschappen die belasting met 103/100 te vermenigvuldigen is;4° in voorkomend geval de erop betrekking hebbende verrekenbare voorheffingen en bestanddelen aftrekken (in principe is het verkregen resultaat het bedrag dat moet worden voorafbetaald);5° het aldus bepaalde jaarbedrag van de belasting delen door vier;6° het verkregen quotiënt bij voorkeur op het tiental euro afronden;7° dat afgeronde bedrag ieder kwartaal storten. Het staat de belastingplichtige echter vrij een andere verdeling voor zijn stortingen te kiezen.

Zo kan de belastingplichtige naar eigen goeddunken reeds voor het eerste kwartaal een hoger bedrag betalen dan één vierde van het vermoede jaarbedrag van zijn belasting, dat om onmiddellijk het hoogste voordeel te vervangen door: (3,00 % of 9 % van de werkelijk betaalde som, al naargelang het geval - zie ook Hoofdstuk 4 hierna) te kunnen genieten. Daarna kan hij nog altijd, als dat nodig blijkt, de ene of andere storting aanpassen.

Ook kan de belastingplichtige die, om een of andere reden, voor het eerste kwartaal bijvoorbeeld niet genoeg zou hebben gestort, dit nog verhelpen bij zijn eerstvolgende storting, om zo de belastingvermeerdering te beperken die hij zou ondergaan als hij zijn stortingen niet zou aanvullen naarmate hij vaststelt dat zijn oorspronkelijke vooruitzichten terzake worden overtroffen.

Hoe dan ook, de belastingplichtige heeft er alle belang bij om, volgens een zorgvuldig gekozen driemaandelijkse verdeling, een totaal bedrag te betalen dat het bedrag van de uiteindelijk verschuldigde belasting benadert, om op een zo klein mogelijk bedrag een vermeerdering te moeten betalen.

III. WANNEER STORTEN? Voor het aanslagjaar 2019 moeten de voorafbetalingen plaatsvinden: - voor het eerste kwartaal: uiterlijk op 10 april 2018; - voor het tweede kwartaal: uiterlijk op 10 juli 2018; - voor het derde kwartaal: uiterlijk op 10 oktober 2018; - voor het vierde kwartaal: uiterlijk op 20 december 2018.

Afgekort worden die vier stortingen respectievelijk aangeduid als VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4.

HOOFDSTUK 4. - Berekening van de vermeerdering in geval van ontoereikende voorafbetalingen I. ALGEMEEN De in principe verschuldigde globale vermeerdering wordt in dit geval verminderd met het totale bedrag van de voordelen verbonden aan de gedane voorafbetalingen.

Wat de natuurlijke personen betreft, wordt het saldo echter slechts voor 90 % in aanmerking genomen.

II. VASTSTELLING VAN DE VOORDELEN VERBONDEN AAN DE VOORAFBETALINGEN Voor het aanslagjaar 2019 is het bedrag van die voordelen gelijk aan de som van de volgende producten: a) bedrag van VA 1 x 3,00 %;b) bedrag van VA 2 x 2,50 %;c) bedrag van VA 3 x 2,00 %;d) bedrag van VA 4 x 1,50 %. Voor vennootschappen waarbij het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 is het bedrag van die voordelen evenwel gelijk aan de som van de volgende producten: a) bedrag van VA 1 x 9,00 %;b) bedrag van VA 2 x 7,50 %;c) bedrag van VA 3 x 6,00 %;d) bedrag van VA 4 x 4,50 %. Er wordt opgemerkt dat het gemiddelde van de voormelde percenten overeenstemt met het tarief van de vermeerdering (2,25 of 6,75 %, al naargelang het geval - zie hierboven).

Wat vennootschappen betreft zijn de hierboven vermelde tarieven van toepassing op alle belastingplichtigen waarvoor de voorafbetalingen over vier kwartalen zijn gespreid (zie Hoofdstuk 3 hierboven), namelijk: - vennootschappen waarvoor het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar; - vennootschappen waarvan de inkomsten blijken uit een boekhouding anders dan per kalenderjaar gehouden en waarvoor het boekjaar een periode dekt gelijk aan of groter dan twaalf maanden (zie Deel IV, Hoofdstuk 2); - de vennootschappen waarvan in de loop van het laatste kwartaal van het jaar of boekjaar, de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt gewijzigd, tot ontbinding wordt overgegaan of de vereffening wordt afgesloten (zie Deel IV, Hoofdstuk 3); - vennootschappen die hun beroepswerkzaamheid beginnen in de loop van het eerste kwartaal van het jaar of van het boekjaar (zie Deel IV, Hoofdstuk 4).

III. VOORBEELDEN Voorbeeld 1 - Vermoed bedrag van de door een zelfstandige op zijn inkomsten van het jaar 2018 verschuldigde totale belasting: 25.000,00 euro. - Gedane voorafbetalingen: - VA 1: 100,00 euro; - VA 2: 50,00 euro; - VA 3: 50,00 euro; - VA 4: 50,00 euro. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering: - Grondslag van de vermeerdering: 25.000,00 euro x 106 % = . . . . . 26.500,00 euro - Principieel verschuldigde globale vermeerdering: 26.500,00 euro x 2,25 % = . . . . . 596,25 euro - Voordelen wegens gedane VA: - VA 1: 100,00 euro x 3,00 % = 3,00 euro - VA 2: 50,00 euro x 2,50 % = 1,25 euro - VA 3: 50,00 euro x 2,00 % = 1,00 euro - VA 4: 50,00 euro x 1,50% = 0,75 euro - 6,00 euro - Positief verschil: . . . . . 590,25 euro - Vermindering met 10 %: 590,25 euro x 10 % = - 59,03 euro - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: . . . . . 531,22 euro Voorbeeld 2 - Vermoed bedrag van de door een zelfstandige op zijn inkomsten van het jaar 2017 verschuldigde totale belasting: 17.000,00 euro. - Gedane voorafbetalingen: - VA 1: 4.000,00 euro; - VA 2: 3.250,00 euro; - VA 3: 3.250,00 euro; - VA 4: 3.250,00 euro. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering: - Grondslag van de vermeerdering: 17.000,00 euro x 106 % = . . . . . 18.020,00 euro. - Principieel verschuldigde globale vermeerdering: 18.020,00 euro x 2,25 % = . . . . . 405,45 euro - Voordelen wegens gedane VA: - VA 1: 4.000,00 euro x 3,00 % = 120,00 euro - VA 2: 3.250,00 euro x 2,50 % = 81,25 euro - VA 3: 3.250,00 euro x 2,00 % = 65,00 euro - VA 4: 3.250,00 euro x 1,50 % = 48,75 euro - 315,00 euro - Positief verschil: 90,45 euro - Vermindering met 10 %: 90,45 euro x 10 % = . . . . . - 9,05 euro - Verschil: . . . . . 81,40 euro Daar dit verschil (81,40 euro) kleiner is dan 0,50 % van de grondslag van de vermeerdering (18.020,00 euro x 0,50 % = 90,10 euro), moet het tot nul worden teruggebracht. - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: nihil.

Voorbeeld 3 Stopzetting van de beroepswerkzaamheid op 15 oktober 2018. - Netto-inkomsten als zelfstandige van 01.01.2018 tot 15.10.2018: 18.000,00 euro. - Belastingplichtige die alleen wordt belast. - Personen ten laste: 0. - Belasting dienende tot grondslag voor de berekening van de vermeerdering: 3.319,00 euro x 106 % = . . . . . 3.518,14 euro - Gedane voorafbetaling: - VA 4: 50,00 euro. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering: - Principieel verschuldigde globale vermeerdering: 3.518,14 euro x 2,25 % = . . . . . 79,16 euro - Voordelen wegens gedane VA: VA 4: 50,00 euro x 1,50 % = . . . . . - 0,75 euro - Positief verschil: . . . . . 78,41 euro - Vermindering met 10 %: 78,41 euro x 10 % = . . . . . - 7,84 euro - Verschil: . . . . . 70,57 euro - Aangezien dit verschil kleiner is dan 80,00 euro moet het tot nul worden teruggebracht. - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: nihil.

Voorbeeld 4 - Vennootschap waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar 2018 en die niet is uitgesloten van het verminderd tarief. - Nettowinst: 270.000,00 euro. - Verrichte voorafbetalingen: - op 10.04.2018: (VA 1) nihil; - op 11.07.2018: (VA 2) 2.000,00 euro; - op 10.10.2018: (VA 3) 5.000,00 euro; - op 20.12.2018: (VA 4) nihil. - Bedrag van de VenB vóór verrekening van voorheffingen, verhoogd met de ACB: 69.300,00 euro x 102 % = 70.686,00 euro. - Verrekenbare voorheffingen: 10.000,00 euro. - Bedrag van de VenB (na verrekening van voorheffingen): 60.686,00 euro. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering: - In principe verschuldigde globale vermeerdering: 60.686,00 euro x 6,75 % = . . . . . 4.096,31 euro - Voordelen wegens gedane VA: VA 2: 2.000,00 euro x 7,50 % = 150,00 euro VA 3: 5.000,00 euro x 6,00 % = 300,00 euro . . . . . - 450,00 euro - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: . . . . . 3.646,31 euro Voorbeeld 5 - Vennootschap waarvan het boekjaar loopt over de periode van 01.07.2018 tot 30.06.2019. - Nettowinst: 600.000,00 euro. - Verrichte voorafbetalingen: - op 10.10.2018 (VA 1): 5.000,00 euro; - op 10.01.2019 (VA 2): 5.000,00 euro; - op 10.04.2019 (VA 3): 5.000,00 euro; - op 20.06.2019 (VA 4): 5.000,00 euro. - Bedrag van de VenB (met inbegrip van de ACB) vóór verrekening van voorheffingen: 177.480,00 euro. - Verrekenbare voorheffingen: 1.000,00 euro. - Bedrag van de VenB (na verrekening van voorheffingen): 176.480,00 euro. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering: - In principe verschuldigde globale vermeerdering: 176.480,00 euro x 6,75 % = . . . . . 11.912,40 euro - Voordelen wegens gedane VA: VA 1: 5.000,00 euro x 9,00 % = 450,00 euro VA 2: 5.000,00 euro x 7,50 % = 375,00 euro VA 3: 5.000,00 euro x 6,00 % = 300,00 euro VA 4: 5.000,00 euro x 4,50 % = 225,00 euro . . . . . - 1.350,00 euro - Werkelijk verschuldigde vermeerdering: . . . . . 10.562,40 euro HOOFSTUK 5. - Bestemming van het teveel aan voorafbetalingen Voor zelfstandigen kan het gedeelte van de voorafbetalingen dat niet nodig is om belastingvermeerdering te vermijden, bij de belastingplichtige zelf en, in voorkomend geval, bij de meewerkende echtgenoot aan wie een deel van de winst of van de baten wordt toegekend met toepassing van artikel 86, WIB 92, aanleiding geven tot een bonificatie (zie Deel II). De oudste stortingen worden bij voorrang aangewend om vermeerdering te vermijden.

In ieder geval wordt, voor alle belastingplichtigen, het overschot van de voorafbetalingen dat niet op de belasting is aangerekend, terugbetaald.

DEEL II. - VOORAFBETALINGEN DIE RECHT GEVEN OP EEN BONIFICATIE HOOFDSTUK 1. - Wie kan een bonificatie genieten? Een bonificatie kan worden verleend aan alle natuurlijke personen die, na aftrek van de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen, nog belasting op hun inkomsten verschuldigd zijn.

Opgemerkt wordt dat beginnende zelfstandigen die niet aan de in Deel I bedoelde belastingvermeerdering onderworpen zijn (zie Hoofdstuk 1, II, eerste lid), eveneens die bonificatie kunnen genieten.

HOOFDSTUK 2. - Waaruit bestaat de bonificatie? I. REGEL Een belastingvermindering of bonificatie wordt verleend aan de natuurlijke personen die de tot 106% verhoogde totale belasting, verminderd met de voorheffingen en de andere verrekenbare bestanddelen, waaronder de voorafbetalingen die nodig zijn om de in Deel I bedoelde belastingvermeerdering te vermijden, bij wijze van voorafbetaling voldoen.

Indien hun belastbare inkomsten, inkomsten met vermeerdering omvatten, worden de voorafbetalingen (te beginnen met de oudste) bij voorrang aangewend om die vermeerdering te vermijden; slechts het saldo kan in aanmerking genomen worden voor het verlenen van een eventuele bonificatie.

II. TE STORTEN BEDRAG Uiteraard staat het de belastingplichtige vrij de bedragen te bepalen die hij wenst vooraf te betalen.

Het is evenwel aangeraden ieder kwartaal één vierde van het vermoede belastingsupplement te storten.

III. WANNEER STORTEN? Voor aanslagjaar 2019 moeten de voorafbetalingen geschieden: - voor het eerste kwartaal: uiterlijk op 10 april 2018; - voor het tweede kwartaal: uiterlijk op 10 juli 2018; - voor het derde kwartaal: uiterlijk op 10 oktober 2018; - voor het vierde kwartaal: uiterlijk op 20 december 2018.

Deze vier stortingen worden verder respectievelijk als VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4 aangeduid.

HOOFDSTUK 3. - Berekening van de bonificatie I. PRINCIPE Het bedrag van de bonificatie is voor aanslagjaar 2019 gelijk aan de som van de volgende producten: a) bedrag van VA 1 x 1,50 %;b) bedrag van VA 2 x 1,25 %;c) bedrag van VA 3 x 1,00 %;d) bedrag van VA 4 x 0,75 %. II. VOORBEELDEN Voorbeeld 1 - De totale belasting verschuldigd door een bediende op zijn inkomsten van 2018 bedraagt 2.500,00 euro. - Verrekenbare bedrijfsvoorheffing: 1.750,00 euro. - Gedane voorafbetalingen: - VA 1: 175,00 euro; - VA 2: 175,00 euro; - VA 3: 175,00 euro; - VA 4: 175,00 euro; - Totaal: 700,00 euro. - Maximumbelasting die aanleiding kan geven tot bonificatie: - 2.500,00 euro x 106 %: . . . . . 2.650,00 euro - Voorheffing: . . . . . - 1.750,00 euro - Verschil: . . . . . 900,00 euro Daar het belastingsupplement groter is dan de gedane voorafbetalingen (700,00 euro), geven deze laatste voor hun totale bedrag recht op bonificatie. - Bonificatie: - VA 1: 175,00 euro x 1,50 % = 2,63 euro - VA 2: 175,00 euro x 1,25 % = 2,19 euro - VA 3: 175,00 euro x 1,00 % = 1,75 euro - VA 4: 175,00 euro x 0,75 % = 1,31 euro - Bedrag van de bonificatie: 7,88 euro - Te betalen belasting (?): 900,00 euro - 700,00 euro - 7,88 euro = 192,12 euro.

Voorbeeld 2 - De totale belasting verschuldigd door een ambtenaar op zijn inkomsten van 2018 bedraagt 3.750,00 euro. - Verrekenbare bedrijfsvoorheffing: 2.900,00 euro. - Gedane voorafbetalingen: - VA 1: 500,00 euro; - VA 2: 250,00 euro; - VA 3: 250,00 euro; - VA 4: 250,00 euro; - Totaal: 1.250,00 euro. - Maximumbelasting die aanleiding kan geven tot bonificatie: - 3.750,00 euro x 106 %: . . . . . 3.975,00 euro - Voorheffing: . . . . . - 2.900,00 euro - Verschil: . . . . . 1.075,00 euro Van de 1.250,00 euro gestorte VA geven er slechts 1.075,00 euro (= bedrag van het belastingsupplement) recht op bonificatie. - Bonificatie: - VA 1: 500,00 euro x 1,50 % = 7,50 euro - VA 2: 250,00 euro x 1,25 % = 3,13 euro - VA 3: 250,00 euro x 1,00 % = 2,50 euro - VA 4: 75,00 euro x 0,75 % = 0,56 euro - Bedrag van de bonificatie: 13,69 euro - Te verlenen terugbetaling (?): 1.075,00 euro - 1.250,00 euro - 13,69 euro = - 188,69 euro.

Voorbeeld 3 - Een handelaar die naast een zelfstandige activiteit ook een bezoldigde werkzaamheid uitoefent, is gehuwd met een vrouw die geen eigen inkomsten heeft. De totale belasting verschuldigd op hun inkomsten van 2018 bedraagt 12.400,00 euro. - Op de inkomsten vatbaar voor vermeerdering, afzonderlijk beschouwd, bedraagt de totale belasting: 5.000,00 euro. - Verrekenbare bedrijfsvoorheffing op de bezoldiging: 2.000,00 euro. - Door de man gedane voorafbetalingen: - VA 1: 1.750,00 euro; - VA 2: 1.750,00 euro; - VA 3: 1.750,00 euro; - VA 4: 1.750,00 euro; - Totaal: 7.000,00 euro. 1. Berekening van de vermeerdering (zie Hoofdstuk 2 van Deel I): - totale belasting op de inkomsten vatbaar voor vermeerdering: 5.000,00 euro. - grondslag van de vermeerdering: 5.000,00 euro x 106 % = 5.300,00 euro. - globale vermeerdering: 5.300,00 euro x 2,25 % = . . . . . 119,25 euro - voordeel VA 1: 1.750,00 euro x 3,00 % = . . . . . - 52,50 euro - verschil: . . . . . 66,75 euro - voordeel VA 2: 1.750,00 euro x 2,50 % = . . . . . - 43,75 euro - verschil: . . . . . 23,00 euro - voordeel VA 3: (23,00 euro x 100/2) x 2,00 % = . . . . . 1.150,00 euro x 2,00 % = . . . . . - 23,00 euro - verschil: . . . . . 0,00 euro - totaal van de voorafbetalingen nodig om de vermeerdering te vermijden: 1.750,00 euro + 1.750,00 euro + 1.150,00 euro = 4.650,00 euro. 2. Berekening van de bonificatie: - totale belasting: 12.400,00 euro. - maximumbelasting die aanleiding kan geven tot een bonificatie: - 12.400,00 euro x 106 % = . . . . . 13.144,00 euro - voorheffing: . . . . . - 2.000,00 euro - voorafbetalingen aangewend om de vermeerdering te vermijden: . . . . . - 4.650,00 euro - verschil: . . . . . 6.494,00 euro - voorafbetalingen die recht geven op bonificatie: 7.000,00 euro - 4.650,00 euro = . . . . . 2.350,00 euro - berekening van de bonificatie: - VA 3 (saldo): 600,00 euro x 1,00 % = . . . . . 6,00 euro - VA 4: 1.750,00 euro x 0,75 % = . . . . . 13,13 euro - bedrag van de bonificatie: . . . . . 19,13 euro 3. Te betalen belasting: Totale belasting: .. . . . 12.400,00 euro - voorheffing: . . . . . - 2.000,00 euro - VA: . . . . . - 7.000,00 euro - bonificatie VA: . . . . . - 19,13 euro Saldo: . . . . . 3.380,87 euro Gemeentebelasting: 12.400,00 euro x 7% = . . . . . 868,00 euro Te betalen belasting: . . . . . 4.248,87 euro DEEL III. - PROCEDURE HOOFDSTUK 1. - Wijze van voorafbetalen I. REKENINGNUMMERS EN TERMIJNEN De voorafbetalingen moeten voor elke vervaldatum worden gedaan door storting of overschrijving op één van de volgende rekeningnummers van het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' (3): voor de vennootschappen: op rekening IBAN: BE20 6792 0023 3056 en BIC: PCHQ BEBB van het 'INNINGSCENTRUM VOORAFBETALINGEN - VENNOOTSCHAPPEN', voor de natuurlijke personen: op rekening: IBAN: BE07 6792 0023 4066 en BIC: PCHQ BEBB van het 'INNINGSCENTRUM VOORAFBETALINGEN - NATUURLIJKE PERSONEN'.

Daar er steeds een paar werkdagen kunnen verlopen tussen de betalingsopdracht en de uitvoering ervan, is het aanbevolen niet te wachten tot de vervaldag om de betaling te verrichten.

OPGELET De betalingen die na de vervaldatum bij het Inningscentrum Voorafbetalingen toekomen, worden automatisch voor de volgende periode geboekt.

II. BETALEN, BETAALFORMULIEREN, GESTRUCTUREERDE MEDEDELING Uw betaling wordt gekoppeld aan een 'rekening voorafbetaling' op basis van hetgeen in de zone mededeling van uw betaling is vermeld. Met de gepaste gestructureerde mededeling gebeurt dit correct en automatisch.

Uw 'rekening voorafbetaling' wordt geïdentificeerd met uw registratienummer bij het 'Inningscentrum Voorafbetalingen'.

Uw ondernemingsnummer is in regel tevens dit registratienummer. Bij gebrek hieraan zal het Inningscentrum Voorafbetalingen u een eigen registratienummer toekennen.

A. Indien u reeds gekend bent bij het Inningscentrum Voorafbetalingen dan ontvangt u spontaan een uitnodiging met betaalformulier Het is reeds ingevuld met uw naam of benaming van uw vennootschap en in de gestructureerde mededeling is uw ondernemingsnummer/registratienummer verwerkt. Het betaalformulier bevat tevens de correcte bankrekening van het Inningscentrum Voorafbetalingen.

Maak van dit formulier uitsluitend gebruik voor uzelf, zijnde de persoon of onderneming die op het formulier vooraf is ingevuld.

Als u betaalt via elektronische weg, neem dan nauwkeurig de gestructureerde mededeling over.

Als u de betaling door een derde - bijvoorbeeld door een bank in het kader van een financieringscontract - laat uitvoeren, zorg er voor dat deze derde eveneens de gestructureerde mededeling gebruikt of uw ondernemingsnummer/registratienummer kent, aan de hand waarvan deze derde zelf de gestructureerde mededeling kan samenstellen.

Opmerking: Indien u gedurende een jaar geen voorafbetalingen doet, valt de spontane verzending van een uitnodiging weg. U kan steeds de voorafbetaling hervatten met dezelfde gestructureerde mededeling.

B. Indien het gaat om uw eerste betaling - U bent een natuurlijk persoon en u beschikt over een ondernemingsnummer als BTW-plichtige of als werkgever: Betaal dan bij voorkeur via een bankrekening die op uw naam staat.

Zet het ondernemingsnummer in de zone mededeling (bij voorkeur gestructureerde code) (?).

Betaal op rekening: IBAN: BE07 6792 0023 4066 en BIC: PCHQ BEBB van het 'Inningscentrum Voorafbetalingen - Natuurlijke Personen'. - U bent een natuurlijk persoon maar beschikt NIET over een ondernemingsnummer: Betaal dan bij voorkeur via een bankrekening die op uw naam staat.

Zet in de zone mededeling 'NIEUW' gevolgd door uw rijksregisternummer (11 posities) dat u kan terugvinden op uw identiteitskaart.

Als u, uitzonderlijk, geen rijksregisternummer hebt, vermeld in de mededeling 'NIEUW' gevolgd door uw geboortedatum onder vorm JAAR in vier posities, MAAND in twee posities, DAG in twee posities (vb. NIEUW 1991.02.11).

Betaal op rekening: IBAN: BE07 6792 0023 4066 en BIC: PCHQ BEBB van het 'Inningscentrum Voorafbetalingen - Natuurlijke Personen'. - U bent een rechtspersoon; dan beschikt u steeds over een ondernemingsnummer: Betaal dan bij voorkeur via een bankrekening die op naam van de rechtspersoon staat.

Zet het ondernemingsnummer in de zone mededeling (bij voorkeur gestructureerde code) (4).

Betaal op rekening: IBAN: BE20 6792 0023 3056 en BIC: PCHQ BEBB van het ' Inningscentrum Voorafbetalingen - Vennootschappen'.

Elke andere werkwijze brengt een aanzienlijk risico van fouten en vertragingen met zich mee in de verwerking van de gedane betalingen.

Als u de betaling door een derde laat uitvoeren, dient deze dezelfde regels te volgen. Als u over een ondernemingsnummer beschikt, zorg dat deze derde uw ondernemingsnummer kent. Hiermee zal deze derde zelf de gestructureerde mededeling kunnen aanmaken.

Na de verwerking van die eerste betaling zal het ' Inningscentrum Voorafbetalingen' spontaan uitnodigingen met betaalformulier toesturen. Die uitnodiging is reeds ingevuld met uw naam of de benaming van uw vennootschap en in de gestructureerde mededeling is uw ondernemingsnummer of dat van uw vennootschap al verwerkt.

Belangrijke opmerkingen 1. Wat betreft de particulieren (gehuwden of wettelijke samenwonenden) voor wie een gemeenschappelijke aanslag zal gevestigd worden, moet elke 'echtgenoot' voor eigen rekening de voorafbetalingen storten die hij nodig acht, om de belastingvermeerdering te vermijden of om van de overeenkomstige bonificatie te kunnen genieten (zie bladzijde 1, gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten).2. De belastingschuldige die een aanslagbiljet ontvangt dat een fiscale terugbetaling aankondigt, kan deze terugbetaling in aanmerking doen nemen als voorafbetaling voor het volgende belastbare tijdperk. Daartoe dient hij, per brief, een verzoek te richten aan het Inningscentrum Voorafbetalingen (5). Het verzoek moet worden gedaan vóór de daadwerkelijke vereffening van de terugbetaling. De Dienst der Voorafbetalingen zal de belastingschuldige inlichten over het gevolg dat aan zijn verzoek wordt gegeven en over de te volgen praktische werkwijze.

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de oorspronkelijke bestemming der voorafbetalingen I. AARD VAN DE WIJZIGINGEN DIE KUNNEN WORDEN AANGEBRACHT 1° Derden kunnen om rechtzetting verzoeken, zo nodig door terugbetaling, van de materiële vergissingen die begaan zijn bij het uitvoeren van stortingen of overschrijvingen voor rekening van de belastingplichtige.2° De belastingplichtigen op wiens naam de voorafbetalingen worden geboekt, kunnen vragen dat de gestorte bedragen, geheel of ten dele, worden: - terugbetaald; - overgeschreven op de postrekening van een Inningscentrum der belastingen; - overgedragen naar het volgende belastbare tijdperk.

II. VOORWAARDEN VOOR HET WIJZIGEN VAN DE OORSPRONKELIJKE BESTEMMING 1° De betaling mag nog niet verrekend zijn met de inkomstenbelasting verschuldigd door de belastingplichtige op wiens naam de betaling door het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' is geboekt, noch overgebracht worden aan de meewerkende echtgenoot.2° Het rekeninguittreksel VA (zie Hoofdstuk 3) moet, voor zover dit reeds is ontvangen, met de aanvraag tot wijziging van de bestemming aan de voormelde dienst worden toegezonden.3° Aanvragen tot wijziging van de bestemming van de VA moeten schriftelijk aan het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' worden gericht. Belangrijke opmerking Wanneer een belastingplichtige om de teruggave van een voorafbetaling verzoekt, mag de terug te betalen som, overeenkomstig artikel 334 van de Programmawet van 27.12.2004, zoals gewijzigd door art. 194 van de Programmawet van 22.12.2008, zonder formaliteit worden aangewend ter betaling van de door deze persoon verschuldigde bedragen bij toepassing van de belastingwetten of ter voldoening van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de inning en invordering door de FOD Financiën worden verzekerd. Die aanwending wordt beperkt tot het niet-betwiste gedeelte van de schuldvorderingen en blijft van toepassing zelfs in geval van beslag, overdracht, toestand van samenloop of van een insolvabiliteitprocedure.

Deze terug te geven som mag ook, overeenkomstig artikel 166, § 3, KB/WIB 92, door de ontvanger der directe belastingen zonder formaliteit worden aangewend ter aanzuivering van de voorheffingen, de inkomstenbelastingen en de ermee gelijkgestelde belastingen, in hoofdsom en aanhorigheden, die door de betrokkene nog verschuldigd zijn, zelfs indien deze betwist zijn.

III. TERMIJN WAARBINNEN DERDEN RECHTZETTING VAN MATERIELE VERGISSINGEN KUNNEN VRAGEN De aanvraag om rechtzetting moet uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het belastbare tijdperk waarop de stortingen of de overschrijvingen betrekking hebben bij het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' toekomen.

IV. TERMIJN WAARBINNEN DE BELASTINGPLICHTIGEN TERUGBETALING, OVERSCHRIJVING OF OVERDRACHT KUNNEN VRAGEN De aanvraag om terugbetaling, overschrijving of overdracht moet uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het belastbare tijdperk waarop de voorafbetalingen betrekking hebben op het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' toekomen.

Die termijn kan echter niet minder zijn dan één maand te rekenen vanaf de verzending van het rekeninguittreksel VA (zie Hoofdstuk 3).

HOOFDSTUK 3. - Rekeninguittreksel VA Na het verstrijken van het belastbare tijdperk zendt het 'Inningscentrum Voorafbetalingen' aan de betrokken belastingplichtigen een 'rekeninguittreksel VA', waarop alle verrichtingen (betalingen, terugbetalingen, telkens met de in aanmerking genomen datum) van het belastbare tijdperk worden vermeld. Dit document moet zorgvuldig worden bewaard.

DEEL IV. - VENNOOTSCHAPPEN - BIJZONDERE GEVALLEN HOOFDSTUK 1. - Principe Wanneer het boekjaar waarin de inkomsten van vennootschappen worden behaald niet volledig samenvalt met het kalenderjaar is het principe van de voorafbetaling per trimester eveneens toepasselijk in de hierna volgende bijzondere gevallen, met dien verstande dat moet rekening worden gehouden met de volgende bijzonderheden: 1. indien het boekjaar: - niet aanvangt op de eerste dag van een maand, wordt die maand niet meegeteld; - niet eindigt op de laatste dag van een maand, wordt die maand voor een volle geteld; 2. een begonnen kwartaal wordt voor een vol kwartaal geteld. Beide bepalingen moeten worden samengenomen, d.w.z. dat een bepaald kwartaal slechts volledig wordt geteld indien het ten minste één vol geachte maand bevat.

HOOFDSTUK 2. - Vennootschappen die hun boekhouding anders dan per kalenderjaar voeren I. BOEKJAAR VAN TWAALF MAANDEN Er moeten vier voorafbetalingen worden gedaan, telkens ten belope van een vierde van het totale bedrag van de belasting.

De betalingen moeten worden gedaan uiterlijk de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar (6).

Voorbeeld Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 01.07.2018 tot 30.06.2019 of van 16.06.2018 tot 15.06.2019.

De vier VA betreffende het aanslagjaar 2019 moeten uiterlijk op volgende data worden gedaan: - VA 1: op 10.10.2018; - VA 2: op 10.01.2019; - VA 3: op 10.04.2019; - VA 4: op 20.06.2019.

II. BOEKJAAR VAN MEER DAN TWAALF MAANDEN In dat geval, moet de belasting eveneens betaald worden door middel van vier voorafbetalingen, ten bedrage van telkens een vierde van die belasting.

De uiterste data voor de betaling worden bepaald alsof de winst zou behaald zijn tijdens de laatste twaalf maanden van het boekjaar. De toe te passen regel is dus, volgens het geval, de algemene regel (zie Deel I) of de regel bedoeld in Titel I hiervoor.

Voorbeeld 1 Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 01.11.2017 tot 31.12.2018.

De vier VA betreffende het aanslagjaar 2019 moeten uiterlijk op de volgende data worden gedaan: - VA 1: op 10.04.2018; - VA 2: op 10.07.2018; - VA 3: op 10.10.2018; - VA 4: op 20.12.2018.

Voorbeeld 2 Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 12.08.2018 tot 31.10.2019.

De vier VA betreffende het aanslagjaar 2019 moeten uiterlijk op de volgende data worden gedaan: - VA 1: op 11.02.2019; - VA 2: op 10.05.2019; - VA 3: op 12.08.2019; - VA 4: op 21.10.2019.

HOOFDSTUK 3. - Boekjaar van minder dan 12 maanden wegens wijziging van de afsluitingsdatum van het boekjaar, ontbinding of afsluiting van de vereffening I. VENNOOTSCHAPPEN DIE HUN BOEKHOUDING PER KALENDERJAAR VOEREN De toe te passen regel varieert volgens het kwartaal waarin de wijziging van de afsluitingsdatum van het boekjaar, de ontbinding of de afsluiting van de vereffening plaatsheeft.

Om praktische redenen worden de verschillende mogelijkheden evenals de regel die er op van toepassing is, hierna in tabelvorm weergegeven.

Kwartaal waarin het boekjaar afsluit

Te volgen regel

Aantal uit te voeren voorafbetalingen

Te betalen gedeelte van de totale belasting en uiterste betalingsdatum

Eerste

een

Totaal bedrag op 10 april

Tweede

twee

1ste helft op 10 april 2de helft op 10 juli

Derde

drie

1ste derde op 10 april 2de derde op 10 juli 3de derde op 10 oktober

Vierde

vier

1ste vierde op 10 april 2de vierde op 10 juli 3de vierde op 10 oktober 4de vierde op 20 december (6)


Voorbeelden Ontbinding van een vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar: - op 19.03.2019: de totale belasting moet betaald worden uiterlijk op 10.04.2019 (VA 4); - op 22.05.2019: de belasting moet per helft betaald worden uiterlijk op 10.04.2019 (VA 3) en 10.07.2019 (VA 4); - op 17.10.2019: de belasting moet per vierden betaald worden uiterlijk op 10.04.2019 (VA 1), 10.07.2019 (VA 2), 10.10.2019 (VA 3) en 20.12.2019 (VA 4).

II. VENNOOTSCHAPPEN DIE HUN BOEKHOUDING NIET PER KALENDERJAAR VOEREN In die veronderstelling moeten de data van 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december, vermeld in de tabel opgenomen onder Titel I hiervoor, vervangen worden door respectievelijk, de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het normale boekjaar van 12 maanden (6).

Voorbeeld Een vennootschap die jaarlijks afsluit op 31 mei, beslist op haar algemene vergadering van 19.10.2018 voortaan en voor de eerste maal in 2018 af te sluiten op 31 december. Het boekjaar loopt dus van 01.06.2018 tot 31.12.2018.

Die vennootschap moet de volgende voorafbetalingen doen: - het 1ste derde: 10.09.2018 (VA 2); - het 2de derde: 10.12.2018 (VA 3); - het 3de derde: 11.03.2019 (VA 4).

HOOFDSTUK 4. - Boekjaar van minder dan 12 maanden wegens aanvang van de beroepswerkzaamheid I. VENNOOTSCHAPPEN DIE HUN BOEKHOUDING PER KALENDERJAAR VOEREN De toe te passen regel varieert volgens het kwartaal waarin de beroepswerkzaamheid werd aangevangen.

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de verschillende mogelijkheden evenals van de regel die er op van toepassing is.

Kwartaal van oprichting

Te volgen regel

Aantal uit te voeren voorafbetalingen

Te betalen gedeelte van de totale belasting en uiterste betalingsdatum

Eerste

vier

1ste vierde op 10 april 2de vierde op 10 juli 3de vierde op 10 oktober 4de vierde op 20 december

Tweede

drie

1ste derde op 10 juli 2de derde op 10 oktober 3de derde op 20 december

Derde

twee

1ste helft op 10 oktober 2de helft op 20 december

Vierde

een

Totaal bedrag op 20 december (6)


Voorbeeld 1 Oprichting op 21.05.2018 van een vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar en voor de eerste maal afsluit op 31.12.2018: - de maand mei wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt gesitueerd in het tweede kwartaal omdat dat minstens één volle maand bevat; - de totale belasting moet, telkens voor een derde voorafbetaald worden uiterlijk op 10 juli, op 10 oktober en op 20 december 2018.

Voorbeeld 2 Zoals in voorbeeld 1; oprichting echter op 15.06.2018: - de maand juni wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt derhalve geacht in de loop van het derde kwartaal plaats te vinden; - de totale belasting moet telkens voor de helft voorafbetaald worden uiterlijk op 10 oktober en op 20 december 2018.

II. VENNOOTSCHAPPEN DIE HUN BOEKHOUDING NIET PER KALENDERJAAR VOEREN In die veronderstelling moeten de data van 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december, vermeld in de tabel opgenomen onder Titel I hiervoor, vervangen worden door respectievelijk de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar.

Voorbeeld Oprichting op 15.06.2018 van een vennootschap die niet boekhoudt per kalenderjaar en voor de eerste maal afsluit op 31.03.2019: - de maand juni wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt derhalve geacht in de loop van het tweede kwartaal plaats te vinden; - de totale belasting moet telkens voor een derde voorafbetaald worden uiterlijk op 10.10.2018, 10.01.2019 en 20.03.2019.

HOOFDSTUK 5. - Toepasselijke tarieven en percenten voor bijzondere gevallen Worden hier bedoeld: - de gevallen van wijziging van de datum van afsluiting van het boekjaar, de ontbinding of de afsluiting van de vereffening van een vennootschap, waardoor het boekjaar minder dan 12 maanden telt (zie Hoofdstuk 3); - de gevallen van aanvang van de beroepswerkzaamheid van een vennootschap, waarvan het eerste boekjaar minder dan 12 maanden telt (zie Hoofdstuk 4).

Voor het aanslagjaar 2019 moet rekening worden gehouden met wat hierna volgt.

De kwartalen moeten vastgesteld worden rekening houdend met de bijzonderheden voorzien in de Hoofdstukken 3 en 4 hierboven.

De globale vermeerdering verschuldigd ingeval geen voorafbetalingen werden gedaan wordt niet berekend tegen 6,75 % (7), maar is veranderlijk: - naargelang van de duur van het boekjaar, uitgedrukt in kwartalen; - naargelang van de rangorde die elk kwartaal inneemt of geacht wordt in te nemen.

Om praktische redenen wordt het globaal vermeerderingspercent hierna in tabelvorm weergegeven.

De berekening van de voordelen opgebracht door de voorafbetalingen gebeurt, zoals voor de gewone gevallen, tegen de rentevoeten van respectievelijk 9,00, 7,50, 6,00 of 4,50 %, (zie Deel I, Hoofdstuk 4) naargelang de betaling betrekking heeft of geacht wordt betrekking te hebben op het eerste, tweede, derde of vierde kwartaal van het jaar, met dien verstande dat de rangorde van de kwartalen als volgt moet worden vastgesteld:

Duur van het boekjaar (in kwartalen)

Rangorde van het kwartaal of de kwartalen

Principieel verschuldigde totale vermeerdering ingeval geen enkele voorafbetaling is gedaan

Eén kwartaal Twee kwartalen Drie kwartalen

4 3 + 4 2 + 3 + 4

4,50 % 5,25 % 6,00 %


Voorbeeld - Vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar en die niet is uitgesloten van het verminderd tarief en die ontbonden wordt (of afsluiting van de vereffening) op 29.09.2019. - Nettowinst: 80.000,00 euro. - Verrichte voorafbetalingen: op 10.04.2019 (VA 2): 3.000,00 euro; op 10.07.2019 (VA 3): 2.000,00 euro; op 10.10.2019 (VA 4): 2.000,00 euro. - Verrekenbare voorheffingen: 1.000,00 euro. - Bedrag van de VenB (met inbegrip van de ACB) vóór verrekening van voorheffingen: 16.320,00 euro. - Bedrag van de VenB (na verrekening van voorheffingen): 15.320,00 euro. - Berekening van de vermeerdering: - Globale vermeerdering: 15.320,00 euro x 6,00 % = . . . . . 919,20 euro - Voordelen wegens gedane VA: VA 2: 3.000,00 euro x 7,50% = 225,00 euro VA 3: 2.000,00 euro x 6,00 % = 120,00 euro VA 4: 2.000,00 euro x 4,50 % = 90,00 euro . . . . . - 435,00 euro - In principe verschuldigde vermeerdering: . . . . . 484,20 euro DEEL V. - BEREKENING VAN DE BELASTING HOOFDSTUK 1. - Personenbelasting I. BELASTINGSTELSEL A. Voorafgaande opmerking Om het voor vermeerdering vatbare gedeelte van de totale belasting vast te stellen, moeten alleen de in Hoofdstuk 2, II, van Deel I bedoelde inkomsten van zelfstandigen in aanmerking worden genomen.

B. Individuele aanslagen De belastbare netto-inkomsten van belastingplichtigen die alleen worden belast, worden aan de belasting onderworpen volgens de sub II hierna vermelde regels.

Gehuwden en wettelijk samenwonenden worden alleen belast voor het jaar van het huwelijk (8) of van de verklaring van wettelijke samenwoning, vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden (voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt), voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk (9) of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning (9), alsook wanneer één van de echtgenoten beroepsinkomsten heeft van meer dan 10.720,00 euro die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.

C. Gemeenschappelijke aanslagen 1. Grondbeginselen De inkomsten van 'echtgenoten' (gehuwden of wettelijk samenwonenden) worden niet samengevoegd.Indien één van de 'echtgenoten' weinig of geen eigen beroepsinkomsten heeft, wordt hem een deel van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot toegerekend, behalve wanneer de belasting daardoor wordt verhoogd.

Opgemerkt wordt dat het deel van de beroepsinkomsten dat aan de meewerkende echtgenoot wordt toegekend, gelijkgesteld wordt met een eigen beroepsinkomen van deze laatste.

Er zijn dus in principe twee wel onderscheiden aanslagbasissen, bestaande uit de inkomsten van elk der echtgenoten.

Beide aanslagbasissen worden los van elkaar aan het belastingtarief onderworpen; op elk van beide wordt een belastingvrije som toegekend (zie sub II hierna). 2. Slechts één echtgenoot heeft eigen beroepsinkomsten Wanneer slechts één echtgenoot eigen beroepsinkomsten heeft, wordt een deel daarvan aan de andere echtgenoot toegerekend, tenzij de belasting daardoor wordt verhoogd.Dit deel bedraagt 30 % van dat beroepsinkomen, met een maximum van 10.720,00 euro. Van zodra het beroepsinkomen 35.733,33 euro bereikt, is het toegerekende gedeelte dan ook steeds gelijk aan 10.720,00 euro.

Voorbeelden 1. beroepsinkomen: 12.400,00 euro; het toe te rekenen deel bedraagt 12.400,00 euro x 30 % = 3.720,00 euro; 2. beroepsinkomen: 37.200,00 euro; het toe te rekenen deel is gelijk aan 10.720,00 euro. 3. Beide echtgenoten hebben eigen beroepsinkomsten Twee gevallen kunnen zich voordoen: 1e geval: het bedrag van de beroepsinkomsten van de echtgenoot die er het minst heeft, bereikt NOCH 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin, NOCH 10.720,00 euro.

In dit geval wordt een deel van de beroepsinkomsten van de echtgenoot die er het meest heeft, aan de andere echtgenoot toegerekend, zodanig dat de inkomsten van deze laatste 30 % van de beroepsinkomsten van het gezin bedragen, zonder evenwel 10.720,00 euro te overschrijden. Er wordt echter geen toerekening toegepast wanneer de belasting daardoor wordt verhoogd.

Voorbeelden 1° - Beroepsinkomen: - van echtgenoot A: 15.000,00 euro; - van echtgenoot B: 2.500,00 euro. - Aan echtgenoot B toe te rekenen deel van het beroepsinkomen van echtgenoot A: (15.000,00 euro + 2.500,00 euro) x 30 % - 2.500,00 euro = 5.250,00 euro - 2.500,00 euro = 2.750,00 euro. - De beroepsinkomsten van het gezin worden dus als volgt verdeeld: - echtgenoot A: 15.000,00 euro - 2.750,00 euro = 12.250,00 euro; - echtgenoot B: 2.500,00 euro + 2.750,00 euro = 5.250,00 euro. 2° - Zelfde gegevens, maar echtgenoot A heeft een nettoberoepsinkomen van 35.000,00 euro. - Aan echtgenoot B toe te rekenen deel van het beroepsinkomen van echtgenoot A: (35.000,00 euro + 2.500,00 euro) x 30 % = 11.250,00 euro te beperken tot 10.720,00 euro en te verminderen met 2.500,00 euro, zijnde 8.220,00 euro (10.720,00 euro - 2.500,00 euro). - De beroepsinkomsten van het gezin worden dus als volgt verdeeld: - echtgenoot A: 35.000,00 euro - 8.220,00 euro = 26.780,00 euro; - echtgenoot B: 2.500,00 euro + 8.220,00 euro = 10.720,00 euro. 2e geval: het bedrag van de beroepsinkomsten van de echtgenoot die er het minst heeft, bereikt 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin OF 10.720,00 euro.

In dergelijk geval mag geen enkele toerekening van inkomsten worden toegepast.

Voorbeelden Geen enkele toerekening van inkomsten mag worden toegepast als de beroepsinkomsten als volgt zijn samengesteld:

Inkomsten van de ene echtgenoot

Inkomsten van de andere echtgenoot

10.000,00 euro 10.000,00 euro 26.000,00 euro

4.500,00 euro 7.000,00 euro 10.720,00 euro


II. REGELS VOOR DE BEREKENING VAN DE BELASTING A. Algemeen Om de belasting op een eenvoudige manier te berekenen moet in principe als volgt worden gehandeld: - de basisbelasting berekenen volgens het in B hierna vermelde barema; - de belasting berekenen op de belastingvrije som (zie C hierna); - de totale belasting berekenen door het verschil te maken tussen deze twee belastingen; - van dat verschil de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen aftrekken.

De vastgestelde belasting houdt geen rekening met de gemeentebelasting.

Voor samen belaste echtgenoten wordt de basisbelasting en de belasting op de belastingvrije som voor elke echtgenoot afzonderlijk berekend.

B. Berekening van de basisbelasting De basisbelasting wordt volgens het hierna volgende barema berekend.

Belastbaar inkomen

Basisbelasting

van 0,01 euro tot 12.990,00 euro van 12.990,01 euro tot 22.290,00 euro van 22.290,01 euro tot 39.660,00 euro boven 39.660,01 euro

25 % 3.247,50 euro + 40 % op de schijf boven 12.990,00 euro 6.967,50 euro + 45 % op de schijf boven 22.290,00 euro 14.784,00 euro + 50 % op de schijf boven 39.660,00 euro


C. Berekening van de belasting op de belastingvrije som 1. Algemeen Alle belastingplichtigen hebben recht op een belastingvrije som. Die belastingvrije som bestaat uit een basisbedrag dat kan worden verhoogd met toeslagen.

Als een gezamenlijke aanslag wordt gevestigd op naam van beide echtgenoten: - heeft elke echtgenoot recht op het basisbedrag van de belastingvrije som, bepaald zoals vermeld in punt 2 hierna; - worden de eventuele toeslagen bij het basisbedrag van de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen gevoegd (10); - als het belastbare inkomen van één van de echtgenoten lager is dan zijn belastingvrije som, wordt het verschil bij de belastingvrije som van de andere echtgenoot gevoegd. 2. Basisbedrag van de belastingvrije som Het basisbedrag van de belastingvrije som is gelijk aan: 1° wanneer het belastbare inkomen van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan 45.750,00 euro: 7.730,00 euro; 2° wanneer het belastbare inkomen van de belastingplichtige begrepen is tussen 45.750,00 euro en 46.050,00 euro: 7.730,00 euro min het verschil tussen het belastbare inkomen en 45.750,00 euro; 3° in de andere gevallen: 7.430,00 euro. 3. Toeslagen voor kinderen ten laste De belastingvrije som wordt verhoogd met de volgende toeslagen voor kinderen ten laste: - één kind: 1.580,00 euro; - twee kinderen: 4.060,00 euro; - drie kinderen: 9.110,00 euro; - vier kinderen: 14.730,00 euro; - supplement per kind boven het vierde: 5.620,00 euro. 4. Belasting op de belastingvrije som De belasting op de belastingvrije som wordt berekend volgens het hierna volgende barema. Belastingvrije som

Belasting op de belastingvrije som

van 0,01 euro tot 9.120,00 euro van 9.120,01 euro tot 12.990,00 euro van 12.990,01 euro tot 21.640,00 euro van 21.640,01 euro tot 39.660,00 euro boven 39.660,01 euro

25 % 2.280,00 euro + 30 % op de schijf boven 9.120,00 euro 3.441,00 euro + 40 % op de schijf boven 12.990,00 euro 6.901,00 euro + 45 % op de schijf boven 21.640,00 euro 15.010,00 euro + 50 % op de schijf boven 39.660,00 euro


D. Vereenvoudigde methode voor de berekening van de totale belasting 1. Voorafgaande opmerking De hiernavolgende regels hebben niet tot doel om de totale belasting exact te berekenen, maar om ze in de meeste gevallen snel en voldoende nauwkeurig te ramen.2. Belasting verschuldigd door belastingplichtigen die alleen worden belast en door samen belaste echtgenoten wanneer slechts één echtgenoot beroepsinkomsten verkrijgt

Nettoberoepsinkomen

Verschuldigde belasting

A.Individuele aanslagen

B. Gemeenschappelijke aanslagen: slechts één echtgenoot verkrijgt beroepsinkomsten

9.000,00 euro 10.500,00 euro 12.000,00 euro 13.500,00 euro 15.000,00 euro 16.500,00 euro 18.000,00 euro 19.500,00 euro 21.000,00 euro 22.500,00 euro 24.000,00 euro 25.500,00 euro 27.000,00 euro 28.500,00 euro 30.000,00 euro 31.500,00 euro 33.000,00 euro 34.500,00 euro 36.000,00 euro 37.500,00 euro 39.000,00 euro 40.500,00 euro 42.000,00 euro 43.500,00 euro 45.000,00 euro 46.500,00 euro 48.000,00 euro 49.500,00 euro 51.000,00 euro

317,50 euro 692,50 euro 1.067,50 euro 1.519,00 euro 2.119,00 euro 2.719,00 euro 3.319,00 euro 3.919,00 euro 4.519,00 euro 5.129,50 euro 5.804,50 euro 6.479,50 euro 7.154,50 euro 7.829,50 euro 8.504,50 euro 9.179,50 euro 9.854,50 euro 10.529,50 euro 11.204,50 euro 11.879,50 euro 12.554,50 euro 13.271,50 euro 14.021,50 euro 14.771,50 euro 15.521,50 euro 16.346,50 euro 17.096,50 euro 17.846,50 euro 18.596,50 euro

0,00 euro 0,00 euro 0,00 euro 0,00 euro 0,00 euro 190,50 euro 588,00 euro 1.084,50 euro 1.639,50 euro 2.174,00 euro 2.706,50 euro 3.239,00 euro 3.771,50 euro 4.304,00 euro 4.836,50 euro 5.369,00 euro 5.942,00 euro 6.527,00 euro 7.128,00 euro 7.803,00 euro 8.478,00 euro 9.153,00 euro 9.828,00 euro 10.503,00 euro 11.178,00 euro 11.853,00 euro 12.528,00 euro 13.203,00 euro 13.909,00 euro


Opmerking Wanneer in het geval van een gemeenschappelijke aanslag, één van de echtgenoten een beroepsinkomen heeft verkregen dat noch 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin, noch 10.720,00 euro bereikt, pas dan barema B toe op die totale beroepsinkomsten (bv. inkomen van één der echtgenoten: 19.000,00 euro en inkomen van de andere echtgenoot: 3.500,00 euro; neem de belasting op 22.500,00 euro). 3. Belasting verschuldigd door samen belaste echtgenoten wanneer zij beiden beroepsinkomsten verkrijgen Wanneer beide echtgenoten eigen beroepsinkomsten verkrijgen van meer dan 30 % van de totale beroepsinkomsten van beide echtgenoten of van meer dan 10.720,00 euro, wordt de totale belasting geraamd door op het inkomen van elke echtgenoot de belasting verschuldigd in geval van een individuele aanslag toe te passen (zie punt 2, barema A) en door die twee bedragen samen te tellen. 4. Vermindering voor kinderen ten laste Op de aldus berekende belasting wordt een vermindering voor kinderen ten laste toegepast:

Aantal kinderen ten laste

Minimumbedrag van de belastingvermindering

1 2 3 4 5 6 7

395,00 euro 1.133,50 euro 3.003,50 euro 5.277,50 euro 7.806,50 euro 10.335,50 euro 12.864,50 euro


5. Voorbeeld Netto-inkomen van de echtgenoten A en B: - nettoberoepsinkomen van echtgenoot A: 27.000,00 euro; - nettoberoepsinkomen van echtgenoot B: 15.000,00 euro.

Kinderen ten laste: 3.

Berekening van de geraamde totale belasting - op de inkomsten van echtgenoot A (zie punt 2, barema A): . . . . . 7.154,50 euro - op de inkomsten van echtgenoot B (zie zelfde barema): . . . . . + 2.119,00 euro subtotaal: . . . . . 9.273,50 euro - vermindering voor 3 kinderen ten laste: (zie punt 4): . . . . . - 3.003,50 euro Geraamde totale belasting (11): . . . . . 6.270,00 euro HOOFDSTUK 2. - Vennootschapsbelasting (Ven.B) en belasting van niet-inwoners/vennootschappen (BNI/ven.) I. VOORAFGAANDE OPMERKING Het is niet mogelijk om, voor de raming van de VenB en de BNI/ven., gedetailleerde tabellen te publiceren die het juiste bedrag vermelden dat voor het aanslagjaar 2019, voor alle mogelijke gevallen verschuldigd is.

De hierna vermelde gegevens moeten nochtans toelaten het bedrag van de belasting voor het voormelde aanslagjaar bij benadering te berekenen.

II. BELASTINGTARIEVEN A. Vennootschapsbelasting die vermeerdering kan ondergaan 1. Belastbare inkomsten De in artikel 179, WIB 92, bedoelde binnenlandse vennootschappen zijn belastbaar op het totaal van de gereserveerde winst, de verworpen uitgaven en de dividenden, dat alles na de wettelijke aftrekken. Overeenkomstig artikel 179/1, WIB 92, kunnen ook verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die erkend zijn als in aanmerking komende productievennootschap of in aanmerking komende tussenpersoon zoals bedoeld in de artikelen 194ter en 194ter/1, WIB 92, onderworpen zijn aan de VenB, in principe met toepassing van de gewone regels. 2. Tarief Voor het aanslagjaar 2019 moet een onderscheid worden gemaakt tussen: 2.1. De gevallen waarbij het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat vóór 1.1.2018 aanvangt. (...) Het tarief van de VenB is vastgesteld op 33 %.

Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 322.500,00 euro bedraagt, wordt de belasting evenwel als volgt vastgesteld: - op de schijf van 0 tot 25.000,00 euro: 24,25 %; - op de schijf van 25.000,00 euro tot 90.000,00 euro: 31 %; - op de schijf van 90.000,00 euro tot 322.500,00 euro: 34,5 %.

De verminderde tarieven zijn nochtans niet van toepassing op: 1° de financiële vennootschappen zoals bedoeld in artikel 215, derde lid, 1°, WIB 92;2° de vennootschappen (die geen door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn), waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen;3° de vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk; 4° de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000,00 euro; 5° de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 6 en 271/5 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, WIB 92, toepassing vindt. De artikelen 216 en 217, WIB 92, tenslotte, bepalen dat het tarief van de Ven.B wordt vastgesteld op: - 21,5 % voor het Belgische Interventie- en Restitutiebureau; - 5 % voor bepaalde vennootschappen voor huisvesting (artikel 216, 2°, b), WIB 92). - 16,5 % voor wat de belastbare bedragen betreft bij een in de artikelen 46, § 1, tweede lid, 210, § 1, 5° en 6° en 211, § 1, zesde lid, WIB 92, vermelde verrichting; - 16,5 % wat betreft een meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van een exclusief met nieuwe aandelen vergoede inbreng van een onroerend goed in een beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in een gereglementeerde vastgoedvennootschap voor zover ze genieten van de toepassing van het regime voorzien in artikel 185bis, WIB 92, genieten; - 25 % wat de meerwaarden betreft op bepaalde aandelen die verwezenlijkt of vastgesteld zijn bij de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap en die niet zijn bedoeld in artikel 192, § 1, 1°, WIB 92, omdat de aandelen niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden behouden (artikel 217, eerste lid, 2°, WIB 92); - 0,40 % wat de meerwaarden betreft als bedoeld in artikel 192, § 1, eerste lid, WIB 92, als zij worden verwezenlijkt of vastgesteld door een vennootschap die, voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt of vastgesteld, op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen niet als kleine vennootschap wordt aangemerkt; - 5 % met betrekking tot de kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, door de bevoegde gewestelijke instellingen aan landbouwers worden toegekend in het raam van de steun aan de landbouw, om immateriële of materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.

Een ACB van 3 opcentiemen wordt gevestigd op de VenB met uitzondering van deze berekend op de inkomsten bedoeld in het hierboven vermelde zevende gedachtestreepje (artikel 463bis, WIB 92). 2.2. De gevallen waarbij het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018.

Het tarief van de VenB is vastgesteld op 29 %.

Voor vennootschappen die overeenkomstig artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt, wordt het tarief van de belasting op de eerste schijf van 0 tot 100.000 euro evenwel vastgesteld op 20 %.

Dat verminderd tarief is nochtans niet van toepassing op: 1° de financiële vennootschappen zoals bedoeld in artikel 215, derde lid, 1°, WIB 92;2° de vennootschappen (die geen door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn) waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen; 3° de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, en andere dan de in artikel 219quinquies, § 5, WIB 92, bedoelde vennootschappen, die niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die ten minste gelijk is aan 45.000 euro. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 euro, moet die bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk; 4° de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 6 en 271/5 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, WIB 92, toepassing vindt. De artikelen 216 en 2017, WIB 92, tenslotte, bepalen dat het tarief van de VenB wordt vastgesteld op: - 21,5 % voor het Belgische interventie- en Restitutiebureau; - 5 % voor bepaalde vennootschappen voor huisvesting (artikel 216, 2°, b), WIB 92); - 12,5 % voor wat de belastbare bedragen betreft bij een in de artikelen 46, § 1, tweede lid, 210, § 1, 5° en 6° en 211, § 1, zesde lid, WIB 92, vermelde verrichting; - 12,5 % wat betreft een meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van een exclusief met nieuwe aandelen vergoede inbreng van een onroerend goed in een beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in een gereglementeerde vastgoedvennootschap voor zover ze de toepassing van het regime voorzien in artikel 185bis, WIB 92, genieten; - 25 % wat de meerwaarden betreft op bepaalde aandelen die verwezenlijkt of vastgesteld zijn bij de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap en die niet zijn bedoeld in artikel 192, § 1, 1°, WIB 92, omdat de aandelen niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden behouden voor zover en in de mate dat die meerwaarden niet voor het verminderd tarief in aanmerking komen (artikel 217, eerste lid, 2°, WIB 92); - 5 % met betrekking tot kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, door de bevoegde gewestelijke instellingen aan landbouwers worden toegekend in het raam van de steun aan de landbouw, om immateriële of materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.

Het tarief van de VenB wordt bepaald op 33,99 of 29,58 % naargelang het hierna bedoelde belastbare feit respectievelijk betrekking heeft op een vrijgestelde reserve of voorziening aangelegd in een belastbaar tijdperk verbonden aan de aanslagjaren 2018 en vorige, of aan de aanslagjaren 2019 en volgende.

Het betreft: - het gedeelte van de in de artikelen 44bis, 44ter en 47, WIB 92 en in artikel 122, § 2, van de programmawet van 2 augustus 2002 bedoelde vrijgestelde meerwaarden dat belastbaar is geworden alvorens te worden herbelegd; - het gedeelte van de vrijgestelde meerwaarden dat overeenkomstig artikel 44bis, § 5, 44ter, § 5 of 47, § 6, WIB 92 of artikel 122, § 6, van de programmawet van 2 augustus 2002, belastbaar is geworden; - het gedeelte van de in artikel 48, WIB 92, bedoelde vrijgestelde voorzieningen dat is teruggenomen; - het gedeelte van de in artikel 194quater, WIB 92, bedoelde investeringsreserve dat belastbaar is geworden alvorens te worden herbelegd.

Het voormelde tarief is slechts van toepassing indien de bedoelde vrijgestelde reserve of de voorziening is aangelegd in een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 01.01.2017 en ten laatste op 30.12.2020 afsluit.

Een ACB van 2 opcentiemen wordt gevestigd op de VenB met uitzondering van deze berekend op de voormelde interest- en kapitaalsubsidies en de voormelde vrijgestelde reserve of voorziening (art. 463bis, WIB 92).

B. Belasting van niet-inwoners/vennootschappen De belasting wordt berekend zoals vermeld in artikel 246, eerste lid, WIB 92, d.w.z. zoals inzake VenB. Er moet bijgevolg ook een onderscheid gemaakt worden tussen de gevallen waarbij het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat respectievelijk aanvangt vóór of ten vroegste op 01.01.2018.

Artikel 246, tweede lid, WIB 92, bepaalt eveneens dat in de gevallen bedoeld in artikel 231, § 2, vierde lid, van hetzelfde wetboek (fusie-, splitsing- of inbrengverrichting waaraan een erkende vennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet genoteerde aandelen heeft deelgenomen) en inzonderheid in het geval van een meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van een inbreng van een onroerend goed in een beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in een gereglementeerde vastgoedvennootschap voor zover ze de toepassing van artikel 185bis, WIB 92, genieten, het tarief wordt vastgesteld op 16,5 of 12,5 % (12).

Een ACB van 3 of 2 opcentiemen (12) wordt gevestigd op de BNI/ven. (artikel 463bis, WIB 92). _______ Nota's (1) Voor vennootschappen die een boekhouding voeren anders dan per kalenderjaar, zie Deel IV.(2) In de veronderstelling dat de gemeentebelasting 6 % bedraagt.(3) North Galaxy, Toren A - Koning Albert II laan 33, bus 42, 1030 Brussel. Telefoonnummer: 0257 640 40.

Faxnummer: 0257 995 10. (4) http://minfin.fgov.be/portail2/nl/themes/declaration/prepay-app.htm. (5) horth Galaxy, Toren A - Koning Albert II laan 33, bus 42, 1030 Brussel.(6) Wanneer de vervaldatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, wordt die automatisch naar de eerstvolgende werkdag verschoven. (7) Aangezien hier de gevallen worden bedoeld waarbij het boekjaar minder dan 12 maanden telt, is het aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat aanvangt na 01.01.2018. (8) Voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, worden zij evenwel samen belast, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd.(9) Voor het jaar van ontbinding van het huwelijk of de wettelijke samenwoning door overlijden, kan de overlevende 'echtgenoot' echter altijd kiezen voor een gemeenschappelijke aanslag.(10) De toeslagen worden echter bij het basisbedrag van de echtgenoot met het laagste belastbare inkomen gevoegd indien de belasting daardoor wordt verminderd.(11) Vóór toepassing van de gemeentebelasting. (12) Al naargelang het aanslagjaar 2019 verbonden is aan een belastbaar tijdperk dat respectievelijk aanvangt vóór of ten vroegste op 01.01.2018.

^