gepubliceerd op 15 augustus 2000
Beslissing van het Hoofd van de Veterinaire Diensten houdende maatregelen ter voorkoming van klassieke varkenspest
11 AUGUSTUS 2000. - Beslissing van het Hoofd van de Veterinaire Diensten houdende maatregelen ter voorkoming van klassieke varkenspest
Het Hoofd van de Veterinaire Diensten, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 20 juli 1991, inzonderheid artikel 6, § 2;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de evolutie van de situatie van de klassieke varkenspest in het Verenigd Koninkrijk het nemen van bijzondere tijdelijke maatregelen ter voorkoming van de klassieke varkenspest in het Rijk dringend noodzakelijk maakt, Beslist :
Artikel 1.Het binnenbrengen van levende varkens uit het Verenigd Koninkrijk is verboden.
Art. 2.§ 1. Elke verantwoordelijke die fok- of gebruiksvarkens uit het Verenigd Koninkrijk in zijn beslag heeft binnengebracht, is gehouden : 1° onmiddellijk de inspecteur-dierenarts bevoegd voor de gemeente waar het beslag gelegen is te verwittigen met vermelding van het aantal binnengebrachte varkens en het nummer van het gezondheidscertificaat;2° onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten, de bedrijfsdierenarts, aangewezen in toepassing van artikel 2 van hetzelfde besluit, wekelijks te ontbieden om alle varkens van zijn beslag te laten onderzoeken;3° alle varkenskrengen binnen de 24 uren na de sterfte naar het opsporingscentrum over te brengen onder begeleiding van een vervoersdocument zoals bedoeld in artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995. Ingeval de varkens op een zaterdag, zondag of feestdag gestorven zijn, dienen de krengen naar het opsporingscentrum te worden gebracht op de eerstvolgende werkdag. Deze verplichting geldt tot de verantwoordelijke er door de inspecteur-dierenarts van in kennis wordt gesteld dat de resultaten van de bloedonderzoeken bedoeld in § 2, 4° negatief zijn. § 2. De bedrijfsdierenarts opgeroepen in toepassing van § 1, 2°, dient het bedrijf eenmaal per week te bezoeken en er : 1° alle varkens aan een klinisch onderzoek te onderwerpen en een controle uit te voeren op de identificatie van de varkens en op de inventaris;2° de datum en tijdstip van elk bezoek in te schrijven op de inventaris, en er zijn handtekening en stempel aan te brengen;3° van elk controlebezoek zijn bevindingen te vermelden in een bezoekrapport en dit op te sturen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995;4° tussen de 14e en de 21e dag en tussen de 25e en 42e dag na aankomst een bloedstaal te nemen van ten minste 10 % van de aangevoerde varkens, bedoeld in § 1 met een duidelijke en correcte vermelding op de bloedstalen en op de documenten, van de Belgische oormerknummers van de bemonsterde varkens voor een zending tot tien dieren, dienen alle dieren onderzocht;5° de bloedstalen met de begeleidende documenten op te sturen naar het provinciaal laboratorium. De termijn tussen twee opeenvolgende bezoeken moet ten minste 5 en mag ten hoogste 10 dagen zijn en het wekelijks bezoek wordt uitgevoerd zolang alle resultaten van de serologische onderzoeken niet bekend zijn.
Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2, 1° van het koninklijk besluit van 15 februari 1995, is de bedrijfsdierenarts ertoe gehouden bij iedere vaststelling van klinische symptomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van klassieke varkenspest of van onregelmatigheden betreffende identificatie en registratie dit onmiddellijk aan de bevoegde inspecteur-dierenarts te melden.
Art. 3.Alle kosten voor het wekelijks bezoek van de bedrijfsdierenarts, voor de staalnames en voor het serologisch onderzoek in het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, hierna genoemd het CODA, zijn ten laste van de verantwoordelijke.
Art. 4.De afvoer van varkens van een beslag waar varkens afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk na 15 juni 2000 werden binnengebracht, is verboden, tot de verantwoordelijke er door de inspecteur-dierenarts van in kennis wordt gesteld dat het resultaat van de serologische onderzoeken bedoeld in artikel 2, § 2, negatief is.
Art. 5.Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel en van deze van het Strafwetboek, worden de inbreuken op dit besluit gestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Dieren binnengebracht in overtreding met de bepalingen van deze beslissing worden onmiddellijk op kosten van de invoerder vernietigd volgens de richtlijnen van de Dienst.
Art. 6.Deze beslissing treedt in werking de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en houdt op van kracht te zijn ten laatste vanaf de eenendertigste dag volgend op deze bekendmaking.
Brussel, 11 augustus 2000.
De adviseur-generaal, Dr. L. HALLET