Etaamb.openjustice.be
Document
gepubliceerd op 01 juli 2005

Ministeriele richtlijn inzake het verspreiden van gerechtelijke opsporingsberichten via de media en het internet Inleiding In het kader van de criminaliteitsbestrijding is de minister van Justitie van mening dat alle wettelijke middelen m Eén van deze middelen is de informatieve interactie met de bevolking, onder de vorm van opsporingsb(...)

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2005009521
pub.
01/07/2005
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE


Ministeriele richtlijn inzake het verspreiden van gerechtelijke opsporingsberichten via de media en het internet Inleiding In het kader van de criminaliteitsbestrijding is de minister van Justitie van mening dat alle wettelijke middelen moeten kunnen aangewend worden om criminele fenomenen te voorkomen en/of te bestrijden.

Eén van deze middelen is de informatieve interactie met de bevolking, onder de vorm van opsporingsberichten, verspreid via de diverse media, met inbegrip van het internet. Hierbij wordt niet alleen aan de bevolking informatie bezorgd met het oog op een verhoging van de preventie - al dan niet door te waarschuwen tegen bepaalde trends die op het vlak van de criminaliteit worden waargenomen - maar wordt ook gevraagd om informatie te verstrekken die zou kunnen bijdragen tot de opheldering van criminele feiten. Door deze medewerking aan justitie en politie kan een klaardere kijk ontstaan op de gerechtelijke en politionele wereld. Deze activiteiten passen volkomen in het huidig nationaal veiligheidsplan en de kadernota integrale veiligheid.

Rekening houdend met het belang van de gerechtelijke onderzoeken, met het beroepsgeheim, met de zogenaamde wet Franchimont', de wet op de privacy en de bejegening van de slachtoffers, is het wenselijk dat deze informatie - uitwisseling onderworpen wordt aan strikte werkingsregels.

Zonder afbreuk te doen aan de meerwaarde die opsporingsberichten kunnen opleveren voor een onderzoek, moet ook vermeden worden dat, door overmatig gebruik van het middel, de effecten ervan verdwijnen of erger nog, een onveiligheidsgevoel bij de burger wordt gecreëerd.

Het is dan ook wenselijk de bedoelde opsporingsberichten slechts als middel aan te wenden wanneer geen onmiddellijke onderzoekspistes voorhanden zijn of de exploitatie van de gekende onderzoekspistes geen of onvoldoende resultaat heeft gekend en zich niet onmiddellijk nieuwe onderzoeksmogelijkheden aandienen.

In uitzonderlijke gevallen en mits eerbiediging van de bepalingen inzake de wederzijdse rechtshulp kunnen feiten die in het buitenland werden gepleegd, het voorwerp uitmaken van een opsporingsbericht via de Belgische media.

Daartoe worden de ministeriële rondzendbrieven en de richtlijnen van de procureurs-generaal, die de contacten organiseren met de media, aangevuld met deze ministeriële rondzendbrief.

Deze richtlijn vervangt de ministeriële richtlijn van 15 oktober 1996 « inzake gerechtelijke opsporingen op de televisie » vanwege de Minister van Justitie Stefaan De Clerck. 1. Definities 1.1. Soorten dossiers 1.1.1 Onderzoeksdossier Het dossier omtrent het gerechtelijk onderzoek of het informatieonderzoek waarvan de evolutie aanleiding geeft tot het verspreiden van een bericht via de media. 1.1.2. Opsporingsdossier Het dossier dat, apart voor elk onderzoeksdossier, aangemaakt wordt met het oog op een gerechtelijk opsporingsbericht, via de media. Het opsporingsdossier wordt aangemaakt door de magistraat - titularis van het onderzoeksdossier. Het bevat informatie, afkomstig uit het onderzoeksdossier, die noodzakelijk is voor de gewenste berichtgeving alsook de voorgeschreven toelatingen en de inlichtingen die men beoogt te bekomen.

Het opsporingsdossier wordt desgevallend aangevuld met de adviezen van de dienst TV van de federale politie en met de beslissing van de Selectie-commissie. Het dossier bevat tevens een overzicht van de reacties van het publiek. 1.2. Soorten berichten 1.2.1. Opsporingsbericht Het opsporingsbericht is een bericht dat, op basis van het opsporingsdossier, op lokale of nationale schaal verspreid wordt via televisie, radio, geschreven pers en gespecialiseerde internet - sites. Het opsporingsbericht kan de vorm aannemen van een 'kort bericht', van een 'opsporingsreportage' of van een opsporingsreconstructie'. 1.2.2. Kort bericht Het kort bericht is een opsporingsbericht, met een maximale duur van twee minuten, dat beperkt blijft tot een zeer korte duiding (al dan niet vergezeld van beeld- en geluidsmateriaal) en een of meer concrete vragen omtrent een onderzoeksdossier. Het kort bericht kan een onderdeel zijn van een opsporingsprogramma of een afzonderlijk geheel vormen. 1.2.3. Opsporingsreportage De opsporingsreportage is een opsporingsbericht, met een maximale duurtijd van vijf minuten, dat uitgezonden wordt via de televisie en dat gepaard gaat met een meer uitvoerige duiding van het onderzoeksdossier. In een opsporingsreportage kan gebruik worden gemaakt van beeld - en/geluidsmateriaal om de gepleegde feiten te illustreren. Dit kan door het tonen van foto's, beelden van bewakingscamera's, situeringsbeelden of interviews van parket - en/of politiewoordvoerders. De opsporingsreportage kan een onderdeel zijn van een opsporingsprogramma of een afzonderlijk geheel vormen. 1.2.4. Opsporingsreconstructie Het opsporingsbericht dat gepaard gaat met een meer uitvoerige duiding van het onderzoeksdossier en waarbij de vaststaande gegevens uit het dossier aangewend worden voor een reconstructie. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van beelden van bewakingscamera's, situeringbeelden en interviews van parket - en/of politiewoordvoerders en getuigen. Een opsporingsreconstructie kan enkel een onderdeel zijn van een opsporingsprogramma. 1.3. Opsporingsprogramma Een televisieproductie waarvan de inhoud grotendeels betrekking heeft op de presentatie van opsporingsberichten omtrent bestaande onderzoeksdossiers waarvan de oplossing problematisch is geworden. In het raam van onderhavige richtlijn wordt onder opsporingsprogramma' ook begrepen het apart onderdeel van een regelmatig televisieprogramma dat de werking van politie en/of justitie belicht en dat specifiek wordt voorbehouden voor de presentatie van een of meerdere opsporingsdossiers. 2. Het verspreiden van gerechtelijke opsporingsberichten Op verzoek van de bevoegde magistraat kunnen opsporingsberichten worden verspreid onder de bevolking via de diverse media (televisie, radio, geschreven pers en het internet).Deze opdracht wordt in het KB van 3 september 2000 (art. 10, § 7) en de MR van 9 november 2000 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie toegewezen aan de federale politie (in casu DGJ-DJO dienst TV) die in opdracht van de Procureur des Konings, de federale procureur of de onderzoeksrechter handelt. 2.1 Kort bericht Het kort bericht kan, via TV, radio en geschreven pers, op lokale of nationale schaal worden verspreid. De korte berichten kunnen tevens worden verspreid via teletekst om, in het kort, opsporingsdossiers aan te kondigen of in herinnering te brengen.

De lokale verspreiding van een kort bericht en de verspreiding van een kort bericht via de geschreven pers kan op louter initiatief van de magistraat - titularis van het onderzoeksdossier; de dienst TV dient hiervan enkel in kennis te worden gesteld met het oog op het bekomen van statistisch materiaal. In de andere gevallen is de toelating van de Selectiecommissie vereist.

De gegevens, inlichtingen, beelden en dergelijke bekomen voor de voorbereiding van het kort bericht, mogen niet aangewend worden in andere programma's. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden mits voorafgaande uitdrukkelijke toelating door de magistraat - titularis en de voorzitter van de Selectiecommissie.

De korte berichten die uitgezonden werden door de lokale of nationale televisiezenders kunnen, op eenvoudig verzoek van de magistraat - titularis van het dossier, in een aangepaste versie, gedurende twee maanden, bijkomend verspreid worden op de onderscheiden websites van de lokale en/of federale politie en op de websites van de verschillende media. 2.2. De opsporingsreportage De opsporingsreportage kan alleen via een lokale of nationale TV - zender worden verspreid.

Enkel de lokale en nationale televisiezenders die een aparte overeenkomst hebben afgesloten met de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, komen in aanmerking voor de uitzending van een opsporingsreportage. De bepalingen van deze overeenkomsten worden, via de geëigende kanalen, ter kennis gebracht van de parketmagistraten, van de onderzoeksrechters en de politiediensten. Zij dienen te worden gerespecteerd door alle partijen die meewerken aan de productie en de verspreiding van het opsporingsbericht.

Een dergelijke reportage kan slechts tot stand komen na aanvaarding van het dossier door de Selectiecommissie (zie infra).

De gegevens, inlichtingen, beelden en dergelijke bekomen voor de voorbereiding van de opsporingsreportage, mogen niet aangewend worden in andere programma's. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden mits voorafgaande uitdrukkelijke toelating door de magistraat - titularis en de voorzitter van de Selectiecommissie. 2.3 De opsporingsreconstructie De opsporingsreconstructie kan alleen via een nationale TV -zender worden verspreid. Een dergelijke reconstructie kan slechts tot stand komen na aanvaarding van het dossier door de Selectiecommissie (zie infra).

De gegevens, inlichtingen, beelden en dergelijke bekomen voor de voorbereiding van de opsoporingsreconstructies, mogen niet aangewend worden in andere programma's. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden mits voorafgaande uitdrukkelijke toelating door de bevoegde magistraat en de voorzitter van de selectiecommissie.

De opsporingsreconstructies die uitgezonden werden door de nationale televisiezenders kunnen, op eenvoudig verzoek van de magistraat - titularis van het dossier, in een aangepaste versie, bijkomend verspreid worden op de onderscheiden websites van de lokale en/of federale politie en op de websites van de verschillende media. 2.4 Opsporingsprogramma Enkel de nationale televisiezenders die een aparte overeenkomst hebben afgesloten met de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, komen in aanmerking voor de uitzending van een opsporingsprogramma. De bepalingen van deze overeenkomsten worden, via de geëigende kanalen, ter kennis gebracht van de parketmagistraten, van de onderzoeksrechters en de politiediensten. Zij dienen te worden gerespecteerd door alle partijen die meewerken aan de productie en de verspreiding van het opsporingsbericht.

De uitzending gebeurt in co-productie met de Selectiecommissie en bestaat voornamelijk uit : korte berichten; opsporingsreportages; opsporingsreconstructies; informatie over de resultaten van de opsporingsberichten uit vorige uitzendingen; voorstelling van gevonden of in beslag genomen voorwerpen; informatie betreffende algemene modus operandi in opsporingsdossiers of preventie-items in relatie met een opsporingsdossier.

De gegevens, inlichtingen, beelden en dergelijke bekomen voor de voorbereiding van het opsporingsprogramma, mogen niet aangewend worden in andere programma's. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden mits voorafgaande uitdrukkelijke toelating door de bevoegde magistraat.

De rubrieken van een opsporingsprogramma die geen betrekking hebben op een opsporingsdossier behoren tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de producerende televisieomroep met dien verstande dat deze, voor bepaalde onderwerpen een beroep kan doen op justitie en politie. 2.5 Aankondiging van een opsporingsprogramma Vóór de uitzending van een opsporingsprogramma op televisie wordt, door middel van een Belga - persbericht, een bondige samenvatting van de geselecteerde opsporingsdossiers aan de media bezorgd, met vermelding van de algemene oproepnummers waarop inlichtingen kunnen worden overgemaakt. Het is mogelijk om, in overleg met de producerende TV -zender, journalisten uit te nodigen op de draaidag(en) tijdens de reconstructie van criminele feiten teneinde een geïllustreerde aankondiging te verkrijgen van de uitzending in de geschreven pers.

De dienst TV van de federale politie kondigt, via interne communicatie, de uitzending aan bij de magistraat en politieambtenaar die het onderzoeksdossier beheren en bij alle politiediensten. De televisiezender kan eveneens, in samenspraak met de dienst TV van de federale politie, via de gebruikelijke perskanalen, het publiek op de hoogte brengen. 3. De selectiecommissie 3.1. Samenstelling Een magistraat aangewezen door het College van de Procureurs-generaal, voorzitter van de commissie;

Een afgevaardigde van de Vaste Commissie van de Lokale Politie;

Een afgevaardigde van de Federale Politie, dienst CGPP;

Twee leden van de Dienst TV;

De producer van het opsporingsprogramma en de journalist, verantwoordelijk voor de redactie.

Bij de samenstelling van de Commissie wordt, zoveel als mogelijk, een taalevenwicht nagestreefd.

De commissie wordt, voor wat betreft de opsporingsdossiers, na de selectie, bijgestaan door : De magistraat-titularis van het geselecteerde onderzoeksdossier De politieambtenaar/dossierbeheerder. 3.2 Taken 3.2.1 Opsporingsprogramma's coördineren en, inhoudelijk, co- produceren; 3.2.2 Selecteren van de aanvragen tot verspreiding van een kort bericht' via Tv of radio op nationale schaal. 3.2.3 Selecteren van de aanvragen, uitgaande van de magistraat - titularis tot productie en verspreiding van opsporingsreportages en opsporingsreconstructies. Wanneer er een geschil bestaat betreffende de selectie van een opsporingsdossier, dan beslist uiteindelijk de voorzitter over de definitieve keuze. 3.2.4 Toezicht en controle, vóór de televisie-uitzending, op de naleving van het getekend akkoord van de magistraat die belast is met een opsporingsdossier, en op de ondertekende toelating van het/de slachtoffer(s), de familie of hun advocaat; 3.2.5 Controle over de vorm en inhoud van de onderwerpen inzake de politionele normen met betrekking tot tactiek en opsporingen, evenals over de voorschriften omtrent de rechten van de mens en de regels op de privacy; 4. De Dienst TV van de federale politie 4.1. Samenstelling De dienst TV van de federale politie is één van de centrale steundiensten en ressorteert onder de algemene directie gerechtelijke politie (DGJ), meer bepaald de directie van de gerechtelijke operaties en informatiehuishouding (DJO). Het diensthoofd van de dienst TV is tevens vast secretaris van de Selectiecommissie. 4.2. Taken 4.2.1. Het vast en permanent contactpunt voor alle betrokken partners inzake onderwerpen die aan bod kunnen komen in de opsporingsberichtgeving; 4.2.2 registratie van de aanvragen tot uitzending waarbij getuigen worden gezocht door de gerechtelijke overheden; 4. 2.3. registratie van de kennisgevingen van de uitzending van de korte berichten' via de lokale TV of de geschreven pers; 4.2.4 adviseren van de ingediende aanvragen met het oog op selectie; 4.2.5 de opsporingsprogramma's co - produceren met de nationale TV-zenders; 4.2.6 op verzoek van de TV-zender, advies verstrekken aan de programmamakers voor wat betreft onderwerpen in het programma die binnen de bevoegdheid van de federale en lokale politie vallen, desgevallend in samenspraak met de dienst CGPP van de federale politie of de vaste commissie van de lokale politie; 4.2.7 op hun verzoek, de coördinatie verzekeren van de vergaderingen met de magistraten, politieambtenaren en de afgevaardigden van de TV - zenders; 4.2.8 de politionele instanties vooraf berichten over de dossiers die in de opsporingsreportages en in de opsporingsprogramma's zullen uitgezonden worden; 4.2.9 de Selectiecommissie en de Evaluatiecommissies vooraf berichten en informeren over het uitzendschema van de opsporingsprogramma's en opsporingsreportages op de diverse media; 4.2.10 de politiediensten inlichten over de verspreiding van alle opsporingsberichten en -dossiers; de uitgezonden dossiers desgevallend meedelen aan de teletekstredactie 4.2.11. de uitzonden dossiers desgevallend meedelen aan de teletekstredactie van de televisieomroep evenals aan het webteams van de Federale en Lokale Politie, alsook de persmededeling voorbereiden; 4.2.12. aan de webmasters van de Federale en Lokale Politie de nodige gegevens meedelen om ook de ontseiningen te kunnen doen 4.2.13. in overleg met de coproducerende televisieomroep medewerking verlenen in de studio tijdens de uitzending; 4.2.14 voor opsporingsberichten (met uitzondering van de korte berichten met een lokale verspreiding) die een afzonderlijk geheel vormen, zorgen voor de beschikbaarheid van het groene nummer 0800 91.119 (DJO/permanentie) voor de opvang en registratie van tips en de onmiddellijke verzending ervan aan de betrokken politieambtenaar/politiebeheerder voor verdere exploitatie.

Voor de opsporingsprogramma's, een callcenter organiseren, alsook briefing en begeleiding van de onderzoekers die het callcenter bemannen. 4.2.15. als bijkomend communicatiemiddel een emailadres ter beschikking stellen van de kijkers; 4.2.16. feedback geven over de uitzending en het callcenter tijdens de selectie- en adviescommissie; 4.2.17. administratieve steun verlenen aan de Evaluatiecommissies; 5. De evaluatiecommissies De leden van de Evaluatiecommissies worden aangesteld door de Minister van Justitie.De commissies vergaderen, ambtshalve, minstens twee keer per jaar. Zij komt tevens samen op vraag van de Minister van Justitie.

Er wordt voorzien in de oprichting van twee aparte evaluatiecommissies : een commissie evalueert alle opsporingsberichten die in het Nederlands worden uitgezonden; een commissie staat in voor de evaluatie van de opsporingsberichten die in het Frans worden uitgezonden 5.1. Samenstelling Een magistraat, aangewezen door de Raad van de Procureurs, voorzitter van de commissie;

Een lid van de juridische dienst van de FOD Justitie;

Een afgevaardigde van de Vaste Commissie van de Lokale Politie;

Een afgevaardigde van de Federale Politie, dienst CGPP;

Een lid aangeduid door het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid Een advocaat;

Een expert op het vlak van gedrags- en communicatiewetenschappen (facultatief);

Een onderzoeksrechter;

Een lid aangeduid door de Commissie voor de Bescherming van de Private Levenssfeer. 5.2. Taken Evaluatie van de opsporingsprogramma's aan de hand van de vooraf bepaalde kwaliteitscriteria en waken over de naleving van de voorschriften;

Opstellen van een jaarverslag en dit overmaken aan de Minister van Justitie, de Selectiecommissie, het College van procureurs-generaal en de Raad van de procureurs; 6. Verantwoordelijkheid 6.1. De Minister van Justitie Door de verspreiding van deze ministeriële rondzendbrief creëert de Minister van Justitie de mogelijkheid de diverse media aan te wenden met het oog op de verwerving van informatie ter ondersteuning van bestaande gerechtelijke onderzoeken of opsporingsonderzoeken. 6.2. De Minister van Binnenlandse Zaken Door de verspreiding van deze ministeriële omzendbrief verzekert de Minister van Binnenlandse Zaken de correcte medewerking van de federale politie voor de taken die deze, in het kader van onderhavige omzendbrief, zijn toebedeeld. 6.3. De Gerechtelijke Overheid De gerechtelijke overheid belast met een gerechtelijk of een opsporingsonderzoek is verantwoordelijk voor de juistheid van de informatie afkomstig uit het onderzoek, die in het opsporingsdossier wordt opgenomen. 6.4. De Selectiecommissie De commissie waakt over de strikte toepassing van de voorschriften en aanbevelingen van de ministeriële rondzendbrieven en meer in het bijzonder over de voorschriften omtrent privacy, het geheim karakter van het onderzoek en het beroepsgeheim voor elk opsporingsdossier dat zal worden uitgezonden. 6.5. De televisieomroepen De televisieomroepen die de opsporingsprogramma's of afzonderlijke opsporingsberichten co-produceren, zijn verantwoordelijk voor de realisatie op technisch en mediatechnisch vlak. 6.6. De Evaluatiecommissies Deze commissies evalueren en maken algemene aanbevelingen over aan de Minister van Justitie inzake de kwaliteit van de uitzendingen en doet eventuele voorstellen tot aanpassing. 7 Prioritaire en aanvullende dossiers 7.1. Prioritaire dossiers De dossiers aangaande de misdrijven die in het bijzonder vermeld zijn in het Nationaal Veiligheidsplan en de Kadernota Integrale Veiligheid van 2004, waaronder : -Misdrijven gepleegd tegen de fysieke integriteit van personen; - eigendomsdelicten met verzwarende omstandigheden; - misdrijven, ernstig omwille van hun repetitief karakter; - en de onrustwekkende verdwijningen. 7.2. Aanvullende thema's - Tonen van gevonden voorwerpen of gevaarlijke producten of voorwerpen; - mededeling van resultaten van de vorige uitzendingen; - het beschrijven van nieuwe criminele fenomenen; - feiten die door hun uitzonderlijke aard een opsporing op TV rechtvaardigen. 8. Criteria voor de selectie van opsporingsberichten 8.1. Criteria voor de gerechtelijke overheid De gerechtelijke instanties kunnen een vraag tot opsporing via de media indienen wanneer geen onmiddellijke onderzoekspistes voorhanden zijn of wanneer de exploitatie van de gekende onderzoekspistes geen of onvoldoende resultaat heeft gekend en zich niet onmiddellijk nieuwe onderzoeksmogelijkheden aandienen. 8.2. Deontologische criteria De privé-levenssfeer van het slachtoffer, van de verdachte en van hun naaste familieleden dienen zeker te worden beschermd. Er moet derhalve ernstig rekening worden gehouden met de eventuele juridische gevolgen ten gevolge van de schending van de private levenssfeer.

Met uitzondering van de korte berichten' met een lokale verspreiding dient dan ook steeds de ondertekende toelating van het/de slachtoffer(s), de familie of hun advocaat voorafgaandelijk aanwezig te zijn.

Er moet tevens vermeden worden dat er een negatief effect ontstaat bij het publiek dat zou kunnen leiden tot wraakacties of tot persoonlijke onderzoeken.

In geval van twijfel zal de commissie voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer geraadpleegd worden.

Wat ontwerp, realisatie en evaluatie van de opsporingsberichten betreft, moet er met grote bezorgdheid op toegezien worden dat het onveiligheidsgevoel bij de burgers niet versterkt wordt. De getoonde beelden dienen, in het bijzonder voor de opsporingsreconstructies en -reportages, functioneel te zijn voor de informatie die men van de kijkers wenst te bekomen. Geweldscènes die niet bijdragen tot de finaliteit van het opsporingsbericht zijn dan ook niet toegelaten.

Bovendien dient vermeden te worden dat een al te simplistisch, eenzijdig of selectief beeld van de criminaliteit, van de verdachte of van het slachtoffer ontstaat. De toon die in de berichten wordt gehanteerd dient zodoende neutraal te zijn waarbij steeds sensatiezucht geweerd wordt. 8.3. Criteria voor de Selectiecommissie 8.3.1. De ernst van het misdrijf, het repetitief karakter van het misdrijf en/of het georganiseerd aspect ervan; 8.3.2. De impact op de persoon van het slachtoffer; 8.3.3. Het effect van het misdrijf op de bevolking; 8.3.4. Het kaderen binnen de prioriteiten van in eerste instantie het nationaal veiligheidsplan en de kadernota integrale veiligheid; 8.3.5 De reële kans dat er resultaat wordt bereikt in een opsporingsdossier. 8.4 Criteria voor de televisieomroepen Bij de selectie van de opsporingsdossiers zal mede rekening worden gehouden met de specifieke criteria van de co-producerende televisieomroepen (o.m. relevante bepalingen uit de beheersovereenkomst van de omroep met de overheid, voorschriften van journalistieke deontologie, het waardenpatroon van het televisienet, enz.). 9. Procedure voor wat betreft de diverse opsporingsberichten 9.1. Opsporingsreconstructies De parketmagistraat en/of de onderzoeksrechter kunnen, al dan niet op verzoek van en via de politieambtenaar/dossierbeheerder, een aanvraag indienen bij de Selectiecommissie. Het desbetreffende aanvraagformulier kan worden bekomen bij de dienst TV van de federale politie.

De aanvraag wordt overgemaakt in de vorm van een opsporingsdossier, bestaande uit een samenvatting van de feiten en vergezeld van het getekende akkoord van de magistraat - titularis en de ondertekende toelating van het/de slachtoffer(s), de familie of hun advocaat over aan de dienst TV van de federale politie;

De dienst TV van de federale politie adviseert de ingediende aanvraag en legt deze voor aan de Selectiecommissie;

De Selectiecommissie bericht de politieambtenaar/dossierbeheerder wanneer een dossier niet werd weerhouden met mededeling van de reden(en);

Wanneer de Selectiecommissie een dossier weerhoudt voor een opsporingsreconstructie wordt een uitnodiging gestuurd aan de politieambtenaar om deel te nemen aan de co - productie van de uitzending en aan de organisatie ervan.

Wanneer een opsporingsdossier niet wordt aanvaard als opsporingsreconstructie zal, indien het dossier zich hiertoe leent, aan de magistraat-titularis voorgesteld worden om het aan te wenden als opsporingsreportage' of kort bericht' met een lokale of nationale verspreiding. 9.2. Opsporingsreportages De parketmagistraat en/of de onderzoeksrechter kunnen, al dan niet op verzoek van en via de politieambtenaar/dossierbeheerder, een aanvraag indienen bij de Selectiecommissie. Het desbetreffende aanvraagformulier kan worden bekomen bij de dienst TV van de federale politie.

De aanvraag wordt overgemaakt in de vorm van een opsporingsdossier, bestaande uit een samenvatting van de feiten en vergezeld van het getekende akkoord van de magistraat - titularis en de ondertekende toelating van het/de slachtoffer(s), de familie of hun advocaat over aan de dienst TV van de federale politie;

De dienst TV van de federale politie adviseert de ingediende aanvraag en legt deze voor aan de Selectiecommissie;

De Selectiecommissie bericht de politieambtenaar/dossierbeheerder wanneer een dossier niet werd weerhouden met mededeling van de reden(en);

Wanneer de Selectiecommissie een dossier heeft weerhouden voor een opsporingsreportage wordt een uitnodiging gestuurd aan de politieambtenaar om deel te nemen aan de co-productie van de uitzending en aan de organisatie ervan.

Aan elke opsporingsreportage die nationaal wordt verspreid wordt het gratis oproepnummer 0800/91119 toegekend. Indien gewenst kan dit nummer ook aangewend worden voor opsporingsreportages met een regionale verspreiding.

Wanneer een opsporingsdossier niet wordt aanvaard als opsporingsreportage zal, indien het dossier zich hiertoe leent, aan de magistraat titularis voorgesteld worden om het aan te wenden als kort bericht' met een nationale of een lokale verspreiding. 9.3. Korte berichten bestemd voor nationale en/of lokale verspreiding Korte berichten kunnen uitgezonden worden op zowel nationale als regionale zenders en moeten slechts door de Selectiecommissie worden goedgekeurd wanneer een gewestelijke of nationale verspreiding via TV of radio wordt beoogd.

De parketmagistraat en/of de onderzoeksrechter kunnen een aanvraag indienen bij de dienst TV van de federale politie; het desbetreffende aanvraagformulier kan worden bekomen bij de dienst TV van de federale politie.

Na akkoord van de Selectiecommissie voor verspreiding, en het overmaken van beeldmateriaal en tekstontwerp, kan het kort bericht nog dezelfde dag uitgezonden worden.

De parketmagistraat en/of de onderzoeksrechter kunnen rechtstreeks een opsporingsdossier overmaken aan een lokale TV - zender met het oog op de uitzending van een kort bericht'. Indien gewenst kan een beroep worden gedaan op de dienst TV van de federale politie met het oog op logistieke ondersteuning desbetreffend.

Aan elk kort bericht dat nationaal wordt verspreid wordt het gratis oproepnummer 0800/91119 toegekend. Indien gewenst kan dit nummer ook aangewend worden voor korte berichten met een regionale verspreiding.

In dat geval dient, via de dienst TV, de permanentie DGJ voorafgaandelijk in kennis te worden gesteld. 10. Kwaliteitscriteria 10.1. Algemene principes De uitzending van opsporingsberichten kan zowel nationaal als lokaal worden georganiseerd.

Een opsporingsprogramma moet bij voorkeur een verscheidenheid aan dossiers omvatten rekening houdend met de geografische spreiding. 10.2. Frequentie De opsporingsprogramma's en opsporingsreportages komen tot stand in overleg en co-productie met de Selectiecommissie en op basis van de bijzondere overeenkomsten gesloten met de bevoegde ministers (zie supra). De opsporingsreportages en de korte berichten die geen onderdeel zijn van een opsporingsprogramma, worden in overleg met de nationale of lokale zenders uitgezonden. In de regel wordt hun uitzending beperkt tot 1 dag.

Zij kunnen dagelijks worden uitgezonden, tijdens, kort voor of na de nieuwsuitzendingen, zowel bij de nationale als bij de lokale zenders. 10.3 Productie van opsporingsreportages 10.3.1 Scenario Het scenario wordt uitgewerkt door de betrokken TV-zender in nauwe samenwerking met de dienst TV van de federale politie, de magistraat-titularis en de politieambtenaar verantwoordelijk voor het onderzoeksdossier. 10.3.2 Opname De plaats van de opnames en het aan te wenden materiaal worden in onderlinge overeenstemming bepaald door de dienst TV van de federale politie en de regisseur. 10.3.3 Visie Enkele dagen voor de uitzending wordt door de televisieomroep ter goedkeuring een visie van de opsporingsreportage georganiseerd voor alle betrokken instanties. De eindbeslissing inzake uitzending ligt bij de bevoegde magistraat die daarbij rekening houdt met de naleving van onderhavige omzendbrief en de overeenkomst afgesloten tussen de TV-zender en de betrokken Ministers. 10.4. Productie van opsporingsreconstructies/opsporingsprogramma's 10.4.1. Scenario De scenario's worden uitgewerkt en geschreven door de betrokken TV-zender in nauwe samenwerking met de dienst TV van de federale politie, de magistraat-titularis en de politieambtenaar verantwoordelijk voor het onderzoeksdossier. 10.4.2 Opnames De reconstructie van onderzoeksdossiers wordt uitgevoerd met professionele en/of vrijwillige acteurs;

De plaats van de opnames en het aan te wenden materiaal worden in onderlinge overeenstemming bepaald door de dienst TV van de federale politie en de regisseur;

De opportuniteit van de vrijwillige deelname van het slachtoffer, diens familie en getuigen aan de uitzending wordt, per dossier, door de Selectiecommissie bepaald. De deelname van getuigen is slechts mogelijk indien deze informatie kunnen bijbrengen die nuttig en relevant is voor het betreffende dossier. 10.4.3 Visie Enkele dagen voor de uitzending wordt door de televisieomroep ter goedkeuring een visie van de opsporingsreportage georganiseerd voor alle betrokken instanties. De eindbeslissing inzake uitzending ligt bij de bevoegde magistraat die daarbij rekening houdt met de naleving van onderhavige omzendbrief en de overeenkomst afgesloten tussen de TV-zender en de betrokken Ministers. 10.4.4 Aankondiging van de uitzending De dienst TV van de federale politie kondigt, via interne communicatie, de uitzending aan bij de magistraat en politieambtenaar die het onderzoeksdossier beheren en bij alle politiediensten.. De televisieomroep, in samenspraak met de dienst TV van de federale politie, brengt het publiek eveneens op de hoogte via zijn gebruikelijke perskanalen. 11. Audiovisuele realisatie en uitzending De televisieomroep is volledig verantwoordelijk voor de audiovisuele realisatie van het opsporingsprogramma, de opsporingsreportage of het korte bericht. Dat omhelst met name : - de aanduiding van de vaste producer; - de TV - presentatoren en - de technische ploeg.

De televisieomroep draagt de kosten verbonden aan de audiovisuele realisatie.

Bij de realisatie wordt rekening gehouden met wat bepaald werd in de punten 8 en 9.

De televisieomroep zendt het opsporingsprogramma, de opsporingsreportage of het kort bericht uit en kondigt het programma aan zoals bepaald in punt 10.4.4. 12. Organisatie van de betrokken politiediensten De politiediensten betrokken in de uitzending organiseren zich in samenspraak met de dienst TV van de federale politie.Meer bepaald zullen zij : Deelnemen aan de voorbereiding van de productie door logistieke en technische steun (lokalen, materiaal, vervoer, personeel) te verlenen voor de realisatie van de opsporingsreconstructies;

Alle inlichtingen verschaffen die gevraagd worden door de Selectiecommissie;

In samenspraak met de dienst TV van de federale politie deelnemen aan het call-center waar alle oproepen zullen toekomen;

Desgevallend deelnemen aan de briefing voor de uitzending;

Telefoonoproepen ontvangen van de getuigen en ze analyseren;

Tijdens de uitzending de resultaten meedelen aan de verantwoordelijke van het call-center;

Dadelijk de dienst TV van de federale politie waarschuwen als het gekozen opsporingsdossier zou opgehelderd zijn vóór de voorziene datum van uitzending;

De resultaten die verkregen werden naar aanleiding van die uitzending meedelen aan de dienst TV van de federale politie;

Een onmiddellijke operationele exploitatie voorzien van de ontvangen inlichtingen. 13. Opvang en verwerking van tips naar aanleiding van een opsporingsbericht Opsporingsberichten kunnen door de bevolking worden gezien op televisie, in de krant of op het internet, of ze kunnen worden gehoord op de radio. Tipgevers worden uitgenodigd telefonisch of schriftelijk te reageren. - naar aanleiding van opsporingsberichten in een opsporingsprogramma via verschillende gratis telefoonnummers, tot een week na de uitzending; - in alle andere gevallen via het gratis telefoonnummer 0800/91119 of via een antwoordknop op de politiewebsite. Deze getuigenissen komen rechtstreeks terecht op de permanentie van de gerechtelijk zuil van de federale politie (DGJ-DJO/perm.). Deze dienst is 24 u/24 u. bemand door meertalige politie-operatoren. De coördinaten van de tipgevers worden genoteerd en onmiddellijk per fax overgemaakt aan de politieambtenaar/dossierbeheerder voor verdere exploitatie.

De permanentie DGJ wordt door de dienst TV vooraf altijd op de hoogte gebracht van de opsporingsberichten die worden verspreid, als afzonderlijk geheel of in een opsporingsprogramma, met vermelding van het tijdstip en de omvang van de verspreiding, alsook de coördinaten van de politieambtenaar/dossierbeheerder.

Alle telefoongesprekken worden geregistreerd en bewaard door de permanentie DGJ en indien nodig ter beschikking gesteld van de onderzoekers. De oproeper wordt ingelicht over de opname.

De registratie van deze oproepen valt onder de toepassing van de wetgeving inzake de persoonlijke levenssfeer (wet van 8.12.92). De Dienst TV is hiervoor verantwoordelijk.

Bij het verspreiden van opsporingsberichten inzake onrustwekkende vermissingen van minderjarigen en van jongeren tot 25 jaar die financieel afhankelijk zijn van derden, kan de medewerking van Child Focus worden gevraagd en wordt thans het gratis oproepnummer 110 ook vermeld in het opsporingsbericht. 13.1. Opvang en verwerking van tips naar aanleiding van een gerechtelijk opsporingsbericht, verspreid als afzonderlijk geheel.

Voor opsporingsberichten die als afzonderlijk geheel worden uitgezonden wordt het gratis telefoonnummer 0800/91119 ter beschikking gesteld voor de opvang van tips. De tips komen in dit geval terecht bij de permanentie van de gerechtelijke zuil van de federale politie (DGJ-DJO/perm.). De politieambtenaar/dossierbeheerder kan evenwel verkiezen om tips rechtstreeks te ontvangen via een lokaal telefoonnummer of door beide. 13.2. Opvang en verwerking van tips naar aanleiding van een gerechtelijk opsporingsbericht, verspreid in een opsporingsprogramma.

Voor de opvang van tips tijdens een opsporingsprogramma stelt DJO-TV een callcenter ter beschikking van de politieambtenaars/dossierbeheerders. De telefoontoestellen van het callcenter worden tijdens en kort na de uitzending bemand door de onderzoekers voor de opvang van tips. De gratis oproepnummers in het programma blijven één week in dienst, en worden enkele uren na de uitzending afgeleid naar het gratis oproepnummer 0800 91119 van de permanentie DGJ van de federale politie. Geen enkel telefoongesprek wordt rechtstreeks weergeven tijdens de uitzending. 14. Werking van het call-center tijdens en na de uitzending op televisie De telefoongesprekken worden opgenomen om de eventuele vergissingen, te wijten aan de slechte verbindingen of storingen op de telefoonlijnen, te beperken.De oproeper wordt ingelicht over de opname.

De registratie van deze oproepen valt onder de toepassing van de wetgeving inzake de persoonlijke levenssfeer (wet van 8.12.92). De Dienst TV is hiervoor verantwoordelijk.

Geen enkel telefoongesprek wordt rechtstreeks weergegeven tijdens de uitzending. 14.1 Telefoongesprekken tijdens de uitzending Per dossier wordt één gratis oproepnummer toegekend.

De telefoonposten worden, in principe, bemand door politieambtenaren die het desbetreffende onderzoeksdossier beheren. 14.2 Telefoongesprekken na de uitzending De gratis oproepnummers blijven één week in dienst, en worden na de uitzending afgeleid naar de permanentie DGJ/DJO van de Federale Politie. De geregistreerde oproepen worden overgemaakt aan de dossierbeheerder, en in kopie aan de dienst TV. 15. Wetten en rondzendbrieven Artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de rechten van het individu tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 8 december 1992; De wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Artikel 80 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;

Artikel 35 van de wet op het politieambt : te vervangen door de nodige artikels uit de nieuwe 'mammoetwet';

De zogenaamde wet Franchimont van 12 maart 1998;

De rondzendbrief van 24 juli 1953 aan de procureurs-generaal en de auditeur-generaal vanwege de Minister van Justitie Du Bus de Warnaffe;

De rondzendbrief van 5 april 1965 aan de procureurs-generaal en de auditeur-generaal vanwege de Minister van Justitie Vermeylen;

De rondzendbrief van 15 juni 1984 aan de procureurs-generaal en de auditeur-generaal vanwege de Minister van Justitie Gol;

De gezamenlijke rondzendbrief van de Minister van Justitie en het college van procureurs-generaal betreffende de informatieverstrekking aan de pers door de gerechtelijke overheden en de politiediensten gedurende de fase van het vooronderzoek van 3 mei 1999, in werking op 15 mei 1999;

De richtlijn van de Minister van Justitie in verband met de opsporing van vermiste personen van 20 februari 2002;

De gemeenschappelijke richtlijn MFO-3 van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie van 14 juni 2002;

De kadernota integrale veiligheid van 30-31 maart 2004;

Het nationaal veiligheidsplan 2004-2007;

Het KB van 3 september 2000, art. 10/7 dat bepaalt dat de verspreiding van opsporingsberichten toegewezen is aan de Federale Politie;

De Ministeriële Richtlijn van 9 november 2000 van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken die voorgaand KB bestendigen;

Brussel, 1 juli 2005.

De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX

^