Etaamb.openjustice.be
Document van 04 juni 2009
gepubliceerd op 18 september 2009

Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2009203929
pub.
18/09/2009
prom.
04/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/04/2009203929/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 2009. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, artikel 36, gewijzigd door het decreet van 14 februari 2000, en artikel 38, gewijzigd door het decreet van 14 februari 2000;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 18 februari 2009;

Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en in kleine en middelgrote ondernemingen van 19 februari 2009;

Gelet op de goedkeuring door de Minister-president, bevoegd voor Begroting, op 14 april 2009;

Gelet op het advies nr. 46.536/2 van de Raad van State dat op 27 mei 2009 is gegeven ter toepassing van artikel 84 § 1, lid 1, nr. 1 van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 over de Raad van State;

Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 3 van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt een § 4 met volgende tekst ingevoegd : « § 4. Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de deeltijdse leraren die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, wordt naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen leraar de loontabel gebruikt die onder de schaalnummers II of II+ als bijlage bij voorliggend besluit is gevoegd. »

Art. 2.In artikel 4 van datzelfde besluit van de Regering worden volgende wijzigingen doorgevoerd : 1. in § 3 wordt het woord "122" vervangen door het woord "183" en wordt het woord "152" vervangen door het woord "301";2. er wordt een § 4 met volgende tekst ingevoegd : "§ 4.Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de voltijdse of deeltijdse leraren die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, worden naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen leraar de loontabellen gebruikt die onder de schaalnummers II of II+ als bijlage bij voorliggend besluit zijn."

Art. 3.In artikel 5 van datzelfde besluit van de Regering worden volgende wijzigingen doorgevoerd : 1. in § 3 wordt het woord "122" vervangen door het woord "183" en wordt het woord "158" vervangen door het woord "301";2. er wordt een § 4 met volgende tekst ingevoegd : "§ 4.Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de opvoeders die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, worden naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen opvoeder de loontabellen gebruikt die onder de schaalnummers II of II+ als bijlage bij voorliggend besluit zijn gevoegd."

Art. 4.In datzelfde besluit van de Regering wordt een artikel 10bis met volgende tekst ingevoegd : «

Art. 10bis.Facturatie. § 1. De mogelijkheid om prestaties te factureren, bestaat alleen voor leraren die als zelfstandige werken en die een ondernemingsnummer en een BTW-nummer hebben, en voor ondernemingen die door het IAWM erkende leraren in dienst hebben en die voor de onderwijsopdracht een persoonsgebonden opdracht krijgen.

Personen die in hoofdberoep zelfstandige zijn en die in bijberoep actief zijn als leraar in de basisopleiding, moeten de voorwaarden naleven die in artikel 9, § 4, nummer 2 zijn vastgelegd.

Het ZAWM geeft in dat geval een schriftelijke opdracht aan de hand van het model dat door het Instituut is vastgelegd. De opdrachtnemers factureren hun onderwijsactiviteit aan het ZAWM. De opdrachtnemer is ertoe verplicht alle bepalingen uit het sociaal recht na te leven die gepaard gaan met het statuut van zelfstandige. § 2. Voor leraren van het ZAWM die in het kader van de basisopleiding werkzaam zijn, kunnen per gepresteerd uur les resp. examen (vergoeding op basis van de bedragen zoals geïndexeerd op 1 januari 2009) volgende vergoedingen worden gefactureerd : 1. in de leertijd voor leraren die houder zijn van een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 30,64 euro 2.in de leertijd voor leraren die geen houder zijn van een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 27,83 euro 3. in de opleiding tot ondernemingshoofd voor leraren die houder zijn van een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 34,70 euro 4.in de opleiding tot ondernemingshoofd voor leraren die geen houder zijn van een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 30,64 euro De in lid 1 vermelde bedragen worden verhoogd met het bedrag dat overeenstemt met de sociale bijdragen van de werkgever (RSZ-werkgever). leraren die in het kader van de leertijd cursussen toegepaste bedrijfskunde geven of die in het kader van de opleiding tot ondernemingshoofd snelcursussen bedrijfsbeheer geven, ontvangen de vergoedingen die voor de opleiding tot ondernemingshoofd voorzien zijn. § 3. Met de in § 2 vastgelegde tarieven worden naast het geven van het eigenlijke lesuur de deelname aan de klassenraden, de voorbereiding van het lesuur, de tijd die de leraar moet besteden aan het verbeteren van opdrachten en examens, en de deelname aan de vergaderingen ter voorbereiding van de examens vergoed. De deelname van de leraren aan de examens B waarvoor geen specifieke cursus kon worden georganiseerd, en aan de examens C moet zoals een lesuur worden gefactureerd.

De opdrachtnemers zijn onderworpen aan de beginselen inzake beroepsethiek en aan de organisatorische en pedagogische richtlijnen voor de leraren aan het ZAWM. § 4. De in § 2 vastgelegde vergoedingen zijn onderworpen aan de richtlijnen inzake de indexering die vastgelegd zijn in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die in overeenstemming met bovenvermelde wet van 1 maart 1977 van kracht is op het ogenblik van de inwerkingtreding van voorliggend besluit. § 5. De loonaanpassingen die door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap worden toegestaan in het kader van een sectorieel akkoord voor het onderwijsstelsel van de Duitstalige Gemeenschap, zijn van toepassing op de vergoedingen die in artikel 10bis vermeld staan. § 6. Voor de in § 1 vermelde bedragen dienen de ZAWM's bij het IAWM uiterlijk op het einde van elk kwartaal een gedetailleerde afrekening van de in § 2 vermelde subsidieerbare rekeningen in. Bij de afrekening moeten bewijsstukken worden gevoegd. »

Art. 5.In artikel 11 van datzelfde besluit van de Regering worden de leden 2 en 3 met volgende tekst ingevoegd : « De in artikel 10bis vermelde opdrachtnemers kunnen aan hun reële verplaatsingskosten voor een afstand die niet groter mag zijn dan de afstand heen en terug tussen hun privé-woonplaats en het ZAWM, aan het ZAWM factureren op basis van de prijs van een ticket tweede klas van de Belgische spoorwegmaatschappij voor het betrokken traject. Dit zal slechts worden uitbetaald als de verplaatsing naar het ZAWM en terug minstens 20 km bedraagt.

Voor de in lid 2 vermelde ritten dienen de ZAWM's bij het IAWM na afloop van elk kwartaal een gedetailleerde afrekening van de in lid 2 vermelde subsidieerbare verplaatsingskosten in. Bij de afrekening moeten bewijsstukken worden gevoegd. »

Art. 6.Artikel 17 van datzelfde besluit van de Regering wordt door volgende bepaling vervangen : «

Art. 17.Subsidiëring van huurkosten van het ZAWM. Aan de ZAWM's kan met het oog op de aflossing van de pure kosten voor de huur van gebouwen of voor het gebruik van lokalen zonder bijkomende kosten, waarin opleidingen of voortgezette opleidingen voor de middenstand georganiseerd worden, een subsidie van maximaal 80 % van de aantoonbare uitgaven worden verleend.

De subsidie wordt verleend na de voorlegging van een schriftelijke, met redenen omklede aanvraag van het ZAWM en van het ontwerp van huurovereenkomst, het aanhangsel bij de huurovereenkomst of de overeenkomst over de terbeschikkingstelling van lokalen. Die aanvraag moet uiterlijk vier weken voor de ingebruikname van het gebouw of de lokalen bij het IAWM zijn ingediend.

Het IAWM onderzoekt de aanvraag aan de hand van de vereiste ruimte die voor het ZAWM uit de door het IAWM gesubsidieerde activiteiten en het hiervoor vereiste en gesubsidieerde personeel resulteert. »

Art. 7.Artikel 18 van datzelfde besluit van de Regering, gewijzigd door het besluit van de Regering van 17 april 2008, wordt door volgende bepaling vervangen : «

Art. 18.Kosten voor onderhoud, herstellingen, renovatie, nieuwbouw en uitrusting.

Bij de conform artikel 17 gehuurde lokalen kan het IAWM de volgende bijkomende kosten subsidiëren op basis van 80 % van de bewijsstukken voor die uitgaven : 1. kosten voor energievormen en water volgens het verbruik dat voor de gehuurde lokalen op basis van de lopende metingen is berekend;2. kosten voor verzekeringen voor het gebouw die verplicht zijn op basis van de huurovereenkomst of van de overeenkomstige wetgeving. Als de lokalen of het gebuw waarin de les wordt georganiseerd, eigendom van het ZAWM zijn, kan het ZAWM met het oog op de aflossing van de energie- en onderhoudskosten een forfait van 5,01 euro ontvangen per lesuur dat in het kader van de leertijd of van de opleiding tot ondernemingshoofd wordt gegeven.

Indien het gebouw wanneer de les wordt georganiseerd, eigendom is van het ZAWM, kan het ZAWM een bijkomend forfait van 2,47 euro per uur ontvangen. Dit forfait dient voor het subsidiëren van maatregelen voor herstelling, renovatie en nieuwbouw.

De Regering kan het in lid 3 vermelde forfait op voorstel van het IAWM voorzien van een coëfficiënt die niet groter dan 1,1000 mag zijn. De coëfficiënt wordt in verhouding tot de volgende parameters bepaald : 1. de rentevoet voor een lening voor herstellingswerken, renovatie of nieuwbouw;2. het bedrag van de lening;3. de beschikbare financiële middelen van het IAWM;4. de ontwikkeling van de leerlingenaantallen.»

Art. 8.Artikel 26 van datzelfde besluit van de Regering wordt door volgende bepaling vervangen : «

Art. 26.Presentiegeld voor technische beroepscommissies.

De presentiegelden (op basis van de bedragen zoals geïndexeerd op 1 januari 2009) voor technische beroepscommissies worden als volgt vastgelegd : 1. voor de deelname van experts en leraren aan de beroepscommissies van het IAWM : 27,83 euro per vergadering;2. voor de deelname van de door het IAWM bepaalde experts en leraren aan de technische beroepscommissies van de andere Belgische instituten die belast zijn met vorming voor de middenstand : 27,83 euro per vergadering;3. voor leraren in bijberoep die verplicht aan pedagogische studiedagen van het IAWM deelnemen : 63,56 euro per vergadering en 47,64 euro voor een tweede vergadering die op dezelfde dag plaatsvindt. Het IAWM bepaalt het bedrag van en de voorwaarden voor de volgende subsidies : 1. voor de kosten van leraren en socio-pedagogische geschoolde werknemers voor hun deelname aan interne bijscholingen van het IAWM;2. voor de kosten van leraren en socio-pedagogische geschoolde werknemers voor hun deelname aan externe bijscholingen.»

Art. 9.In artikel 27 van datzelfde besluit van de Regering worden de woorden "De in de artikelen 22, 23 en 24 vastgelegde subsidies" vervangen door de woorden "De in de artikelen 22, 23, 24 en 26bis vastgelegde subsidies".

Art. 10.In datzelfde besluit van de Regering wordt de bijlage vervangen door de bijlage bij voorliggend besluit.

Art. 11.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 januari 2009, met uitzondering van de artikelen 8 en 9, die op de datum van de publicatie van voorliggend besluit in werking treden, en met uitzondering van de artikelen 6 en 7, die op 1 januari 2008 in werking treden.

Art. 12.De Minister die bevoegd is voor Opleiding en Voortgezette opleiding in de middenstand, wordt met de uitvoering van voorliggend besluit belast.

Eupen, 4 juni 2009.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-president, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-president, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES

Bijlage bij het besluit van de Regering van 4 juni 2009 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen Bijlag e bij het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

Schaal-nummer

182

183

301

511

521

II

II+

Minimale kwalificatie

AOS/Ma

AOS/Ma

Ahks(1)/ MA(2)/AOS2

AHlS/AU

AHks

AOS/Ma

Ahks(1)/ MA(2)/AOS2

Spilleeftijd

22

22

22

24

24

22

22

Minimum

16.492,24

16.116,88

16.514,35

27.586,14

23.240,28

17.728,57

18.165,79

Maximum

26.978,07

26.595,21

29.229,68

44.677,31

39.700,40

26.595,21

29.229,68

Dienst- anciënniteit


0

16.492,24

16.116,88

16.514,35

27.586,14

23.240,28

17.728,57

18.165,79

1

17.022,19

16.646,80

17.066,30

28.329,20

23.938,32


2

17.552,14

17.176,72

17.618,25

29.072,26

24.636,36

18.467,45

19.087,78

3

18.082,09

17.706,64

18.170,20

29.815,32

25.334,40


4

19.206,33

20.009,77

5

18.810,72

18.435,27

19.075,50

31.166,41

26.640,40


6

19.945,21

20.931,76

7

19.547,47

19.164,61

19.997,68

32.517,50

27.946,40


8

20.684,09

21.853,75

9

20.290,53

19.907,67

20.920,88

33.868,59

29.252,40


10

21.422,97

22.775,74

11

21.033,59

20.650,73

21.844,08

35.219,68

30.558,40


12

22.161,85

23.697,73

13

21.776,65

21.393,79

22.767,28

36.570,77

31.864,40


14

22.900,73

24.619,72

15

22.519,71

22.136,85

23.690,48

37.921,86

33.170,40


16

23.639,61

25.541,71

17

23.262,77

22.879,91

24.613,68

39.272,95

34.476,40


18

24.378,49

26.463,70

19

24.005,83

23.622,97

25.536,88

40.624,04

35.782,40


20

25.117,37

27.385,69

21

24.748,89

24.366,03

26.460,08

41.975,13

37.088,40


22

25.856,25

28.307,68

23

25.491,95

25.109,09

27.383,28

43.326,22

38.394,40


24

26.595,21

29.229,68

25

26.235,01

25.852,15

28.306,48

44.677,31

39.700,40


26


27

26.978,07

26.595,21

29.229,68


(1) voor leraren algemene vakken;(2) voor leraren bijzondere vakken met drie jaar beroepservaring die houder zijn van een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid. Legende : OO : opleiding tot ondernemingshoofd.

HSO : diploma van het hoger secundair onderwijs.

HOKT : diploma van het hoger onderwijs van het korte type.

HOLT : diploma van het hoger onderwijs van het lange type.

DUO : diploma van het universitair onderwijs.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering van 4 juni 2009 tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opeldiing in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Eupen, 4 juni 2009.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : Der Minister-president, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Wekgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES

^