gepubliceerd op 11 oktober 2000
Besluit van de Regering betreffende de wielersport
7 JULI 2000. - Besluit van de Regering betreffende de wielersport
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 21 december 1987 houdende bepaling van de minimumleeftijd voor deelnemers aan wielerwedstrijden, gewijzigd bij het programmadecreet van 29 juni 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 17 juli 1998 betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 februari 2000 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° wielerwedstrijd : georganiseerde wielermanifestatie met een uitsluitend competitief karakter;2° wielerproef : georganiseerde wielermanifestatie met een lerend en niet-uitsluitend competitief karakter;3° bond : Belgisch wielrijdersbond;4° Minister : de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Sport.
Art. 2.Voorliggend besluit is van toepassing op de wielerwedstrijden en -proeven die in de Duitstalige Gemeenschap plaatsvinden.
Dit besluit is niet van toepassing op de beroepsrenners. HOOFDSTUK II. - Leeftijdscategorieën
Art. 3.Vanaf 1 januari van het jaar waar zij 7 jaar oud worden, mogen de kinderen aan wielerproeven deelnemen.
Vanaf 1 januari van het jaar waar zij 9 jaar oud worden, mogen de kinderen aan wielerwedstrijden deelnemen.
Vóór 1 januari van het jaar waar zij 15 jaar oud worden, mogen de kinderen slechts aan wielerwedstrijden deelnemen als zij door een erkende opleider voorbereid en door zo'n opleider begeleid worden.
De minderjarigen mogen slechts aan wielerwedstrijden en -proeven deelnemen, indien zij de schriftelijke toestemming van hun ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordiger hebben verkregen.
Art. 4.§ 1. De wielrenners worden in de volgende categorieën gerangschikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De wielrenner wordt in zijn categorie ingedeeld vanaf 1 januari van het jaar vóór hetgeen waarin hij de vereiste leeftijd bereikt. HOOFDSTUK III. - Opleiding
Art. 5.Alleen de door de Minister erkende personen mogen wielrenners opleiden.
Als opleider worden alleen erkend de houders van een diploma van regent, licentiaat of bijzonder leermeester in lichamelijke opvoeding of van leerkracht met een sportbrevet, de houders van diploma's, brevets of getuigschriften die door de Minister als gelijkwaardig erkend worden, of de houders van een diploma, brevet of getuigschrift uitgereikt op grond van een door de Minister goedgekeurd programma.
De opleiders moeten lid zijn van een erkend sportclub of van een erkende sportfederatie.
Art. 6.De in artikel 5 vermelde programma's kunnen slechts door het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, door de Belgische Wielrijdersbond of door een federatie voor wielersport erkend door de Minister overeenkomstig het decreet van 20 januari 1992 houdende erkenning en subsidiëring van specifieke sportfederaties uitgevoerd worden.
Art. 7.Te allen tijde kan de Minister of zijn gevolmachtigde de kwaliteit van de in de artikels 5 en 6 bedoelde opleidingen ter plaatse nagaan. HOOFDSTUK IV. - Wielerwedstrijden en -proeven
Art. 8.Tot op de volle leeftijd van 17 jaar mogen de sportbeoefenaars ten hoogste aan 2 wielerwedstrijden per week, d.w.z. van maandag tot zondag, deelnemen.
Bovendien mogen ze tussen 1 maart en 15 oktober ten hoogste aan 3 etappewedstrijden van meerdere dagen deelnemen waarbij elke wedstrijd ten hoogste 4 dagen duurt en ten hoogste 5 etappen telt.
Art. 9.De organisatoren van wielerwedstrijden of -proeven moeten regelingen ter beveiliging van de wielrenners aannemen. Die regelingen hangen van het geslacht van de wielrenner af. Ze worden door de Minister goedgekeurd en betreffen ten minste : - de verplichting tot het dragen van een helm; - de af te leggen afstand; - de te gebruiken versnellingsapparaten; - de beschermkledij; - de uitrusting van de fiets.
Art. 10.§ 1. De wielerproeven voor « Küken », « Schüler » en « Anwärter » mogen slechts onder de leiding van een erkende opleider of van een ertoe erkende organisatie plaatsvinden.
De wielerwedstrijden voor « Schüler » en « Anwärter » mogen slechts door ertoe erkende organisaties georganiseerd worden. § 2. De in § 1 bedoelde wedstrijden en proeven moeten aan de volgende minimale voorwaarden voldoen : 1° maximale afstand en duur Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° de proeven en wedstrijden moeten op een door de bond goedgekeurd parcours worden gehouden, dat volledig voor ieder verkeer gesloten is en aan de voor de betrokken discipline noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden beantwoordt;3° het aantal deelnemers moet met inachtneming van hun veiligheid, naargelang de discipline en de aard van het parcours worden vastgelegd;4° de deelnemers mogen slechts fietsen met het maximaal verzet gebruiken dat conform de bepalingen van de bond is. HOOFDSTUK V. - Sportmedisch onderzoek
Art. 11.Om aan wielerwedstrijden of -proeven te mogen deelnemen, moet de wielrenner tot en met de leeftijd van 19 jaar een medisch geschiktheidsattest voorleggen dat sinds minder dan 12 maanden door een erkende controlearts na een grondig sportmedisch onderzoek opgesteld werd.
De conclusies van het sportmedisch onderzoek worden op een keuringskaart opgetekend waarvan het model door de Minister vastgelegd is.
De keuringskaart wordt door de controlearts bewaard die het resultaat qua geschiktheid in het wedstrijdboekje optekent.
Art. 12.Het sportmedisch onderzoek omvat ten minste : 1° een anamnese in persoonlijk, familiaal, psychosociaal, pedagogisch, professioneel en sportief verband;2° volgende biometrische metingen : lichaamslengte, gewicht, gezichtsscherpte, gehoorscherpte en kleurenzin;3° het opsporen van proteïne en glucose in de urine;4° een elektrocardiogram tijdens een rustperiode bij een leeftijd van 12 tot 18 jaar;5° een elektrocardiogram tijdens een inspanning bij de leeftijd van 19 jaar;6° een algemeen klinisch onderzoek met bijzondere aandacht voor het ademhalingsstelsel, het cardiovasculair stelsel en het bewegingsstelsel;7° een submaximale, gegradueerde fitheidstest op een fietsergometer;8° elk bijkomend onderzoek dat door de erkende controlearts noodzakelijk wordt geacht. De controlearts geeft de sportbeoefenaar gezondheidsbevorderende en -beveiligende voorlichting met betrekking tot de sportbeoefening, onder meer wat betreft gezonde leefgewoonten, veiligheid en voorkoming van schoolproblemen.
De controlearts waakt erover dat de sportbeoefenaar regelmatig tegen tetanos is ingeënt. HOOFDSTUK VI. - Wedstrijdboekje en verzekering
Art. 13.Een wielrenner tot en met de leeftijd van 19 jaar die aan een wedstrijd deelneemt, moet in het bezit zijn van een geldig wedstrijdboekje waarvan het model door de Minister wordt vastgelegd.
Het wedstrijdboekje wordt ter beschikking gesteld van de sportfederatie, die het aan de wielrenners uitreikt. De sportfederaties mogen hiervoor aan de wielrenner een vergoeding vragen waarvan het maximaal bedrag door de Minister wordt vastgelegd.
Het wedstrijdboekje moet de organisator vóór het begin van elke wielerwedstrijd of van elk wielerproef voorgelegd worden.
Het wedstrijdboekje vermeldt ten minste : - de toestemming bedoeld in artikel 3, lid 4, wat de minderjarige betreft; - het geneeskundig geschiktheidsattest bedoeld in artikel 11; - een lijst met de plaatsen, datums, disciplines en afstanden van de wedstrijden waaraan de wielrenner heeft deelgenomen alsmede de stempel of de handtekening van de organisator of van zijn gevolmachtigde.
Een wielrenner die niet in het bezit is van een geldig wedstrijdboekje mag echter aan een wielerwedstrijd deelnemen voor zover hij een gelijkwaardig attest kan voorleggen dat door overheden van een ander land of van een andere Gemeenschap werd uitgereikt. Het attest omvat ten minste een lijst met de plaatsen, datums, disciplines en afstanden van de wedstrijden waaraan de wielrenner heeft deelgenomen alsmede de stempel of de handtekening van de organisator of van zijn gevolmachtigde.
Art. 14.De opleider verantwoordelijk voor het verloop van de in artikel 5 bedoelde opleiding en van het wielerproef bedoeld in artikel 10 moet te allen tijde kunnen bewijzen dat voor de duur van de opleiding resp. van het proef een verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid voor hem en voor de deelnemers alsmede een ongevallenverzekering ten gunste van de deelnemers gesloten is. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 15.Voorliggend besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 16.De Minister bevoegd inzake Sport is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Eupen, 7 juli 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport K.-H. LAMBERTZ