Etaamb.openjustice.be
Document van 02 maart 2009
gepubliceerd op 27 april 2009

Gemeenschappelijke verklaring van de Ministers van Volksgezondheid inzake het actieplan 2009-2010 voor de « Eliminatie van mazelen en rubella in België »

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2009024125
pub.
27/04/2009
prom.
02/03/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU


2 MAART 2009. - Gemeenschappelijke verklaring van de Ministers van Volksgezondheid inzake het actieplan 2009-2010 voor de « Eliminatie van mazelen en rubella in België »


Overwegende dat België een federale Staat is en dat de thema's in verband met volksgezondheid die op de agenda staan van de Europese Unie en bepaalde internationale organen zoals de Raad van Europa, de Wereldgezondheidsorganisatie, het Gezondheidscomité van de OESO, het ECDC, bevoegdheden betreffen van zowel de federale Staat, als de Gemeenschappen en de Gewesten.

Gelet op de respectieve bevoegdheden waarover de federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet beschikken op het gebied van het gezondheidsbeleid en in het bijzonder voor wat de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve geneeskunde betreft, overeenkomstig artikel 5, § 1, I, 1°, c) en 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Overwegende dat de eliminatie van mazelen en rubella tegen het jaar 2010 een van de doelstellingen is van het Europees Regionaal Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO);

Overwegende dat in januari 2003 het Comité voor de Eliminatie van Mazelen (en Rubella, sinds september 2006) in België werd opgericht en dat de samenstelling van dit comité werd goedgekeurd door de Interministeriële Conferentie in maart 2003;

Overwegende dat het actieplan voor de eliminatie van mazelen in België (april 2004) en het amendement voor de eliminatie van rubella in België (oktober 2006), opgesteld door het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België, werd goedgekeurd door de Interministeriële Conferentie in december 2006;

Overwegende dat het comité de leden van de Interministeriële Conferentie heeft geïnformeerd over de evolutie van het eliminatieproces in België en dat het eliminatieplan voor mazelen en rubella, alsook het activiteitenverslag van het comité voor het jaar 2007 werd overgemaakt aan de leden van de Interministeriële Conferentie;

Overwegende dat, om de doelstellingen van het eliminatieplan te halen, het comité rekent op het engagement van de bevoegde politieke autoriteiten voor het realiseren van de activiteiten;

Op grond van voorgaande overwegingen keurt de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid het actieplan 2009-2010 voor de « Eliminatie van mazelen en rubella in België » formeel goed.

Deze Verklaring werd opgemaakt en ondertekend te Brussel, op 2 maart 2009.

Voor de Federale Overheid : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX Voor de Vlaamse Regering : De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN Voor de Waalse Gewestregering : De Minister van Gezondheid, Sociale actie en Gelijkheid van Kansen, D. DONFUT Voor de Franse Gemeenschapsregering : De Minister van Gezondheid, Kinderen en Jeugdhulp, C. FONCK Voor de Duitstalige Gemeenschapsregering : De Minister van Vorming en Tewerkstelling, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, G. VANHENGEL Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, B. CEREXHE

Eliminatie van mazelen en rubella in België Actieplan 2009-2010 Epidemiologie v December 2008 v Brussel, België Intern referentienummer : IPH/EPIREPORTS, N° 2009-08 Depotnummer : D/2009/2505/008 Comité voor Eliminatie van Mazelen en Rubella in België Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel - België www.iph.fgov.be Inhoud Gebruikte afkortingen Samenvatting 1. Inleiding 2.Situatie in 2007-2008 2.1. Vaccinatiegraad 2.2. Surveillance 2.3. Geschatte incidentie 2.4. Risicogroepen 3. Doelstelling 4.Strategieën 5. Activiteiten 5.1. Vaccinatie 5.2. Surveillance 5.3. Informatie en sensibilisatie 5.4. Studies 6. Evaluatie en monitoring 7.Rol van de verschillende partners 8. Noodzakelijke middelen 9.Mogelijke problemen 10. Besluit Bijlage 1 : Samenstelling van het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België, november 2008 Bijlage 2 : Samenvattende tabel van de activiteiten voor 2009-2010 Vaccinatie Surveillance Informatie en sensibilisatie Gebruikte afkortingen CLB Centrum voor Leerlingen Begeleiding CRS Congenitaal Rubella Syndroom EIW European Immunisation Week HGR Hoge Gezondheidsraad K&G Kind en Gezin MBR1 Mazelen-Bof-Rubella vaccin, 1e dosis MBR2 Mazelen-Bof-Rubella vaccin, 2e dosis WGO Wereld Gezondheidsorganisatie WIV Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Samenvatting Het Europees regionaal bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) wil mazelen en rubella tegen 2010 uit de regio elimineren. Volgens de criteria die de WGO hanteert, heeft België deze doelstelling nog niet behaald. Om deze doelstelling te behalen is een moreel en financieel engagement nodig van alle betrokken partners. In dit rapport stelt het Comité voor Eliminatie van Mazelen en Rubella in België de bijkomende activiteiten voor die noodzakelijk zijn om tot eliminatie te komen (samengevat in bijlage 2).

In januari 2003 werd het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België opgericht. Het comité is verantwoordelijk voor het opvolgen van de situatie in België en doet een aanbeveling van de activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de eliminatiedoelstelling te behalen. In 2004 stelde het comité een nationaal actieplan voor de eliminatie van mazelen op. In november 2006 werd een addendum aan het plan toegevoegd, met activiteiten voor de eliminatie van rubella. Twee jaar voor het vooropgestelde jaar voor eliminatie wordt nagegaan waar België staat in het behalen van de doelstellingen en de realisatie van de aanbevolen activiteiten.

Voor de periode 2009-2010 worden bijkomende activiteiten voorgesteld op het vlak van vaccinatie, surveillance en informatie en sensibilisatie. Zo moet de vaccinatiegraad worden verhoogd aangezien de doelstelling van 95 % coverage bijna wordt gehaald voor de eerste dosis met het Mazelen-Bof-Rubella vaccin maar zeker nog niet voor de tweede dosis.

Er moeten oa. inhaalvaccinaties voorzien worden voor risicogroepen en op individueel niveau. De surveillance dient te worden versterkt voor een snelle en betrouwbare melding van elk geval. De seroprotectie van de bevolking moet verder worden opgevolgd en het medisch personeel en grote publiek moeten worden geïnformeerd en gesensibiliseerd. Het comité voorziet dat voor deze activiteiten de nodige middelen ter beschikking moeten worden gesteld, aangezien een gebrekkige financiering de uitvoering ervan in het gedrang brengt.

De eliminatie van mazelen en rubella voor 2010 is haalbaar, maar bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk. Aan alle betrokken partners wordt gevraagd zich hiertoe te verbinden en de eliminatiedoelstelling als een prioritaire opdracht te beschouwen. 1. Inleiding Mazelen is een zeer besmettelijke virale aandoening, waarbij in 10 tot 20 % van de gevallen complicaties optreden.Rubella is een goedaardige virale aandoening, maar de weerslag op de volksgezondheid berust risico's voor het (ongeboren) kind nl. het risico op een miskraam, een doodgeboorte of de geboorte van een kind met het congenitaal rubella syndroom (CRS).

Het Europees Regionaal Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) wil mazelen en rubella tegen 2010 uit de regio elimineren.

Eliminatie houdt in dat er geen langdurige transmissie meer is van het virus en dat een (eventueel geïmporteerd) geval geen aanleiding geeft tot verspreiding van de aandoening. Daarvoor is vaccinatie van minstens 95 % van de bevolking met 2 dosissen van het mazelenvaccin en minstens 1 dosis van het rubellavaccin vereist.

In januari 2003 werd het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België opgericht. Het comité is verantwoordelijk voor het opvolgen van de situatie in België en doet een aanbeveling van de activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de eliminatiedoelstelling te behalen. Jaarlijks wordt een verslag opgesteld voor de WGO. In 2004 stelde het comité een nationaal actieplan voor de eliminatie van mazelen op. In november 2006 werd een addendum aan het plan toegevoegd, met activiteiten voor de eliminatie van rubella. De prioriteiten van het plan zijn het verhogen van de vaccinatiegraad tot 95 % voor beide dosissen van het mazelen- en rubellavaccin en het opzetten van een efficiënt surveillancesysteem van mazelen en rubella met bevestiging van de diagnose door het Nationaal Laboratorium voor Mazelen en Rubella (WIV, afdeling Virologie).

Twee jaar voor het vooropgestelde jaar voor eliminatie is het nuttig om te kijken waar België staat in het behalen van de doelstellingen en de realisatie van de aanbevolen activiteiten. In functie van de realisaties en lacunes, moeten nieuwe activiteiten voorgesteld worden voor de periode 2009-2010. 2. Situatie in 2007-2008 2.1. Vaccinatiegraad Volgens de recentste vaccinatiegraadmetingen uitgevoerd in de verschillende regio's is de vaccinatiegraad voor de eerste dosis mazelen-bof-rubella vaccin (MBR) 94 % in Vlaanderen (2005), 89 % in Wallonië (2006) en 91 % op het Brussels grondgebied (2006). Voor de tweede dosis is de vaccinatiegraad 65 % tot 84 %, waarbij personen zonder vaccinatiekaart als niet gevaccineerd worden beschouwd.

Op basis van deze gegevens wordt de nationale vaccinatiegraad in België geschat op 92 % voor de eerste dosis en op (minstens) 77,5 % voor de tweede dosis (gewogen gemiddelde 2005-2006).

De doelstelling van 95 % wordt bijna gehaald voor de eerste dosis.

Voor de tweede dosis is de nodige 95 % coverage nog ver van bereikt.


2.2. Surveillance In Vlaanderen is er enkel meldingsplicht van mazelen en rubella in het kader van de regelgeving voor de CLB's. De Franse Gemeenschap sluit aan bij de Europese beslissing 2119/98/CE (met o.a. verplichte melding van mazelen en rubella), zoals blijkt uit een bijlage van een brief met informatie over de vogelgriep, verstuurd naar alle artsen in januari 2006. In praktijk worden er echter weinig gevallen gemeld.

Sinds oktober 2002 gebeurt de surveillance van mazelen via het surveillancesysteem van infectieziekten bij kinderen (PediSurv) van het WIV, door kinderartsen in België en door huisartsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deelname aan de surveillance is vrijwillig. Gemiddeld werkt 40 % van de artsen mee, en 80 % van de ziekenhuizen met een afdeling kindergeneeskunde. De gegevens die verzameld worden via PediSurv worden aangevuld met gegevens van bevestigde gevallen van mazelen door een peilnetwerk van laboratoria en meldingen van gevallen van mazelen in scholen aan de gezondheidsinspecteurs van de gemeenschappen.

Voor rubella bestaat er sinds januari 2007 een melding van gevallen van congenitaal rubella syndroom (CRS) via PediSurv.

Mazelen en rubella zijn nog steeds geen verplicht te melden aandoeningen in België, behalve in het kader van de controle van infectieziekten in scholen.


2.3. Geschatte incidentie Aan de hand van de gegevens van de verschillende surveillancebronnen wordt de incidentie van mazelen in Wallonië in 2007 geschat op 7 gevallen per miljoen inwoners en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 16 gevallen per miljoen inwoners. Als men de epidemie van mazelen die in Antwerpen plaatsvond niet meetelt, was de geschatte incidentie van mazelen in Vlaanderen 5 gevallen per miljoen inwoners in 2007.

Maar door een uitbraak in Joodse gemeenschappen in Antwerpen is de incidentie veel hoger, namelijk 57 gevallen per miljoen inwoners.

In 2007 werden geen gevallen van CRS gemeld.

De incidentie van mazelen is in alle regio's nog steeds > 1 geval per miljoen inwoners.

De incidentie van CRS is < 1 geval per 100 000 levende geboorten.


2.4. Risicogroepen Personen of groepen met een verhoogd risico om mazelen te krijgen in België zijn : oudere kinderen en jonge volwassenen (5 tot 30 jaar oud, op basis van seroprevalentiegegevens), gezondheidswerkers in ziekenhuizen, reizigers, leerlingen van antroposofische scholen en rondtrekkende populaties zoals de Roma. Ondanks het feit dat mazelen nog geen verplicht te melden ziekte is, werd in 2007-2008 een uitbraak gedetecteerd bij orthodoxe Joodse gemeenschappen in Antwerpen en een vaccinatiecampagne uitgevoerd. Mogelijks bestaan er nog andere ongekende risicogroepen.Er werd geen verbetering genoteerd van het percentage vrouwen op vruchtbare leeftijd die geen antistoffen hebben voor rubella tussen de seroprevalentiestudie in 2002 en in 2006.

Behalve een vaccinatiecampagne in Joodse gemeenschappen in Antwerpen, werden er nog geen specifieke maatregelen genomen om risicogroepen beter te beschermen tegen mazelen en rubella.


3. Doelstelling In overeenstemming met de eliminatiedoelstelling van de WGO de inheemse overdracht van mazelen en rubella in België tegen 2010 stopzetten en het congenitaal rubella syndroom voorkomen (geen inheemse gevallen van CRS). Dit heeft als resultaat : o een daling van het aantal sterfgevallen; o een daling van het aantal complicaties; o een daling van het aantal gevallen; o een vermindering van de financiële last. 4. Strategieën Om deze algemene doelstelling te bereiken zijn verschillende strategieën noodzakelijk op het vlak van vaccinatie, surveillance, informatie en sensibilisatie. Vaccinatie : - Bereiken van een vaccinatiegraad voor de eerste dosis MBR-vaccin (aanbevolen leeftijd 12 maanden) van minstens 95 %, in de drie gewesten van België. - Bereiken van een vaccinatiegraad voor de tweede dosis van het vaccin (aanbevolen leeftijd 11-13 jaar) van minstens 95 % in de drie gewesten van België.

Dit impliceert tevens : - het beter bereiken van de risicogroepen; - de versterking van het aanbod van inhaalvaccinatie zowel op systematisch als op individueel niveau; - optimalisatie van de vaccinatiekalender;

Surveillance : - Actualisatie van de vaccinatiegraadmeting voor 2 dosissen van het MBR-vaccin voor het hele land. - Versterking van de surveillance voor verdachte gevallen van mazelen, inclusief bevestiging van de diagnose door het nationaal laboratorium. - Surveillance van de immuniteit tegen mazelen en rubella via een nauwgezette opvolging van de specifieke antistoffen bij de bevolking (seroprevalentie). - Versterking van de rapportering van gevallen van CRS. Informatie en sensibilisatie : Het verkrijgen van voldoende kennis over de eliminatiedoelstelling en het bestaan van een actieplan en het belang van vaccinatie met het MBR-vaccin bij het grote publiek, het medisch personeel en de politieke autoriteiten. 5. Activiteiten. Op basis van de bovenvermelde strategieën worden volgende concrete activiteiten voorgesteld : 5.1. Vaccinatie 1) Verhogen van de vaccinatiegraad tot minstens 95 % voor beide dosissen van het MBR vaccin : - Het systematische aanbod van beide dosissen van het MBR-vaccin moet verhoogd worden.Elk contact met leerlingen, ouders, lesgevers en gezondheidswerkers moet gebruikt worden om het belang van vaccinaties te benadrukken. - In samenwerking met Kind en Gezin (K & G) en de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) moet gezocht worden naar een systeem om op eenvoudige en goedkope wijze niet opgedaagde kinderen voor vaccinatie een herinnering te sturen (b.v. via SMS). 2) Inhaalvaccinaties voor onvoldoende beschermde leeftijdsgroepen en risicogroepen - Er moet een lijst opgesteld worden van gekende risicogroepen, en een inschatting van de grootte van de groep.Niet gesubsidieerde scholen zonder opvolging door een CLB moeten ook gerepertorieerd worden. - Voor de gekende risicogroepen en privéscholen moet een systematische vaccinatiestrategie uitgewerkt worden. - Vrouwen in het postpartum die niet beschermd zijn tegen rubella, moeten systematisch een MBR-vaccin aangeboden krijgen. Huisartsen, gynaecologen en vroedvrouwen moeten gemobiliseerd worden om vooral bij deze risicogroep aandacht te hebben voor rubella-vaccinatie. Een verhoging in het vaccinatieaanbod bij deze risicogroep moet vervolgens worden geëvalueerd. 3) Inhaalvaccinaties op individueel niveau - Schoolartsen, huisartsen, kinderartsen en bedrijfsartsen (vooral in ziekenhuizen) moeten worden aangespoord om bij elk contact de vaccinatiestatus voor MBR na te kijken, en zo nodig een vaccin voor te stellen, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad (HGR). - Aan alle personen geboren tussen 1976 en 1990 (minst beschermde leeftijdsgroepen volgens seroprevalentiestudies die de school hebben verlaten) wordt indien nodig een inhaalvaccinatie aangeboden., dit zonder dat een bijkomende diagnostische test moet worden uitgevoerd.

Prioriteit moet gegeven worden aan leerkrachten en ziekenhuispersoneel. 4) Optimalisatie van de vaccinatiekalender - De langdurige protectie na MBR2 vaccinatie dient te worden geëvalueerd aan de hand van een literatuurstudie (zie verder). - De noodzaak tot het vervroegen van de leeftijd waarop MBR2 wordt toegediend moet worden geëvalueerd door de HGR. Het vervroegen van de leeftijd waarop de 2e dosis MBR wordt toegediend verhoogt de garantie om te komen tot de beoogde vaccinatiegraad van 95 %. Implementatie van deze activiteit vraagt echter tijd en gedurende een periode van 6 à 10 jaar (naargelang de leeftijd van toediening van de 2e dosis, op 2 jaar of op 6 jaar) moeten 2 geboortecohorten gevaccineerd worden per jaar.

Bij het vastleggen van de aangewezen leeftijd mag men niet negatief interfereren met andere mogelijke wijzigingen van de vaccinatiekalender in de nabije toekomst. - De noodzaak om vanaf een bepaalde leeftijd 2 dosissen MMR aan te bevelen moet worden geëvalueerd door de HGR. 5.2. Surveillance De resultaten van surveillance moeten gebruikt worden voor het opvolgen van het vaccinatiebeleid en het eliminatieproces, en voor het bijsturen van het beleid. 1) Actualisatie van de vaccinatiegraadmeting MBR1 en MBR2 : - De vaccinatiegraad voor MBR1 (op de leeftijd van 12 maanden), voor MBR2 (op de leeftijd van 11-13 jaar) en voor de inhaalvaccinaties (op de leeftijd van 5-6 jaar en 15-16 jaar) moet regelmatig opgevolgd worden via vaccinatiegraadmetingen.De Vlaamse Gemeenschap publiceert in 2009 de resultaten van een studie in 2008. De Franse Gemeenschap voert in 2009 een vaccinatiegraadmeting uit bij kinderen van 12 tot 18 maanden en bij adolescenten. Voor Brussel moet een follow-up voorzien worden van de vaccinatiegraadmeting voor MBR1 en een studie voor MBR2.

Voor de Duitstalige Gemeenschap zijn geen afzonderlijke gegevens beschikbaar en moet er een studie gebeuren (zie verder). - Het gebruik van een vaccinatie databank, waarbij de uitwisselbaarheid van de gegevens tussen de gemeenschappen verzekerd is, zal de kwaliteit van de gegevens verbeteren. Het bestaande Vaccinnet van de Vlaamse Gemeenschap staat open voor alle vaccinatoren en het gebruik ervan zal verder worden gestimuleerd. De Franse Gemeenschap zou binnen 1 à 2 jaar over een gelijkaardige geïnformatiseerde databank voor vaccinaties moeten beschikken. 2) Versterken van de surveillance van gevallen van mazelen : - Verdachte en bevestigde gevallen van mazelen moeten binnen de 24 uur gemeld worden aan de bevoegde diensten via een systeem van verplichte melding, in de 3 gewesten.Artsen en laboratoria moeten hierover duidelijk ingelicht worden. - Voor elk mogelijk geval van mazelen moet zo snel mogelijk en bij voorkeur binnen de 2 werkdagen contact genomen worden met de arts om eventueel bijkomende maatregelen te voorzien en indien nodig bijkomende gegevens op te vragen bij de patiënt zelf (of zijn ouders). - De diagnose van mazelen moet bevestigd worden door een test in een laboratorium voor alle geïsoleerde gevallen en voor elke nieuwe transmissieketen bij een cluster. - Tegen 2010 moet het genotype gekend zijn voor alle geïsoleerde gevallen van mazelen en voor minstens één geval van elke transmissieketen van een cluster. - Er moeten richtlijnen opgesteld worden voor de investigatie van een geïsoleerd geval en van een cluster van gevallen, met richtlijnen voor contact tracing, vaccinatie van contacten, laboratoriumonderzoek en epidemiologische gegevens die opgevraagd moeten worden. - Alle gevallen van mazelen moeten worden opgenomen in een beveiligde database. Het WIV staat in voor de centralisatie van de geanonimiseerde gegevens, de schatting van de incidentie voor België en het doorsturen van deze data naar de WGO. 3) Surveillance van de immuniteit tegen mazelen en rubella : - Om een epidemie van mazelen te voorkomen stelt de WGO de volgende percentages van niet-immune personen voor volgens leeftijdsgroep : o < 15 % bij de 1-4 jarigen; o < 10 % bij de 5-9 jarigen; o < 5 % bij de oudere leeftijdsgroepen.

Volgens de seroprevalentiestudies in 2002 en 2006 werden deze percentages niet bereikt en de leeftijdsgroep 5-30 jaar behoort tot de risicogroep waarbij de circulatie van mazelen mogelijk blijft. De aanwezigheid van antistoffen tegen mazelen in deze leeftijdsgroepen moet verder opgevolgd worden via een seroprevalentiestudie. - Voor rubella toonden de seroprevalentiestudies tonen aan dat bij vrouwen tussen 15 en 39 jaar de prevalentie van beschermende antistoftiters onvoldoende is.

Rubella-antistoffen bij vrouwen op vruchtbare leeftijd moeten verder opgevolgd worden via een seroprevalentiestudie. 4) Versterking van de rapportering van gevallen van CRS : - Een diagnose van rubella bij een zwangere vrouw moet bevestigd worden via een andere techniek dan serologie, en het kind moet opgevolgd worden om CRS uit te sluiten.5) Versterken van de activiteiten van het nationaal laboratorium om labo-bevestiging te faciliteren : - Het nationaal laboratorium moet niet invasieve technieken kunnen aanbieden voor de diagnose van mazelen en rubella.De volgende testen moeten kunnen uitgevoerd worden : serologie voor mazelen en rubella op bloed en speeksel;

PCR voor mazelen en rubella op naso-faryngaal vocht en speeksel, genotypering van het mazelenvirus. - Voor zwangere vrouwen moeten specifieke testen ter beschikking gesteld worden voor de bevestiging van een acute rubella-infectie. - Ontwikkelen van rubella PCR op amnionvocht - Tegen 2010 moeten alle positieve laboratoriumtesten wijzend op acute mazelen of rubella infectie bevestigd worden door het nationaal laboratorium. 5.3. Informatie en sensibilisatie.

Alle betrokkenen, politieke autoriteiten, gezondheidswerkers en het grote publiek, moeten op de hoogte zijn van de eliminatiedoelstelling voor mazelen en rubella in het kader van de doelstelling van de WGO, het bestaan van een actieplan en het belang van vaccinatie met het MBR vaccin. 1) Steun verkrijgen van de politieke autoriteiten : - De bevoegde autoriteiten in België moeten ervan overtuigd worden dat mazelen en rubella niet vanzelf uitgeroeid zullen worden, via regelmatige informatie over uitbraken in België en in Europa. - Het activiteitenrapport 2007 van het comité en het actieplan 2009-2010 moeten goedgekeurd worden op de Interministeriële Conferentie. Goedkeuring van het plan houdt in dat alle betrokkenen de verantwoordelijkheid nemen om de voorgestelde activiteiten uit te voeren en ze daarvoor voldoende middelen ter beschikking stellen. - Aan de bevoegde ministers wordt gevraagd een actief standpunt in te nemen en deze doelstelling op te nemen in hun beleid. 2) Informeren en sensibiliseren van het medisch personeel : - De HGR wordt gevraagd een advies op te stellen voor de vaccinatie met het MBR-vaccin bij volwassenen en deze op te sturen naar alle vaccinatoren. - De eliminatiedoelstelling en informatie over MBR vaccinatie moet worden opgenomen in de basisopleiding van artsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen en in de permanente vorming, na overleg met de verschillende faculteiten. - Er moet regelmatig informatie worden verspreid over de eliminatiedoelstelling en over MBR vaccinatie in gespecialiseerde tijdschriften voor het medisch personeel. - Een informatieve brief over de eliminatie van mazelen en rubella en MBR vaccinatie moet worden verstuurd naar beroeps- en wetenschappelijke verenigingen (huisartsen, bedrijfsartsen, kinderartsen, gynaecologen en vroedvrouwen). - Er moet regelmatig informatie worden verspreid naar de laboratoria over de activiteiten van het nationaal laboratorium voor mazelen en rubella. 3) Informeren en sensibiliseren van het grote publiek : - De algemene bevolking moet verder ingelicht worden over mazelen en rubella, en het belang van vaccinatie, via informatiecampagnes, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse Europese Vaccinatieweek (European Immunisation Week, EIW). - Gekende risicogroepen moeten juiste en gericht informatie krijgen over het belang van mazelen en rubella vaccinatie, via specifieke kanalen. 5.4. Studies Om zeer gerichte aanbevelingen te kunnen doen over vaccinaties en met zekerheid te kunnen aantonen dat mazelen en rubella niet meer circuleren in België tegen 2010 moeten volgende studies uitgevoerd worden : 1) Seroprevalentiestudie voor mazelen en rubella in 2010 : Informatie over het voorkomen van antistoffen bij de algemene bevolking in 2010 moet aantonen dat catch-up vaccinatie van de onvoldoende beschermde leeftijdsgroepen gebeurde, en moet identificeren in welke leeftijdsgroepen mazelen of rubella nog kunnen circuleren.2) Vaccinatiegraadmeting : In Brussel moet een follow-up studie gebeuren voor de vaccinatiegraad voor MBR1 en een studie voor de vaccinatiegraad voor MBR2.Voor de Duitstalige Gemeenschap werden nog nooit aparte gegevens opgevraagd en dient een vaccinatiegraadmeting te gebeuren voor MBR1 en MBR2. 3) Literatuurstudie : Via een literatuurstudie moet informatie verzameld worden over de langdurige protectie voor mazelen en rubella na de 2e dosis vaccin. Deze informatie is belangrijk voor de discussie over de meest aangewezen leeftijd voor de toediening van de 2e dosis MBR. 4) Analyse van de evolutie van genotypes : Door het bepalen van het genotype voor alle individuele gevallen van mazelen in België kan men de circulatie van verschillende genotypes in Europa en wereldwijd mee helpen in kaart brengen (project MeaNS van de WGO).6. Evaluatie en monitoring : De uitvoerig van de voorgestelde activiteiten zal gebeuren door het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België via het opvolgen van deze indicatoren : - Nationale vaccinatiegraad MBR1 en MBR2; - Incidentiecijfer voor mazelen; - Percentage uitbraken van mazelen met bevestiging door laboratoriumonderzoek; - Percentage gerapporteerde gevallen van mazelen met essentiële gegevens (leeftijd en vaccinatiestatus); - Surveillancerapporten voor mazelen; - Incidentiecijfer voor CRS; - Volledig en snel onderzoek van gemelde clusters van gevallen van rubella; - Surveillancerapporten voor CRS; - Seroprevalentie van mazelen en rubella. 7. Rol van de verschillende partners : 1) FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu : Als lidstaat van de Europese Regio van de WGO heeft België zich ertoe verbonden om mazelen en rubella te elimineren tegen 2010.De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu moet een ondersteuning geven aan de verschillende partners (gemeenschappen, WIV, Nationaal laboratorium en Comité) zodat de doelstelling van eliminatie kan bereikt worden. 2) Gemeenschappen : De gemeenschappen zijn bevoegd voor de primaire preventie van infectieziekten (vaccinatie), en voor de aanpak en profylaxe van infectieziekten.Vaccinatie tegen mazelen en rubella, het uitvoeren van vaccinatiegraadmetingen en het onderzoek van outbreaks van beide aandoeningen zijn dus de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen. 3) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) : Het WIV, afdeling epidemiologie staat in voor het secretariaat van het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België.Zolang mazelen geen verplicht te melden aandoening is in beide gemeenschappen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebeurt de surveillance van mazelen en CRS verder door de surveillance systemen PediSurv en het netwerk van peillaboratoria van het WIV. Het WIV centraliseert de gegevens over alle individuele gevallen van mazelen en CRS in België en meldt deze gegevens via Euvac.Net aan de ECDC en aan de WGO. Bij een uitbraak van mazelen of rubella kan het WIV ondersteuning geven voor de investigatie.

Op verzoek kan het WIV ook verder instaan voor de investigatie van individuele gevallen van mazelen en CRS (contact met meldende arts en met patiënt). 4) Nationaal laboratorium voor mazelen en rubella : Het Nationaal Laboratorium voor mazelen en rubella is verantwoordelijk voor : - de bevestiging van de diagnose voor verdachte gevallen van mazelen; - de bevestiging van de diagnose voor verdachte gevallen van rubella; - de bevestiging van de diagnose voor verdachte gevallen van CRS; - de bevestiging van het resultaat voor alle testen die uitgevoerd worden door perifere laboratoria; - het identificeren van het genotype voor alle bevestigde gevallen van mazelen (tegen 2010). 5) Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België : Het Comité is verantwoordelijk voor het opvolgen van de uitvoering van de activiteiten die voorgesteld werden in het actieplan voor de eliminatie van beide aandoeningen in België.Het Comité kan ook aanbevelingen formuleren voor de gemeenschapen, de FOD, de werkgroep Vaccinatie van de Hoge Gezondheidsraad en andere betrokken instellingen en werkgroepen.

Het Comité komt minstens twee maal per jaar samen en stelt jaarlijks een activiteitenverslag op voor de Interministeriële Conferentie en de WGO. 8. Noodzakelijke middelen Voor de uitwerking van de strategieën worden alle bevoegde instanties gevraagd om de nodige middelen te voorzien.Voor elke concrete activiteit, zoals catch-up vaccinaties, studies, informatiecampagnes, moet een financiering voorzien worden. Verder moet de werking van het secretariaat van het comité en van het nationaal laboratorium voor mazelen en rubella gefinancierd worden.

Het comité voorziet dat voor de volgende activiteiten en studies een afzonderlijke financiering moet worden bekomen : - verhogen van de vaccinatiegraad; - inhaalvaccinatie van risicogroepen en onvoldoende beschermde leeftijdsgroepen; - evaluatie van de protectie na MBR2; - actualisatie van de vaccinatiegraadmetingen; - ontwikkelen en optimaliseren van een vaccinatie databank; - versterking van de surveillance van gevallen van mazelen; - ontwikkelen van een databank voor de registratie van mazelen; - seroprevalentiestudie in 2010; - ontwikkeling van niet invasieve technieken voor diagnose van mazelen en rubella; - sensibilisatie van het medisch personeel; - sensibilisatie van het grote publiek en van risicogroepen. 9. Mogelijke problemen - De nodige middelen moeten ter beschikking worden gesteld aangezien een gebrekkige financiering de uitvoering van de activiteiten in het gedrang brengt. - Ondanks punctuele contacten met de mogelijke risicogroepen blijkt dat sommige groepen moeilijk te bereiken zijn (rondtrekkende Roma-populaties, mensen zonder papieren...). Bovendien bleek in 2007-2008 dat er nog steeds niet geïdentificeerde risicogroepen bestaan (orthodoxe Joodse gemeenschappen) en de mogelijkheid bestaat dat er zich nog epidemieën zullen voordoen in andere nog niet gekende risicopopulaties. 10. Besluit Vier van de zes regio's van de WGO hebben een doelstelling voor de eliminatie van mazelen (en rubella).De Regio van Noord- en Zuid-Amerika heeft deze doelstelling al behaald met enkel nog importgevallen met beperkte transmissie.

Voor de Europese regio wil de WGO de eliminatiedoelstelling bereiken binnen twee jaar, in 2010. Volgens de criteria die de WGO hanteert, is mazelen nog niet geëlimineerd in België.

De eliminatie van mazelen en rubella zal echter niet bereikt worden zonder bijkomende activiteiten die in dit rapport werden voorgesteld.

Het Comité voor de eliminatie van mazelen en rubella blijft de situatie in België opvolgen en spoort de diverse partners aan om de nodige middelen te voorzien en actie te ondernemen.

Bijlage 1. - Samenstelling van het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België, november 2008 Voorzitter Prof. Dr. P. Goubau (UCL) Secretaris : Dr. M. Sabbe (Afdeling Epidemiologie, WIV), sinds 1/11/2008.

Dr. T. Lernout (Afdeling Epidemiologie, WIV), tem 31/10/2008 Leden : Dr. J. Bots (GGC Brussel Hoofdstad).

Dr. M. Coppens (FOD Sociale Zaken en Volksgezondheid).

Dr. J. de Roubaix (Communauté française).

Dr. G. Hendrickx (VVK) Mevr. V. Hutse (Afdeling Virologie, WIV) Mevr. A. Jumiaux (Communauté française).

Prof. Dr. J. Lévy (Hôpital Saint-Pierre).

Dr. S. Lokietek (Communauté française).

Dr. A. Naessens (VUB).

Dr. E. Padalko (UG).

Dr. D. Reynders (FOD Sociale Zaken en Volksgezondheid).

Dr. P. Schelstraete (BVVK).

Dr. B. Swennen (Communauté germanophone /ULB).

Dr. H. Theeten (CEV, UA).

Dr. G. Top (Vlaamse Gemeenschap).

Dr. P. Tréfois (SSMG).

Prof. Dr. P. Van Damme (CEV, UA).

Dr. Frans Govaerts (Domus Medica).

Prof. Dr. M. Van Ranst (HGR, werkgroep vaccinaties).

Prof. Dr. H. Van Oyen (Afdeling Epidemiologie, WIV).

Dr. J. Waegenaere (GGC Brussel Hoofdstad) Bijlage 2. - Samenvattende tabel van de activiteiten voor 2009-2010 VACCINATIE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^