Etaamb.openjustice.be
Document van 13 april 2012
gepubliceerd op 18 mei 2012

Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2012000233
pub.
18/05/2012
prom.
13/04/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


13 APRIL 2012. - Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de heer Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan Mevr. de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, Ter informatie : Aan de heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum, Aan de heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevr. de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames en Heren, Deze richtlijn wordt genomen in uitvoering van de artikelen 61 tot 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP).

Ze beoogt de terbeschikkingstelling, door alle politiezones van het land, van een gedeelte van hun operationele capaciteit ten voordele van een andere zone voor het uitvoeren van opdrachten van bestuurlijke politie waarvoor ze niet alleen kan instaan. Het gaat om een mechanisme van verplichte nationale solidariteit tussen de politiezones dat « gehypothekeerde capaciteit » (HyCap) wordt genoemd en dat als bindende procedure wordt gehanteerd.

Daarnaast blijven de andere mechanismen van steunverlening bestaan : de vrijwillige laterale steun tussen de politiezones (1) en de ondersteuning door de federale politie, in het bijzonder met het interventiekorps (2) en de gespecialiseerde middelen van de federale politie. Tot slot zijn er ook de mogelijkheden tot vordering (zie de artikelen 43, 64 en 109 WGP).

De in deze richtlijn beschreven procedure mag geen afbreuk doen aan de wederzijdse bijstandsplicht tussen politiediensten zoals bepaald in artikel 43 van de wet op het politieambt (WPA), in het bijzonder in het kader van de rampen- en interventieplannen die een consequente inzet vergen van de onmiddellijk beschikbare middelen.

Omdat voor het goede beheer van gebeurtenissen het absoluut noodzakelijk is dat alle politie-eenheden die in versterking komen van een politiezone werken op basis van eenzelfde filosofie, met kennis van dezelfde actiemodi, tactieken en technieken en met een gelijkwaardige uitrusting, worden ook deze aspecten van de steunverlening geregeld met deze omzendbrief. 1. Referentiekader 1.1. Het genegotieerd beheer Het is belangrijk dat de politiediensten met betrekking tot het genegotieerd beheer van gebeurtenissen en/of volksoplopen werken vanuit eenzelfde basisfilosofie. Het referentiekader dat daartoe gehanteerd wordt is uitgeschreven in de omzendbrief CP4 (3).

Ik wens in dit kader nogmaals de nadruk te leggen op een aantal kerntaken voor de politiediensten : - zij leveren maximale inspanningen om de relevante inlichtingen te verkrijgen van de politie- en inlichtingendiensten, zowel voor, tijdens als na de gebeurtenis; - zij baseren hun aanpak op een grondige en professionele risicoanalyse; - zij begeleiden op een professionele manier manifestaties; - zij dragen actief bij aan de bescherming van personen, goederen en instellingen; - zij omkaderen risicogroepen; - zij voeren acties uit die doordacht, gericht en beperkt zijn met het oog op het zoveel als mogelijk beperken van escalatie, schade en maatschappelijke overlast. 1.2. Actiemodi, technieken en tactieken die door de politiediensten gebruikt worden Met het oog op het harmonieus afstemmen van de actiemodi, technieken en tactieken heeft de Nationale School voor Officieren een handboek uitgewerkt dat ter beschikking gesteld wordt van de geïntegreerde politie. Deze politiepraktijkgids (4) geldt voor het beheer van gebeurtenissen als referentie.

In bijlage A wordt een summier overzicht gegeven van de gebruikte terminologie (5). 1.3. Beschikbaarheidsniveau, prestatielijn en beschikbaar effectief * Beschikbaarheidsniveau Het beschikbaarheidsniveau stemt overeen met de maximale mobilisering van het personeel van een politiezone dat als versterking kan geleverd worden ten voordele van een andere zone. Dit bedraagt maximum 7 % van het beschikbaar effectief.

Het staat de korpschefs van een arrondissement echter vrij om in overleg met de DirCo, afspraken te maken over een andere onderlinge verdeling van deze te leveren versterking mits het beschikbaarheidsniveau van 7 % voor het geheel van het arrondissement behouden wordt.

Mits een waarschuwing van 24 uur kunnen deze effectieven gemobiliseerd worden. * Prestatielijn De prestatielijn stemt overeen met een aantal prestatie-eenheden die een fictieve « boekhoudkundige » capaciteit vormen van jaarlijkse prestaties die op basis van de solidariteit kunnen gevraagd worden (1,2 % van de jaarlijkse capaciteit van het beschikbaar effectief van elke politiezone).

Opmerkingen - De aan te rekenen tijd op de prestatielijn omvat de opdracht en de verplaatsing. De tijd besteed aan verkenning en briefings mag aangerekend worden op de prestatielijn, zelfs indien ze niet op de dag van de gebeurtenis plaatsvinden. - De weekenduren worden bij het aanrekenen op de prestatielijn, dubbel verrekend. * Beschikbaar effectief Het beschikbaar effectief voor de HyCap is gelijk aan het minimaal effectief van de politiezone zoals dit bepaald werd in het koninklijk besluit van 5 september 2001 (6) en neemt het eigen operationeel personeel van de politiezone in aanmerking met inbegrip van de agenten van politie.

Uitzonderingen - Voor een deficitaire zone die moeilijkheden ondervindt om haar kader op te vullen volgens de minimale norm van het koninklijk besluit van 5 september 2001, wordt voor het beschikbaar effectief haar reëel effectief genomen. DAO bevraagt daartoe de DirCo's en de korpschefs naar het reëel effectief op 1 januari X. Wanneer een deficitaire zone evenwel vrijwillig nalaat haar organiek kader op te vullen, kan de Minister van Binnenlandse Zaken beslissen om de prestatielijn te berekenen in verhouding tot het minimaal effectief zoals bepaald in het hoger vermelde koninklijk besluit. - Voor een zone waarvan de federale financieringsnorm (7) lager is dan de minimale norm van het koninklijk besluit van 5 september 2001, wordt voor het beschikbaar effectief die federale financieringsnorm genomen.

In bijlage B wordt per zone, arrondissement en provincie een overzicht gegeven van het beschikbaar effectief, de prestatielijn en het beschikbaarheidsniveau. 2. HyCap-opdrachten 2.1. Opdrachten waarvoor HyCap kan aangevraagd worden De HyCap wordt voorbehouden voor opdrachten van bestuurlijke politie. * Genegotieerd beheer van de publieke ruimte Voor het aanwenden van het HyCap-mechanisme wordt prioriteit gegeven aan opdrachten die in rechtstreeks verband staan met het beheer van gebeurtenissen (openbare rust), het uitvoeren van maatregelen voor het voorkomen en bestrijden van epidemieën en epizotieën (openbare gezondheid) en de bescherming van personen, goederen en plaatsen (openbare veiligheid). * Aanpak van bovenlokale fenomenen Om de samenwerking tussen de verschillende politiediensten in de aanpak van belangrijke bovenlokale veiligheidsproblemen te bevorderen, mag het HyCap-mechanisme binnen het arrondissement ook aangewend worden in de navolgende gevallen : - het uitvoeren van grootschalige geïntegreerde politieacties (FIPA's en analoge geïntegreerde politieacties waarbij de geïntegreerde inzet van verschillende lokale polities en diverse diensten van de federale politie, centraal staat en die gecoördineerd worden door de DirCo); - de uitvoering van bovenlokaal gecoördineerde actieplannen (samenwerking tussen DirCo en korpschefs) ter bestrijding van belangrijke veiligheidsproblemen. In dit geval moeten de acties voorzien zijn in een geïntegreerd supralokaal actieplan.

Voor dergelijke acties mogen de korpschefs en de DirCo in overleg tot maximum 5 % van de prestatielijn aanwenden. 2.2. De planning van de aanvraag tot versterking De aanvraag tot versterking is het resultaat van een grondige risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met onder andere de plaats van de gebeurtenis, de gekende inlichtingen over mogelijke actievoerders, de mogelijkheid van tegenacties,...

Het tijdig maken van die risicoanalyse laat toe om snel een inzicht te hebben in de maatregelen die zullen moeten getroffen worden, en dus ook in de nodige politiecapaciteit.

Voor terugkerende gebeurtenissen (voetbal- en andere sportwedstrijden, muziekfestivals, grootschalige culturele activiteiten,...) en zonder bijkomende dreigingselementen, kan de nodige politiecapaciteit reeds ingeschat worden van zodra de plaats en het tijdstip van de gebeurtenis gekend zijn.

Op die manier wordt het mogelijk om tijdig de steunaanvragen in te dienen en kunnen de politiediensten die in steun komen ook hun planning tijdig uitwerken. 3. Inzetvolgorde voor de niet-gespecialiseerde middelen Het algemene principe steunt op een concentrische inzet van de beschikbare middelen van de federale en lokale politie. 3.1. Eigen inzet De politiezone op wiens grondgebied een gebeurtenis plaatsvindt waarvoor een belangrijke ontplooiing aan politiemiddelen vereist is, moet in eerste instantie zelf een voldoende inspanning leveren met de inzet van haar eigen personeel vooraleer een beroep kan gedaan worden op versterking. Dit is het principe van de ontvankelijkheidsdrempel.

Deze drempel wordt per kalenderdag vastgelegd op 12 % van het beschikbaar effectief (zie punt 1.3). Van een politiezone mag echter verwacht worden dat zij bij vreedzame gebeurtenissen van folkloristische, historische, culturele, muzikale of sportieve aard haar eigen middelen maximaal inzet (en dus zelfs ruimschoots het minimum van 12 % overschrijdt).

De inzet van eigen politiepersoneel en de aanvraag tot steun in functie van de ontvankelijkheidsdrempel, ontslaat de politiezone er niet van om de omvang van de eigen inzet van 12 % te overstijgen zonder dat de uitvoering van de basisfunctionaliteiten wordt ondergraven en in dat perspectief de nodige organisatorische maatregelen te nemen.

De lokale overheden hebben in dit verband ook een belangrijke verantwoordelijkheid, met name enkel steun te vragen wanneer de eigen middelen van de lokale politie echt onvoldoende zijn en rekening houdend met de impact van de politie-inzet bij de voorwaarden die zij koppelen aan de voor de gebeurtenissen verleende toelatingen (keuze van plaats, van tijdstip, interne ordedienst,...).

De ontvankelijkheidsdrempel dient geëerbiedigd te worden ongeacht aan wie de operationele leiding toevertrouwd wordt, korpschef of DirCo.

Opmerking - De drempel van 12 % wordt berekend voor het geheel van alle op dezelfde dag samenvallende gebeurtenissen binnen de eigen politiezone. - Bestuurlijke politieacties die door de politiezone op eigen initiatief en op vrijwillige basis georganiseerd worden (bvb alcoholcontroles, gerechtelijke controle- en toezichtsacties,....), worden niet meegeteld in de 12 %. - In geval van kwalitatieve steun is de norm van 12 % niet van toepassing (zie punt 4). 3.2. Interventiekorps - Indien de omvang van het noodzakelijk politiedispositief van die aard is dat de eigen inspanning van de politiezone niet volstaat, zal de betrokken zone in de eerste plaats via de DirCo beroep kunnen doen op het beschikbaar gedeelte van het interventiekorps van de federale politie (CIK) uit de provincie waar de politiezone deel van uitmaakt.

Onder beschikbaar gedeelte van het interventiekorps dient begrepen te worden alle personeelsleden die niet met verlof zijn of vrijgesteld van dienst. De personeelsleden CIK, die al met een andere operationele opdracht belast zijn, kunnen door de DirCo, na overleg met de betrokken korpschef, geheroriënteerd worden naar de ordehandhaving van de nieuwe gebeurtenis. Bij deze overweging dient maximaal rekening gehouden te worden met het principe dat de beschikbare capaciteit van het CIK prioritair de inzet van de HyCap dient te doen verminderen (8). - Indien deze capaciteit onvoldoende is, wordt in derde instantie via de DirCo en DAO beroep gedaan op de interventiekorpsen van de andere provincies. Omdat de inzet van deze interventiekorpsen niet altijd de meest efficiënte oplossing is (taalgebruik, lange afstanden, reeds toegekende opdrachten) gebeurt deze inzet (bepalen van de leverende provincie en de in te zetten effectieven) in overleg tussen DAO en de DirCo's en desgevallend de betrokken korpschefs. 3.3. HyCap binnen het arrondissement Indien er nog steeds bijkomende capaciteit nodig is wordt vervolgens beroep gedaan op de HyCap van de politiezones binnen het arrondissement a rato van 4 % van hun beschikbaar effectief (zie punt 1.3).

De geleverde prestaties worden aangerekend op de prestatielijn. 3.4. HyCap buiten het arrondissement In laatste instantie wordt beroep gedaan op de gehypothekeerde capaciteit van de politiezones van de andere arrondissementen a rato van 4 % van hun beschikbaar effectief (zie punt 1.3).

De geleverde prestaties worden verrekend op de prestatielijn. 3.5. Piekdagen Wanneer het geheel aan steunaanvragen voor alle gebeurtenissen die op één dag plaatsvinden, het vereist, kondigt DAO een piekdag af. DAO meldt die afkondiging aan de DirCo's, de korpschefs en de Minister van Binnenlandse Zaken. Tijdens een piekdag worden de normen van 4 % voor de gehypothekeerde capaciteit die vermeld staan in de punten 3.3 en 3.4 opgetrokken tot 7 %. 4. Soorten steun die aan de lokale politie kan gevraagd worden De aard van de steun die aan een politiezone kan gevraagd worden, betreft het ter beschikking stellen van hetzij kwantitatieve hetzij kwalitatieve steun. 4.1. Kwantitatieve steun - geconstitueerde eenheden (peloton, sectie); - een commandocel peloton; - individuele politieambtenaren; - personeel voor een verkeersdispositief; - ... 4.2. Kwalitatieve steun * Soorten - een verbindingsofficier; - hondenteams (patrouillehond en geleider); - motorrijder; - informatieploegen; - spotters; - kwalitatieve begeleidingsteams; - ...

Opmerking Voor het aanvragen van kwalitatieve steun is het niet nodig dat de aanvragende zone de ontvankelijkheidsdrempel van 12 % bereikt. * Kwalitatieve begeleidingsteams Kwalitatieve begeleiding bestaat uit het begeleiden en omkaderen van de « eigen » deelnemers aan een gebeurtenis (zoals bvb supporters, risicodeelnemers aan een betoging, risicobezoekers aan recreatiedomeinen,...), zowel vóór, tijdens als na de gebeurtenis.

Deze begeleiding en omkadering behelzen een proactieve, preventieve aanpak waarbij communicatie en interactie met de betrokken deelnemers essentieel is en voorop staat. Het aanspreken van de deelnemers in de eigen taal en het verminderen of opheffen van de anonimiteit zijn bijkomende voordelen. De leden van deze teams zijn eveneens bevoegd voor bewijsgaring en verbalisering.

De kwalitatieve begeleiding is een verplicht te leveren HyCap-steun indien de verantwoordelijke die de operationele leiding heeft, deze steun noodzakelijk acht voor het beheer van de gebeurtenis en de DirCo en DAO dit bevestigen.

De modaliteiten (kledij, materiaal,...) worden bepaald in samenspraak tussen de operationele verantwoordelijke en de korpschef die de steun levert. 5. Bijzonder geval : voetbal Uitgaande van een « natuurlijke » solidariteit tussen de zones die te kampen hebben met overlastgedrag naar aanleiding van voetbalwedstrijden, wordt beslist voor de voetbalwedstrijden met uitzondering van de internationale en vriendschappelijke wedstrijden, dat een verplichte solidariteitsnorm ook gehanteerd wordt voor de politiezone van de bezoekende club.Deze norm schommelt naar gelang van het risico van de supportersverplaatsingen. Daarom wordt vóór elk seizoen, na een evaluatie van het afgelopen seizoen, een risicoanalyse voor verplaatsing uitgewerkt door de Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken, in samenwerking met de cel Integrale Voetbalveiligheid van de federale politie. Deze risicoanalyse houdt minstens rekening met volgende elementen : - het aantal toeschouwers dat gemiddeld op verplaatsing meegaat; - het aantal toeschouwers met potentieel risicogedrag dat gemiddeld op verplaatsing meegaat; - de aard en het aantal voorgevallen incidenten over de laatste twee seizoenen; - de inspanningen die worden geleverd betreffende bewijsgaring en de daadwerkelijke aanpak van voorgevallen incidenten. Het verbaliseringsbeleid speelt hierbij een belangrijke rol.

Deze analyse doet geen afbreuk aan de noodzaak van een dynamische risicoanalyse die aan elke afzonderlijke wedstrijd moet voorafgaan. * Kwalitatieve begeleidingsteams De voetbalploegen worden in 3 risicocategorieën ingedeeld. Deze stemmen overeen met drie niveaus van verplicht engagement door de betrokken politiezones op vraag van de zone die de gebeurtenis beheert, te weten : - voor categorie C : levering in de vorm van kwalitatieve begeleiding, zijnde maximaal 3 % van het beschikbaar effectief van de zone (met een maximum van 20 personen); - voor categorie B : levering in de vorm van kwalitatieve begeleiding, zijnde maximaal 2 % van het beschikbaar effectief van de zone (met een maximum van 20 personen); - voor categorie A : geen levering van kwalitatieve begeleiding.

De taken van het kwalitatieve begeleidingsteam moeten duidelijk in het operatieorder naar voren komen. Het herstellen van de openbare orde vormt geen primaire taak die valt onder kwalitatieve begeleiding. De kwalitatieve begeleiding is bedoeld als ondersteuning van de spotters, die zich dienen te richten op hun doelgroep (bezoekende supporters, voornamelijk de risicosupporters). De kwalitatieve begeleiding richt zich op de brede onderlaag van supporters. Dit houdt in dat diegenen die de kwalitatieve begeleiding leveren, dit bij voorkeur niet doen in openbare ordekledij. Indien de politiezone die de ordedienst beheert kwalitatieve begeleiding vraagt in openbare ordekledij, dient deze de reden hiervoor uitdrukkelijk te motiveren in de aanvraag.

De kwalitatieve begeleiding dient door de politiezone van de bezoekende ploeg enkel te worden geleverd indien deze wordt gevraagd door de politiezone die de ordedienst beheert. De eindbeslissing om een dergelijke kwalitatieve begeleiding aan te vragen berust bij de verantwoordelijke die de operationele leiding heeft, in functie van de dynamische risicoanalyse. De kwalitatieve begeleiding wordt in het kader van de voorbereiding van de gebeurtenis onderhandeld tussen de voetbalcoördinatoren van de begunstigde en de leverancier, die beter de eigen supporters kent die moeten worden omkaderd. De debriefings van de voorbije wedstrijden en een gezamenlijke dynamische risicoanalyse zijn hier van groot belang.

Het bepalen van de wedstrijden waarvoor kwalitatieve begeleiding zal worden gevraagd, moet geïntegreerd zijn in de jaarlijkse overeenkomsten die voorzien zijn in de ministeriële omzendbrief OOP 38 (9).

De verplichte kwalitatieve begeleiding wordt geleverd ongeacht de af te leggen afstand.

De rangschikking van de clubs per categorie is weergegeven in bijlage C. * Spotters De spotterswerking, zoals vastgelegd in de ministeriële omzendbrief OOP 38, vormt een essentieel onderdeel van de kwalitatieve aanpak van overlastgedrag naar aanleiding van voetbalwedstrijden. Voor alle hiervoor vermelde risicocategorieën is, onverminderd de verplichte levering van kwalitatieve begeleiding, de inzet van spotters verplicht, en dit op vraag van de politiedienst die de ordedienst beheert.

Het aantal bezoekende spotters wordt in het raam van de voorbereiding van de gebeurtenis onderhandeld tussen de voetbalcoördinatoren van de begunstigde en de leverende politiezone op basis van een dynamische risicoanalyse. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, schriftelijk te motiveren in functie van de dynamische risicoanalyse, gaat het om volgende inzet : - categorie C : levering van 4 spotters; - categorie B : levering van 4 spotters; - categorie A : levering van 2 spotters. * De inzet van de spotters en van de kwalitatieve begeleidingsteams worden aangerekend op de prestatielijn van de leverende zone. 6. Steun door andere partners 6.1. Te leveren steun door de federale politie De federale politie staat in het raam van het genegotieerd beheer van de publieke ruimte in voor het leveren van de steun door het CIK (10) en van de gespecialiseerde steun.

De directeur-generaal van de bestuurlijke politie (DGA) zal met betrekking tot de gespecialiseerde steun, binnen de geïntegreerde politie een verduidelijkende nota verspreiden (dienstenaanbod, beschikbaarheid, inzetnormen en -modaliteiten, aanvraagprocedure, antwoordtermijnen,...).

Rekening houdend met hun specialisatie en met hun werklast op hun prioritaire actieterreinen, zorgt de DirCo voor een optimale inzet van de gedeconcentreerde diensten van de federale politie, in het bijzonder van de wegpolitie (DAH), de spoorwegpolitie (SPC), de luchtvaartpolitie (LPA) en de scheepvaartpolitie (SPN). 6.2. Steun aan of door Europese politiediensten De operationele verantwoordelijke voor het beheer van een gebeurtenis kan met inachtneming van de principes van de internationale verbintenissen, steun vragen aan de politiediensten van de ons omringende landen.

Deze aanvragen tot politiecapaciteit of materiaal worden, volgens de in de verdragen en overeenkomsten voorziene bepalingen, door de korpschef via de DirCo ingediend bij DAO. De steunverlening aan de buitenlandse politiediensten zal vooral gebeuren door de federale politie maar ook lokale politiediensten kunnen daartoe aangesproken worden. De lokale politie kan echter niet verplicht worden om dergelijke steun te verlenen maar doet dit op vrijwillige basis. In voorkomend geval worden alle gepresteerde uren aangerekend op de prestatielijn maar worden de eventuele bijkomende kosten (transport, vergoedingen,...) gedragen door de betrokken lokale politie of door de gesteunde buitenlandse politiedienst.

DAO zal in dit verband binnen de geïntegreerde politie een verduidelijkende nota verspreiden waarin ingegaan wordt op de mogelijkheden en de na te leven procedures en voorschriften. 6.3. Steun van andere departementen zoals Defensie en de Civiele Bescherming Voor het operationele beheer van gebeurtenissen kan volgens de bestaande protocolakkoorden via de DirCo en DAO, beroep gedaan worden op steun van Defensie en de Civiele Bescherming.

DAO zal in dit verband binnen de geïntegreerde politie een nota verspreiden met de mogelijke steun die deze diensten kunnen bieden en in het bijzonder met betrekking tot de eventuele te betalen meerkost. 7. De aanvraag voor steun voor niet-geplande opdrachten Omwille van de specifieke toestand is het logisch dat in het geval van niet-geplande opdrachten, een aantal bijzondere principes in acht genomen worden. 7.1. Politioneel interventieplan In eerste instantie zullen de diensten van de lokale en de federale politie, die op het terrein aanwezig zijn en wiens opdrachten kunnen worden afgebroken, in versterking komen van de politiezone voor het beheer van de niet voorziene gebeurtenis.

Indien de onderlinge steun tussen de politiezones kadert in een protocol (bvb arrondissementeel of provinciaal Politioneel InterventiePlan of andere plannen inzake wederzijdse steun voor onvoorziene situaties) mag de steun die door andere politiezones tijdens de eerste 24 uur geleverd wordt, aangerekend worden op de prestatielijn.

De eenheden van de federale politie, in het bijzonder de eenheden van DGA, nemen actief deel aan deze interventieplannen, bij voorkeur binnen hun specialiteit en rekening houdend met hun opleiding en uitrusting. 7.2. Inzet van de federale reserve De federale politie voorziet met haar CIK in een gecentraliseerde federale reserve (FERES) (11).

FERES kan worden ingezet op aanduiding van DAO op het volledige grondgebied ten voordele van alle politiediensten. 7.3. Crisissteun HyCap veronderstelt dat de politiezone die gevraagd wordt om steun te leveren, over een verwittigingstermijn beschikt van minstens 24 uur.

In geval van belangrijke en ernstige crisissen stel ik echter vast dat de solidariteit tussen de politiezones groot is en dat er spontaan steun wordt aangeboden. Deze vrijwillige steun mag aangerekend worden op de prestatielijn, op voorwaarde dat deze steun via de DirCo aangemeld werd en door DAO goedgekeurd werd. 7.4. Langdurige niet-geplande opdrachten In geval van langdurige (meer dan 36 uur) bijzondere gebeurtenissen waarbij een politiezone naargelang haar mogelijkheden te veel capaciteit moet inzetten, mag de korpschef na overleg met en via de Dirco, aan DAO een tijdelijke uitzonderingsregeling aanvragen waarbij de norm voor de eigen inzet van 12 % (ontvankelijkheidsdrempel) afgebouwd wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de bescherming van personen en/of instellingen als gevolg van een externe dreiging of bij opduikende belangrijke (12) veiligheidsproblemen.

De tijdelijke ontvankelijkheidsdrempel die per periode van 24 uur in aanmerking genomen wordt, wordt bepaald in overleg tussen korpschef, DirCo en DAO. De ontvangende politiezone dient hoe dan ook te voorzien in voldoende omkadering van de diensten en eenheden die in steun komen. 8. Rollen van diverse partners 8.1. De bijzondere rol van de DirCo * Voorbereiding van het beheer van gebeurtenissen Op vraag van de korpschef (operationeel verantwoordelijke) kan de DirCo een belangrijke ondersteuning leveren bij de voorbereiding van de bestuurlijke politieoperatie. Die ondersteuning kan structureel (recurrente gebeurtenissen, rampenplanning,...) dan wel punctueel (specifieke gebeurtenis) zijn maar wordt hoe dan ook steeds bepaald in overleg met de betrokken korpschef.

De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit het mee helpen opmaken van een risicoanalyse. De DirCo kan hierbij gebruik maken van de diverse informatie die beschikbaar is op het AIK, beroep doen op expertises van centrale of gedeconcentreerde diensten van de federale politie,...

De DirCo kan ook gevraagd worden een advies te geven met betrekking tot de politionele aanpak bij het beheren van een gebeurtenis (te nemen maatregelen, operationeel dispositief,...) zonder zich echter te mengen in de verantwoordelijkheid van de korpschef.

Met uitzondering van de ondersteuning inzake de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie (art 102 WGP), is de DirCo conform artikel 104 WGP belast met het beantwoorden van de aanvragen tot operationele ondersteuning van de lokale politie.

In overleg met de korpschef van de lokale politie en rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen, evalueert de DirCo de operationele steunaanvragen die hem worden toegezonden. Hij baseert zich daartoe op de criteria van wettelijkheid, subsidiariteit en specialiteit, evenredigheid, rentabiliteit, opportuniteit en ook op de inzet van de eigen middelen van de zone.

Omwille van zijn scharnierfunctie wordt van de DirCo verwacht dat hij een belangrijke inspanning doet om de mogelijkheden die de federale politie op het vlak van (gespecialiseerde) operationele steun kan bieden, te promoten en te verduidelijken (interventiekorps, GIS, luchtsteun, politie te paard,...).

Hij vervult in dit raam ook een essentiële rol met betrekking tot de medewerking, inzet en steun vanuit de gedeconcentreerde diensten van de federale politie, in het bijzonder de diensten van DAH, SPN, SPC en LPA. Omdat planning en voorbereiding essentieel zijn bij het beheer van gebeurtenissen, volgt de DirCo de onderscheiden (geplande) gebeurtenissen binnen de omschrijving van zijn arrondissement op een proactieve wijze op. Hij volgt ook de versterkingsaanvragen vanuit zijn arrondissement actief op. Hij doet dit enerzijds vanuit een historisch perspectief (evolutie in de tijd van de steunaanvragen voor recurrente of gelijkaardige gebeurtenissen). Anderzijds volgt hij per gebeurtenis de evolutie op van de specifieke versterkingsaanvragen (tijdige aanvraag, status van toekenning en beslissing, tekorten, alternatieven,...).

Het proactief opvolgen van de gebeurtenissen en van de versterkingsaanvragen laat toe de belasting van de politiezones actief op te volgen.

Om die proactieve opvolging te verzekeren is een gebeurtenissenkalender een goed instrument. De DirCo stimuleert het gebruik ervan bij het AIK, de politiezones en de gedeconcentreerde diensten van de federale politie.

De DirCo behandelt de externe steunaanvragen ten voordele van andere arrondissementen die hem door het federale niveau toegezonden worden.

Hij zal hierover overleg plegen met DAO wanneer hij meent dat de politiezones binnen het arrondissement niet of moeilijk aan het gevraagde zullen kunnen voldoen. De volgende elementen kunnen daarbij in overweging genomen worden : - de politiezones kunnen onvoldoende capaciteit vrijmaken omwille van diverse gelijktijdige niet-reguliere inzet in de eigen zone of het eigen arrondissement. Ook hier zal een proactief gebruik van de gebeurtenissenkalender zijn nut bewijzen; - nieuwe (potentiële) dreigingen of gebeurtenissen d.w.z. die nog niet gekend waren of waarover nog onvoldoende informatie beschikbaar was; - ... * Evaluatie van de kwaliteit van de steun Het is essentieel dat de (operationele) ondersteuning die geleverd wordt, kwalitatief geëvalueerd wordt. Het betreft elke vorm van ondersteuning, zowel deze die geleverd wordt door de federale politie (interventiekorps, GIS,...), de lokale politie (HyCap) als deze van andere partners (bv. Defensie). De DirCo heeft hierin een essentiële rol te spelen.

De evaluatie gebeurt op een permanente wijze aan de hand van de voorziene informatiedragers en -systemen (13) (Argos, RAR,...). Indien punctueel problemen vastgesteld worden legt de DirCo de nodige contacten met de betrokken verantwoordelijken met het oog op het oplossen van die problemen en/of verbeteren van de kwaliteit van de steun.

Anderzijds heeft de DirCo ook de opdracht mee te helpen aan de structurele evaluatie van het volledige proces van de operationele ondersteuning. Hij zal daarom in zijn jaarverslag (zie verder) in het bijzonder aandacht besteden aan het verloop van de toekenningsprocedure, de pertinentie en de inzetpolitiek van de steun en de kwaliteit van de ondersteuning. * Voorbereiding en inzet van de HyCap van het eigen arrondissement De DirCo organiseert in overleg met de korpschefs de mobilisatie en de inzet van de gehypothekeerde capaciteit in het arrondissement. Hij maakt op het niveau van het arrondissement de inventaris op van de in de zones gehypothekeerde capaciteit en van de tussen de zones afgesloten protocolakkoorden die de beschikbare operationele capaciteit kunnen beïnvloeden.

De DirCo organiseert de training voor het HyCap-personeel uit zijn arrondissement. De training is gericht op het behouden van de aangeleerde vaardigheden. De DirCo houdt bij de organisatie van de training ook rekening met de diverse soorten operaties, tactieken en technieken waarmee het HyCap-personeel bij het beheer van gebeurtenissen geconfronteerd kan worden en met de diverse interne en externe (AIG, Comité P,...) evaluatierapporten en de te trekken lessen die geformuleerd worden naar aanleiding van voorbije ordediensten.

Voor de organisatie van de training moet de DirCo kunnen rekenen op voldoende ondersteuning, in het bijzonder vanuit de opleidingsstructuur.

De DirCo coördineert in samenspraak met de korpschefs en de politiescholen, de deelneming van het personeel van de gehypothekeerde capaciteit aan de opleidings- en trainingssessies.

De DirCo staat in voor de opvolging van de HyCap-inzet van de zones.

Hij staat daarbij garant voor een inzet die evenwichtig verdeeld is over de politiezones of conform de eventuele afspraken tussen de politiezones. In dat laatste geval waakt de DirCo er over dat het globale engagement op het niveau van het arrondissement nageleefd wordt (prestatielijn, piekbelasting). * Jaarlijks evaluatieverslag De DirCo maakt jaarlijks aan de korpschefs van het arrondissement, de Commissaris-generaal van de federale politie, de Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie en de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, een evaluatieverslag op met betrekking tot het functioneren van het HyCap-systeem in zijn arrondissement evenals van de ondersteuning van de federale politie voor het beheer van gebeurtenissen. Hij schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan de vastgestelde problemen en de mogelijke verbetervoorstellen en oplossingen. 8.2. De rol van DAO * Nationale coördinator DAO is voor de geïntegreerde politie de operationele nationale coördinator van de mechanismen die in deze omzendbrief beschreven worden. Opdat deze opdracht goed en professioneel vervuld zou worden zijn een structureel overleg met de Vaste Commissie voor de lokale politie (VCLP) en een dagdagelijks overleg met de DirCo's absoluut noodzakelijk. DAO staat ook in voor het rapporteren van (mogelijke) problemen aan alle relevante overheden en partners. * Bijdrage aan de risicoanalyse Omwille van zijn wettelijke opdrachten (14) is DAO een belangrijke schakel in de nationale en internationale informatie-inwinning. DAO heeft tevens een overzicht van de belangrijke voorbije en lopende gebeurtenissen en incidenten. In die context kan DAO voor belangrijke al dan niet risicovolle gebeurtenissen, belangrijke beoordelingselementen aanbrengen bij het opmaken van de risicoanalyse. * Het toekennen van opdrachten aan de arrondissementen Voor de aanduiding van het arrondissement dat de versterking moet leveren, neemt DAO verschillende parameters in aanmerking : het taalstelsel, de geografische nabijheid, de te verwachten duur van de opdracht, de mate waarin de prestatielijn van de politiezones in de arrondissementen al verbruikt is, de werklast van de politiezones in de arrondissementen in de betrokken periode,... De concrete toepassing van deze verschillende criteria gebeurt met gezond verstand en in overleg met de DirCo's. Bij dit overleg biedt het gebruik van de nationale gebeurtenissenkalender de mogelijkheid om op een transparante manier zowel de werklast van de politiezones voor opdrachten van bestuurlijke politie in te schatten als de beschikbaarheid van de steun van de federale politie. * Heroriënteren van reeds toegekende steun In functie van de behoeften voor het beheer van al dan niet geplande opdrachten en op basis van het overleg tussen de betrokken DirCo's en korpschefs, kan DAO reeds toegekende steun, vóór of na hun oorspronkelijke opdracht, heroriënteren naar nieuwe opdrachten.

Om op een snelle manier te kunnen beantwoorden op de vraag van de politiedienst die naar aanleiding van een niet voorzienbare gebeurtenis met een gebrek aan personeel te kampen heeft, is het aangewezen dat DAO een globaal zicht heeft op de middelen die eventueel zouden kunnen ingezet worden.

Daartoe zal na een gebeurtenis waarvoor versterking werd geleverd de verantwoordelijke voor de ordedienst zich bij de permanentie DAO informeren indien de machten in versterking ergens anders nodig zijn alvorens deze te laten beschikken.

Daarnaast is het aangewezen dat elke verantwoordelijke van de ingezette machten (vanaf niveau sectie) via een nationale gespreksgroep contacteerbaar blijft tijdens hun terugkeer naar hun dienst of eenheid van oorsprong. * Voorbereiding en opvolging van de prestatielijn DAO bereidt jaarlijks ten behoeve van de Minister van Binnenlandse Zaken de prestatielijn voor (zie bijlage B).

DAO verzekert eveneens de opvolging van het verbruik van de prestatielijn en geeft hiervan feed-back aan de Minister van Binnenlandse Zaken, de DirCo's en de korpschefs. 8.3. De rol van de werkgroep MFO 2 Onder voorzitterschap van DAO wordt een permanente werkgroep MFO 2 ingericht. Deze werkgroep wordt samengesteld met vertegenwoordigers van het SAT Binnenlandse Zaken, de ADCC, de AIG, DSEF, de VCLP en door de Commissaris-generaal aangewezen DirCo's. De werkgroep kan zich laten bijstaan door experts.

De werkgroep MFO 2 heeft als opdracht om in naam van de geïntegreerde politie, aan de Minister van Binnenlandse Zaken voorstellen te doen ter verbetering van de in deze omzendbrief beschreven mechanismen, adviezen te geven met betrekking tot de interpretatie van de voorschriften en de uitvoering ervan. Zij heeft als bijzondere taak om zesmaandelijks het verbruik van de prestatielijn te evalueren en desgevallend voorstellen tot bijsturing te formuleren (bvb aanpassing van de prestatielijn, meer of minder inzetten van bepaalde arrondissementen,...). 8.4. De rol van de AIG Op basis van de signalen die zij ontvangt, in het bijzonder deze vanwege de korpschefs, de DirCo's en DAO, voert de AIG een onderzoek en rapporteert zij aan de Minister van Binnenlandse Zaken over elke punctuele of structurele moeilijkheid in verband met de toepassing van deze omzendbrief, in het bijzonder de weigeringen tot het leveren van HyCap. 8.5. De rol van het SAT Binnenlandse Zaken Het SAT Binnenlandse Zaken wordt belast met de interpretatie voor de concrete toepassing van deze richtlijn. Hij krijgt in deze materie een adviserende bevoegdheid, in het bijzonder wanneer hem interpretatie- en meningsverschillen worden voorgelegd. 9. De opleiding en training Het is de verantwoordelijkheid van de korpschef om ervoor te zorgen dat het politiepersoneel de nodige adequate opleidingen en trainingen kan volgen opdat het op een veilige en professionele manier zijn opdrachten kan uitvoeren. Het komt de korpschef toe om te bepalen hoeveel mensen hij of zij wil opleiden om aan de normen van deze omzendbrief te voldoen (12 % ontvankelijkheidsdrempel, 7 % beschikbaarsheidsniveau,...). Maar opdat een politiezone haar verplichtingen zou kunnen naleven, lijkt het aangewezen dat de korpschef minstens 2,8 maal het aantal te leveren personeelsleden (beschikbaarheidsniveau) laat opleiden.

Omdat de lokale (HyCap) en federale (CIK) diensten vaak samen ingezet worden in het raam van het beheer van een gebeurtenis, is het belangrijk dat die diensten gezamenlijk kunnen trainen. Dit bevordert de samenwerking en de integratie. 9.1. De integratieopleiding De personeelsleden die door de korpschef aangewezen worden om HyCap-opdrachten uit te voeren, volgen een integratieopleiding.

Die opleiding wordt gegeven in geconstitueerd verband (peloton) met deelneming van de sectie- en pelotonscommandanten.

Om de integratie tussen de politiediensten te bevorderen wordt deze instapopleiding gezamenlijk gegeven aan de nieuwe leden van de HyCap-eenheden en de nieuwe leden van het CIK. De instapopleiding wordt tweemaal per jaar georganiseerd door de federale politieschool (DSEF).

De Commissaris-generaal zal na overleg met de VCLP een nota verspreiden met de concrete modaliteiten ter zake (inhoud, structuur, organisatie,...). 9.2. De training De personeelsleden die deel uitmaken van de HyCap-eenheden volgen jaarlijks twee dagen training. De personeelsleden van het CIK nemen hieraan deel als onderdeel van hun eigen jaarlijkse training. Ook dit zal de integratie bevorderen.

De opleiding wordt gegeven in geconstitueerd verband (peloton) met deelneming van de sectie- en pelotonscommandanten (FTX) (15).

Tijdens de twee dagen training zullen minimaal alle actiemodi ingeoefend worden en worden er integratieoefeningen met gespecialiseerde middelen van de federale politie voorzien (sproeiwagens en politie te paard).

Voor de officieren en de middenkaders die tot de HyCap-eenheden behoren, wordt bijkomend jaarlijks een trainingsdag in leiding en commandovoering georganiseerd (TTX en/of CPX) (16)(17).

De trainingen worden, in overleg met de korpschefs en de politiescholen, georganiseerd door de DirCo. 9.3. Functionele opleidingen In functie van de behoeften worden aanvullend de volgende opleidingen georganiseerd : - de voortgezette opleiding « Gold en Silver Commander » door de nationale school voor officieren (DSEO); - de functionele opleidingen « Pelotonscommandant » en « Sectiecommandant - Adjunct Pelotonscommandant » door DSEF. 9.4. Aanrekening op de prestatielijn De instapopleiding en de jaarlijkse training mogen aangerekend worden op de prestatielijn tot een maximum van 7 % van de prestatielijn op het niveau arrondissement.

Trainingen op het gebied van rampen- en noodplanning mogen aangerekend worden op de prestatielijn op voorwaarde dat ze bovenlokaal georganiseerd worden, gekoppeld zijn aan een reële ontplooiing op het terrein (FTX) en binnen het voormelde quotum van 7 % vallen. 10. De middelen Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever (18) om aan het personeel de individuele en collectieve uitrusting die de opdracht vereist, ter beschikking te stellen.De normering van deze uitrusting gebeurt via de bestaande structuren (kledijcommissie, bewapeningscommissie,...).

De korpschefs moeten daarom bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van de fysieke integriteit van het personeel en houden daarbij rekening met de eventuele risico's die aan de gebeurtenis verbonden kunnen zijn. Om die reden zal de operationele verantwoordelijke die belast is met het beheer van de gebeurtenis, in zijn versterkingsaanvraag melding maken van : - het operationele concept voor het politioneel beheer; - de opdrachten die aan de diverse eenheden en diensten gegeven worden; - de dreigingsgraad of het risiconiveau; - en de uitrusting van het personeel in steun. Voor dit aspect baseert de operationele verantwoordelijke zich op de uitrustingsniveaus die bepaald worden in bijlage A. Het vervoer van het ter versterking gestuurde personeel is ten laste van de politiezone die de versterking levert. De federale politie stelt echter op het niveau van de DirCo's een aantal beveiligde voertuigen voor ordehandhaving ter beschikking. De Commissaris-generaal zal na overleg met de VCLP een nota verspreiden met de concrete modaliteiten ter zake (aantal en aard van de voertuigen, inzetmodaliteiten,...). 11. Aansprakelijkheid voor schade Ik verwijs in dit verband naar de omzendbrief GPI 56 (19) die ten volle van toepassing is.In synthese komen de voorschriften van die omzendbrief neer op het volgende : - de personeelsleden vallen tijdelijk, voor de specifieke opdracht die ze uitvoeren in het raam van de omzendbrief MFO-2, onder het gezag van de zone of de dienst waar ze de opdracht uitvoeren; - hun gewone plaats van het werk blijft het korps van oorsprong, dat eveneens instaat voor de financiering; - het korps van oorsprong blijft instaan voor de arbeidsongevallendekking en de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid, de zaakschade en de rechtshulp. 12. De melding van het gebruik van geweld Conform de omzendbrief GPI 62 (20) maakt elke gebeurtenis die gepaard gaat met het gebruik van geweld, waarbij al dan niet gebruik is gemaakt van de politiebewapening, interventietechnieken of -tactieken, het voorwerp uit van een meldingsplicht. De melding van het collectief aanwenden van geweld door geconstitueerde eenheden en het gebruik van de bijzondere middelen (sproeiwagen, traangas,...) gebeurt via de punctuele verslaggeving (opmaken van het Administratief Rapport RAR - zie omzendbrief MFO-3). 13. Weigering tot leveren van HyCap Onverminderd de in deze omzendbrief beschreven overlegmogelijkheden, in het bijzonder deze die behoren tot de taken van de DirCo, kan een politiezone die geen HyCap wenst te leveren, het formulier in bijlage D opmaken en via de DirCo aan DAO toezenden.Na overleg met de korpschef van de betrokken politiezone, vermeldt de DirCo op het formulier zijn advies en voegt een voorstel tot oplossing toe. DAO maakt een samenvattend dossier op ter attentie van het SAT Binnenlandse Zaken en de AIG. 14. De budgettaire weerslag Overeenkomstig de principes van artikel 41 van de WGP zal het ontwerp van financieringswet van de politiezones bepalen dat het gedeelte van de federale dotatie betreffende het vervullen van opdrachten van federale aard verminderd zal worden wanneer blijkt dat de zone haar verplichtingen inzake levering van gehypothekeerde capaciteit niet is nagekomen.De in aanmerking genomen bedragen zullen gestort worden aan het federale solidariteitsfonds of aan de zones die meer capaciteit hebben geleverd dan oorspronkelijk was voorzien. 15. Opheffingsbepalingen De ministeriële richtlijn MFO-2 van 29 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 4 juli 2007) wordt opgeheven.(1) Zie omzendbrief PLP 27 van 4 november 2002 : Intensifiëring en bevordering van de interzonale samenwerking.(2) Zie omzendbrief GPI 44ter van 14 januari 2010 : Richtlijnen betreffende het Interventiekorps.(3) Zie omzendbrief CP4 van 11 mei 2011 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.(4) Politiepraktijkgids 'Gold Commander & Silver Commander.Policing Events. Het strategisch politioneel beheer van gebeurtenissen openbare orde' van de Nationale School voor Officieren. (5) Deze bijlage zal in navolgende documenten geactualiseerd worden.(6) Koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie, Belgisch Staatsblad van 12 oktober 2001.(7) Op dit ogenblik is dit de KUL-norm.De norm die later in aanmerking genomen wordt is afhankelijk van het herzien van de financieringswet. (8) Zie de omzendbrief GPI44ter van 14 januari 2010 - Richtlijnen betreffende het Interventiekorps, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2010.(9) Ministeriële omzendbrief OOP 38 van 24 oktober 2002 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters, Belgisch Staatsblad van 13 november 2002.(10) Zie omzendbrief GPI44ter van 14 januari 2010 - Richtlijnen betreffende het Interventiekorps, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2010.(11) Zie omzendbrief GPI44ter van 14 januari 2010 - Richtlijnen betreffende het Interventiekorps, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2010. (12) Voor het beoordelen indien een veiligheidsprobleem belangrijk is kan in deze context rekening gehouden worden met onder meer de volgende criteria : vaststellen van een plotse grote piek, de ernst van het fenomeen, de langdurigheid van het probleem,... (13) Op dit ogenblik via module 14 en RAR.In de toekomst wordt dit geïntegreerd in het PALT-project (bestuurlijke informatie op lange termijn). (14) Zie artikel 101 WGP.(15) FTX : Field Training Exercice : een oefening waarbij een realistisch en evoluerend scenario wordt gevolgd en waarbij de eenheden effectief ingezet worden.(16) TTX : Table Top Exercice : een rondetafeloefening waarbij de leidinggevenden operationele problemen bespreken en met toepassing van de bestaande plannen en procedures proberen op te lossen.(17) CPX : Command Post Exercice : een oefening waarbij de leidinggevenden de beslissingsprocedures en de commando- en communicatielijnen inoefenen. (18) Zie het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.). (19) De omzendbrief GPI 56 van 12 april 2007 betreffende de afhandeling van de arbeidsongevallen en de regeling van de burgerlijke aansprakelijkheid, de rechtshulp en de zaakschade in het raam van structurele detacheringen en soortgelijke toestanden van personeelsleden van de politiediensten, Belgisch Staatsblad van 4 mei 2007.(20) Omzendbrief GPI62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, Belgisch Staatsblad van 29 februari 2008. Deze richtlijn treedt in werking vanaf haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de voorschriften van punt 5 (voetbal) die in werking treden bij het begin van de voetbalcompetitie 2012-2013.

Mevr. J. MILQUET, Vice -Eerste Minister, Minister van Binnenlandse Zaken en van Gelijkheid van Kansen.

Bijlagen : Bijlage A : Gebruikte terminologie en normen.

Bijlage B : Beschikbaarheidsniveau en prestatielijn.

Bijlage C : Regels voor de inzet en de aanrekening van de steun door de betrokken politiezones bij verplaatsing door voetbalclubs.

Bijlage D : Formulier niet leveren HyCap.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^