Etaamb.openjustice.be
Document van 18 januari 2002
gepubliceerd op 24 oktober 2002

Besluit van de Regering betreffende de oriëntatiestage

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2002033040
pub.
24/10/2002
prom.
18/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/18/2002033040/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JANUARI 2002. - Besluit van de Regering betreffende de oriëntatiestage


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999 en 22 december 2000;

Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap, inzonderheid op artikel 4, § 1, 4°;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen, gewijzigd bij de besluiten van 7 mei 1986, 17 december 1986, 5 oktober 1989, 17 september 1990, 3 september 1991 en 29 december 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, inzonderheid op artikel 56, § 2, gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van 18 oktober 1990 en 10 september 1993;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 14 januari 2002;

Gelet op het advies van de Dienst voor de personen met een handicap, gegeven op 30 november 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat meerdere personen hun kandidatuur voor een oriëntatiestage al hebben ingediend, dat zo'n stage de beste voorwaarden voor een socio-professionele integratie aanbiedt en dat de inwerkingtreding van voorliggend besluit derhalve geen uitstel lijdt;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Gehandicaptenbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : Definities

Art. 8.Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men onder : 1° oriëntatiestage : de beroepsoriëntatie van een persoon met een handicap, hierna « stagiair » benoemd, door middel van een stage in een bedrijf met het doel de stagiair een idee te geven van zijn beroepsbekwaamheden en belangen en het bedrijf de mogelijkheid te geven om de huidige vaardigheden en kennissen van de stagiair die nog kunnen worden bevorderd te schatten;2° start-service : de dienst van de Dienst voor de personen met een handicap bevoegd inzake beroepsintegratie van minder-validen;3° Dienst : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap;4° besluit van de Executieve van 12 juni 1985 : het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen, gewijzigd bij de besluiten van 7 mei 1986, 17 december 1986, 5 oktober 1989, 17 september 1990, 3 september 1991 en 29 december 1995;5° leerling in een bedrijf : de leerling die, met toepassing van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de minder-validen in het arbeidsproces, gewijzigd bij het besluit van 9 mei 1994, een overeenkomst heeft afgesloten. Oriëntatiestage

Art. 9.§ 1. De stage wordt zodanig georganiseerd dat hij de stagiair, naargelang zijn bekwaamheden en belangen, doelgericht in zijn socio-professionele integratie en zijn beroepsoriëntatie bevordert. § 2. De stage moet de erkenning van de nodige aanpassingen van de werkplaats, zowel van technische als van organisatorische en/of didactische aard, mogelijk maken met het oog op een « grondigere » opleiding en/of op een tewerkstelling. § 3. De stage moet door de Dienst vóór het afsluiten van de overeenkomst goedgekeurd worden. De goedkeuring wordt pas gegeven als de Dienst van mening is dat de stage noodzakelijk is voor de stagiair en hem aangepast is. De Dienst kan te allen tijde de goedkeuring intrekken als de stagiair of de werkgever zijn verplichtingen niet meer vervult of wanneer het in de loop van de stage blijkt dat de stagiair niet in staat is om deze stage te lopen.

De stage wordt voor ten minste één week en ten hoogste drie maanden goedgekeurd. Een stage mag slechts één keer voor dezelfde stagiair in een bedrijf goedgekeurd worden.

Stageovereenkomst

Art. 10.§ 1. Vóór het begin van de oriëntatiestage wordt een overeenkomst tussen de stagiair of zijn wettelijke vertegenwoordiger en de werkgever door bemiddeling van de Dienst afgesloten. Die overeenkomst wordt in de vormen, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten afgesloten die in dit besluit bepaald zijn. § 2. De stagiair moet ten minste 18 jaar oud zijn. Hij mag niet in een school ingeschreven zijn behoudens hij kan wegens zijn handicap aan geen stage bij een andere inrichtende macht inzake opleiding deelnemen. § 3. De overeenkomst moet voor de goedkeuringsduur vermeld in artikel 2, § 3, afgesloten worden. § 4. De overeenkomst moet volgende gegevens en bepalingen bevatten : 1° de identiteit en de woonplaats van de verdragspartijen;2° de begindatum en de duur van de stage;3° de beschrijving van de stage;4° de in artikel 5 bedoelde verplichtingen;5° de bepalingen betreffende de opzegging van de overeenkomst, zoals vermeld in § 6 van voorliggend artikel. § 5. De regeling van het bedrijf inzake feestdagen en het arbeidsreglement zijn toepasselijk op de stagiair. § 6. Elke verdragspartij mag de overeenkomst opzeggen. Deze opzegging mag ten vroegste op de dag na de balans-bespreking tussen de werkgever en de stagiair effectief worden. Deze balans-bespreking vindt plaats op uitnodiging en onder de leiding van de start-service. Uit de balans-bespreking moet duidelijk blijken dat de stage geen zin meer heeft.

Vergoeding van de stagiair

Art. 11.§ 1. De stagiair verkrijgt geen bezoldiging in de zin van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. § 2. Zijdens de Dienst verkrijgt de stagiair de in artikel 24, 1°, van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 bedoelde premie per uur beroepsopleiding, alsmede de terugbetaling van zijn reiskosten ten belope van het bedrag en volgens de modaliteiten die toepasselijk zijn op de leerling in een bedrijf. § 3. De Dienst sluit voor de stagiair een verplichte arbeidsongevallenverzekering af.

Verplichtingen van de verdragspartijen

Art. 12.§ 1. De werkgever verplicht er zich toe : 1° de maatregelen uit te voeren die de bekwaamheden van de stagiair beogen en voor zijn beroepsoriëntatie door de in artikel 6 bedoelde persoon voorgesteld worden;2° persoonlijk toezicht te houden op de uitvoering van de overeenkomst of onder zijn personeelsleden een monitor aan te wijzen die tijdens de stage met de begeleiding van de leerling belast is;3° de Dienst een evaluatie van de stage vóór het einde van de overeenkomst mede te delen;4° als een goed huisvader voor de gezondheid en de veiligheid van de leerling tijdens de stage te waken;5° alle andere hem opgelegde verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de wettelijke of reglementaire bepalingen. § 2. De leerling verplicht er zich toe : 1° zich nauwgezet toe te leggen op zijn stage;2° de algemene en de in het bedrijf vigerende arbeidsreglementen alsmede de geheimhouding na te leven;3° zich te onthouden van al wat zijn eigen veiligheid of die van de medewerkers of van derden kan schaden. Begeleiding en raadgeving

Art. 13.Tijdens zijn stage wordt de stagiair door een persoon begeleid wie de Dienst voor beroepsbekwaam houdt. Deze persoon geeft eveneens de werkgever raad wat de afloop van de stage betreft.

Deze begeleidende en raadgevende functie mag door de start-service of door een persoon gevolmachtigd door de Dienst waargenomen worden.

Slotbepalingen

Art. 14.§ 1. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen. § 2. De Minister bevoegd inzake Gehandicaptenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 18 januari 2002.

De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^