gepubliceerd op 01 juni 2001
Besluit van de Regering tot uitvoering van de artikelen 82 en 85 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs
18 JANUARI 2001. - Besluit van de Regering tot uitvoering van de artikelen 82 en 85 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, inzonderheid op de artikelen 82 en 85;
Gelet op het advies van de Inspecteur der Financiën, gegeven op 5 mei 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 15 mei 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 25 mei 2000 betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 augustus 2000 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : Onderzoeksbevoegdheid
Artikel 1.Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap kan alle handelingen verrichten om één der overtredingen opgenomen in artikel 80, § 1 en artikel 81, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs op te sporen.
Inhoudingsprocedure
Art. 2.§ 1. Heeft het Ministerie één der overtredingen opgenomen in artikel 80, § 1, van hetzelfde decreet vastgesteld, dan zendt het een verslag aan de Regering.
De Regering beslist of een overtreding al dan niet bestaat. Zo ja, spreekt zij met toepassing van artikel 80, § 2, lid 1, van het decreet een waarschuwing uit. Het Ministerie betekent de waarschuwing aan de inrichtende macht per aangetekende brief, waarbij de stempel van de post als bewijs geldt.
De inrichtende macht beschikt over 60 dagen om een rechtvaardiging schriftelijk in te dienen of om de noodzakelijke maatregelen te nemen opdat aan de overtreding een einde wordt gemaakt. Zij zendt het Ministerie alle nodige documenten toe.
Stelt het Ministerie na afloop van deze termijn vast dat een overtreding nog altijd bestaat, dan zendt het een verslag aan de Regering. Tegelijk informeert het Ministerie de inrichtende macht per aangetekende brief, waarbij de stempel van de post als bewijs geldt.
De inrichtende macht beschikt over 30 dagen om een rechtvaardiging schriftelijk in te dienen of om de noodzakelijke maatregelen te nemen opdat aan de overtreding een einde wordt gemaakt. Binnen die termijn kan zij erom verzoeken, door de Regering gehoord te worden over de overtredingen die haar ten laste worden gelegd.
Zich baserend op de met toepassing van voorafgaand lid schriftelijk en desgevallend mondelings door de inrichtende macht afgelegde rechtvaardigingen beslist de Regering of een overtreding al dan niet bestaat. Zo ja, dan worden de nog niet uitbetaalde werkingstoelagen met toepassing van artikel 80, § 2, van hetzelfde decreet ingehouden. § 2. Zodra de Regering vaststelt dat er geen overtreding meer bestaat, worden de ingehouden werkingstoelagen uitbetaald.
Terugvorderingsprocedure
Art. 3.Heeft het Ministerie één der overtredingen opgenomen in artikel 81, § 1, van hetzelfde decreet vastgesteld, dan zendt het een verslag aan de Regering. Tegelijk informeert het Ministerie de inrichtende macht per aangetekende brief, waarbij de stempel van de post als bewijs geldt.
De inrichtende macht beschikt over 30 dagen om een rechtvaardiging schriftelijk in te dienen of om de noodzakelijke maatregelen te nemen opdat aan de overtreding een einde wordt gemaakt. Binnen die termijn kan zij erom verzoeken, door de Regering gehoord te worden over de overtredingen die haar worden ten laste gelegd. Zij zendt het Ministerie alle nodige documenten toe.
Zich baserend op de met toepassing van voorafgaand lid schriftelijk en desgevallend mondelings door de inrichtende macht afgelegde rechtvaardigingen beslist de Regering of een overtreding al dan niet bestaat. Zo ja, dan verzoekt ze de inrichtende macht per aangetekende brief, waarbij de stempel van de post als bewijs geldt, de werkingstoelagen met toepassing van artikel 81, § 2 van hetzelfde decreet op de ontvangstenrekening van de Duitstalige Gemeenschap te storten.
De inrichtende macht betaalt de boete binnen de 60 dagen.
Inwerkingtreding
Art. 4.De artikelen 80, 81 en 82 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs en voorliggend besluit hebben uitwerking op 1 september 2000.
Uitvoering
Art. 5.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 18 januari 2001.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES