20 JUNI 2003. - Beslissing van de Voorzitter van het Directiecomité waarbij delegatie voor het indienen van de voorstellen tot benoeming wordt verleend

De Voorzitter van het Directiecomité, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 26, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 27 oktober 1992, 14 september 1994, 13 mei 1999 en 5 september 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 59, § 2, Besluit :

Artikel 1.Delegatie wordt verleend voor het indienen van de voorstellen tot benoeming of bevordering : A. Voor alle benoemingen en bevorderingen, gerealiseerd door middel van geautomatiseerde procedures, waarin een voorontwerp van besluit werd goedgekeurd door de administratiechef of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar : - tot de graden van de niveaus 2+ (B) en 2 (C), bij afwezigheid of verhindering van de Voorzitter van het Directiecomité, aan de Directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie en, bij afwezigheid of verhindering van deze laatste, aan de Auditeur-generaal van financiën die de Dienst Personeel onder zijn bevoegdheid heeft; - tot een graad van de niveaus 3 en 4 (D), aan de ambtenaren van de Algemene Diensten aangewezen door de Directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie.

B. Voor de benoemingen en bevorderingen niet bedoeld onder littera A. : 1° in de centrale diensten : - tot een graad van de niveaus 2+ (B) en 2 (C), bij afwezigheid of verhindering van de Voorzitter van het Directiecomité, aan de Directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie en, bij afwezigheid of verhindering van deze laatste, aan de Auditeur-generaal van financiën die de Dienst Personeel onder zijn bevoegdheid heeft; - tot een graad van de niveaus 3 en 4 (D), aan de Directeur die de leiding heeft van de Dienst Personeel; 2° in de buitendiensten, de graden van rang 10, met uitzondering van de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur waaraan de functie van dienstchef is verbonden, en van de niveaus 2+ (B), 2 (C), 3 en 4 (D), aan de administratiechefs wat hun respectieve administraties betreft.

Art. 2.De beslissing van 4 oktober 1991 wordt opgeheven.

Art. 3.Deze beslissing heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2003.

Brussel, 20 juni 2003.

J.-Cl. LAES