gepubliceerd op 09 juli 2021
Besluit van de Regering tot wijziging van het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
1 JULI 2021. - Besluit van de Regering tot wijziging van het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 7;
Gelet op het decretale deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 10 december 2020;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies, goedgekeurd bij het decreet van 12 december 2019;
Gelet op het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 6 april 2021;
Gelet op de aanvraag om advies binnen een termijn van dertig dagen die op 26 mei 2021 bij de Raad van State werd ingediend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet binnen die termijn werd verstrekt;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de wijzigingen van het onderhavige besluit beperkt blijven tot kleine of systeemconforme aanpassingen van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en dat zij dus geen algemene draagwijdte hebben; dat de wijzigingen niettemin een zekere urgentie hebben om de continuïteit van de openbare dienstverlening en de grootst mogelijke rechtszekerheid voor de burgers, de ondernemingen en de administraties te waarborgen; dat het in die omstandigheden aangewezen is het advies van de Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening niet in te winnen, overeenkomstig artikel D.I.4, § 1, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
Overwegende de Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie;
Overwegende de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1070 van de Commissie van 20 juli 2020 tot vaststelling van de kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik krachtens artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie;
Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.
Art. 2.In artikel R.II.23-1 van het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed".
Art. 3.[Geldt alleen voor de Duitse tekst.]
Art. 4.In artikel R.II.36-5 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "een deel" vervangen door de woorden "minstens een derde"; 2° er wordt een bepaling onder 6° ingevoegd, luidende: "6° het wateroppervlak ligt door boombeplanting gedeeltelijk in de schaduw."
Art. 5.In artikel R.II.36-9, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed";2° in de bepaling onder 3° worden de woorden "mat zadeldak" vervangen door de woorden "mat lessenaarsdak of zadeldak".
Art. 6.In artikel R.II.36-11 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed";2° in het tweede lid wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed";3° in het derde lid, 2°, wordt het woord "toegangsweg" vervangen door het woord "openbare toegangsweg".
Art. 7.§ 1 - In artikel R.IV.1-1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een bepaling onder 2.1 ingevoegd, luidende: "2.1 gebouw: zelfstandig bruikbaar, overdekt bouwwerk dat door mensen kan worden betreden en dat geschikt of bestemd is om mensen, dieren of zaken te beschermen;" 2° in de bepaling onder 4° worden de woorden ", ter verfraaiing" opgeheven;3° in de bepaling onder 7° wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed";4° in de bepaling onder 11° worden de woorden "in elkaars nabijheid" vervangen door de woorden "in elkaars werkelijke nabijheid, zonder daarom aan elkaar te grenzen";5° in de bepaling onder 12° wordt het woord "eigendom" vervangen door het woord "goed";6° in de bepaling onder 13° wordt het woord "secundair volume" telkens vervangen door het woord "aanbouwvolume"; 7° er wordt een bepaling onder 14° ingevoegd, luidende: "14° zwemvijver: een om te zwemmen of te baden kunstmatig aangelegd stilstaand watervlak met beplantingen, waarvan het water biologisch en niet-chemisch gereinigd wordt;" 8° er wordt een bepaling onder 15° ingevoegd, luidende: "15° graveltuin: een tuinstrook die zich niet beperkt tot een weg en die bedekt is met stenen zoals steenslag, split, grind, geëxpandeerde klei van ongeacht welke afmeting, oorsprong, kleur of vorm, waarbij de stenen het belangrijkste vormgevingsmiddel of bodembedekkingsmiddel zijn en planten niet of slechts in gering aantal voorkomen;" 9° er wordt een bepaling onder 16° ingevoegd, luidende: "16° bouwwerk: een door mensen opgerichte constructie die met de ondergrond verbonden is en slechts moeilijk daarvan los te maken is of die op zijn minst op de ondergrond steunt." 10° er wordt een bepaling onder 17° ingevoegd, luidende: "17° draadloos toegangspunt met klein bereik: draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, die gebruikmaakt van radiospectrum en aan de gebruikers toegang tot elektronischecommunicatienetwerken in de zin van artikel 4, 43°, van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen verleent, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is, die deel uitmaakt van een elektronisch communicatienetwerk en uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact.Een draadloos toegangspunt met klein bereik bestaat uit verschillende operationele onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een radiofrequentie-eenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en een behuizing." § 2 - De tabel van hetzelfde artikel, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 18 juni 2020, wordt vervangen als volgt:
Handelingen/werken/ installaties
Omschrijving/eigenschappen
Vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning
Met een geringe impact
Verplichte tussenkomst van een architect niet vereist
A
Wijziging van de bouwschil van een gebouw (isolatie, opgaande muren, dak, openingen)
1
De plaatsing van de materialen voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken vormen de bouwschil van het gebouw of de vervanging ervan door andere materialen om de vigerende energienormen onder de volgende voorwaarden te bereiken: a) de materialen hebben hetzelfde buitenaanzicht; b) de bijkomende laag bedraagt niet meer dan 0,30 m c) indien het goed valt onder de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of betreffende de gebouwen in landelijk gebied, of de artikelen R.II.36-6 à R.II.36-9, D.II.37, § 4, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 à R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, stemmen de kleuren en materialen overeen met de betrokken aanduidingen en voorschriften.
x
x
2
De plaatsing van fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen of de vervanging van fotovoltaïsche of niet-fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen door fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de artikelen R.II.36-6 tot R.II.36-9, R.II.37-3, R.II.37-4 en R.II.37-7 tot R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, de kleuren in overeenstemming zijn met de betrokken aanduidingen en voorschriften.
x
x
3
Beplanting van één of meer gevels die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of van één of meer groendakken op een bestaand gebouw of een bestaande installatie.
x
x
4
Het schilderen, bepleisteren, zandstralen of opnieuw voegen van een bestaand bouwwerk dat een wijziging van het bouwvolume of de architectuur als gevolg heeft.
x
x
5
De plaatsing of vervanging van materialen voor gevelbekledingen en dakbedekkingen door materialen voor bekledingen die niet voldoen aan de in de punten 1 tot en met 3 genoemde voorwaarden.
x
x
6
De vervanging van deuren of ramen in de opgaande muren of in de daken door deuren of ramen met als doel het bereiken van de vigerende energienormen.
x
x
7
Het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende gevel of het overeenstemmende dakvlak; het sluiten of wijzigen dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak.
x
x
8
Het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover: a) Het sluiten, openen of wijzigen niet uitgevoerd wordt in een opgaande muur gelegen op de rooilijn en/of waarvan het plan gericht is op de verbindingsweg van het betrokken hoofdgebouw; b) het sluiten of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur; c) elke opening of wijziging afzonderlijk op maximum één verdieping wordt uitgevoerd; d) als het goed valt onder een gewestelijk of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met de handeling overeen.
x
x
9
Het sluiten, openen of wijzigen van deuren en ramen die in totaal (alle openingen op hetzelfde niveau) niet meer dan een vierde van de lengte van de desbetreffende gevel of het desbetreffende dakvlak bedragen en die de in de punt 7 en 8 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
10
De installatie of vervanging van schoorstenen of schoorsteenkanalen, regengoten of regenpijpen, afvoersystemen voor installaties zoals afzuigkappen en verwarmingsketels, op voorwaarde dat, wanneer het goed onderworpen is aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw die betrekking hebben op de beschermde gebieden van bepaalde gemeenten op het gebied van stedenbouw of op gebouwen in landelijk gebied, de handelingen en werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze handleiding.
x
x
11
De plaatsing of vervanging van de in punt 10 genoemde elementen die niet aan de voorwaarden voldoen.
x
x
12
De afbraak of het weghalen van de in de punten 10 en 11 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
B
Verbouwing van een bestaand gebouw
1
De vervanging van de dragende structuur van een dak zonder wijziging van het gebouwde volume en voor zover de punten A1 en A7 worden gerespecteerd.
x
x
2
De verbouwing zonder vergroting van een bestaand gebouw met het oog op de creatie van meerdere ruimten die niet bestemd zijn voor bewoning, voor zover de handelingen en werken, in voorkomend geval, vermeld worden in de punten A1, A2, A3, A6, A7, A8 en A10.
x
x
3
De verbouwing zonder vergroting van een bestaand, niet in de punten 1 en 2 bedoeld gebouw, die geen gevolgen heeft voor de dragende structuur van het gebouw.
x
x
4
Verbouwing met vergroting van een bestaand gebouw overeenkomstig de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of overeenkomstig de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw om een ruimte in te richten die niet bestemd is voor bewoning, voor zover volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn: a) slechts één aanbouwvolume per goed en er is niet meer dan één veranda op het goed; b) de grondoppervlakte van de uitbreiding bedraagt hoogstens 40,00 m2 en is: i) ofwel een aanbouwvolume zonder verdieping en kelder; ii) ofwel de verlenging van het hoofdvolume en het zo gevormde geheel heeft geen verdieping en geen kelder; c) de uitbreiding wordt uitgevoerd met materialen in soortgelijke kleurtonen als die van het bestaande gebouw; d) de uitbreiding bevindt zich minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grenzen.
x
x
5
De verbouwing van een bestaand gebouw dat voldoet aan de cumulatieve voorwaarden opgenomen in punt 4 en dat niet overeenstemt met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.
x
6
Het plaatsen van een buitentrap
x
x
7
Het plaatsen/opstellen van een ventilatiesysteem of airconditioningsysteem.
x
x
8
De verbouwing van een ander bestaand gebouw dan dat bedoeld in punt 1 tot 7 voor zover de grondinneming van het gevormde geheel maximum verdubbeld wordt en de hoogte van de druiplijst en/of de hoogte van de dakopstand van het bestaande gebouw niet overschreden wordt.
x
9
De afbraak of verwijdering van een aanbouwvolume, een buitentrap of een airconditioningsinstallatie voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
C
Veranda
1
Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. Slechts één per goed en er is niet meer dan één aanbouwvolume op het goed. Gelegen : leunt tegen een bestaand gebouw, aan de achterkant van dat gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg. Ligging : op minstens 2,00 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte van 40,00 m2.
Volumetrie: zonder verdieping, plat dak of hellend dak met één of meer hellende vlakken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdvolume onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) druiplijst: 3,00 m; b) nokhoogte: 5,00 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen : lichte structuur en wanden hoofdzakelijk van glas of van polycarbonaat zowel in de opgaande muren als in de daken
x
x
2
De bouw van een veranda met een maximale oppervlakte van 40,00 m2 die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult
x
x
3
De afbraak van een veranda voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
D
Creatie van één of meerdere woningen
1
De creatie van een woning in een gebouw voor zover de verbouwingshandelingen en -werken de verplichte tussenkomst van een architect niet vereisen.
x
x
2
De creatie van een woning die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult, of de creatie van meerdere woningen in een gebouw.
x
E
Plaatsing van technische installaties en bouw of heropbouw van een bijgebouw zoals: ? garage, ? atelier, ? poolhouse, ? opslagplattform ? geprefabriceerde gebouwen...
1
Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. Slechts één bijgebouw per goed. Niet-bestemd voor bewoning. Gelegen: ? Behalve als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, wordt het aan de achterkant van een bestaand gebouw opgericht. ? Als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, is dit volume rechtstreeks verbonden met de openbare weg en het gevelaanzicht aan de straatkant van het bijgebouw is niet gelegen verder dan het gevelaanzicht van het hoofdgebouw aan de achterkant. Ligging: op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie: zonder verdieping, plat dak of hellend dak met één of meer hellende vlakken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau, voor zover de dakgoot of de dakopstand op dezelfde hoogte is als de dakgoot of de dakopstand van het hoofdvolume onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: hout voor de opgaande muren of elk ander materiaal met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.
x
x
2
Plaatsing, verbouwing, vergroting van een technische installatie in de zin van artikel R.IV.1-2, tweede lid, met inbegrip van een kuip, die een functionele eenheid met de bestaande onderneming vormt. Hoogstens drie per goed. Gelegen : in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van een legale bestaande installatie of een legaal bestaand gebouw; c) op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant; d) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; e) op minimum 10,00 m van een waterloop; f) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; g) de werken vereisen niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: de totale gecumuleerde oppervlakte van de plaatsing en uitbreiding van technische installaties die van de vergunning zijn vrijgesteld, bedraagt minder dan 100,00 m2. Hoogte : maximum 10,00 m en lager dan het hoogste gebouw op het goed.
x
x
3
Bouw, verbouwing, vergroting van een gebouw of plaatsing of verplaatsing van geprefabriceerde gebouwen, met inbegrip van de buitentrap, niet-bestemd voor bewoning en een functionele eenheid vormend met de bestaande onderneming. Gelegen: in een bedrijfsruimte.
Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) binnen een straal van 30,00 m van een legale bestaande installatie of een legaal bestaand gebouw; c) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; d) op minimum 10,00 m van een waterloop; e) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte;f) de werken vereisen niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: de gecumuleerde totale oppervlakte van de bouw, van de vergroting of van het geprefabriceerde gebouw vrijgesteld van vergunning bedraagt 75,00 m2. Volumetrie: één verdieping maximum, plat dak of dak met een hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken.Maximale hoogte van de dakopstand of van de nok: 7,00 m en lager dan of even hoog als het hoogste gebouw op het goed. Materialen: met dezelfde kleurschakering als die van de bestaande gebouwen.
x
x
4
De installatie van een opslagplatform, voor zover die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft. Eén opslagplatform per goed. Gelegen: in een bedrijfsruimte. Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg; b) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen; c) op minimum 10,00 m van een waterloop; d) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte;e) ze vereist niet het vellen van bomen, hagen of alleeën in de zin van artikel D.IV.4. 11°. Maximale oppervlakte: 75,00 m2.
x
x
5
De bouw van een bijgebouw of de plaatsing van een technische installatie die niet in de punten 1 tot en met 4 wordt bedoeld of die niet voldoet aan de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde voorwaarden, die niet bestemd is voor huisvesting en die een functionele eenheid vormt met een of meer bestaande constructies, op voorwaarde dat de grondinneming van het zo gevormde geheel ten hoogste verdubbeld wordt.
x
x
6
De afbraak of de verwijdering van een bijgebouw, van een technische installatie, van een bouw of van een geprefabriceerd gebouw zoals bedoeld in de punten 1 tot 5 voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of de verwijdering afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
F
Carport, toegang en parkeerplaats
1
Eén carport per goed. Ligging: a) verbonden met de openbare weg; b) het gevelaanzicht mag niet hoger uitkomen dan het gevelaanzicht aan de achterkant van het hoofdgebouw Maximale oppervlakte: 40,00 m2.
Volumetrie: plat dak of dak met één hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken Maximale hoogten: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: a) Structuur bestaande uit houten, betonnen of metalen palen of op pijlers met materialen vergelijkbaar met de bekleding van het bestaand gebouw of met dezelfde kleurschakering. b) dak met één of verschillende hellingen met materialen vergelijkbaar met die van het hoofdgebouw.
x
x
2
Elke andere carport die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult
x
x
3
De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde carport voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
4
De parkeerplaatsen in de open lucht en hun toegang tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) ze zijn gelegen in de omgeving van een legaal bestaand gebouw en vormen samen met dat gebouw een functionele eenheid; b) ze zijn verbonden met de openbare weg; c) ze bestaan uit waterdoorlatende en onderbroken materialen; d) zij hebben een maximale oppervlakte van 300,00 m2; e) zij vereisen geen significante wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3, punten 1° tot en met 5°, 7° tot en met 9°, 11°, 12° en 15°.
x
x
5
De andere dan in punt 4 bedoelde paden en parkeerplaatsen die in de open lucht en in de omgeving van een legaal bestaand gebouw of van een legaal bestaande installatie liggen en die daarmee een functionele eenheid vormen.
x
x
G
Tuinhuisje/berging
1
Slechts één tuinhuisje of berging per goed. Ligging: a) in de ruimtes van hoven en tuinen; b) ofwel niet-zichtbaar vanaf de openbare weg, ofwel gelegen aan de achterkant ten opzichte van de openbare toegangsweg. Ligging: minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 20,00 m2. Volumetrie: dak met één hellend vlak of dak met meerdere hellende vlakken of plat dak.
Maximale hoogten: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: van hout of elk ander materiaal met een kleurschakering gelijk aan het gebouw of de omgeving waarop het betrekking heeft.
x
x
2
De tuinhuisjes of bergingen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
3
De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes of bergingen voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
H
Zwembad/zwemvijver
1
Opbouwzwembad of zelfdragend zwembad: Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg. Ligging: minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
x
x
2
Geheel of gedeeltelijk ingegraven zwembad, alsook elke veiligheidsinrichting met een maximale hoogte van 2,00 m rond het zwembad: a) slechts één per goed; b) al dan niet overdekt door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt voor zover de nokhoogte kleiner is dan 3,50 m; c) voor privé-doeleinden; d) de afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg. Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte (watervlak): 75,00 m2
x
x
2.1
Zwemvijver: a) slechts één per goed; b) niet overdekt; c) voor privé-doeleinden; d) de voor deze zwemvijver afgegraven aarde brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen, niet-zichtbaar vanaf de openbare weg.
Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte (totale oppervlakte zwemgedeelte en filtergedeelte): 100,00 m2
x
x
3
De zwembaden of zwemvijvers die de in de punten 1, 2 en 2.1 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
4
Het weghalen, de afbraak of de opvulling van de in de punten 1 tot 3 bedoelde zwembaden of zwemvijvers, voor zover het sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving en voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.
x
x
I
Poel en vijver
1
Slechts één per goed. Ligging: buiten een locatie die erkend is krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud (met uitzondering van een beheermaatregel "BE5-verbindingsweide" of "B11-akkerland" en antropogene elementen in een Natura 2000-locatie).
Ligging: Watervlak minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale wateroppervlakte: 100,00 m2. De afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het goed. Met uitzondering van poelen en vijvers in de ruimtes van hoven en tuinen moet het wateroppervlak door boombeplanting gedeeltelijk in de schaduw liggen.
x
x
2
De vijvers en poelen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
3
De verwijdering of de opvulling van de vijvers en poelen bedoeld in punt 1 voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.
x
x
J
Inrichtingen, accessoires en meubilair
1
Het plaatsen van luifels, zonneschermen of daken van een terras op de begane grond, aangrenzend of geïsoleerd. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen. Maximale hoogte: 3,50 m. Maximale totale oppervlakte van al deze inrichtingen: 40,00 m2. Ligging: minimum op 2,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.
x
x
2
Het plaatsen van in de bodem verankerd of ingebouwd tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen, plantenbakken, sierfonteinen, watertuinen, kinderspelletjes, structuren voor leibomen. Het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond vallende lichtbundel van de lampen niet over de gemeenschappelijke grenzen heen straalt. De speel- en sportterreinen uit waterdoorlatende materialen en de apparaten die strikt nodig zijn voor het gebruik van die terreinen. Gelegen ofwel in de ruimtes van hoven en tuinen, ofwel in de omgeving van een gebouw gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied dat een functionele eenheid vormt met dat gebouw. Maximale hoogte: 3,50 m.
x
x
3
De aanleg van paden van waterdoorlatende materialen en van terrassen in de omgeving van één of meerdere bouwwerken op grondniveau en die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 vereist, met uitzondering van graveltuinen.
x
x
3.1
Aanleg van graveltuinen met maximaal 8 m2 bedekte tuinoppervlakte per tuin (buiten de wegen).
x
x
3.2
Aanleg van graveltuinen met een totale oppervlakte per tuin van meer dan 8 m2 (buiten de wegen).
x
x
4
Het plaatsen van plantenserres die een maximale oppervlakte van 20,00 m2 hebben.
x
x
5
Zolang ze het goed niet afbakenen: a) De aanleg van afsluitingen die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, eventueel bevestigd op een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, ofwel uit palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20,00 cm en de installatie van deuren, poorten of hekjes met een maximale hoogte van 2,00 m b) de bouw en de wijziging van steunmuren, met inbegrip van schanskorven, met een maximale hoogte van 0,70 m; c) de bouw en de wijziging van muren met een maximale hoogte van 2,00 m die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of die ten opzichte van de openbare toegangsweg aan de achterkant van het gebouw liggen.
x
x
6
De in de bodem verankerde of ingebouwde inrichtingen, accessoires, tuinmeubilair, niet bedoeld in de punten 1 tot 5 of die de in de punten 1 tot 5 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
7
De afbraak, de verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
K
Microwoningen in de zin van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen
1
De plaatsing van de geprefabriceerde of als kit geleverde microwoningen.
x
2
De plaatsing van microwoningen niet bedoeld in punt 1 voor zover zij : a) zonder verdieping zijn;b) een oppervlakte van minder dan 40,00 m2 hebben; c) een maximale hoogte van 2,50 m onder een kroonlijst hebben, 3,50 m op de nok en, indien van toepassing, 3,20 m aan de dakopstand.
x
L
Hernieuwbare energieën Modules voor de productie van elektriciteit of warmte
1
Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en waarbij wordt tegemoetgekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen: Zonne-energie: a) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden; b) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden; c) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden; o Warmtepompen: a) in de grond; b) met een maximaal capaciteitsvolume van één m[00b3]; c) op minstens 15,00 m afstand van het volgende woongebouw gelegen of met een geluiddempende omkasting; d) niet zichtbaar vanaf de openbare toegangsweg. x
x
2
Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte uit een hernieuwbare energiebron waarmee op hetzelfde goed gelegen bouwwerken, installaties of gebouwen rechtstreeks bevoorraad worden en die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen.
x
x
3
De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 2 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
M
Omheiningen
1
Het plaatsen van doorzichtige afsluitingen met een maximale hoogte van 2,00 m die ofwel bestaan uit palen die met elkaar verbonden zijn door draad of draadgaas en met eventueel een hoogstens 0,70 m hoge betonplaat of muur als basis, of die met elkaar verbonden zijn door houten verbindingselementen. De bouw of de wijziging van steunmuren van minder dan 0,70 m hoog, met inbegrip van schanskorven; Het plaatsen van deurtjes, hekjes of poorten met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op het goed mogelijk blijft.
x
x
2
Het plaatsen van afsluitingen, deurtjes, poorten of hekjes die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen of die niet bedoeld zijn in punt 1.
x
x
3
De bouw of de wijziging van steunmuren met een hoogte van meer dan 0,70 m of afsluitingsmuren in de omgeving van een legaal bestaand gebouw of een legaal bestaande installatie.
x
x
4
De afbraak of het weghalen van de in de punten 1 tot 4 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
N
Hokken voor één of meerdere dieren met inbegrip van de bijenstallen en mestvloeren
1
Een of meerdere bijenstallen per goed. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
x
x
2
Een of meerdere hokken voor dieren per goed. Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen. Ligging: a) minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen b) bij grote dieren op minimum 20,00 m van elke naburige woning c) bij grote dieren niet gelegen in de zichtlijn die loodrecht staat op de achtergevel van een naburige woning.
Maximale totale oppervlakte van alle hokken voor dieren op het goed: 25,00 m2 voor één of meerdere hokken. Volumetrie: zonder verdieping; een dak met één helling, een dak met twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of een plat dak. Maximale hoogte berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau: a) druiplijst: 2,50 m; b) nokhoogte: 3,50 m; c) in voorkomend geval, hoogte van de dakopstand: 3,20 m. Materialen: hout of traliewerk of vergelijkbaar met de materialen van het bestaande hoofdgebouw. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale en sectorale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
x
x
3
De aanleg van een mestvloer. Gelegen ten minste 20,00 m van een andere woning dan die op het goed. Ligging: op een afstand van minimum 10,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Hoogte: op de begane grond.
Maximale oppervlakte: 10,00 m2.
x
x
3.1
De aanleg van een mestvloer die de voorwaarden van punt 3 niet vervult.
x
x
4
De plaatsing of de bouw van hokken voor dieren die de voorwaarden van de punten 1 tot 2 niet vervullen.
x
x
5
De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde hokken, bijenkorven en mestvloeren voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
O
Landbouwbedrijven
1
De bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgt
x
x
2
De aanleg van een mestvloer. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant. Ligging: op een afstand van minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Hoogte: de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren bedraagt niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf.
x
x
3
Het plaatsen van geheel of gedeeltelijk ingegraven watertanks of giersilo's. Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant en buiten het woongebied. Ligging: a) op minimum 10,00 m van elke bevaarbare of niet-bevaarbare waterloop; b) op minimum 3,00 m van het openbaar domein. Hoogte: De bovenhoogte van de steunmuren bedraagt niet meer dan 0,70 m.
x
x
3.1
Het plaatsen van een flexitank voor vloeibare mest, per bedrijf en per seizoen, voor een maximumduur van vier maanden, voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt.
x
x
3.2
Het plaatsen van flexitanks voor vloeibare mest die de voorwaarden van punt 3.1 niet vervullen.
x
x
4
Het plaatsen van tunnelserres bestemd voor de teelt van de landbouw- en tuinbouwgewassen en die na de teelt worden weggehaald.
x
x
5
Anti-hagelnetten die een in de grond verankerde structuur impliceren en het plaatsen van tunnelserres die de in de punten 1 tot 4 bedoelde voorwaarden niet vervullen.
x
x
6
Het plaatsen van een installatie voor waterwinning in een niet-bevaarbare of niet-ingedeelde waterloop die uitsluitend bestemd is voor het drinken van vee
x
x
6.1
Het plaatsen van veepassages over onbevaarbare waterlopen, voor zover noch de bedding, noch de oever veranderd worden en voor zover een voorafgaande schriftelijke vergunning werd aangevraagd bij de beheerder van de waterloop en - in een krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend gebied - bij de luidens die wet bevoegde overheid. De passages dienen uitsluitend om vee te laten oversteken (geen machines). Maximale breedte: 3,00 m
x
x
7
De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 tot 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
P
Tijdelijke bouwwerken en installaties
1
De tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover de bouwplaats onafgebroken plaatsvindt.
x
x
2
Het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter met inbegrip van de desbetreffende parkeerplaatsen in de openlucht voor een maximumduur van negentig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt.
x
x
3
De plaatsing van commerciële installaties, op het openbaar domein, of op het private domein op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een bestaande activiteit, met inbegrip van de bijbehorende buitenparkeerplaatsen, voor een periode van maximaal zestig dagen, op voorwaarde dat de installaties voldoen aan de gemeentelijke en gewestelijke handleiding voor stedenbouw en dat op het einde van de periode het goed terugkeert in zijn oorspronkelijke staat.
x
x
4
Het tijdelijk plaatsen van installaties die nodig zijn om een ontheemde activiteit onder te brengen, voor de duur van de handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, op voorwaarde dat de werkzaamheden ononderbroken worden voortgezet en dat na het verrichten van de handelingen en werken of het verstrijken van de vergunning de installaties worden verwijderd.
x
x
5
De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
Q
Uithangborden en reclamezuilen
1
Het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen
x
x
2
De verwijdering of het weghalen van de in punt 1 bedoelde uithangborden en reclamezuilen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
R
Hoogzitten en uitkijkposten
1
In bosgebied, in gebied aanpalend aan bosgebied en in landbouwgebied, de houten of uit mat metaal gemaakte hoogzitten en andere uitkijkposten bedoeld in artikel 1, § 1, 9°, van de jachtwet van 28 februari 1882. Maximale bruikbare oppervlakte: 4,00 m2
x
x
1.1
Hoogzitten en uitkijkposten in bosgebied, in het gebied aanpalend aan het bosgebied en in landbouwgebied die de voorwaarden van punt 1 niet vervullen
x
x
2
De verwijdering van de hoogzitten en uitkijkposten bedoeld in punt 1 of punt 1.1 voor zover de afval voortvloeiend uit het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
S
Bomen, hagen en wijziging van de beplanting
1
De bebossing of de ontbossing
x
x
2
Onverminderd artikel R.IV.4-4, de kerstbomenteelt
x
x
3
Voor zover artikel D.IV.4, eerste lid, 11°,een rol speelt: het kappen van een haag over een doorlopende lengte van minder dan 2,50 m om één enkele toegang tot een bestaande woning te creëren.
x
x
4
Het vellen van hoogstammige alleenstaande bomen, van een haag of het vellen van een, meerdere of alle bomen van een allee in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 11°.
x
x
5
Het vellen, het toebrengen van schade aan het wortelstelsel of de wijziging van het aspect van een waardevolle boom, struik of haag in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 12°.
x
x
6
Het rooien of wijzigen van de beplanting in elk gebied bedoeld in artikel R.IV.4-11.
x
x
7
Het vellen van bomen bedoeld in de punten 4 tot 6 dat het voorwerp uitmaakt van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid.
x
x
T
Wijziging van het bodemreliëf
1
De merkbare wijziging van het bodemreliëf voor het boren of nemen van bodemmonsters in het kader van een geotechnisch onderzoek, een geologische prospectie- of bodemverontreinigingsonderzoek.
x
x
2
De merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 binnen een straal van 30,00 m van een legaal bestaande installatie.
x
x
3
Voor de uitvoering van een actieprogramma voor rivieren door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak als bedoeld in artikel D. 33/3 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt: a) opvulmateriaal of uitgegraven materiaal dat niet meer dan 50,00 centimeter hoog is en dat zich op een maximale afstand van 6,00 m van de top van de oever van een waterloop bevindt, ook in gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat;b) het storten en verspreiden van producten die het gevolg zijn van de ruimingswerken van een waterloop
x
x
U
Gebruik van een terrein voor opslag en voor mobiele installaties
1
Gewoonlijk grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 15°, b), om een "ruimte voor de ontvangst op de hoeve'' in de zin van artikel 252/1.D van het Waalse Wetboek van Toerisme te creëren, met inbegrip van de installatie of de transformatie van de grondleidingen die nodig zijn voor het onderhoud van het terrein, op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met het decreet en de reglementaire vereisten van het gewestplan.
x
x
2
Een terrein doorgaans gebruiken voor: a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen; b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten.
x
x
V
Structuur die als toeristische en vrijetijdslogies dient
1
De plaatsing van één of meerdere mobiele kampeerverblijven in de zin van artikel 1 D, 2° van het Waalse Wetboek van Toerisme, tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het mobiele kampeerverblijf heeft een maximale oppervlakte van 50,00 m2; b) de plaatsing of constructie ervan vereist geen belangrijke wijziging van het bodemreliëf; c) het is gelegen : - in een toeristisch kampeerterrein of in een kampeerterrein op de hoeve dat is toegestaan volgens het Waalse Wetboek van Toerisme; - in een caravanterrein dat is toegestaan krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen; - in een camping die is toegestaan krachtens het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen.
x
x
2
De bouw van een terras met of zonder balustrade dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 249 BWR, eerste lid, 3° en tweede lid van het Waalse Wetboek van Toerisme op een toeristisch kampeerterrein.
x
x
3
De bouw van blokhutten of het plaatsen van tenten, tipi's, joerten en luchtbellen in een bosgebied.
x
x
4
Het weghalen of de afbraak van de in de punten 1 tot 3 bedoelde toeristische of vrijetijdslogies, terrassen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
W
Handelingen en werken op het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen
1
Voor zover de wegbedding niet verbreed wordt, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden, trottoirs, eilandjes en openbare plaatsen uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen en, voor openbare plaatsen, voor zover dat de handelingen en werken niet leiden tot een toename van de oppervlakte van de verhardingen van ondoordringbaar materiaal.
x
x
2
De plaatsing, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de radarinstallaties, relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen.
x
x
3
De plaatsing, de verplaatsing, de verbouwing, de uitbreiding, of de verwijdering van vloeistofnetwerken (met een druk van ten hoogste 20 bar voor gas), energie (met een spanning van ten hoogste 70 KV voor elektriciteit) en telecommunicatienetwerken die in het publieke domein zijn aangebracht, verankerd, ondersteund of overhangend, met inbegrip van privé-aansluitingen, hulpelementen en bijbehorende uitrusting zoals palen, technische kasten, pylonen en palen met een maximale hoogte van 14,00 meter.
x
x
4
De tijdelijke weginrichtingen met een maximale duur van vijf jaar.
x
x
5
De werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke creatie of verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd, ongeacht of deze werkzaamheden al dan niet leiden tot een versmalling van de wegbedding.
x
x
6
Het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes, elektrische aansluitpunten, containers, al dan niet ingegraven en bestemd voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afval.
x
x
7
De werken voor de inrichting van de ruimtes bestemd voor de beplantingen.
x
x
8
De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de signalisatie-elementen : a) de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer; b) de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer, het parkeren of de snelheid beperkt worden; c) de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten; d) de niet-overdekte installaties voor het parkeren van tweewielers; e) de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie.
x
x
9
De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van inrichtingen voor de openbare verlichting.
x
x
10
Voor zover ze niet onderworpen worden aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeente inzake stedenbouw, de plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de volgende reclameborden: a) de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte; b) de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt.
x
x
11
Het aanbrengen of de wijziging van de wegmarkeringen.
x
x
12
De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van verkeersdrempels.
x
x
13
Het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van funderingen en inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals rails, verbindingen, ballast, palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers.
x
x
14
Het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector.
x
x
15
De hokjes voor de reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer.
x
x
16
De plaatsing of de verplaatsing van brievenbussen.
x
x
17
De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van beelden, gedenktekens en andere kunstwerken geplaatst door de overheid of op bevel van de overheid.
x
x
18
Het aanleggen, vernieuwen of verwijderen van kunstwerken voor de bescherming van de oevers in een niet-bevaarbare waterloop, met uitzondering van gemetselde muren, op een lengte van niet meer dan 100,00 m en een maximale hoogte van 2,00 m.
x
x
X
Riolering, leiding en netten buiten het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen, boringen en waterwinningen
1
Het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, alsook het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de eventuele afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom; b) die inrichtingen hebben betrekking op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van het goed en zijn uitsluitend gelegen op bedoeld goed.
x
x
2
De privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen.
x
x
3
Het plaatsen van bovengrondse tanks.
x
x
4
De invoering of de versterking van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen in een reeds ingerichte technische locatie tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de ontworpen werken zijn eigen aan de functie van de locatie; b) de bestaande installaties, gebouwen, bouwwerken en bedekking zijn legaal; c) de werken beogen de bouw van een gebouw niet;d) de grondinneming beperkt de bestaande isoleringsomtrekken of voorzieningen niet.
x
x
5
De boringen van putten of waterwinningen.
x
x
6
In de niet-bebouwingsgebieden, en voor zover geen vergunning vereist is in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, 6°, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem voor zover het terrein niet gelegen is in een locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de Natura 2000-locaties, of blootgesteld aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals bedoeld in artikel D.IV.57, 3°.
x
x
7
De installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovengrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen en de bijkomende en bijbehorende uitrustingen wanneer ze buiten het openbare domein gelegen zijn.
x
x
8
Het weghalen van de in de punten 1 tot 7 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
Y
Telecommunicatie, kabeltelevisie, glasvezel, gas, elektriciteit
1
De vervanging van technische installaties of technische kasten door technische installaties of technische kasten van een kleiner of gelijkwaardig volume.
x
x
2
De vervanging van bestaande antennes door antennes met een gelijke, of kleinere of grotere afmeting op voorwaarde dat de totale hoogte van de mast niet verhoogd wordt en dat de nieuwe antennes een maximale hoogte van 3,00 m hebben.
x
x
3
De vervanging van een pyloon of een bestaande paal door een zo hoge pyloon of paal van hetzelfde type geïnstalleerd op dezelfde locatie.
x
x
4
De plaatsing van een technische kast op een plat dak, op voorwaarde dat ze vanaf de weg niet-zichtbaar is, dat ze gelegen is op een afstand van minstens een anderhalf keer de hoogte van de kast vanaf de dakopstand.
x
x
5
De plaatsing of de vervanging van technische kasten naast een pyloon of een paal geplaatst op de bodem of in een technisch lokaal gelegen in de nabijheid van een mast geplaatst op een dak.
x
x
6
De aanleg van technische installaties om de stabiliteit en de veiligheid van bestaande installaties evenals hun goede werking te verzekeren.
x
x
7
De plaatsing van antennes of radiogolven, technische kasten en installaties tijdens culturele, sport-, recreatie- of commerciële evenementen, geplaatst voor een maximale duur van 90 dagen op voorwaarde dat deze antennes of golven, kasten en installaties niet meer dan 15 dagen voor het begin van het evenement geplaatst worden en dat ze uiterlijk 15 dagen na het einde van het evenement weggehaald worden.
x
x
8
De verplaatsing en/of de heropbouw van antennes of radiogolven, ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovengrondse leidingen en van technische kasten en installaties om dringende redenen, om redenen van veiligheid of openbaar belang onvoorzienbaar uit hoofde van de beheerder, de tijd nodig om alle vereiste vergunningen voor de verplaatsing en/of de heropbouw van de locatie te krijgen.
x
x
9
De tijdelijke verplaatsing van een bestaande installatie om de continuïteit van de diensten te verzekeren in geval van werken uitgevoerd door de eigenaar van de oorspronkelijke structuur voor de uitsluitende duur van de werken.
x
x
10
De plaatsing van installaties zoals antennes, radiogolven, technische kasten en installaties voor zover ze gelegen zijn binnen gebouwen, bouwwerken of bestaande structuren of overdekt met materialen die lijken op de bestaande materialen.
x
x
11
De plaatsing van radiogolven met een maximale diameter van 90,00 cm op een bestaande pyloon of een legaal bestaande mast op een dak.
x
x
11.1
Plaatsen van draadloze toegangspunten met klein bereik die volledig en veilig in hun draagconstructie geïntegreerd worden en dus onzichtbaar zijn voor het publiek.
x
x
11.2
Plaatsen van draadloze toegangspunten met klein bereik die aan volgende voorwaarden voldoen: a) Het totale volume van het voor het grote publiek zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met klein bereik voor gebruik door een of meer radiospectrumgebruikers bedraagt maximaal 30 liter; b) Het totale volume van de voor het grote publiek zichtbare delen van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een afzonderlijk begrensd oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, bedraagt maximaal 30 liter; c) Indien het antennesysteem en andere onderdelen van het draadloze toegangspunt met klein bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, een digitale processor, een opslageenheid, een koelsysteem, stroomvoorziening, bekabeling, backhaulonderdelen of onderdelen voor aarding en bevestiging, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk gedeelte daarvan dat het maximale volume van 30 liter overschrijdt, aan het zicht van het grote publiek onttrokken; d) Het draadloze toegangspunt met klein bereik is visueel consistent met de draagconstructie, heeft een omvang die in verhouding staat tot de totale omvang van de draagconstructie, een coherente vorm, neutrale kleuren die passen bij of overgaan in de draagconstructie, en verborgen kabels, en is visueel niet storend in combinatie met andere draadloze toegangspunten met klein bereik die al zijn geïnstalleerd op dezelfde locatie of op aangrenzende locaties; e) Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik vereisen geen structurele versterking van de draagconstructie; Draadloze toegangspunten met klein bereik waarvan het equivalent isotropisch uitgestraald vermogen 10 watt bedraagt, mogen bovendien alleen worden geïmplementeerd in de buitenruimte of in grote binnenruimten met een minimale plafondhoogte van vier meter, waarbij het laagste uitstralende onderdeel van de antenne zich in een publiek toegankelijke ruimte op ten minste 2,2 meter hoogte moet bevinden.
x
x
12
Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Ligging: ? ofwel verankerd op een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg of minstens 4,00 m achter de rooilijn ? ofwel verankerd in de grond of op een dakdeel en gevestigd aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de openbare toegangsweg. Maximale oppervlakte: 1,00 m2. Materialen: de antenne vertoont een kleurschakering die gelijk is aan die van haar draagbasis.
x
x
13
Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne). Ligging: op een plat dak.
Maximale hoogte: 5,00 meter, met inbegrip van de steun, en de hoogte is kleiner dan de afstand tussen de installatie en de dakopstand.
Maximale oppervlakte: 1,00 m2.
x
x
14
Het plaatsen van een in de punten 1 of 2 bedoelde antenne die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 of 2 niet vervult.
x
x
15
De plaatsing van antennes en van de behuizing voor radiomodules op afstand op een bestaande pyloon verankerd op de bodem of op legaal bestaande mast op een dak op voorwaarde dat de afstand maximum 1 m is in het geval van een pyloon en maximum 40 cm in het geval van een mast en dat de hoogte van de pyloon of van de mast niet overschreden is.
x
x
16
De plaatsing van antennes tegen een bestaande gevel met maximum één antenne ( met inbegrip van de actieve elementen die nodig zijn voor de aansluiting ervan), over zes strekkende gevelmeters, of op een bestaande puntgevel met maximum één antenne per puntgevel, of op een schoorsteen op voorwaarde dat die antennes een kleur gelijk aan de bedekking van de gevel of van de puntgevel heeft.
x
x
17
De plaatsing van antennes op het plat dak of het plat gedeelte van het dak van een gebouw op voorwaarde dat ze een maximale hoogte van 3 meter, met inbegrip van de steun, hebben, dat die hoogte kleiner is dan de afstand tussen de installatie en de lagere kant of de rand van het dak of de dakopstand en dat het gebouw minstens 12,00 m hoog is.
x
x
18
De plaatsing op de gevel of bovengronds van elektronische of numerieke communicatiekabels en leidingen en van verbindingsdozen voor zover de kleur neutraal en discreet is en voor zover het tracé van de kabel de bouwkundige lijnen van de woning volgt, zoals de raamdorpel, de kroonlijst, de verbindingen tussen de gevels, de lagere kant of de rand van het dak, de dakopstand.
x
x
19
De plaatsing van de antenne van een radioamateur in de zin van het ministerieel besluit van 9 januari 2001 betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs.
x
x
20
Het plaatsen op het openbaar domein van steunen met een maximale diameter van 30,00 cm en een maximale hoogte van 8,00 meter voor technische telecommunicatieapparatuur en antennes, met inbegrip van radiogolven met een maximale diameter van 90,00 cm, met een afstand van niet meer dan 40,00 cm.
x
x
21
De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 tot 20 bedoelde elementen, voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.
x
x
Z
Militaire domeinen
1
De uitvoering van defensieve werken van operationele aard of die strategisch geheim moeten blijven, ten behoeve van het ministerie van Defensie en waarvan de lijst gezamenlijk wordt opgesteld door de Minister van Defensie en de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening
x
x
Art. 8.In artikel R.IV.4-1 van hetzelfde Wetboek wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Als de bestemming van een goed in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 7°, geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd, gaat het om de omschakeling in woongebruik van op de begane grond van de straat gelegen ruimten in een bestaand bouwwerk die worden gebruikt voor de verkoop of ruil van goederen en diensten of voor een drinkgelegenheid, ongeacht de grootte van de ruimten en zelfs indien daarbij geen nieuwe woning wordt gecreëerd."
Art. 9.In artikel R.IV.4-4, tweede lid, 3°, b), van hetzelfde Wetboek wordt het woord "a)" vervangen door het woord "b)".
Art. 10.In artikel R.IV.4-5, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "geplant worden" vervangen door het woord "geplant zijn";2° (Geldt alleen voor de Duitse tekst).
Art. 11.Artikel R.IV.4-6 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.IV.4-6 - Hagen en alleeën De haag bedoeld in artikel D.IV.4, 11°, b), voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden: 1° ze bestaat voornamelijk uit inheemse soorten;2° ze heeft een onafgebroken lengte van minstens tien meter;3° de maximale breedte tussen de buitenste stamvoeten bedraagt tien meter. De allee bedoeld in artikel D.IV.4, 11°, b), voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden: 1° ze telt minstens tien hoogstammige bomen die in ten minste één rij staan; 2° de maximale afstand tussen elke boom is veertig meter."
Art. 12.In artikel R.IV.4-8 van hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid, 2°, vervangen als volgt: "2° de hagen uit voornamelijk inlandse soorten die sedert meer dan dertig jaar op het openbaar domein van de wegen geplant zijn."
Art. 13.In artikel R.IV.4-10, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 3°, wordt het woord "gesteltakken" vervangen door de woorden "levende gesteltakken"; 2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt: "4° het inkorten van takken die op het snoeipunt een omtrek van meer dan dertig centimeter hebben;" 3° het eerste lid, 8°, wordt aangevuld met de woorden ", behalve als dit elk jaar of om de twee jaar gebeurt;doorgroeiende bomen mogen niet worden beschadigd;" 4° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "Paragraaf 1 is niet van toepassing op waardevolle bomen, als het snoeien tot doel heeft om die bomen als knotbomen te behouden of om in het regelmatig onderhoud te voorzien van fruitbomen in de zin van artikel R.IV.4-7, 3°."
Art. 14.Artikel R.IV.26-1, § 1, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: " § 1 - De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een architect moet worden ingeschakeld, wordt ingediend via het formulier in bijlage 4, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd voor de projecten.
De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor geen architect hoeft te worden ingeschakeld, wordt ingediend via het formulier in bijlage 5, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd voor de projecten.
De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor handelingen die volgende doeleinden hebben, wordt ingediend via het formulier in bijlage 6, waarin de inhoud van dat formulier wordt vastgelegd: 1° bebossing, ontbossing, het vellen van hoogstammige alleenstaande bomen, van hagen of van alleeën;2° kerstbomenteelt, het vellen dat schade toebrengt aan het wortelstelsel;3° wijziging van het uitzicht van waardevolle bomen, struiken of hagen;4° het rooien of wijzigen van de vegetatie in een gebied waarvan de bescherming noodzakelijk wordt geacht door de Regering. Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op verschillende objecten die verschillende formulieren vereisen, dan worden deze formulieren bij het dossier gevoegd en vormen ze één enkele vergunningsaanvraag."
Art. 15.In de tabel van artikel R.IV.35-1 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de regels 10 tot 12 worden vervangen als volgt:
Onbevaarbare waterloop van eerste categorie: bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt
DGO3 - Directie onbevaarbare waterlopen DGO3 - Departement Natuur en Bossen
Onbevaarbare waterloop van tweede categorie of ongeklasseerde waterloop: bouw van een gebouw, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt
Provinciale technische dienst DGO3 - Departement Natuur en Bossen
Onbevaarbare waterloop van derde categorie: bouw van een gebouw of van een installatie, inrichting van een parkeerruimte op een terrein dat naast de waterloop ligt
Betrokken gemeentecollege DGO3 - Departement Natuur en Bossen
2° regel 26 wordt vervangen als volgt:
Handelingen en werken in een gebied dat overeenkomstig de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud erkend is of dicht bij zo'n gebied, voor zover die handelingen en werken aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan het gebied. DGO3 - Departement Natuur en Bossen
Art. 16.In artikel R.V.2-2, derde lid, c), van hetzelfde Wetboek wordt het woord "eigendom" telkens vervangen door het woord "goed".
Art. 17.In artikel R.VII.19-1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 14° worden de woorden "25 euro per mü van gebouw buiten gemeten" vervangen door de woorden "25 euro per m[00b3] van het gebouw buiten gemeten";2° in de bepaling onder 16° worden de woorden "per m" vervangen door de woorden "per m[00b3]".
Art. 18.Bijlage 4 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Regering van 19 december 2019, wordt vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.
Art. 19.- Bijlage 5 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Regering van 19 december 2019, wordt vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit besluit.
Art. 20.Bijlage 6 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Regering van 19 december 2019, wordt vervangen door de bijlage 3 gevoegd bij dit besluit.
Art. 21.De bijlagen 7, 8 en 9 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2019, worden opgeheven.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021.
Art. 23.De minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 1 juli 2021.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting A. ANTONIADIS
Bijlagen bij het besluit van de Regering tot wijziging van het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling Bijlage 1: Bijlage 4 - Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning met medewerking van een architect (zie Duitse versie) Bijlage 2: Bijlage 5 - Aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning zonder medewerking van een architect (zie Duitse versie) Bijlage 3: Bijlage 6 - Vergunningsaanvraag voor handelingen met het oog op: bebossing, ontbossing, het omhakken van alleenstaande hoogstammige bomen, hagen of alleeën, kerstbomenteelt, handelingen m.b.t. het omhakken die schade toebrengen aan het wortelstelsel, de wijziging van het uitzicht van waardevolle bomen, struiken of hagen, het rooien of wijzigen van de vegetatie in een gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht (zie Duitse versie) Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering tot wijziging van het reglementaire deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.
Eupen, 1 juli 2021 Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, A. ANTONIADIS