Etaamb.openjustice.be
Document van 24 april 2014
gepubliceerd op 18 juli 2014

Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2014203913
pub.
18/07/2014
prom.
24/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/24/2014203913/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP


24 APRIL 2014. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s


DE REGERING VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP, Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, artikel 38, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2000Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/02/2000 pub. 27/06/2000 numac 2000033046 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de KMO's type decreet prom. 14/02/2000 pub. 06/07/2000 numac 2000033047 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s sluiten;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s;

Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, gegeven op 13 januari 2014;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 10 februari 2014;

Gelet op advies 55.704/2 van de Raad van State, gegeven op 7 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Opleiding;

Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1 - Artikel 2 van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4 - Voor de berekening van de maximale subsidieerbare weddekosten van de voltijdse of deeltijdse leerkrachten die met ingang van 1 januari 2014 worden aangesteld, worden - naargelang van de kwalificatie van de aan te stellen leerkrachten - de in de bijlage bij dit besluit opgenomen weddeschalen II, II+ of I toegepast." Art. 2 - In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 4 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 4 juni 2009, worden de woorden "schaalnummers II of II+" vervangen door de woorden "schaalnummers II, II+ of I";2° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende : " § 5 - Voor contractuele leerkrachten bijzondere vakken met een deeltijdse betrekking die binnen een vakgebied cursusoverschrijdend en eventueel centrumoverschrijdend coördinerende en leidinggevende taken uitoefenen, kan het IAWM, binnen de perken van de beschikbare financiële middelen, aan de ZAWM subsidies toekennen voor de betaling van een aanvullende premie van 294 euro per maand voor een arbeidsovereenkomst van 30/38sten.De jaarlijkse vakantie van de voormelde leerkrachten wijkt af van de schoolvakanties en stemt overeen met de regeling in de privé-sector.

Het bedrag vermeld in het eerste lid is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld." Art. 3 - Hoofdstuk II, afdeling I, onderafdeling I, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 4 juni 2009, wordt aangevuld met een artikel 5bis, luidende : "Art. 5bis - Medewerkers voor onderwijslogistiek Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele medewerkers met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die in het kader van een tewerkstellingsbevorderende maatregel van de Duitstalige Gemeenschap taken inzake onderwijslogistiek in de ZAWM vervullen. De toelage toegekend door het IAWM beloopt 80 % van de subsidieerbare weddekosten na aftrek van de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in deze weddekosten.

Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximaal subsidieerbare betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden in middenstandsondernemingen.

Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare weddekosten van de medewerkers voor onderwijslogistiek worden, naargelang van de beroepsclassificatie van de aan te stellen medewerkers, de overeenkomstige barematabellen gebruikt die de Regering van de Duitstalige Gemeenschap voor de socio-culturele sector in de Duitstalige Gemeenschap vaststelt in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het vaststellen van de weddevoorwaarden in bepaalde sectoren van het paritair subcomité." Art. 4 - In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : "3° het werkelijk uitbetaalde vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden;" Art. 5 - In artikel 10, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen het woord "onderrichten," en het woord "verkrijgen" de woorden "alsook leerkrachten voor de duale voorbereiding op het examen om het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs te behalen," ingevoegd.

Art. 6 - Artikel 10bis, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 20 december 2012, wordt vervangen als volgt : " § 2 - Voor de leerkrachten van de ZAWM die werkzaam zijn in het kader van de basisopleiding worden volgende vergoedingen uitbetaald per uur gepresteerd voor het onderricht of voor de examens : 1. Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 :

a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,95 euro

b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

37,20 euro

c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

46,39 euro

d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,95 euro


2.Voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 :

a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,54 euro

b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

36,83 euro

c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

45,93 euro

d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,54 euro


3.Voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 :

a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,95 euro

b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

37,20 euro

c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

46,39 euro

d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

40,95 euro


4.Vanaf 1 januari 2019 :

a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

41,36 euro

b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

37,57 euro

c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

46,58 euro

d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid

41,36 euro


Leerkrachten die in het stadium van de leertijd cursussen toegepast bedrijfsbeheer of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd versnelde cursussen bedrijfsbeheer onderrichten, verkrijgen de vergoedingen bepaald voor de opleiding tot ondernemingshoofd." In paragraaf 4 van hetzelfde artikel worden de woorden "zijn onderworpen aan de richtlijnen inzake de indexering" vervangen door de woorden "zijn van toepassing vanaf 1 januari 2010 en zijn vanaf dat tijdstip onderworpen aan de richtlijnen inzake indexering" en worden de woorden "op het ogenblik van de inwerkingtreding van voorliggend besluit" vervangen door de woorden "vanaf 1 januari 2010".

In paragraaf 6 van hetzelfde artikel worden de woorden "uiterlijk op het einde van elk kwartaal" vervangen door de woorden "uiterlijk acht werkdagen na afloop van elk kwartaal".

Art. 7 - Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Art. 12 - Beroepsbijscholing § 1 - Voor voortgezette opleidingen die vooraf door het IAWM goedgekeurd zijn, in het bijzonder conferenties, studiedagen en seminaries, die onder de leiding van een voordrachtgever georganiseerd worden, verkrijgen de ZAWM en/of de professionele of interprofessionele verenigingen een forfaitaire toelage van 75,33 euro per uur voortgezette opleiding. § 2 - Het IAWM betaalt het volledige bedrag van de voormelde forfaitaire toelage uit voor voortgezette opleidingen waaraan minstens tien leidinggevenden of medewerkers van verschillende middenstandsondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen of vertegenwoordigers van vrije beroepen regelmatig hebben deelgenomen.

De deelname wordt als regelmatig beschouwd indien de deelnemer minstens de helft van de opleidingsuren aanwezig was. § 3 - Medewerkers van instellingen van openbaar nut, medewerkers van overheidsdiensten, alsook bij de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven uitkeringsgerechtigde werklozen of werkzoekenden die zich in de beroepsinschakelingstijd bevinden, worden ook als deelnemers in aanmerking genomen. Voor de vervulling van de norm van tien deelnemers in de zin van § 2, mogen echter hoogstens vier deelnemers uit die groepen van personen komen. § 4 - In het geval dat een voortgezette opleiding minder dan tien reguliere en regelmatige deelnemers telt, kan het IAWM, op gemotiveerd verzoek van het betrokken ZAWM, een toelage toekennen, voor zover er minstens zes reguliere en regelmatige deelnemers zijn die aan de in § 2 gestelde voorwaarden voldoen. De toelage wordt in dat geval als volgt berekend : A x B x C = E 10 - waarbij A het werkelijke aantal reguliere en regelmatige deelnemers is; - waarbij B de in § 1 vermelde forfaitaire toelage is; - waarbij C het aantal uren voortgezette opleiding is; - waarbij E de toelage is die voor de voortgezette opleiding moet worden uitbetaald." Art. 8 - Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Art. 13 -Congressen en colloquia Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen en op voorafgaande aanvraag kunnen colloquia en congressen door het IAWM gesubsidieerd worden op basis van een door het ZAWM of de betrokken professionele of interprofessionele vereniging ingediende gedetailleerde financiële afrekening die alle ontvangsten en uitgaven voortvloeiend uit het project indeelt. De toelage beloopt in principe 50 % van de uitgaven waarvoor bewijsstukken moeten worden ingediend.

Het IAWM bepaalt een maximale toelage per congres of colloquium." Art. 9 - In Artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 8 december 2011, worden de woorden "of het ZAWM geen huurgeld voor die lokalen of dat gebouw hoeft te betalen" opgeheven. "Art. 10 - Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Leerlingen die cursussen van een door het IAWM erkende organisator buiten de Duitstalige Gemeenschap volgen, verkrijgen van het IAWM op voorafgaande aanvraag een subsidie voor de reiskosten naar die organisator van cursussen. De subsidie bedraagt 50 % van de goedgekeurde kosten voor de heen- en terugreis naar de cursus en wordt na aftrek van door derden toegekende subsidies uitbetaald overeenkomstig het bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen geldende tarief voor reizigers in tweede klas op basis van het betaalbewijs." Art. 11 - In hetzelfde besluit wordt de bijlage, vervangen bij het besluit van de Regering van 20 december 2012, vervangen door de bijlagen I tot IV gevoegd bij dit besluit.

Art. 12 - Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van : 1. artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2013;2. artikel 9, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2013;3. artikel 11, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2013. Art. 13 - De minister bevoegd voor Opleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 24 april 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH

Bijlage I bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Bijlage bij het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Met ingang van 1 januari 2013 zijn de volgende weddeschalen toepasselijk :

182

183

301

511

521

II

II+

I

Minimum

16.327,32

15.955,71

16.349,21

27.310,27

23.007,88

17.551,28

17.984,13

21.218,35

Maximum

26.708,29

26.329,26

28.937,38

44.230,54

39.303,40

26.329,26

28.937,38

36.895,86


03 (1) x 524,65

03 (1) x 524,62

03 (1) x 546,42

03 (1) x 735,63

03 (1) x 691,06

11 (2) x 731,49

11 (2) x 912,77

01 (1) x 73,05

01 (2) x 721,34

01 (2) x 721,34

01 (2) x 896,25

11 (2) x 1.337,58

11 (2) x 1.292,94

01 (2) x 731,54

01 (2) x 912,78

02 (1) x 691,06

01 (2) x 729,38

01 (2) x 722,05

01 (2) x 912,96

11 (2) x 1.292,94

10 (2) x 735,63

10 (2) x 735,63

10 (2) x 913,97


Anciënniteit


0

16.327,32

15.955,71

16.349,21

27.310,27

23.007,88

17.551,28

17.984,13

21.218,35

1

16.851,97

16.480,33

16.895,63

28.045,90

23.698,94

21.291,40

2

17.376,62

17.004,95

17.442,05

28.781,53

24.390,00

18.282,78

18.896,90

21.982,46

3

17.901,27

17.529,57

17.988,47

29.517,16

25.081,06

22.673,52

4

19.014,27

19.809,67


5

18.622,61

18.250,91

18.884,72

30.854,74

26.374,00

23.966,46

6

19.745,76

20.722,44


7

19.351,99

18.972,96

19.797,68

32.192,32

27.666,94

25.259,40

8

20.477,25

21.635,21


9

20.087,62

19.708,59

20.711,65

33.529,90

28.959,88

26.552,34

10

21.208,74

22.547,98


11

20.823,25

20.444,22

21.625,62

34.867,48

30.252,82

27.845,28

12

21.940,23

23.460,75


13

21.558,88

21.179,85

22.539,59

36.205,06

31.545,76

29.138,22

14

22.671,72

24.373,52


15

22.294,51

21.915,48

23.453,56

37.542,64

32.838,70

30.431,16

16

23.403,21

25.286,29


17

23.030,14

22.651,11

24.367,53

38.880,22

34.131,64

31.724,10

18

24.134,71

26.199,06


19

23.765,77

23.386,74

25.281,50

40.217,80

35.424,58

33.017,04

20

24.866,20

27.111,83


21

24.501,40

24.122,37

26.195,47

41.555,38

36.717,52

34.309,98

22

25.597,69

28.024,60


23

25.237,03

24.858,00

27.109,44

42.892,96

38.010,46

35.602,92

24

26.329,26

28.937,38


25

25.972,66

25.593,63

28.023,41

44.230,54

39.303,40

36.895,86

26


27

26.708,29

26.329,26

28.937,38


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s.

Eupen, 24 april 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH

Bijlage II bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Bijlage bij het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Met ingang van 1 januari 2014 zijn de volgende weddeschalen toepasselijk :

182

183

301

511

521

II

II+

I

Minimum

16.162,40

15.794,54

16.184,06

27.034,42

22.775,47

17.374,00

17.802,47

21.004,03

Maximum

26.438,51

26.063,31

28.645,09

43.783,76

38.906,39

26.063,31

28.645,09

36.523,18


03 (1) x 524,65

03 (1) x 524,62

03 (1) x 546,42

03 (1) x 735,63

03 (1) x 691,06

11 (2) x 731,49

11 (2) x 912,77

01 (1) x 72,31

01 (2) x 721,34

01 (2) x 721,34

01 (2) x 896,25

11 (2) x 1.337,58

11 (2) x 1.292,94

01 (2) x 731,54

01 (2) x 912,78

02 (1) x 684,08

01 (2) x 729,38

01 (2) x 722,05

01 (2) x 912,96

11 (2) x 1.279,88

10 (2) x 735,63

10 (2) x 735,63

10 (2) x 913,97


Anciënniteit


0

16.162,40

15.794,54

16.184,06

27.034,42

22.775,47

17.374,00

17.802,47

21.004,03

1

16.681,75

16.313,86

16.724,96

27.762,61

23.459,55

21.076,34

2

17.201,10

16.833,18

17.265,86

28.490,80

24.143,63

18.098,10

18.706,02

21.760,42

3

17.720,45

17.352,50

17.806,76

29.218,99

24.827,71

22.444,50

4

18.822,20

19.609,57


5

18.434,50

18.066,56

18.693,95

30.543,06

26.107,59

23.724,38

6

19.546,31

20.513,12


7

19.156,51

18.781,31

19.597,69

31.867,13

27.387,47

25.004,26

8

20.270,41

21.416,68


9

19.884,71

19.509,51

20.502,43

33.191,20

28.667,35

26.284,14

10

20.994,51

22.320,23


11

20.612,91

20.237,71

21.407,17

34.515,27

29.947,23

27.564,02

12

21.718,61

23.223,78


13

21.341,11

20.965,91

22.311,91

35.839,34

31.227,11

28.843,90

14

22.442,72

24.127,33


15

22.069,31

21.694,11

23.216,65

37.163,41

32.506,99

30.123,78

16

23.166,82

25.030,88


17

22.797,51

22.422,31

24.121,39

38.487,48

33.786,87

31.403,66

18

23.890,92

25.934,43


19

23.525,71

23.150,51

25.026,13

39.811,55

35.066,75

32.683,54

20

24.615,02

26.837,98


21

24.253,91

23.878,71

25.930,87

41.135,62

36.346,63

33.963,42

22

25.339,13

27.741,53


23

24.982,11

24.606,91

26.835,61

42.459,69

37.626,51

35.243,30

24

26.063,31

28.645,09


25

25.710,31

25.335,11

27.740,35

43.783,76

38.906,39

36.523,18

26


27

26.438,51

26.063,31

28.645,09


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s.

Eupen, 24 april 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH

Bijlage III bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Bijlage bij het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Met ingang van 1 januari 2018 zijn de volgende weddeschalen toepasselijk :

182

183

301

511

521

II

II+

I

Minimum

16.327,32

15.955,71

16.349,21

27.310,27

23.007,88

17.551,28

17.984,13

21.218,35

Maximum

26.708,29

26.329,26

28.937,38

44.230,54

39.303,40

26.329,26

28.937,38

36.895,86


03 (1) x 524,65

03 (1) x 524,62

03 (1) x 546,42

03 (1) x 735,63

03 (1) x 691,06

11 (2) x 731,49

11 (2) x 912,77

01 (1) x 73,05

01 (2) x 721,34

01 (2) x 721,34

01 (2) x 896,25

11 (2) x 1.337,58

11 (2) x 1.292,94

01 (2) x 731,54

01 (2) x 912,78

02 (1) x 691,06

01 (2) x 729,38

01 (2) x 722,05

01 (2) x 912,96

11 (2) x 1.292,94

10 (2) x 735,63

10 (2) x 735,63

10 (2) x 913,97


Anciënniteit


0

16.327,32

15.955,71

16.349,21

27.310,27

23.007,88

17.551,28

17.984,13

21.218,35

1

16.851,97

16.480,33

16.895,63

28.045,90

23.698,94

21.291,40

2

17.376,62

17.004,95

17.442,05

28.781,53

24.390,00

18.282,78

18.896,90

21.982,46

3

17.901,27

17.529,57

17.988,47

29.517,16

25.081,06

22.673,52

4

19.014,27

19.809,67


5

18.622,61

18.250,91

18.884,72

30.854,74

26.374,00

23.966,46

6

19.745,76

20.722,44


7

19.351,99

18.972,96

19.797,68

32.192,32

27.666,94

25.259,40

8

20.477,25

21.635,21


9

20.087,62

19.708,59

20.711,65

33.529,90

28.959,88

26.552,34

10

21.208,74

22.547,98


11

20.823,25

20.444,22

21.625,62

34.867,48

30.252,82

27.845,28

12

21.940,23

23.460,75


13

21.558,88

21.179,85

22.539,59

36.205,06

31.545,76

29.138,22

14

22.671,72

24.373,52


15

22.294,51

21.915,48

23.453,56

37.542,64

32.838,70

30.431,16

16

23.403,21

25.286,29


17

23.030,14

22.651,11

24.367,53

38.880,22

34.131,64

31.724,10

18

24.134,71

26.199,06


19

23.765,77

23.386,74

25.281,50

40.217,80

35.424,58

33.017,04

20

24.866,20

27.111,83


21

24.501,40

24.122,37

26.195,47

41.555,38

36.717,52

34.309,98

22

25.597,69

28.024,60


23

25.237,03

24.858,00

27.109,44

42.892,96

38.010,46

35.602,92

24

26.329,26

28.937,38


25

25.972,66

25.593,63

28.023,41

44.230,54

39.303,40

36.895,86

26


27

26.708,29

26.329,26

28.937,38


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s.

Eupen, 24 april 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH

Bijlage IV bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Bijlage bij het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s Met ingang van 1 januari 2019 zijn de volgende weddeschalen toepasselijk :

182

183

301

511

521

II

II+

I

Minimum

16.492,24

16.116,88

16.514,35

27.586,14

23.240,28

17.728,57

18.165,79

21.432,68

Maximum

26.978,07

26.595,21

29.229,68

44.677,31

39.700,40

26.595,21

29.229,68

37.268,55


03 (1) x 524,65

03 (1) x 524,62

03 (1) x 546,42

03 (1) x 735,63

03 (1) x 691,06

11 (2) x 731,49

11 (2) x 912,77

01 (1) x 73,79

01 (2) x 721,34

01 (2) x 721,34

01 (2) x 896,25

11 (2) x 1.337,58

11 (2) x 1.292,94

01 (2) x 731,54

01 (2) x 912,78

02 (1) x 698,04

01 (2) x 729,38

01 (2) x 722,05

01 (2) x 912,96

11 (2) x 1.306,00

10 (2) x 735,63

10 (2) x 735,63

10 (2) x 913,97


Anciënniteit


0

16.492,24

16.116,88

16.514,35

27.586,14

23.240,28

17.728,57

18.165,79

21.432,68

1

17.022,19

16.646,80

17.066,30

28.329,20

23.938,32

21.506,47

2

17.552,14

17.176,72

17.618,25

29.072,26

24.636,36

18.467,45

19.087,78

22.204,51

3

18.082,09

17.706,64

18.170,20

29.815,32

25.334,40

22.902,55

4

19.206,33

20.009,77


5

18.810,72

18.435,27

19.075,50

31.166,41

26.640,40

24.208,55

6

19.945,21

20.931,76


7

19.547,47

19.164,61

19.997,68

32.517,50

27.946,40

25.514,55

8

20.684,09

21.853,75


9

20.290,53

19.907,67

20.920,88

33.868,59

29.252,40

26.820,55

10

21.422,97

22.775,74


11

21.033,59

20.650,73

21.844,08

35.219,68

30.558,40

28.126,55

12

22.161,85

23.697,73


13

21.776,65

21.393,79

22.767,28

36.570,77

31.864,40

29.432,55

14

22.900,73

24.619,72


15

22.519,71

22.136,85

23.690,48

37.921,86

33.170,40

30.738,55

16

23.639,61

25.541,71


17

23.262,77

22.879,91

24.613,68

39.272,95

34.476,40

32.044,55

18

24.378,49

26.463,70


19

24.005,83

23.622,97

25.536,88

40.624,04

35.782,40

33.350,55

20

25.117,37

27.385,69


21

24.748,89

24.366,03

26.460,08

41.975,13

37.088,40

34.656,55

22

25.856,25

28.307,68


23

25.491,95

25.109,09

27.383,28

43.326,22

38.394,40

35.962,55

24

26.595,21

29.229,68


25

26.235,01

25.852,15

28.306,48

44.677,31

39.700,40

37.268,55

26


27

26.978,07

26.595,21

29.229,68


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering 4570/EX/VII/B/II van 24 april 2014 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s.

Eupen, 24 april 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH

^