Etaamb.openjustice.be
Document van 10 oktober 2002
gepubliceerd op 29 november 2002

Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2002033102
pub.
29/11/2002
prom.
10/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/10/2002033102/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2002. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 32;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten, gewijzigd bij het besluit van 5 juni 1998;

Gelet op het voorstel uitgebracht op 27 oktober 2000 door de Raad van Beheer van de Dienst;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 3 oktober 2002;

Gelet op de beslissing van de Regering betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand een advies uit te brengen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2002 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 1 - § 1 - De persoonlijke participatie van de personen die bijgestaan worden door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap (erkende inrichtingen, diensten en hulpverstrekkingen), wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2 tot 9 van dit besluit.

Bestaat er voor de handicap een betalingsverplichting in hoofde van derden, dan wordt ten eerste de regeling toegepast waarin § 2 voorziet. § 2 - Bestaat er voor de handicap een betalingsverplichting in hoofde van derden, dan vallen de globale werkelijke kosten van de dienstprestatie, zoals berekend door de Dienst, ten laste van de bijgestane persoon.

Er wordt geen rekening gehouden met de door de openbare overheden toegekende toelagen en voordelen, ook niet met de vergoedingen wegens morele schade.

Deze regeling is beperkt tot de som van de verschuldigde bedragen, na aftrek van de bedragen die gebruikt werden of worden om de aanneembare en bewezen kosten te dekken die uit de door de schade veroorzaakte nadelen voortvloeien.

Werden of worden de kosten vóór het begin of het einde van de dienstprestatie uitbetaald, dan wordt de reële prijs berekend door deze regeling toe te passen en direct aan de bijgestane persoon in rekening gesteld. Bij later gebeurende betaling vindt de regularisatie met terugwerkende kracht op de datum plaats waarop voor de eerste keer een beroep werd gedaan op de dienstprestatie. In dit geval kan de Dienst de verschuldigde sommen met alle tot zijn beschikking gestelde middelen opeisen.

Voordat de betrokkene een beroep doet op de dienstprestatie, ondertekent hij een verdrag waarin de persoonlijke participatie overeenkomstig dit besluit is bepaald. § 3 - De toelage toegekend door de Dienst wordt verminderd met het bedrag van de in §§ 1 en 2 vermelde persoonlijke participatie dat aan de inrichting of dienst moet worden betaald. § 4 - Voor de invordering van de verschuldigde sommen kan zich de Dienst voor de personen met een handicap direct tot de betrokkene richten. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend.

Art. 3.De Minister bevoegd inzake Gehandicaptenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 10 oktober 2002.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap: De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^