Etaamb.openjustice.be
Document van 12 december 1997
gepubliceerd op 28 juli 1998

Besluit van de Regering betreffende de organisatie en de subsidiëring van de dagcentra voor minder-validen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1998033045
pub.
28/07/1998
prom.
12/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/12/1998033045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 1997. - Besluit van de Regering betreffende de organisatie en de subsidiëring van de dagcentra voor minder-validen


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 19 juni 1990 van de Duitstalige Gemeenschap houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), inzonderheid op artikel 32;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 december 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 12 december 1997;

Gelet op het voorstel uitgebracht op 31 oktober 1997 door de Raad van Beheer van de Dienst;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat volgens het nieuwe concept « begeleiding van de minder-validen » in de Duitstalige Gemeenschap de minder-valide met zijn bekwaamheden, voorliefden en belangen de uitgangspunt vormt van het concept « begeleiding van de minder-validen », moeten de organisatie en de subsidiëring van de dagcentra voor minder-validen, d.w.z. de personeelsnormen, alsmede de subsidiëringscriteria en -voeten onverwijld aan dit nieuwe concept aangepast worden;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° dagcentrum : een inrichting erkend door de Dienst, die de hele dag door personen opneemt die wegens hun handicap tegen de last en de dwang van het dagelijks leven niet opgewassen zijn, hen een werkzaamheid aanbiedt met het oog op een mogelijke socio-professionele en culturele integratie in de maatschappij en de begeleiding zodanig organiseert dat hun behoeften en bekwaamheden in aanmerking worden genomen.2° Dienst : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening;3° begunstigde : een persoon vanaf 18 jaar die bij de Dienst ingeschreven is en wier individueel hulp- en verzorgingsprogramma, opgesteld en goedgekeurd door de Dienst overeenkomstig artikel 21 van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), in een werkzaamheid en een begeleiding in een dagcentrum voorziet;4° handicap : elke aantasting van de sociale en professionele integratie wegens een beperking van de intellectuele, lichamelijke of sensoriële vermogens;5° besluit van 20 juli 1993 : besluit van de Executieve van 20 juli 1993 tot vaststelling van bepaalde te volgen regels voor de berekening van de personeelskosten die aan de erkende inrichtingen en verenigingen verleend worden in het kader van de toelagen per dag toegekend door de "Dienststelle für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge". HOOFDSTUK II. - Organisatie

Art. 2.Het dagcentrum biedt de werkzaamheid en de begeleiding voor de gerechtigden aan overeenkomstig volgende conceptuele fundamenten en doeleinden qua minder-validen : 1° respect van de menselijke waardigheid;2° normalisatie van de levensomstandigheden en van de sociale betrekkingen;3° integratie in de maatschappij;4° bevordering van de autonomie op de praktische gebieden van het leven.

Art. 3.§ 1. Het dagcentrum biedt zijn dienstverleningen elke dag van het jaar aan. De dienstverleningen op weekeinden, de sluitingen op feestdagen en de vakantieperiodes worden in onderlinge overeenstemming met de gerechtigden afgesproken en door de Dienst goedgekeurd. De maximale sluitingstijd mag 140 dagen/jaar niet overschrijden. § 2 - Een dag tenlasteneming dekt tenminste zes uren en wordt in twee halve dagen onderverdeeld. Een halve dag duurt tenminste drie uren. § 3 - De gerechtigde kan ofwel per hele ofwel per halve dagen een beroep doen op de dienstverleningen van het dagcentrum. Het dagcentrum kan in onderlinge overeenstemming met de gerechtigde individuele periodes tenlasteneming vastleggen.

Art. 4.§ 1. Het dagcentrum ontwikkelt een gedifferentieerd aanbod van dienstverleningen dat rekening houdt met de individuele bekwaamheden en belangen. Dit aanbod omvat : 1° een intramurale verpleging, begeleiding en activering;2° extramurale activiteiten;3° projecten inzake socio-professionele voorbereiding en kwalificatie;4° extramurale opleidingsstages;5° een opleiding in een beschermde werkplaats;6° andere activiteiten met het oog op de socio-professionele en culturele integratie van de gerechtigden in de maatschappij. § 2 - Elke dag tenlasteneming dient het dagcentrum de gerechtigden een warme middageten op. Voor de gerechtigden die wegens extramurale activiteiten die dienstverlening niet kunnen genieten wordt een andere oplossing gevonden die met de extramurale activiteit verenigbaar is. § 3 - Tijdens de dag tenlasteneming dient het dagcentrum de gerechtigden, naargelang de behoeften in de voormiddag en/of in de namiddag één, zo nodig 2 collations en dranken op.

Art. 5.In het kader van de vigerende wettelijke bepalingen sluit het dagcentrum een tewerkstellings- en begeleidingsovereenkomst met de gerechtigde af. Die overeenkomst bepaalt : 1° de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van beide partijen;2° de persoonlijke participatie van de gerechtigde krachtens de toepasselijke wettelijke bepalingen;3° de aanwezigheid van de gerechtigde alsmede de wijze en de frequentie waarop hij een beroep zal doen op de dienstverleningen van het dagcentrum;4° dat het tewerkstellings- en begeleidingsplan voor een evenwicht moet zorgen tussen de intensiteit van de activering die de gerechtigde nodig heeft en degene die de gerechtigde wenst;5° dat bij het begin van de opname een medisch onderzoek moet worden uitgevoerd door een geneesheer ter keuze van de gerechtigde en dat zo'n medisch onderzoek jaarlijks moet worden ondergaan;6° de eventuele bijzondere behoeften van de gerechtigde qua voeding;7° de verzorging van de gerechtigde;8° het vervoer van de gerechtigde.

Art. 6.§ 1. Om de behoeften aan tewerkstelling en begeleiding vast te leggen worden de bekwaamheden en behoeften van de gerechtigde geëvalueerd door middel van beoordelingsinstrumenten die vooraf door de Dienst moeten worden goedgekeurd. § 2 - De Dienst legt de criteria vast om de zo bepaalde behoeften aan tewerkstelling en begeleiding in één van volgende categorieën te rangschikken : 1° L = lichte handicap 2° G = gemiddelde handicap 3° Z = zware handicap 4° Z+ = zeer zware handicap. § 3 - Indien men bij de opname van een gerechtigde over geen omstandige beoordeling van zijn bekwaamheden en behoeften beschikt, dan wordt tijdens 3 maanden de categorie G in aanmerking genomen. § 4 - Zo nodig kan de rangschikking één keer per jaar aangepast worden. In uitzonderlijke gevallen kan een evaluatie, op met redenen omklede aanvraag, na afloop van 3 maanden aangepast worden.

Art. 7.§ 1. Volgens de kwalificaties voorgeschreven door het besluit van 20 juli 1993 bestaat het personeel van het dagcentrum uit volgende functies : 1° leidend personeel : verantwoordelijke/directeur 2° begeleidingspersoneel : opvoedend, pedagogisch, psychologisch en/of paramedisch personeel;3° medisch personeel : geneesheren-specialisten en/of algemene geneeskundigen;4° administratief personeel en werklieden. § 2. Volgende personeelssleutels worden in aanmerking genomen : 1° : één directeur vanaf 10 gerechtigden;2° begeleidingspersoneel : voor de begeleiding van opleidingsstages georganiseerd door het dagcentrum : 1,9 begeleidingsuren per week en per gerechtigde, voor zover personeelsleden van het dagcentrum voor de begeleiding zorgen, of a) voor de categorie L = 6,9 begeleidingsuren per week en per gerechtigde;b) voor de categorie G = 8,4 begeleidingsuren per week en per gerechtigde;c) voor de categorie Z = 12,7 begeleidingsuren per week en per gerechtigde;d) voor de categorie Z+ = 15,2 begeleidingsuren per week en per gerechtigde;3° geneesheer voor de vragen inzake hygiëne en gezondheid : ten hoogste 5 uren per maand per dagcentrum, voor zover de Dienst vooraf de prestaties van een geneesheer heeft goedgekeurd;4° administratief personeel : 1 uur per week en per gerechtigde met een maximum van 19 uren per week en per dagcentrum;5° werklieden : 3,8 uren per week en per gerechtigde. § 3. Het dagcentrum dient bij de Dienst een jaarconcept ter goedkeuring in met de doeleinden en de geplande activiteiten, alsmede een ontwerp van de personeelsformatie die volgens § 2 noodzakelijk zal zijn. De functies van het personeel worden door de Dienst op basis van het jaarconcept vastgelegd. § 4. Na voorafgaande toestemming van de Dienst kunnen de dagcentra van de Duitstalige Gemeenschap, in onderlinge overeenstemming, de overtallige ongebruikte uren uit hun respectievelijke urenpakketten qua personeel voor regionale gemeenschappelijke opdrachten gebruiken.

Art. 8.Het dagcentrum sluit een brandverzekering af voor de door hem gebruikte ruimten alsmede een verzekering ad hoc inzake burgerlijke aansprakelijkheid ten gunste van het personeel en van de gerechtigden. HOOFDSTUK III. - De subsidiëring Afdeling 1.- De dagprijs

Art. 9.Voor zover het dagcentrum de bepalingen van dit besluit naleeft, verkrijgt het zijdens de Dienst, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, subsidies in de vorm van een dagprijs die de aanneembare uitgaven dekt die door het dagcentrum werkelijk aangegaan worden voor de onderhouds- en werkingskosten. De onderhouds- en werkingskosten omvatten : 1° de verblijfkosten;2° de vervoerkosten;3° de personeelskosten;4° de kosten voor het betrekken van de gebouwen en de afschrijvingskosten. Afdeling 2. - De verblijfkosten

Art. 10.§ 1. Bij aanwezigheid van de gerechtigde belopen de aanneembare verblijfkosten die voor de dagprijs in aanmerking genomen worden 304 BF per dag en per gerechtigde. De verblijfkosten omvatten de kosten qua voeding, geneesmiddelen, activiteiten, verzekeringen, onderhoudsprodukten, water, gas, stroom en verwarming, belastingen, beheer, werken voor de reparatie van de gebouwen, was en verplaatsingen uitgevoerd in het kader van een opdracht. § 2. Bij afwezigheid van de gerechtigde belopen de aanneembare verblijfkosten die voor de dagprijs in aanmerking genomen worden 129 BF per dag en per gerechtigde. § 3. De kosten qua voeding, bedoeld in § 1, dekken de kosten voor een gewone voeding. De kosten qua geneesmiddelen, bedoeld in § 1, dekken de kosten voor gewone geneesmiddelen. Indien de gerechtigde wegens zijn handicap specifieke geneesmiddelen of een specifieke voeding nodig heeft, dan kan het dagcentrum zijdens de Dienst een bijzondere subsidie verkrijgen die ten hoogste 51 BF per dag en per gerechtigde beloopt. Afdeling 3. - De vervoerkosten

Art. 11.§ 1. De aanneembare vervoerkosten die voor de dagprijs in aanmerking worden genomen, dekken de kosten die voor het vervoer van de gerechtigden om zich van hun verblijfplaats naar het dagcentrum te begeven en omgekeerd werkelijk aangegaan worden, op voorwaarde dat het vervoer in het kader ofwel van een vervoerproject overeenkomstig § 2 ofwel van een collectieve ophaaldienst overeenkomstig § 3, uitgevoerd door professionele vervoerbedrijven, plaatsvindt. § 2. Het vervoerproject moet op een rationele en gecoördineerde wijze voor een optimaal gebruik van de mogelijke vervoermiddelen zorgen. Om voor de dagprijs in aanmerking te komen moet het project vooraf door de Dienst worden goedgekeurd. § 3. Bij een collectieve ophaaldienst uitgevoerd door professionele vervoerbedrijven worden de vervoerkosten voor de dagprijs in aanmerking genomen voor zover de opdracht met inachtneming van de daaromtrent vigerende wetgeving verleden werd. Vóór het verleden van de opdracht door het dagcentrum moet de Dienst de keuze van de geselecteerde opdrachtnemer goedkeuren. De duur van de opdracht mag 5 jaar niet overschrijden. Afdeling 4. - De personeelskosten

Art. 12.§ 1. De aanneembare personeelskosten die voor de dagprijs in aanmerking worden genomen, houden rekening met de personeelsleutels bepaald in artikel 7 en met de weddeschalen bepaald in het besluit van 20 juli 1993. § 2. De Dienst neemt de kosten op zich ten belope van een maximumbedrag vastgelegd door de Raad van Beheer van de Dienst, op voorwaarde dat de dagcentra aan een gemeenschappelijk initiatief met het oog op de tewerkstelling van minder-validen bij de financiële en salariële boekhouding deelnemen. § 3. Gelden niet als aanneembare personeelskosten : 1° onverminderd de bedragen gestort voor de wettelijke brugpensioenen, de bedragen uitbetaald ten gunste van personeelsleden tewerkgesteld boven de normen die met het oog op de bepaling van de maximale voor de subsidiëring in aanmerking genomen personeelsformatie in artikel 7 vastgelegd zijn;2° de bedragen uitbetaald ten gunste van de personeelsleden die niet over de vereiste kwalificatie beschikken;3° het gedeelte van de wettelijke lonen en werkgeversbijdragen boven de bedragen ontstaan bij toepassing van de weddeschalen die in aanmerking kunnen worden genomen om de dagprijs overeenkomstig § 1 te berekenen;4° onverminderd de bedragen uitbetaald voor de prestaties geleverd door personeelsleden van de inrichtingen en diensten voor minder-validen in het kader van opleidingen en voortgezette opleidingen, het gedeelte van de wettelijke lonen en werkgeversbijdragen boven de bedragen die de openbare overheden voor een voltijdse betrekking op zich nemen. Afdeling 5. - De kosten voor het betrekken van gebouwen en de

afschrijvingskosten

Art. 13.§ 1. De aanneembare kosten voor het betrekken en afschrijven van gebouwen die het dagcentrum gebruikt en waarvan het eigenaar of huurder is, worden voor de dagprijs in aanmerking genomen ten belope van maximum 37 BF per dag en per gerechtigde. § 2. De aanneembare kosten voor afschrijving op meubilair en materieel worden voor de dagprijs in aanmerking genomen ten belope van maximum 14 BF per dag en per gerechtigde. § 3. Mogelijke overschotten van §§ 1 en 2 kunnen tot een maximumbedrag van 51 BF gecumuleerd worden. Afdeling 6. - Berekening en uitbetaling van de dagprijs

Art. 14.§ 1. De kosten bedoeld in de artikels 9 tot en met 13 worden in een dagprijs in aanmerking genomen die op het totaal aantal dagen van het jaar berekend wordt waarop de kosten betrekking hebben. § 2. Het dagcentrum verkrijgt een maandelijks voorschot. Drie maandelijkse voorschotten voor een trimester mogen 90% van de subsidie niet overschrijden die het dagcentrum voor het voorafgaande trimester uitbetaald werd. Indien het de werkelijke kosten van het dagcentrum nader komt, kan het voorlaatste trimester als basis dienen voor de berekening van het maandelijks voorschot. Op voorlegging van een kostenstaat van het voorafgaande trimester vindt de regularisatie plaats, rekening houdend met de drie maandelijkse voorschotten. § 3. Bij het jaarbegin dient het dagcentrum, samen met de bewijsstukken voor de werkelijke aanneembare kosten van het vorige jaar, een jaarlijkse afrekening bij de Dienst in. Tegelijk legt het de balans en de resultatenrekening van het betrokken jaar voor overeenkomstig de daaromtrent door de Dienst gegeven richtlijnen. Een regularisatie vindt op basis van die documenten plaats. § 4. De dagprijs wordt met volgende bedragen verminderd : 1° het bedrag dat de gerechtigden krachtens de wettelijke bepalingen als persoonlijke participatie moeten betalen;2° het bedrag dat het dagcentrum zijdens openbare overheden, zijdens inrichtingen die door die overheden gesubsidieerd worden, zijdens « Services-clubs » en zijdens andere sponsors verkrijgt, voor zover dit bedrag toegekend wordt om uitgaven te dekken die voor de berekening van de dagprijs in aanmerking worden genomen. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen

Art. 15.Het dagcentrum voert een boekhouding overeenkomstig de door de Dienst gegeven richtlijnen.

Art. 16.Alle bedragen bedoeld in dit besluit zijn aan het spilindex 114,20 van de consumptieprijzen gekoppeld. Ze zijn berekend op basis van een verhoging van 3,6265.

Art. 17.Indien het aantal opgenomen gerechtigden na 31 december 1997 afneemt, zal de Dienst het op dat ogenblik gesubsidieerd urenpakket tot 31 december 1999 bij de subsidiëring in aanmerking nemen, wat het begeleidingspersoneel betreft. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 18.Het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken, wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 20.De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 12 december 1997.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme J. MARAITE De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden K.-H. LAMBERTZ

^