Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 april 1999
gepubliceerd op 29 juni 1999

Decreet houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035697
pub.
29/06/1999
prom.
13/04/1999
ELI
eli/decreet/1999/04/13/1999035697/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 APRIL 1999. - Decreet houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° sport : sportactiviteiten individueel of in ploegverband met competitief en participatief karakter;2° sportfederatie : een Vlaamse privaatrechtelijke organisatie die op vrijwillige en onbaatzuchtige wijze sportclubs verenigt;3° sportconfederatie : het samenwerkingsverband tussen verscheidene erkende sportfederaties, waarbij deze hun individuele erkenning bewaren;4° koepelorganisatie : een Vlaamse organisatie waarbij een erkende Vlaamse sportfederatie zich kan aansluiten om gemeenschappelijke belangen te laten behartigen en gemeenschappelijke taken te laten uitvoeren;5° sportclub : een autonome, plaatselijke sportvereniging, aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie, met als doelstelling het organiseren van sportactiviteiten;6° aangesloten lid : de sportbeoefenaar die een jaarlijkse individuele bijdrage betaalt aan een sportclub om op regelmatige basis gedurende het sportjaar te kunnen deelnemen aan competitieve en participatieve sportactiviteiten, en die voldoet aan de bepalingen van het decreet van 24 juli 1996 houdende vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar;7° jeugd : kinderen van 8 tot en met 11 jaar en jongeren van 12 tot en met 18 jaar;8° beleidsnota sport : de beleidsvisie van de Vlaamse regering die op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor sport, bij het begin van elke regeerperiode het sportbeleid vastlegt;9° sporttakkenbeleid : beleid afgestemd op sporttakken die de Vlaamse regering kan subsidiëren.De Vlaamse regering stelt daartoe een nominatieve lijst van sporttakken op en past die lijst zo nodig aan; 10° topsportbeleid : beleid afgestemd op topsporten die de Vlaamse regering kan subsidiëren.De Vlaamse regering stelt daartoe een nominatieve lijst van sporttakken op en past die lijst zo nodig aan; 11° sportkamp : een organisatie op initiatie- of vervolmakingsniveau die plaatsvindt in internaatsverband gedurende minimaal vijf opeenvolgende dagen, op één welbepaalde lokaliteit van de Vlaamse Gemeenschap of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met de deelname van minstens zeven interne deelnemers behorende tot de Vlaamse Gemeenschap en waarbij aan iedere deelnemer per dag minstens vier uur geleide sportactiviteiten, gespreid over de voor- en de namiddag en tussen 8 en 20 uur, gegeven wordt door gekwalificeerde lesgevers;12° jeugdsportbeleid : een beleid dat tot doel heeft de sportparticipatie van de jeugd en de aansluiting bij een sportclub te bevorderen en de kwaliteit van de begeleiding, de kadervorming en het aanbod ten behoeve van de jeugd in de sportfederaties en de sportclubs te verhogen via een voortdurende sportpromotie, een aangepaste sportmedische, sportpedagogische en sporttechnische begeleiding door deskundigen;13° prioriteitenbeleid : het beleid van de Vlaamse regering dat tot doel heeft de sportparticipatie van bijzondere doelgroepen en hun aansluiting bij een sportclub te bevorderen;14° beleidsplan : driejaarlijks op te stellen document waarin de sportfederatie of de koepelorganisatie een gedetailleerd overzicht geeft van haar volledige werking met inbegrip van haar kwaliteitsbeleid. HOOFDSTUK II. - Erkenning Afdeling 1. - Algemene erkenningsvoorwaarden

Art. 3.§ 1. Om als sportfederatie erkend te worden en te blijven, moet een sportfederatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° gedurende minstens één jaar werkzaam zijn en via haar sportclubs verantwoorde sportactiviteiten aanbieden aan de aangesloten leden;2° sportclubs hebben in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en dit in ten minste vier Vlaamse provincies. In dit decreet wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie; 3° ten minste 500 aangesloten leden hebben;4° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;5° volgens haar statuten de sport als doelstelling hebben;indien de sportfederatie zich richt tot een specifiek doelpubliek of een bijzondere doelgroep, moet dat uit de statuten blijken; 6° de werking, de statuten en het huishoudelijk reglement : a) moeten in overeenstemming zijn met het decreet van 24 juli 1996 houdende vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar;b) moeten in overeenstemming zijn met het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening;c) houden geen bepalingen in waardoor de bevordering van de algemene sportbeoefening door de bevolking wordt verhinderd;d) moeten de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind onderschrijven;7° haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;8° geleid worden door een algemene vergadering waarin de aangesloten sportclubs op representatieve wijze vertegenwoordigd zijn, en door een raad van beheer van minstens vijf leden;9° op alle uitvoerende niveaus geleid worden door verantwoordelijke personen die een geschikte opleiding voor hun taak hebben gekregen of die een gepaste bijscholing hebben gevolgd;10° op zelfstandige wijze de financies beheren en het eigen beleid bepalen, hetgeen inzonderheid moet blijken uit het feit dat de sportfederatie : a) over een eigen secretariaat beschikt dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere vereniging;b) werkgever en opdrachtgever is van het personeel dat in het kader van dit decreet wordt gesubsidieerd;c) het activiteitenprogramma van de sportfederatie bepaalt en uitvoert;d) over een eigen post- en/of bankrekening beschikt;11° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de sportfederatie, haar bestuurders en haar personeel, bedoeld in artikel 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;12° ter bescherming van haar aangesloten leden verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;13° ter bescherming van niet-leden bij sportpromotionele acties aparte verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;14° een boekhouding voeren volgens de door de Vlaamse regering voorgeschreven regels;15° toestaan dat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap en het Rekenhof de werking en de boekhouding, eventueel ter plaatse, onderzoeken;16° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen;17° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen;18° driejaarlijks een beleidsplan aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen.In het beleidsplan moeten o.a. de volgende aspecten van de werking van de sportfederatie worden vermeld : a) de effectieve werking van de sportfederatie in de Vlaamse Gemeenschap;b) het kwaliteitsbeleid waarin de doelstellingen en de eisen voor de kwaliteitszorg worden vastgesteld;c) het medisch verantwoord sporten. Het beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd.

De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het jaarverslag.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan moet voldoen; 19° jaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurd jaarverslag bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap indienen. § 2. Voor de bestuursorganen bedoeld in artikel 3, § 1, 8°, gelden de volgende voorwaarden : 1° voor hoogstens één derde zijn samengesteld uit personeelsleden van de sportfederatie, met een maximum van twee personeelsleden;2° de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of de raad van beheer niet overdragen aan een ander orgaan van de sportfederatie of aan een derde;3° ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel of het secretariaat van de federatie in het Nederlands voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. Sportfederaties die tot een sportconfederatie behoren die gesubsidieerd wordt, hoeven niet langer apart te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld onder de bepalingen van § 1, 10° tot en met 19°.

Art. 4.De Vlaamse regering bepaalt de opleiding en de bijscholing, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 9°, en de vorm van de documenten, bedoeld in artikel 3, § 1, 16°, 17°, 18° en 19°, de vermeldingen die zij moeten bevatten, het tijdstip en de wijze waarop zij voorgelegd of ingediend worden. Afdeling 2. - Bepalingen in verband met de erkenningsprocedure

Art. 5.De Vlaamse regering bepaalt de nadere erkenningsvoorwaarden alsook de wijze waarop jaarlijks gecontroleerd wordt of de erkende sportfederatie nog voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden, zoals bepaald in de artikelen 3 en 4.

Art. 6.§ 1. De aanvragen tot erkenning van de sportfederaties moeten schriftelijk worden ingediend uiterlijk op 1 september, voorafgaand aan het jaar van erkenning. De Vlaamse regering bepaalt de regels voor het indienen van de aanvraag tot erkenning. § 2. De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap onderzoekt de tijdigheid, de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag tot erkenning.

Een aanvraag die onvolledig is, kan volledig worden gemaakt binnen een termijn, te bepalen door de Vlaamse regering.

Een aanvraag is onontvankelijk indien ze niet tijdig werd ingediend, niet tijdig werd vervolledigd of indien, na onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, blijkt uit de aanvraag tot erkenning dat de betrokken sportfederatie niet kan voldoen aan de algemene erkenningsvoorwaarden.

De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de betrokken sportfederatie de onontvankelijkheid van de aanvraag moet melden.

Art. 7.§ 1. Indien een ontvankelijke aanvraag tot erkenning werd ingediend door een sportfederatie, wordt de sportfederatie begeleid en gecontroleerd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

De Vlaamse regering bepaalt de wijze van inspectie en begeleiding door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de sportfederatie die een ontvankelijke erkenningsaanvraag indiende, op de hoogte gebracht wordt van het voornemen van de Vlaamse regering om de sportfederatie al dan niet te erkennen. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen een sportfederatie een gemotiveerd bezwaar kan indienen tegen het formeel betekende voornemen van de Vlaamse regering om de door de betrokken sportfederatie aangevraagde erkenning te weigeren.

Indien het bezwaarschrift laattijdig of niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop de sportfederatie die een ontvankelijk bezwaar indiende tegen het formeel aan haar betekende voornemen van de Vlaamse regering om de aangevraagde erkenning te weigeren, op de hoogte gebracht wordt van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot het ingediende bezwaar en de aangevraagde erkenning.

Art. 8.De erkenning van een sportfederatie wordt voor onbepaalde duur toegekend door de Vlaamse regering.

Art. 9.§ 1. Indien de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat een erkende sportfederatie niet meer voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden of als een erkende sportfederatie niet langer meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, brengt de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de betrokken erkende sportfederatie op de hoogte van de vastgestelde inbreuken. § 2. De betrokken erkende sportfederatie moet de reële mogelijkheid krijgen om haar standpunt aangaande die inbreuken mee te delen.

Slechts nadat deze mogelijkheid effectief geboden werd stelt de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap een advies op over de mogelijke sanctionering ervan. Dat advies moet op uitdrukkelijke en afdoende wijze gemotiveerd worden. § 3. De Vlaamse regering uit, na kennisname van dit advies en, in voorkomend geval, van het meegedeelde standpunt van de erkende sportfederatie, het voornemen om ofwel de erkenning van de betrokken sportfederatie te schorsen en haar een termijn toe te staan waarbinnen zij de vastgestelde inbreuken moet regulariseren, ofwel de erkenning in te trekken. De Vlaamse regering houdt hierbij rekening met de aard van de vastgestelde inbreuk en de mogelijkheid tot regularisatie van de inbreuk.

Het voornemen van de Vlaamse regering wordt aan de betrokken erkende sportfederatie meegedeeld.

Indien de Vlaamse regering het voornemen formuleert om de erkenning te schorsen, wordt de toegestane regularisatietermijn vermeld in de brief waarin het voornemen van de Vlaamse regering om de erkenning te schorsen, meegedeeld aan de betrokken erkende sportfederatie. De regularisatietermijn wordt bepaald afhankelijk van de vastgestelde inbreuk en moet de betrokken erkende sportfederatie redelijkerwijze in staat stellen om de inbreuk te regulariseren. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de erkende sportfederatie bezwaar kan indienen tegen het formeel aan haar betekende voornemen van de Vlaamse regering. Dat bezwaar moet schriftelijk en gemotiveerd zijn en moet ingediend worden bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

De Vlaamse regering bepaalt op welke wijze de tijdigheid van de ingediende bezwaren onderzocht en bepaald wordt. § 5. Indien de betrokken sportfederatie geen bezwaar indient tegen het voornemen van de Vlaamse regering, wordt, naar gelang van het geval, het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of tot intrekking van de erkenning. De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap brengt de betrokken sportfederatie hiervan op de hoogte.

De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen dat moet gebeuren. § 6. Indien het ingediende bezwaarschrift niet gemotiveerd is of laattijdig werd ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege omgezet in, naar gelang van het geval, een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of tot intrekking van de erkenning.

Indien het ingediende bezwaar onontvankelijk is en het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege werd omgezet in, naar gelang van het geval, een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of tot intrekking van de erkenning, brengt de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de indiener van dat bezwaar daarvan op de hoogte met vermelding van de reden waarom zijn bezwaar onontvankelijk werd verklaard. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen dat moet gebeuren. § 7. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop de erkende sportfederatie die een ontvankelijk bezwaar indiende tegen het voornemen van de Vlaamse regering om haar erkenning te schorsen of in te trekken, op de hoogte gebracht wordt van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot het ingediende bezwaar. Die termijn wordt gerekend vanaf het ogenblik waarop de sportfederatie haar ontvankelijk bezwaar indiende. § 8. Indien de Vlaamse regering beslist om de erkenning van een sportfederatie te schorsen, wordt de betrokken erkende sportfederatie daarvan per gemotiveerde brief op de hoogte gebracht. De erkenning van de sportfederatie wordt geschorst vanaf de datum waarop die brief naar haar werd verstuurd. In de brief wordt tevens de termijn meegedeeld waarbinnen zij de vastgestelde inbreuken moet regulariseren.

Indien de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat de sportfederatie, na afloop van de in de brief gestelde termijn, niet opnieuw voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, mag de Vlaamse regering onmiddellijk een beslissing nemen tot intrekking van de erkenning.

In afwijking van § 9, tweede lid, heeft de beslissing tot intrekking van de erkenning uitwerking met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop de erkenning van de betrokken erkende sportfederatie werd geschorst.

Indien de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat de sportfederatie tijdig de vastgestelde inbreuken regulariseerde, dan wordt de schorsing opgeheven. De betrokken sportfederatie wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot de datum van opheffing van de schorsing. § 9. Indien de Vlaamse regering beslist om de erkenning van een sportfederatie in te trekken, dan wordt de betrokken erkende sportfederatie hiervan per gemotiveerde brief op de hoogte gebracht.

De beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin de betrokken erkende sportfederatie op de hoogte gebracht werd van de beslissing. § 10. In afwijking van §§ 1 tot 8 mag de Vlaamse regering een erkenning onmiddellijk intrekken indien dat in het belang is van de Vlaamse Gemeenschap en indien dat door zwaarwegende feiten wordt verantwoord.

In dergelijk geval wordt de betrokken erkende sportfederatie per brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering om haar erkenning onmiddellijk in te trekken. In de brief wordt gemotiveerd waarom de erkenning onmiddellijk wordt ingetrokken. De intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de datum waarop de brief naar de betrokken erkende sportfederatie werd verstuurd. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van de erkende sportfederaties Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 10.De Vlaamse regering kan aan erkende sportfederaties subsidies toekennen. Bij de vorming van sportconfederaties stimuleert de Vlaamse regering bij voorrang de samenwerking tussen de sportfederaties van eenzelfde sporttak of aanverwante sporttak.

Art. 11.De subsidies voor de sportfederaties bestaan uit : 1° subsidies voor de basisopdrachten, gekoppeld aan de basisopdrachten van de sportfederatie en bestaande uit werkingssubsidies en personeelssubsidies.De werkingssubsidies bedragen minimaal 25 percent en de personeelssubsidies maximaal 75 percent van het totale krediet, beschikbaar voor de basissubsidies waarbij er een voorafname is voor de personeelssubsidies van maximaal 75 percent van het totale krediet; 2° subsidies voor de facultatieve opdrachten, gekoppeld aan de facultatieve opdrachten van de sportfederatie;

Art. 12.De Vlaamse regering bepaalt welke procedure de erkende sportfederaties moeten volgen voor het indienen van een subsidiëringsaanvraag voor de basisopdrachten en de facultatieve opdrachten en hoe de sportfederaties bezwaar kunnen indienen. De Vlaamse regering bepaalt ook de voorwaarden van inspectie en begeleiding en de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd. Afdeling 2. - Subsidiëringscriteria voor de basisopdrachten van de

erkende sportfederaties

Art. 13.Om in aanmerking te komen voor subsidies, zoals bedoeld in artikel 11, moeten de erkende sportfederaties voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° via de sportclubs één of meer sporttakken aanbieden die deel uitmaken van het sporttakkenbeleid.Sportfederaties die sporttakken aanbieden die bij het opstellen van het sporttakkenbeleid niet langer in aanmerking werden genomen, ontvangen hiervoor geen werkingssubsidies en geen aanvullende subsidies meer. De op dat ogenblik in dienst zijnde en gesubsidieerde personeelsleden worden verder nominatief gesubsidieerd met een maximum van vijf jaar. De op basis van dit decreet berekende personeelssubsidie wordt jaarlijks met 20 percent verminderd; 2° aan alle aangesloten leden gedurende het sportjaar verantwoorde sportactiviteiten aanbieden, waarbij het gaat om een voldoende regelmatige en intense fysieke inspanning met competitief en participatief karakter individueel of in ploegverband die vanbuitenuit waarneembaar is en gelijktijdig door de beoefenaar zelf als dusdanig wordt ervaren.Het betreft tevens een gezondheidsbevorderende activiteit, waarbij de sportbeoefenaar de bedoeling heeft, volgens een vooraf bepaalde gedragscode, zijn of haar lichamelijke ontwikkeling te stimuleren of zijn of haar lichamelijke conditie op peil te houden of te verbeteren, zonder dat zijn of haar mentale en sociale weerbaarheid wordt aangetast.

De Vlaamse regering bepaalt wat onder regelmaat van de aangeboden sportactiviteiten dient te worden verstaan alsook de wijze waarop de erkende sportfederatie de regelmaat dient aan te tonen; 3° het ledenbestand van de sportfederatie registreren op een door de Vlaamse regering bepaalde wijze;4° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen, samen met een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, of van een beëdigd accountant;5° een jaarlijkse bijdrage van de aangesloten leden innen, waarvan een gedeelte bestemd is voor de sportfederatie.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de jaarlijkse bijdrage moet voldoen; 6° in het beleidsplan de basiswerking en de facultatieve werking opnemen;alsmede de effectmeting.

Art. 14.§ 1. De sportfederaties worden ingedeeld in twee categorieën : categorie A : een sportfederatie die in haar doelstelling en werking het accent legt op de gereglementeerde competitie van één sporttak en die kan deelnemen aan Olympische Spelen, Paralympics, Wereldspelen of Stille Spelen. Zo'n sportfederatie moet minstens 1.500 aangesloten leden hebben; categorie B : een sportfederatie die in haar doelstelling en werking het accent legt op de gereglementeerde competitie van één of meer sporttakken en die kan deelnemen aan internationale wedstrijden of een sportfederatie die in haar doelstelling en werking erop gericht is een zo breed mogelijk publiek sportactief te maken of te behouden door een uitgebreid gamma van bewegingsactiviteiten aan te bieden uit één of meer sporttakken. Zo'n sportfederatie moet minstens 5.000 aangesloten leden hebben via de bij de sportfederatie aangesloten sportclubs;

De sportfederaties voor gehandicapte personen moeten minstens 1.000 aangesloten leden hebben indien het een sportfederatie uit categorie A is en minstens 2.500 aangesloten leden hebben indien het een sportfederatie uit categorie B is. § 2. Sportconfederaties worden gesubsidieerd op voorwaarde dat zij voldoen aan alle erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van dit decreet, met uitzondering van de voorwaarden bepaald in artikel 3, § 1, 1°. Zij worden als één sportfederatie gesubsidieerd.

Art. 15.§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidies, zoals bedoeld in artikel 11, 1° moet de erkende sportfederatie naast het voldoen aan de algemene subsidiëringsvoorwaarden, de volgende basisopdrachten uitvoeren : 1° organiseren van kaderopleiding en bijscholing voor de sporttechnische verantwoordelijken van de sportfederatie en de aangesloten sportclubs, met of in samenspraak met de Vlaamse Trainersschool en het organiseren van praktijkgerichte opleiding en bijscholing voor het bestuurlijke en administratieve kader van de sportfederatie en het bestuurlijke kader van de aangesloten sportclubs;2° aantoonbare inspanningen leveren in de sporttechnische, bestuurlijke, administratieve en sportpromotionele begeleiding van de aangesloten sportclubs.De aangesloten sportclubs organiseren gedurende het gehele sportseizoen pedagogisch, medisch en sporttechnisch verantwoorde sportactiviteiten; 3° promoten van de eigen sporttak(ken).De sportfederatie stelt daartoe een meerjarensportpromotieplan op voor de eigen sporttak(ken), waarin onder meer de betrokkenheid van haar sportclubs wordt omschreven. Dat sportpromotieplan moet een onderdeel zijn van het beleidsplan van de sportfederatie. De sportfederatie stelt hiervoor een aparte begroting vast; 4° competities, competitiegerichte of participatieve activiteiten met een landelijke uitstraling organiseren;5° een informatieplicht nakomen ten opzichte van de sportclubs en de aangesloten leden, alsmede een informatieopdracht naar de gemeentelijke en provinciale overheden en de Vlaamse overheid. § 2. De nadere richtlijnen voor het uitvoeren van die basisopdrachten worden door de Vlaamse regering bepaald. De mate waarin de basisopdrachten uitgevoerd werden, moet aangetoond worden in het jaarverslag dat als basis gebruikt wordt voor de evaluatie van de werking van de sportfederatie. Sportfederaties die één of meer basisopdrachten niet uitvoeren, komen niet langer in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit decreet. § 3. Binnen een sportconfederatie werken de sportfederaties samen op het vlak van de basisopdrachten en de facultatieve opdrachten. Afdeling 3. - Subsidiëringscriteria voor de facultatieve opdrachten

van de erkende sportfederaties

Art. 16.Om in aanmerking te komen voor aanvullende subsidies, zoals bedoeld in artikel 11, 2°, kunnen de gesubsidieerde sportfederaties één of meer van de volgende facultatieve opdrachten uitvoeren : 1° realiseren van een specifiek jeugdsportbeleid, hierna te noemen de facultatieve opdracht "jeugdsport";2° organiseren van sportkampen, hierna te noemen de facultatieve opdracht "sportkampen";3° realiseren van een integraal topsportbeleid met bijzondere aandacht voor de begeleiding van beloftevolle jongeren, hierna te noemen de facultatieve opdracht "topsport";4° organiseren van activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering, hierna te noemen de facultatieve opdracht "prioriteitenbeleid".

Art. 17.De facultatieve opdracht "jeugdsport", bedoeld in artikel 16, 1°, houdt voor de sportfederatie in dat ze een beleidsplan indient waarin het jeugdsportbeleid van de federatie wordt gespecificeerd. Dat beleidsplan moet de betrokkenheid en de ondersteuning van de sportclubs aantonen en wordt in een overeenkomst met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.

De Vlaamse regering bepaalt de regels en de criteria waaraan het jeugdsportbeleidsplan moet voldoen.

Art. 18.De facultatieve opdracht "sportkampen", bedoeld in artikel 16, 2°, houdt voor de sportfederatie in dat ze een beleidsplan indient waarin wordt gespecificeerd hoe ze die opdracht zal invullen.

Het organiseren van sportkampen, zoals bedoeld in artikel 16, 2°, gebeurt onder de volgende voorwaarden : a) sportfederaties die één sporttak aanbieden, organiseren minimaal 5 initiatie- en vervolmakingssportkampen in hun sporttak met een totale bezetting van minimaal 100 interne deelnemers;b) sportfederaties die meer sporttakken aanbieden, organiseren minimaal 15 initiatie- en vervolmakingssportkampen met een totale bezetting van 500 interne deelnemers;c) de sportkampen worden gegeven door 100 percent gekwalificeerde lesgevers. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de deelnemers, de verzekering voor deelnemers en lesgevers, het programma, de accommodatie, de omkadering, de begeleiding en de kwalificaties van de lesgevers.

Art. 19.De facultatieve opdracht "topsport", bedoeld in artikel 16, 3°, houdt voor de sportfederatie in dat ze een topsportbeleid voert en activiteiten organiseert die passen in het topsportbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota Sport van de Vlaamse regering. De sportfederatie stelt daartoe een beleidsplan op waarin ze aangeeft hoe ze een integraal topsportbeleid voert en, in voorkomend geval, hoe ze de werking van de topsportschool ondersteunt waarin de sportfederatie participeert. Dat beleidsplan wordt vastgelegd in een overeenkomst met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

De Vlaamse regering legt om de vier jaar de sporttakken vast die voor subsidiëring van de elite en van de beloftevolle jongeren in aanmerking komen en de indeling hiervan in categorieën, op basis van de volgende criteria : 1° de sportprestaties op internationaal vlak;2° de uitstraling van de sport in binnen- en buitenland;3° de topsportstructuur, de begeleiding en het topsportbeleidsplan van de betrokken sportfederaties. De Vlaamse regering legt de nadere bepalingen van die criteria vast.

Art. 20.De facultatieve opdracht "prioriteitenbeleid", bedoeld in artikel 16, 4°, houdt voor de sportfederatie in dat ze actief meewerkt aan het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering en dat ze een beleidsplan opstelt met maatregelen en activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota Sport van de Vlaamse regering. Dit beleidsplan vermeldt de betrokkenheid van de sportclubs en wordt vastgelegd in een overeenkomst met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

De Vlaamse regering bepaalt het thema en de duur van haar prioriteitenbeleid alsook de doelstellingen die zij samen met de sportfederaties en hun clubs wil bereiken. Zij legt ook de regels en criteria vast waaraan het prioriteitenbeleidsplan moet voldoen. HOOFDSTUK IV. - Aard en wijze van subsidiëring

Art. 21.§ 1. De werkingssubsidies, bedoeld in artikel 11, 1°, worden voor 50 percent toegekend op basis van het totaal aantal aangesloten leden en voor 50 percent op basis van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten.

Het aantal aangesloten leden wordt verhoogd met een coëfficiënt 1,5 voor kinderen van 8 tot en met 11 jaar en een coëfficiënt 2 voor jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten wordt voor sportconfederaties vermenigvuldigd met 1,5. § 2. De Vlaamse regering bepaalt per basisopdracht de aanvaardbare uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen. § 3. In de boekhouding en de jaarrekeningen dient de sportfederatie aan te tonen dat de werkingssubsidies worden gebruikt voor het uitvoeren van de basisopdrachten, zoals bepaald in artikel 15. Per basisopdracht wordt minimaal 10 percent van de werkingssubsidies besteed, maar nooit meer dan 30 percent. § 4. De basissubsidie mag maximaal 75 percent bedragen van de totale subsidieerbare uitgaven voor de basisopdrachten.

Art. 22.§ 1. De salarissen van de volgende personeelsleden komen voor subsidiëring in aanmerking : enerzijds de leden van het sporttechnische personeel met beleids- en sporttechnische verantwoordelijkheid op landelijk niveau, anderzijds de leden van het administratieve personeel die uitsluitend belast zijn met administratieve en uitvoerende taken op landelijk niveau. § 2. Elke sportfederatie moet minimaal twee voltijdse personeelsleden in dienst hebben waarvan één administratieve coördinator en één sporttechnische coördinator. Beide personeelsleden moeten beantwoorden aan de kwalificaties, zoals bepaald door de Vlaamse regering. § 3. Elke erkende sportfederatie die voor subsidiëring in aanmerking komt, heeft recht op twee subsidieerbare voltijdse equivalenten. § 4. Het subsidieerbare personeelscontingent kan via een aanvraag tot uitbreiding samen met een gemotiveerde begroting maximaal met een halftijdse equivalent per jaar per sportfederatie toenemen vanaf het vierde personeelslid, tot een maximum van zeven voltijdse equivalenten voor een sportfederatie van categorie A en een maximum van zes voltijdse equivalenten voor een sportfederatie van categorie B. § 5. Een voltijdse equivalent kan ingevuld worden door twee halftijdse personeelsleden. Voor elk van die personeelsleden is de subsidie 50 percent van de subsidie van een voltijds personeelslid. § 6. De voltijdse personeelsleden die voor subsidiëring in aanmerking komen, mogen geen beroepsactiviteit cumuleren met hun voltijdse betrekking. Onder beroepsactiviteit wordt elke bezigheid verstaan waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. De Vlaamse regering kan toestemming verlenen om van het cumulatieverbod af te wijken en de wijze bepalen waarop de toestemming kan worden verkregen. § 7. Voorzover het personeelsleden betreft als bedoeld in § 1, bedraagt de subsidie : 1° voor de twee verplichte voltijdse equivalenten : 90 percent van het bedrag bedoeld in § 8;2° voor het derde voltijdse equivalent : 75 percent van het bedrag, bedoeld in § 8;3° vanaf de vierde en volgende voltijdse equivalenten : 50 percent van het bedrag, bedoeld in § 8. § 8. De subsidie voor de salarissen wordt berekend op het bedrag dat door de erkende sportfederatie voor het personeelslid wordt gedragen.

Dat bedrag bestaat uit het brutosalaris, het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de bijdrage krachtens het wettelijke stelsel van de sociale voorzieningen. § 9. De Vlaamse regering bepaalt de in aanmerking komende diploma's en de respectieve salarisschalen om de personeelssubsidies te berekenen. § 10. Minstens 50 percent van het gesubsidieerde personeel moet sporttechnisch geschoold zijn en bovendien een sporttechnische functie uitoefenen. § 11. Onverminderd de bepalingen van § 4, krijgt een sportconfederatie aanvullend per aangesloten omnisportfederatie of per aangesloten sportfederatie die een andere sporttak aanbiedt, één voltijds sporttechnisch personeelslid, waarvoor de personeelssubsidie 90 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 8. § 12. Voor de personeelsleden, bedoeld in § 2, wordt steeds de volledige uitbetaling van de personeelssubsidie, zoals bedoeld in § 7, 1°, gegarandeerd.

Art. 23.§ 1. De aanvullende subsidies zijn gekoppeld aan de door de gesubsidieerde sportfederatie gekozen facultatieve opdrachten.

Om voor aanvullende subsidiëring in aanmerking te komen, moet de sportfederatie voor elke gekozen facultatieve opdracht een begroting vaststellen. § 2. De Vlaamse regering hanteert volgende beoordelingscriteria bij het toekennen van subsidies voor de facultatieve opdracht bedoeld in artikel 16, 1°, over de jeugdsport : a) de kwalificaties van de begeleiders en lesgevers;b) het aantal aangesloten jeugdleden van de deelnemende sportclubs;c) het aantal deelnemende sportclubs;d) het aantal activiteiten;e) de geografische spreiding van de activiteiten;f) de eigen inbreng zoals aangegeven in de begroting zoals bedoeld in § 1. § 3. De Vlaamse regering hanteert volgende beoordelingscriteria bij het toekennen van subsidies voor de facultatieve opdracht bedoeld in artikel 16, 2°, over de sportkampen : a) de vergoeding van de gekwalificeerde lesgevers;b) het aantal effectieve interne deelnemers. § 4. De Vlaamse regering verdeelt de subsidies voor de facultatieve opdracht "topsport", zoals bepaald in artikel 19, over de verschillende categorieën en weerhouden sporttakken en hanteert volgende beoordelingscriteria bij het toekennen van subsidies voor de facultatieve opdracht bedoeld in artikel 16, 3°, over de topsport : a) het voorbereidings- en deelnameprogramma van de bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap geregistreerde topsporters;b) de sporttechnische, medische en paramedische omkadering en begeleiding van de topsporters. § 5. De Vlaamse regering hanteert volgende beoordelingscriteria bij het toekennen van subsidies voor de facultatieve opdracht bedoeld in artikel 16, 4°, over het prioriteitenbeleid : a) de kwalificaties van de begeleiders en lesgevers;b) het aantal aangesloten leden van de deelnemende sportclubs waarop het prioriteitenbeleid is gericht;c) het aantal deelnemende sportclubs;d) het aantal activiteiten;e) de geografische spreiding van de activiteiten;f) de eigen inbreng, zoals aangegeven in de begroting, zoals bedoeld in § 1. § 6. Voor de facultatieve opdrachten bepaalt de Vlaamse regering de nadere voorwaarden voor de toekenning en de aanwending van de aanvullende subsidies alsook de vergoedingen en de daaraan verbonden vereisten inzake diploma's of bekwaamheidsbewijzen voor de begeleiders verbonden aan de facultatieve opdrachten zoals bedoeld in artikelen 18 en 19.

Art. 24.§ 1. Voor de financiering van de in artikelen 21 en 22 vermelde subsidies wordt minimaal 350 miljoen frank (8.676.273,20 euro) van het voor de uitvoering van dit decreet uitgetrokken krediet aangewend.

Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex. § 2. Voor de financiering van de in artikel 23 vermelde subsidies wordt minimaal 140 miljoen frank (3.470.509,28 euro) van het voor de uitvoering van dit decreet uitgetrokken krediet aangewend waarvan : 1° minimaal 50 miljoen frank (1.239.467,60 euro) voor de uitvoering van de facultatieve opdracht "jeugdsport", zoals bepaald in artikel 23, § 2; 2° minimaal 20 miljoen frank (495.787,04 euro) voor de uitvoering van de facultatieve opdracht "sportkampen", zoals bepaald in artikel 23, § 3; 3° minimaal 60 miljoen frank (1.487.361,12 euro) voor de uitvoering van de facultatieve opdracht "topsport", zoals bepaald in artikel 23, § 4; 4° minimaal 10 miljoen frank (247.893,52 euro) voor de uitvoering van de facultatieve opdracht "prioriteitenbeleid", zoals bepaald in artikel 23, § 5.

Die bedragen worden jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.

Art. 25.§ 1. De basissubsidies, zoals bepaald in artikelen 21 en 22, worden als volgt toegekend : Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van de erkende sportfederatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.

Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van de subsidies die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Voor sportfederaties die minder dan twee jaar erkend zijn bij de aanvang van het lopende begrotingsjaar, bedraagt elk voorschot 20 percent van de subsidies waarop de vereniging aanspraak kan maken op basis van de ingediende subsidiëringsaanvraag van het lopende begrotingsjaar.

Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald voor 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde be-talingsbewijzen heeft goedgekeurd. § 2. Voor de aanvullende subsidies zoals bepaald in artikel 23, bepaalt de Vlaamse regering de wijze en het tijdstip waarop deze subsidies worden uitbetaald.

Art. 26.Iedere gesubsidieerde sportfederatie dient mee te werken aan onderzoeken die door of namens de Vlaamse regering werden ingesteld en die gericht zijn op de evaluatie van de algemene werking of de activiteiten van de sportsector. HOOFDSTUK V. - Erkenning en subsidiëring van een koepelorganisatie

Art. 27.§ 1. Om als koepelorganisatie erkend te worden en te blijven, moet een koepelorganisatie voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° beschikken over een raad van beheer van minstens negen leden, op een voor de sportsector representatieve wijze samengesteld uit vertegenwoordigers van de erkende sportfederaties;4° op alle uitvoerende niveaus geleid worden door verantwoordelijke personen die een geschikte opleiding voor hun taak hebben gekregen of die een gepaste bijscholing hebben gevolgd;5° op zelfstandige wijze de financies beheren en het beleid bepalen, hetgeen inzonderheid moet blijken uit het feit dat een koepelorganisatie : a) over een eigen secretariaat beschikt dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere vereniging;b) werkgever en opdrachtgever is van haar personeel dat in het kader van dit decreet wordt gesubsidieerd;c) het programma van de koepelorganisatie bepaalt en uitvoert;d) over een eigen post- en/of bankrekening beschikt;6° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de koepelorganisatie, haar bestuurders en haar personeel, bedoeld in artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;7° een boekhouding voeren volgens de door de Vlaamse regering voorgeschreven regels;8° toestaan dat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap en het Rekenhof de werking en de boekhouding, eventueel ter plaatse, onderzoeken;9° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen, samen met een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een beëdigd accountant;10° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen;11° driejaarlijks een beleidsplan aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen.In het beleidsplan moet de effectieve werking van de koepelorganisatie worden vermeld. Het beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het jaarverslag.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan moet voldoen; 12° jaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurd jaarverslag bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap indienen;13° ten minste drie vierde van de erkende, waarvan drie vierde tevens gesubsidieerde Vlaamse sportfederaties als leden hebben. § 2. Voor de bestuursorganen, bedoeld in artikel 27, § 1, gelden de volgende voorwaarden : 1° personeelsleden van een koepelorganisatie zetelen niet als vertegenwoordiger van een sportfederatie in de algemene vergadering of de raad van beheer;2° de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of de raad van beheer, niet overdragen aan een ander orgaan van de koepelorganisatie of aan een derde;3° ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel in het Nederlands voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 28.De Vlaamse regering bepaalt de opleiding en de bijscholing zoals bedoeld in artikel 27, § 1, 4°, en de vorm van de documenten, bedoeld in artikel 27, § 1, 9° tot 12°, de vermeldingen die zij moeten bevatten, en de wijze waarop zij voorgelegd of ingediend worden.

Art. 29.Om in aanmerking te komen voor subsidies moet een erkende koepelfederatie voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de aangesloten sportfederaties op juridisch, administratief, organisatorisch en beleidsmatig vlak ondersteunen;2° de belangen van de aangesloten sportfederaties behartigen en het beleid mee helpen voorbereiden;3° optreden als vertegenwoordiger van het geheel van de aangesloten sportfederaties naar de overheid en waar daarom wordt gevraagd;4° onderzoeks- en studiewerk uitvoeren met betrekking tot problemen die de sportfederaties betreffen;5° de aangesloten sportfederaties regelmatig informeren.

Art. 30.§ 1. De subsidies voor een koepelorganisatie be-staan uit werkingssubsidies en personeelssubsidies. § 2. Een erkende koepelorganisatie heeft recht op : twee voltijdse equivalenten waarvoor de personeelssubsidie 90 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3; één voltijds equivalent waarvoor de personeelssubsidie 75 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3; één voltijds equivalent waarvoor de personeelssubsidie 50 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3. § 3. De subsidie voor de salarissen wordt berekend op het bedrag dat door de erkende sportfederatie voor het personeelslid wordt gedragen.

Dat bedrag bestaat uit het brutosalaris, het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de bijdrage krachtens het wettelijk stelsel van de sociale voorzieningen. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de in aanmerking komende diploma's en de respectieve salarisschalen om de personeelssubsidies te berekenen. § 5. Een voltijds equivalent kan ingevuld worden door twee halftijdse personeelsleden. Voor elk van die personeelsleden is de subsidie 50 percent van de subsidie van een voltijds personeelslid. § 6. De voltijdse personeelsleden die voor subsidiëring in aanmerking komen, mogen geen beroepsactiviteit cumuleren met hun voltijdse betrekking. Onder beroepsactiviteit wordt elke bezigheid verstaan waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is, zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. De Vlaamse regering kan toestemming verlenen om van het cumulatieverbod af te wijken en de wijze bepalen waarop de toestemming kan worden verkregen. § 7. De werkingssubsidie bedraagt één derde van de personeelssubsidie.

Zij moet worden aangewend voor het uitvoeren van de in artikel 29 vermelde opdrachten.

Art. 31.De subsidies, aan een koepelorganisatie zoals bepaald in artikel 30, worden als volgt toegekend : Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van een koepelorganisatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de Vlaamse regering, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.

Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van de subsidies die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Indien een koepelorganisatie minder dan twee jaar erkend is bij de aanvang van het lopende begrotingsjaar, bedraagt elk voorschot 20 percent van de subsidies waarop een koepelorganisatie aanspraak kan maken op basis van de ingediende subsidiëringsaanvraag van het lopende begrotingsjaar.

Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald voor 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de Vlaamse regering de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde betalingsbewijzen heeft goedgekeurd.

Art. 32.De erkenningsprocedure van de koepelorganisaties gebeurt zoals bepaald in de artikelen 6, 7 en 9. De Vlaamse regering bepaalt de geldigheidsduur van de erkenning. Zij bepaalt ook de regels voor het indienen van de subsidiëringsaanvraag en de nadere regels van begeleiding en inspectie. HOOFDSTUK VI - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 33.Het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van landelijk georganiseerde sportverenigingen wordt opgeheven.

Art. 34.§ 1. In afwijking van artikel 22, § 3, behoudt elke sportfederatie die op datum van 1 januari 1999 erkend is en gesubsidieerd wordt op basis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen en die op 1 januari 2000 aangesloten is bij een gesubsidieerde sportconfederatie, nominatief het aantal gesubsidieerde personeelsleden dat op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet door de Vlaamse Gemeenschap wordt gesubsidieerd. § 2. Wanneer de personeelsleden, die gesubsidieerd worden op basis van het decreet van 2 maart 1977 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, één van de twee verplichte functies, zoals bepaald in artikel 22, § 2, uitoefenen, maar niet aan de diplomavereisten, voldoen op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet, wordt dat personeel nominatief verder gesubsidieerd voor 90 percent voor het eerste voltijdse equivalent, 75 percent voor het tweede voltijdse equivalent en 50 percent vanaf het derde voltijdse equivalent. Deze overgangsbepaling geldt ook voor de sportfederaties die niet voldoen aan artikel 22, § 10.

De gesubsidieerde personeelsleden van deze sportfederaties moeten evenwel uiterlijk op 1 januari 2003 via opleidingscursussen, van of erkend door de Vlaamse Trainersschool, voldoen aan de bepalingen van artikel 22, § 10.

Art. 35.De verschillende bepalingen van dit decreet treden in werking op door de Vlaamse regering te bepalen data en uiterlijk op 1 januari 2000.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 april 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken. - Voorstel van decreet: 1267, nr. 1. - Amendementen: 1267, nrs. 2 tot 4. - Verslag: 1267 nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming: Vergaderingen van 30 en 31 maart 1999.

^