gepubliceerd op 18 juni 1999
Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Opleidingscentra voor gezinsbijstand
27 MEI 1999. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Opleidingscentra voor gezinsbijstand (1)
De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft op 10 mei 1999 aangenomen en Wij, College, bekrachtigden hetgeen volgt :
Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 ervan.
Art. 2.Het College erkent de opleidingscentra die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3.
Het College verleent de erkenning voor een termijn van vijf jaar die kan worden hernieuwd.
Het College kan op elk ogenblik de erkenning intrekken of opschorten als de bepalingen van dit decreet niet langer worden nageleefd.
De erkenning moet vermeld worden op alle documenten, affiches en publicaties van het opleidingscentrum. Enkel de centra die zijn erkend overeenkomstig dit decreet mogen de benaming « erkend opleidingscentrum voor gezinsbijstand » dragen.
De erkende opleidingscentra mogen een bekwaamheidsattest uitreiken aan de personen die de opleidingscyclus bedoeld in artikel 6 met vrucht beëindigd hebben.
Art. 3.De erkenningsvoorwaarden zijn : 1. opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het maatschappelijk doel onder meer is gericht op de opleiding voor gezinsbijstand;2. zijn maatschappelijke zetel hebben en zijn hoofdactiviteiten uitoefenen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3. een vereniging zijn die uitsluitend onder de bevoegdheid valt van de Franse Gemeenschap;4. ten minste een administratief coördinator halftijds tewerkstellen via een arbeidscontract;5. mensen aanwerven die zowel een opleiding hebben genoten als ervaring hebben opgedaan;het College bepaalt welke diploma's vereist zijn voor het onderricht van de opgelegde vakken alsmede voor de functie van administratief coördinator; 6. opleidingscycli organiseren overeenkomstig artikelen 5 en 6 van dit decreet;7. de nodige lokalen en voorzieningen hebben zodat de opleiding in gunstige omstandigheden kan gegeven worden;8. instemmen met de controles die door het bestuur worden gehouden.
Art. 4.Het College regelt de procedure voor de toekenning, de weigering, de vernieuwing of de intrekking van de erkenning.
Art. 5.Het aantal opleidingscycli is vastgelegd op maximum twee per centrum en per begrotingsjaar.
Het opleidingscentrum moet verklaren dat de lessen van de opleidingscyclus, in het begin van de opleiding, aan minstens twintig leerlingen en maximum vijfentwintig leerlingen gegeven worden.
Art. 6.De opleidingscyclus omvat : 1° Een theoretische opleiding in de volgende vakken : a) deontologie;b) familiaal recht - sociale instellingen - sociale wetgeving;c) gezondheidspromotie, hygiëne en eerste hulp;d) psychologie - gerontologie - communicatie;e) huishoudkunde;f) opties. Het College bepaalt het aantal uren dat aan iedere materie moet worden besteed alsook het lessenprogramma. 2° Een opleidingsstage in een instelling.3° Een stage aan huis.
Art. 7.Binnen de perken van de begrotingskredieten kent het College subsidies toe aan de erkende centra voor de organisatie van opleidingscycli.
Art. 8.De toekenning van de subsidies is ondergeschikt aan de naleving van de ekenningsvoorwaarden bedoeld in artikelen 2 en 3 alsook aan het akkoord van het College voor het organiseren van een opleidingscyclus.
Het College bepaalt de procedure voor de akkoordverklaring of -weigering.
Art. 9.De subsidie bestaat uit : 1° een fofaitaire jaarlijkse subsidie als tegemoetkoming in de bezoldiging van een administratief coördinator;2° een forfaitaire subsidie per lesuur;3° een forfaitaire subsidie per vergaderuur voor de begeleiding en het toezicht;4° een forfaitaire subsidie per opleidingscyclus als tegemoetkoming in de onkosten voor documenten en didactisch materiaal.
Art. 10.De subsidies worden jaarlijks aangepast aan het schommelingspercentage van de index der consumptieprijzen.
Art. 11.De subsidies worden gegeven aan het einde van de opleidingscyclus.
Het College kan evenwel een voorschot geven aan het opleidingscentrum.
Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan 85 procent van het voorziene subsidiebedrag voor een opleidingscyclus.
Het voorschot moet worden betaald binnen de twee maanden na de aanvang van de opleiding.
Het College bepaalt welke bewijsstukken voorgelegd moeten worden voor het verkrijgen van de subsidie.
Art. 12.Worden opgeheven, wat betreft de opleidingscentra gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die enkel vallen onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap : het ministerieel besluit van 17 september 1994 tot bepaling van het programma van de onderrichte vakken in de opleidingscentra voor gezinsbijstand, van het aantal uren dat moet worden besteed aan dit programma en van de vereiste diploma's om les te kunnen geven in deze centra; het koninklijk besluit van 16 november 1978 betreffende de organisatie in het Brussels Gewest van opleidingscentra voor gezinsbijstand, gewijzigd bij besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 oktober 1998; het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 13 november 1990 tot bepaling van het programma van de onderrichte vakken in de opleidingscentra voor gezinsbijstand, van het aantal uren dat moet worden besteed aan dit programma en van de vereiste diploma's om les te kunnen geven in deze centra; het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 13 november 1990 betreffende de organisatie van de opleidingscentra voor gezinsbijstand, gewijzigd bij besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 oktober 1998.
Art. 13.De opleidingscycli, die zijn aangevat met het akkoord van de Minister van Bijstand aan Personen nog vóór de inwerkingtreding van dit decreet, worden georganiseerd en gesubsidieerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen die golden vóór dit decreet.
Art. 14.Dit decreet treedt in werking op 1 juli 1999.
Bekrachtigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt.
Brussel, 27 mei 1999.
H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook met Internationale Betrekkingen Ch. PICQUE, Lid van het College, belast met Bijstand aan Personen D. GOSUIN, Lid van het College, belast met Cultuur, Sport en Toerisme E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en Permanente Opleiding van de Middenklasse E. TOMAS, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt _______ Nota's (1) Gewone zitting 1998-1999 Documenten van de vergadering : Ontwerpdecreet : doc.82 (1998-1999), nr. 1. - Verslag : doc. 78/82 (1998-1999), nr. 2.
Integraal verslag. - Debat en aanneming : zitting van 10 mei 1999.