Etaamb.openjustice.be
Document
gepubliceerd op 18 februari 2008

Onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs. - Oproep tot voorstellen I. Inleiding Op 5 juli 2001 heeft de Ministerraad het voorstel tot verdeling van de bij beslissing van de Raad van 19 januari 2001 gereserve Het Federaal Wetenschapsbeleid lanceert thans de zevende oproep voor onderzoeken die in het kader v(...)

bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2008021007
pub.
18/02/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID


Onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs. - Oproep tot voorstellen I. Inleiding Op 5 juli 2001 heeft de Ministerraad het voorstel tot verdeling van de bij beslissing van de Raad van 19 januari 2001 gereserveerde provisie van 500 miljoen BEF (12.394.676 EUR) voor de federale beleidsnota « Drugs » goedgekeurd. In dit kader lanceerden de toenmalige DWTC, het huidige Federale Wetenschapsbeleid, een onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de federale beleidsnota Drugs. De eerste oproep had plaats in 2001.

Het Federaal Wetenschapsbeleid lanceert thans de zevende oproep voor onderzoeken die in het kader van dit programma worden uitgevoerd. De oproep staat open voor universitaire instellingen, wetenschappelijke overheidsinstellingen, onderzoekscentra en gespecialiseerde studiebureaus zonder winstoogmerk waarvan het wetenschappelijk onderzoek in de statuten of in de opdracht werd ingeschreven.

II. Beschrijving van het onderzoek In de Federale Beleidsnota Drugs wordt het belang onderstreept van een geïntegreerd lokaal drugbeleid dat alle sectoren (sociale sector, hulpverlening, politie, justitie en bestuurlijke overheid) verenigt.

In deze kunnen meerdere vragen gesteld worden. Wat is de huidige rol van deze instanties? In welke mate wordt samengewerkt? Het is duidelijk dat het formuleren van een antwoord op deze vragen een multidisciplinaire aanpak van het onderzoek vereist.

De hier voorgestelde studies moeten op basis van empirisch onderzoek komen tot beleidsgerichte aanbevelingen.

De inhoud van het onderzoeksprogramma wordt hierna schematisch weergegeven. Bij elk onderzoeksthema wordt een raming van het benodigde budget (in EUR) vermeld. De aangeduide bedragen dekken zowel de kosten voor loon, werking, uitrusting, overhead, onderaanneming (maximum 25 % van het budget van de betrokken promotor) als valorisatie.

Er wordt een informatievergadering voorzien op 6 maart, om 14 uur.

Onderzoekers die wensen deel te nemen aan deze vergadering worden verzocht zich aan te melden (bonn@belspo.be).

Project 1 : Gebruik van illegale drugs door vrouwelijke sexwerkers, effecten op de gezondheid en noden aan diensten voor gezondheidszorg, budget : 260.000 euro Project 2 : Onderzoek naar essentiële en bijkomende randvoorwaarden voor justitie en hulpverlening om gerechtelijke alternatieve maatregelen voor drugdelinquenten in het kader van de praetoriaanse probatie mogelijk te maken, budget : 174.000 euro Project 3 : Opsporing van sporen van synthetische drugsproductie in het oppervlaktewater, budget : 160.000 euro Project 4 : Status quaestionis en haalbaarheidsonderzoek met betrekking tot e-communicatie als instrument voor het vergroten van de toegang tot de hulpverlening voor personen met een gebruik van legale en/of illegale psychoactieve stoffen en het ondersteunen van de vorming van hulpverleners ter zake, budget : 80.000 euro Project 5 : Onbereikte doelgroepen in de drughulpverlening, budget : 320.000 euro Project 6 : Onderzoek naar betrokken actoren en meting van de overheidsuitgaven voor het beleid inzake illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie (benzodiazepines), budget : 320.000 euro Project 7 : Status quaestionis en analyse van de crisisopvang en het case management voor de personen met een legale en illegale psychoactieve middelen-gerelateerde problematiek, budget : 240.000 euro III. Beknopte beschrijving van de uitvoering Een federaal onderzoeksprogramma Dit onderzoeksprogramma heeft de bedoeling bij te dragen tot het vergroten van de kennis die vereist is bij het beleidsvoorbereidende werk op Belgisch federaal vlak. Dit heeft een aantal consequenties voor de organisatie van het onderzoek : - thema's die behoren tot de bevoegdheid van Gemeenschappen en/of Gewesten maken geen deel uit van dit programma; - de voorgestelde onderzoeksthema's moeten op Belgisch niveau worden bestudeerd. Voorstellen die zich beperken (bv. in hun dataverzameling) tot één Gewest of Gemeenschap of waar er zich een onverantwoorde wanverhouding tussen Gewesten en/of Gemeenschappen voordoet, zullen uit de evaluatieprocedure worden verwijderd; - het genderperspectief moet in het onderzoek worden geïntegreerd. Dit kan op verschillende niveaus of in verschillende fazen van het onderzoek, b.v. bij de themabepaling, maar ook bij de uitwerking, in de resultaten en/of de verspreiding daarvan; - de onderzoeksploegen moeten in de taal van hun gesprekspartners kunnen werken (meer bepaald in de taal van de respondenten als het om een enquête gaat); - het onderzoek moet leiden tot resultaten die bruikbaar zijn voor het beleidsvoorbereidende werk. Beleidsmakers in de ruime zin (wat in een democratische context betekent alle personen, instellingen, verenigingen die een inbreng willen hebben in de beleidsvorming) moeten uit de resultaten van het onderzoek een voor hen relevante kennis kunnen putten. Dit betekent echter niet dat onderzoekers kant-en-klare beleidsvoorschriften ten behoeve van een of andere persoon of instelling dienen af te leveren; - elk onderzoek krijgt zijn eigen begeleidingscomité : een forum van potentiële gebruikers van de resultaten en van andere onderzoekers, dat als klankbord voor de onderzoeksploeg fungeert. De onderzoekers dienen er in hun planning mee rekening te houden dat zij mee de deelnemers aan dit begeleidingscomité zullen moeten vinden en dat zij de nodige tijd en middelen zullen moeten uittrekken om de vergadering van het comité voor te bereiden en bij te wonen; - de onderzoekers dienen oog te hebben voor de bruikbaarheid van de resultaten. Elke onderzoeksploeg zal een werkwijze dienen te ontwikkelen die het mogelijk maakt in de loop van het onderzoek feedback te geven naar de betrokken instellingen en tevens naar alle betrokken federale besturen.

De problematiek van de dataverzameling Het Federaal Wetenschapsbeleid organiseert zowel programma's die te maken hebben met het verzamelen en ter beschikking stellen van gegevens als van verwerking en analyse ervan. In dit onderzoeksprogramma ligt de nadruk op de analyse van gegevens, niet op dataverzameling. Ploegen dienen bijgevolg met volgende regels rekening te houden : - de ploegen dienen bij voorkeur een beroep te doen op bestaande (ambtelijke of niet-ambtelijke) databestanden. Zij moeten hierbij nagaan of de databanken toegankelijk zijn en hoeveel tijd de aanvraagprocedure in beslag neemt. Indien na de start van het onderzoek blijkt dat wegens onzorgvuldigheid van de onderzoekers de databestanden niet tijdig beschikbaar zijn, kan dit voor de Staat een reden zijn om het contract op te zeggen; - de onderzoeken dienen reeds beschikbare studies in aanmerking te nemen (Voorbereidende studies gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid, studies in het kader van het EMCDDA, UNDCP/WHO...); - indien het project een vorm van dataverzameling met grote budgetten omvat (b.v. enquête), moet op een duidelijke en overtuigende wijze worden geargumenteerd waarom deze welbepaalde dataverzameling de voorkeur verdient boven alle andere benaderingen; - gegevens die in het kader van dit programma worden verzameld, moeten ook aan andere onderzoeksploegen ter beschikking worden gesteld, met inachtneming van de wettelijke en reglementaire voorschriften die in dit domein gelden. Uiterlijk samen met het eindverslag dient de ploeg die een dataverzameling aanlegde, bij Federaal Wetenschapsbeleid een fiche met de metadata en een beschrijving van de toegangsvoorwaarden voor andere ploegen in; - alle onderzoeken moeten een sterk empirische inslag hebben. Louter theoretisch werk of het opstellen van modellen zonder empirische toetsing worden niet aanvaard.

Netwerken Onderzoekers kunnen een netwerk vormen om aan dit programma deel te nemen. Een netwerk kan uit maximum zes partners bestaan (coördinator inbegrepen), waarvan er niet meer dan vier Belgisch en niet meer dan drie niet-Belgisch mogen zijn. De coördinatie moet door een Belgische ploeg gebeuren. Deelname van vrouwen wordt aangemoedigd. Er is in een coördinatiebudget voorzien. De coördinator of coördinatrice van het onderzoek zal tegenover Federaal Wetenschapsbeleid verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de verschillende onderdelen van het onderzoek, ook voor de gedeelten die door ploegen uit andere onderzoekcentra zouden worden uitgevoerd.

Onderzoekers kunnen een beroep doen op in het buitenland beschikbare expertise. Ten hoogste twintig percent van het budget van een voorstel mag aangewend worden voor samenwerking met niet-Belgische onderzoeksploegen.

Onderzoekers met buitenlandse partners moeten rekening houden met een aantal praktische afspraken. Zo dienen de budgetten voor de buitenlandse partners als « internationale samenwerking » bij een van de Belgische partners te worden ingeschreven. Deze laatste zullen als tussenpersonen optreden voor de buitenlandse partners en zullen de uitvoering van de taken van de buitenlandse partner verzekeren.

De leden van het onderzoeksnetwerk moeten ook het taalprobleem oplossen. Interne communicatie tussen de onderzoekspartners dient in een door allen beheerste taal te gebeuren : vertaalkosten hiervoor mogen niet ten laste van het onderzoeksbudget vallen. Ter gelegenheid van de begeleidingscomités worden enkel Nederlands en Frans gebruikt, behalve, als het comité hiermee akkoord gaat, wat de presentaties door de buitenlandse partners betreft.

In het geval van een internationale samenwerking zal er, na de toekenning van het contract, minstens één werkvergadering met alle netwerkpartners (inbegrepen de buitenlandse partners) en de programmabeheerder plaatsvinden.

Er bestaat geen enkele verplichting om een netwerk te vormen en evenmin bestaan er bijvoorbeeld communautaire « evenwichten » die zouden moeten worden gerespecteerd.

Een beschrijving van de meerwaarde van de netwerkvorming en de manier waarop de coördinatie zal worden aangepakt, dienen in het onderzoeksvoorstel terug te vinden zijn.

Indieners van voorstellen verbinden er zich toe voor de hele duur van het onderzoek er de effectieve leiding van op zich te nemen.

Internationaal niveau van het onderzoek Van alle onderzoekers wordt verwacht dat zij werk van internationaal niveau leveren, ook als zij geen gebruik maken van de mogelijkheid met buitenlandse onderzoekers samen te werken. Om het onderzoek in een internationale wetenschappelijke context in te schakelen, gelden o.m. volgende afspraken : - alle onderzoekers dienen kort na de start van hun onderzoek (3-6 maanden, naargelang van de totale lengte van het project) een seminarie voor het begeleidingscomité te organiseren waarin zij de stand van de wetenschappelijke kennis op internationaal vlak m.b.t. hun onderzoeksthema voorstellen. Vermits dit seminarie het project moet ondersteunen door de uitwisseling van ideeën, moeten er minstens twee buitenlandse experts die geen lid zijn van het netwerk, worden uitgenodigd; - onderzoekers die dit wensen, mogen aan het einde van hun onderzoek de vertaling van een artikel van maximum 25 blz. voor een wetenschappelijk tijdschrift met het budget van het onderzoek bekostigen.

Publicaties en andere eindproducten De onderzoeken zullen uitmonden in een aantal publicaties : - een door een ruim publiek leesbare tekst die in maximum 180 blz. de onderzoeksresultaten weergeeft; - een samenvatting van 10 blz. in drie talen (NL, FR, EN) voor het Internet van Wetenschapsbeleid; - een samenvatting in het Engels van 20 blz. voor de ex-postevaluatie van het onderzoek;

Deze documenten worden gerealiseerd binnen het werkplan van het project en vallen ten laste van het projectbudget.

Na de aanvaarding door het Federaal Wetenschapsbeleid van die drie teksten, staat het de onderzoekers vrij over hun onderzoek te publiceren.

IV. Hoe antwoorden op deze oproep tot voorstellen Gegadigden wordt gevraagd bijgaand formulier in te vullen.

In de taal van de coördinator/promotor van het project (Nederlands of Frans), iedere onderzoeksparten mag zijn/haar deel in de taal van zijn/haar instelling invullen (Nederlands of Frans) EN VOLLEDIG in het ENGELS en terug te sturen naar : POD Wetenschapsbeleid Onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de federale beleidsnota Drugs Wetenschapsstraat 8 1000 Brussel e-mail : bonn@belspo.be Alle voorstellen moeten toekomen uiterlijk 8 april 2008, om 15 uur.

Voorstellen moeten worden ingediend in een elektronische (e-mail) versie, MS Word formaat, EN in een papieren versie. Alle onderdelen van het voorstel (oorspronkelijke tekst en vertaling, elektronische en papieren versie) moeten vóór de sluitingstijd van de oproep worden ingediend.

Het is aan de indieners erover te waken dat hun voorstel binnen de gestelde termijn wordt ingediend. Het Federaal wetenschapsbeleid zal geen rekening houden met voorstellen die na de sluitingsdatum worden ingediend.

V. Evaluatie van de voorstellen De onderzoeksvoorstellen zullen op hun wetenschappelijke waarden worden geëvalueerd door buitenlandse wetenschappelijke experts. Het evaluatieformulier kan geraadpleegd worden op de website http://www.belspo.be/belspo/home/calls/index_nl.stm Het interdepartementaal cöordinatiecomité zal een advies geven over de beleidsrelevantie van de voorstellen. De programmadirectie zal, waar dit van toepassing is, een advies geven over het werk dat de promotoren in vroegere programma's van het Federaal Wetenschapsbeleid hebben verricht.

Volgend op deze consultatie van de federale departementen zal het Federale Wetenschapsbeleid, binnen het beschikbare budget van de oproep (900.000 EUR), een voorstel van selectie overmaken aan de Minister.

Het Federaal wetenschapsbeleid heeft het recht de samenstelling van en/of de werkverdeling binnen de netwerken te wijzigen.

VI. Beheer en Coördinatie De leiding van het programma en het beheer zijn in handen van Federaal wetenschapsbeleid.

De Programmadirectie, Lieve Van Daele en Cecile Bonnewyn (secretariaat), wordt bijgestaan door een interdepartementaal coördinatiecomité.

Bijkomende verduidelijkingen zijn te verkrijgen bij : Cecile Bonnewyn (secretariaat), tel. 02-238 36 63, bonn@belspo.be.

^