gepubliceerd op 09 maart 2004
Decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voor wat betreft de milieuaudit en tot aanvulling ervan met een titel milieuvoorwaarden
6 FEBRUARI 2004. - Decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voor wat betreft de milieuaudit en tot aanvulling ervan met een titel milieuvoorwaarden (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voor wat betreft de milieuaudit en tot aanvulling ervan met een titel milieuvoorwaarden.
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.Aan artikel 1.1.2, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden een 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 14° en 15° toegevoegd, die luiden als volgt : « 9° inrichting : onder meer bedrijf, werkplaats, opslagplaats, installatie, machine en/of toestel; 10° activiteit : werk of handeling, al dan niet uitgevoerd met behulp van een inrichting;11° ingedeelde inrichting : een samenhangend geheel, op een bepaalde plaats, van minstens één inrichting of activiteit die op grond van één of meer rubrieken vergunningsplichtig dan wel meldingsplichtig is, en van de daarbij horende door de exploitant beheerde overige inrichtingen en activiteiten;12° ingedeelde activiteit : tijdelijke, verplaatsbare of mobiele activiteit;13° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het Leefmilieu;14° milieuverstoring : verontreiniging, onttrekking en aantasting;15° aantasting : ingreep van de mens die gevolgen heeft voor de kaderfunctie van het milieu en die mens of milieu op rechtstreekse of on rechtstreekse wijze nadelig beïnvloedt of kan beïnvloeden.De kaderfunctie van het milieu biedt de milieuvoorraden en de diensten die het socio-economisch systeem kan gebruiken om naar behoren te functioneren. ».
Art. 3.In hetzelfde decreet wordt een artikel 1.1.3 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 1.1.3. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de "beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen" en de "beste beschikbare technieken" als volgt te begrijpen : 1° "Technieken" omvat : a) ieder technisch hulpmiddel en iedere technologie, alsook de wijze waarop installaties worden ontworpen, gebouwd, onderhouden, bediend en ontmanteld;b) het inzetten van grond- en hulpstoffen;c) het inzetten van gekwalificeerd personeel in een inrichting of activiteit;d) de gebouwen waarin een inrichting of activiteit is gevestigd;2° "Beschikbare" : op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het nationale grondgebied worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;3° "Beste" : het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel;4° "Overmatig hoge kosten" zijn kosten die : a) onredelijk zijn in verhouding tot hun resultaat op het vlak van de bescherming van mens en milieu;of, b) die economisch niet haalbaar zijn in de betrokken industriële context.»
Art. 4.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk III van titel III "De milieuaudit" vervangen door wat volgt : "EMAS en de decretaal verplichte milieuaudit".
Art. 5.Artikel 3.3.1 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de woorden "Verordening (EEG) nr.1836/93 van de Raad van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem" vervangen door de woorden "Verordening (EG) Nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)"; 2° in § 1, worden de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "Europese Commissie";3° in § 2, worden de woorden "het orgaan" vervangen door de woorden "de bevoegde instantie";4° in § 2, wordt het woord "locaties" vervangen door het woord "organisaties";5° in § 2, wordt het cijfer "8" vervangen door het cijfer "6" en het cijfer "9" door het cijfer "7";6° in § 2, worden de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "Europese Commissie";7° in § 3, wordt het woord "locatie" vervangen door het woord "organisatie".
Art. 6.Artikel 3.3.2 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, wordt het woord "voorwaarden" vervangen door het woord "milieuvoorwaarden" en worden de woorden "decretaal verplichte" ingevoegd tussen het woord "eenmalige" en het woord "milieuaudit";2° § 1 wordt aangevuld met een tweede lid, dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan evenwel inrichtingen die over een bedrijfsintern milieuzorgsysteem beschikken dat gelijkaardige waarborgen biedt onder door haar bepaalde voorwaarden vrijstellen van die verplichting.»; 3° in § 2, worden de woorden "decretaal verplichte" ingevoegd tussen het woord "De" en het woord "milieuaudit";4° in § 3, worden de woorden "decretaal verplichte" ingevoegd tussen het woord "De" en het woord "milieuaudit"; 5° in § 3, wordt een vijfde streepje ingevoegd, dat luidt als volgt : « - bodembeheer;"; 6° § 3 wordt aangevuld met een tweede lid, dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan nadere eisen stellen betreffende de inhoud van de decretaal verplichte milieuaudit.Ze kan in dat verband ook haar goedkeuring verlenen aan richtlijnen waarvan het gebruik aanbevolen wordt. »; 7° in § 4, worden de woorden "decretaal verplichte" ingevoegd tussen het woord "De" en het woord "milieuaudit";8° § 5, wordt vervangen door wat volgt : « § 5.De decretaal verplichte milieuaudit moet gevalideerd worden door een daarvoor erkende of geaccrediteerde milieuverificateur. De Vlaamse regering kan nadere eisen stellen betreffende hun validatiewerkzaamheden. Ze kan in dat verband ook haar goedkeuring verlenen aan richtlijnen waarvan het gebruik aanbevolen wordt. »; 9° een § 6, wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.In voorkomend geval bepaalt de Vlaamse regering de erkenningscriteria en -voorwaarden waaraan een in § 5, bedoelde milieuverificateur moet voldoen en de wijze waarop hij erkend wordt.
De Vlaamse regering bepaalt ook op welke wijze toezicht gehouden wordt op zijn werkzaamheden. »
Art. 7.In artikel 3.3.3, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "decretaal" ingevoegd tussen het woord "een" en het woord "verplichte".
Art. 8.In artikel 3.8.1 van hetzelfde decreet worden de woorden "en op de toepassing van de verordening, bedoeld in artikel 3.3.1," ingevoegd tussen het woord "uitvoeringsbesluiten" en het woord "volgens".
Art. 9.Artikel 3.8.3 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de woorden "en van de verordening, bedoeld in artikel 3.3.1," ingevoegd tussen het woord "decreet" en het woord "overtreedt"; 2° in § 2, worden de woorden "en van de verordening, bedoeld in artikel 3.3.1," ingevoegd na het woord "decreet".
Art. 10.Aan hetzelfde decreet wordt een titel V, bestaande uit artikel 5.1.1. tot en met 5.4.3, toegevoegd, die luidt als volgt : "TITEL V. - Algemene, sectorale en integrale milieuvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 5.1.1. De Vlaamse regering kan algemene en sectorale milieuvoorwaarden uitvaardigen.
In voorkomend geval kan de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 5.2.3 in de vergunning milieuvoorwaarden bepalen die deze milieuvoorwaarden aanvullen of wijzigen.
De Vlaamse regering kan integrale milieuvoorwaarden uitvaardigen. In voorkomend geval kan de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 5.3.5 nadere eisen stellen die deze voorwaarden aanvullen of wijzigen.
Artikel 5.1.2. § 1. Algemene milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen en ingedeelde activiteiten. Ze kunnen eveneens gelden voor de niet-ingedeelde inrichtingen en de niet-ingedeelde activiteiten, voor zover die uitdrukkelijk worden omschreven door de Vlaamse regering.
Sectorale milieuvoorwaarden gelden voor de categorieën ingedeelde of niet-ingedeelde inrichtingen en activiteiten, aangewezen door de Vlaamse regering.
Algemene en sectorale milieuvoorwaarden gelden niet voor inrichtingen en activiteiten waarop integrale milieuvoorwaarden van toepassing zijn. § 2. Algemene en sectorale milieuvoorwaarden beogen het voorkomen en beperken van de milieuverstoring die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In voorkomend geval beogen ze tevens het ongedaan maken van de milieuverstoring die deze inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken.
Artikel 5.1.3. Voor inrichtingen of activiteiten die normaliter enkel milieuverstoring kunnen veroorzaken met een homogeen karakter, in het bijzonder voor deze die normaliter enkel een beperkte milieuverstoring kunnen veroorzaken, kan de Vlaamse regering integrale milieuvoorwaarden uitvaardigen. Dit kan op voorwaarde dat de middelen tot het voorkomen, het beperken en, in voorkomend geval, het ongedaan maken van de milieuverstoring bestaan en voorhanden zijn met toepassing van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen.
De integrale milieuvoorwaarden bestaan uit een sluitend geheel van voorschriften die beogen alle vormen van milieuverstoring die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken, te voorkomen en te beperken. In voorkomend geval beogen ze tevens het ongedaan maken van de milieuverstoring die deze inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken.
Artikel 5.1.4. Bij het vaststellen van algemene, sectorale en integrale milieuvoorwaarden houdt de Vlaamse regering minstens rekening met : 1° de geldende milieukwaliteitsnormen, met inbegrip van de bijzondere milieukwaliteitsnormen;2° de bestaande toestand van het milieu en van de gezondheid van de mens, voorzover die gezondheid wordt beïnvloed door de toestand van het milieu, telkens voorzover de betrokken inrichtingen en activiteiten hier milieuverstoring voor kunnen veroorzaken;3° de resultaten die kunnen worden bereikt met de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen;4° het feit dat niet elke vorm van beperkte milieuverstoring kan worden voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt;5° het feit dat niet elke vorm van milieuverstoring kan worden gemeten of als objectief gegeven kan worden beoordeeld. Artikel 5.1.5. § 1. Waar mogelijk geven de algemene, sectorale en integrale milieuvoorwaarden de concrete doelstellingen aan die de betrokkenen op de door hen te bepalen wijze moeten verwezenlijken.
Ze kunnen ook aangeven welke middelen moeten worden aangewend. Waar mogelijk geven ze dan ook aan welk beschermingsniveau of welke doelstelling hiermee wordt nagestreefd.
Ze kunnen ook andere verplichtingen opleggen. § 2. Als de milieuvoorwaarden aangeven welke middelen moeten worden aangewend, kan degene die de inrichting exploiteert of de activiteit uitoefent andere middelen toepassen. Hij moet dan wel kunnen aantonen dat deze andere middelen de milieuverstoring ingevolge de inrichting of activiteit in een minstens gelijkwaardige mate voorkomen, beperken en in voorkomend geval ongedaan maken. De gelijkwaardigheid wordt waar en voorzover mogelijk beoordeeld op basis van het aangegeven beschermingsniveau of de aangegeven doelstelling.
Iedere toepassing van andere middelen moet worden opgenomen in een milieujournaal. Het milieujournaal is een drager van informatie, die door de exploitant wordt bijgehouden op de inrichting. De overheid kan het document steeds op eenvoudig verzoek inzien, of er een afschrift van verkrijgen.
Inplantingsgeboden, inplantingsverboden of afstandregels worden voor de toepassing van deze bepaling niet beschouwd als middelenvoorschriften.
In het besluit houdende milieuvoorwaarden kan de Vlaamse regering deze mogelijkheid beperken of uitsluiten. De Vlaamse regering kan tevens nadere regels of algemene richtlijnen uitvaardigen met betrekking tot de wijze waarop de gelijkwaardigheid moet worden beoordeeld.
Artikel 5.1.6. § 1. De Vlaamse regering maakt een voorontwerp van besluit houdende vaststelling of wijziging van milieuvoorwaarden bij uittreksel bekend in het Belgisch Staatsblad . De volledige tekst wordt op de website van de Vlaamse overheid geplaatst.
De Vlaamse regering brengt de tekst van een voorontwerp van besluit houdende vaststelling of wijziging van sectorale of integrale milieuvoorwaarden ook ter kennis van de representatieve beroepsvereniging(en) en paritaire comité(s) van de betrokken sector.
Binnen een termijn van zestig dagen na de publicatie van het voorontwerp kan eenieder bezwaren of opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het daartoe in de bekendmaking aangewezen bestuur. § 2. Gelijktijdig met de bekendmaking zendt de Vlaamse regering het voorontwerp van besluit voor advies aan de adviesraad, of de adviesraden, met algemene adviesbevoegdheid inzake het milieubeleid.
De raad of raden brengen een met redenen omkleed advies uit binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het ontwerp. § 3. Bij het opstellen van het besluit houdt de Vlaamse regering rekening met tijdig verstrekt advies en tijdig ingediende bezwaren of opmerkingen.
Als de Vlaamse regering geen gevolg geeft aan een bij unanimiteit aangenomen onderdeel van een advies, verantwoordt ze dit in een verslag. Dit verslag wordt bekendgemaakt samen met het besluit houdende vaststelling of wijziging van milieuvoorwaarden. § 4. De Vlaamse regering stelt het besluit houdende vaststelling of wijziging van milieuvoorwaarden vast. § 5. In zoverre internationale verplichtingen het volgen van de in § 1, tot en met § 3, vermelde procedure onmogelijk maken, kan van deze procedure worden afgeweken en desnoods worden afgezien.
Artikel 5.1.7. Tenzij anders wordt bepaald in het besluit houdende milieuvoorwaarden zijn milieuvoorwaarden na afloop van een door de Vlaamse regering te bepalen overgangstermijn van toepassing op de bestaande inrichtingen en activiteiten. De Vlaamse regering houdt hierbij rekening met de in art. 5.1.4 opgesomde elementen.
Artikel 5.1.8. De Vlaamse regering laat de milieuvoorwaarden minstens om de tien jaar evalueren, onder meer in het licht van de in artikel 5.1.4 opgesomde elementen. Ze gaat op basis van deze evaluaties na of een aanpassing van de milieuvoorwaarden wenselijk is.
Ten hoogste zeven jaar na de inwerkingtreding van deze titel laat de Vlaamse regering een evaluatie uitvoeren van het toepassingsgebied van de integrale milieuvoorwaarden, bedoeld in artikel 5.1.3. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen inzake algemene en sectorale milieuvoorwaarden Artikel 5.2.1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen verschillen naar gelang van : 1° de omvang van de betrokken inrichtingen en activiteiten;2° de ligging van deze inrichtingen en activiteiten in of nabij gebieden die een bijzondere bescherming behoeven, hetzij wegens de bestemming die ze hebben, hetzij wegens de functies die ze vervullen of dienen te vervullen;3° de ligging van deze inrichtingen en activiteiten nabij andere inrichtingen en activiteiten. Artikel 5.2.2. Sectorale milieuvoorwaarden kunnen algemene milieuvoorwaarden aanvullen.
De sectorale milieuvoorwaarden kunnen strengere voorschriften bevatten dan de algemene milieuvoorwaarden, behoudens andersluidende bepaling in de algemene milieuvoorwaarden.
In de gevallen, bepaald in de algemene milieuvoorwaarden, en binnen de grenzen, bepaald door de algemene milieuvoorwaarden, kunnen de sectorale milieuvoorwaarden er in minder strenge zin van afwijken.
Artikel 5.2.3. De milieuvoorwaarden, bepaald in een vergunning, kunnen de algemene en sectorale milieuvoorwaarden aanvullen.
Ze kunnen strengere voorschriften bevatten dan de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, behoudens andersluidende bepaling in de algemene en sectorale milieuvoorwaarden.
In de gevallen, bepaald in de algemene milieuvoorwaarden, en binnen de grenzen, bepaald door de algemene of sectorale milieuvoorwaarden, kunnen ze er in minder strenge zin van afwijken. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen inzake integrale milieuvoorwaarden Artikel 5.3.1. Bij de keuze en de afbakening van de categorieën van inrichtingen of activiteiten waarvoor al dan niet integrale voorwaarden zullen worden opgesteld, houdt de Vlaamse regering rekening met : 1° de bestaande toestand van het milieu, voorzover de betrokken inrichtingen en activiteiten hiervoor milieuverstoring kunnen veroorzaken;2° de milieuverstoring die de betrokken inrichtingen of activiteiten kunnen veroorzaken;3° de mogelijkheden tot het voorkomen, beperken en in voorkomend geval ongedaan maken van de milieuverstoring die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In een verslag bij het besluit houdende integrale milieuvoorwaarden wordt aangegeven op welke wijze deze aspecten bij de voorbereiding van de maatregel zijn betrokken.
Artikel 5.3.2. Ieder besluit houdende integrale milieuvoorwaarden bevat onder meer : 1° de definities van de begrippen die in het besluit worden gehanteerd;2° de omschrijving van de inrichtingen en activiteiten waarop het besluit van toepassing is en, in voorkomend geval, de omschrijving van de inrichtingen en activiteiten waarop het besluit niet van toepassing is;3° in voorkomend geval, het ontbreken van een meldingsplicht;4° de integrale voorwaarden die van toepassing zijn;5° in voorkomend geval, de informatie die moet worden meegedeeld bij melding;6° in voorkomend geval, de gevallen waarin en de grenzen waarbinnen het bevoegde bestuur nadere eisen kan stellen;7° in voorkomend geval, de overgangsbepalingen. Artikel 5.3.3. Tenzij het besluit houdende integrale milieuvoorwaarden het uitdrukkelijk anders bepaalt, zijn de inrichtingen en activiteiten waarvoor integrale milieuvoorwaarden zijn uitgevaardigd meldingsplichtig. In voorkomend geval verantwoordt de Vlaamse regering in het verslag, bedoeld in art. 5.3.1, tweede lid, waarom ze afziet van de meldingsplicht.
Artikel 5.3.4. Integrale milieuvoorwaarden kunnen verschillen naargelang van : 1° de omvang van de betrokken inrichtingen en activiteiten;2° de ligging van deze inrichtingen en activiteiten in of nabij gebieden die een bijzondere bescherming behoeven, hetzij door de bestemming die zij hebben, hetzij door de functies die ze vervullen of dienen te vervullen;3° de ligging van deze inrichtingen en activiteiten nabij andere inrichtingen en activiteiten. Integrale voorwaarden kunnen een inplantingsgebod, een inplantingsverbod of afstandregels bevatten.
Artikel 5.3.5. § 1. In een besluit houdende integrale milieuvoorwaarden kan worden bepaald dat aan de betrokken inrichtingen of activiteiten nadere eisen kunnen worden gesteld. Als een besluit houdende integrale milieuvoorwaarden voorziet in de mogelijkheid om nadere eisen te stellen, bepaalt het de gevallen waarin en de grenzen waarbinnen zulks kan. § 2. Nadere eisen kunnen de integrale milieuvoorwaarden aanvullen.
Ze kunnen strengere voorwaarden bevatten dan de integrale milieuvoorwaarden, behoudens andersluidende bepaling in de integrale milieuvoorwaarden.
Ze kunnen enkel worden opgelegd als dit aangewezen is in het licht van de plaatselijke omstandigheden.
Artikel 5.3.6. Als op een inrichting of activiteit verschillende besluiten houdende integrale voorwaarden van toepassing zijn en deze besluiten op bepaalde punten niet met elkaar verenigbaar zijn, past de exploitant de voorwaarden toe die de grootste bescherming van mens en milieu waarborgen.
Artikel 5.3.7. Onverminderd de naleving van de integrale milieuvoorwaarden, is de exploitant verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om mens en milieu te beschermen tegen milieuverstoring die niet kan worden voorkomen, beperkt of in voorkomend geval ongedaan gemaakt door de integrale milieuvoorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen Artikel 5.4.1. Artikel 5.1.5, § 2, treedt, voor wat betreft de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, in werking op de datum die wordt bepaald door de Vlaamse regering. Deze datum kan verschillen van sector tot sector.
Vanaf deze datum is artikel 20, eerste lid, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, niet meer van toepassing voor de betrokken sector of sectoren.
Gemotiveerde individuele afwijkingen van algemene en sectorale milieuvoorwaarden die om technische redenen noodzakelijk zijn die worden ingediend na deze datum, worden - in afwijking van artikel 20, tweede lid van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning - al dan niet toegestaan overeenkomstig de procedure voor vergunningsaanvragen van ingedeelde inrichtingen van de eerste klasse.
Artikel 5.4.2. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast met betrekking tot de wijze waarop moet worden voldaan aan de meldingsplicht, bedoeld in artikel 5.3.3. De Vlaamse regering houdt daarbij rekening met het feit dat de overheid die bevoegd is om de melding in ontvangst te nemen voldoende tijd moet krijgen om na te gaan of de melding volledig is, en of de inrichting waarvoor de melding wordt verricht onder het toepassingsgebied valt van het in de melding aangeduide besluit houdende integrale voorwaarden. Zolang de melding onvolledig is of wanneer de inrichting waarvoor de melding wordt verricht niet onder het toepassingsgebied valt van het in de melding aangeduide besluit, is niet voldaan aan de meldingsplicht.
Zolang er geen regeling is krachtens het eerste lid, gebeurt de melding overeenkomstig de regeling door en krachtens artikel 4, § 2, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.
Artikel 5.4.3. Zolang er geen algemene regelgeving is met betrekking tot de handhaving van het milieurecht, zijn hoofdstuk VII, Toezicht en dwangmaatregelen, hoofdstuk VIII, Schorsing en opheffing van de vergunning en hoofdstuk IX, Strafbepalingen, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, van overeenkomstige toepassing voor wat betreft de handhaving van de milieuvoorwaarden die tot stand komen krachtens dit decreet.
Daarbij geldt dat de personen die, door of krachtens het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, bevoegd zijn voor het toezicht op en het opleggen van dwangmaatregelen ten aanzien van inrichtingen van derde klasse, tevens bevoegd zijn voor het toezicht op en het opleggen van dwangmaatregelen ten aanzien van inrichtingen die vallen onder het toepassingsgebied van een besluit houdende integrale voorwaarden.
Het niet-voldoen aan de meldingsplicht, zoals bedoeld in artikel 5.3.3, wordt gelijk gesteld met het exploiteren zonder vergunning, zoals bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.
De niet-naleving van de milieuvoorwaarden wordt gelijk gesteld met de niet-naleving van de exploitatievoorwaarden, zoals bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. ».
Art. 11.Het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt gewijzigd als volgt : 1° artikel 20, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt : « Een representatieve organisatie of een adviesraad met algemene adviesbevoegdheid inzake het milieubeleid kunnen gemotiveerd een sectorale afwijking aanvragen van algemene of per categorie van inrichtingen geldende milieuvoorwaarden.De Vlaamse regering kan bij gemotiveerd besluit de afwijking toestaan indien dit om technische redenen noodzakelijk is. Zij kan in dat besluit andere milieuvoorwaarden wijzigen, die gelden voor de categorie van inrichtingen waarvoor de afwijkingsaanvraag werd ingediend, dan milieuvoorwaarden waarvan de afwijking wordt aangevraagd. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast voor de behandeling van de afwijkingsaanvraag en bepaalt de voorwaarden waaronder de afwijking kan worden toegestaan.
Een exploitant van een inrichting kan gemotiveerd een individuele afwijking aanvragen van algemene of per categorie van inrichtingen geldende milieuvoorwaarden. De Vlaamse regering kan bij gemotiveerd besluit de afwijking toestaan indien dit om technische redenen noodzakelijk is. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast voor de behandeling van de afwijkingsaanvraag en bepaalt de voorwaarden waaronder de afwijking kan worden toegestaan. »; 2° artikel 20, derde lid, wordt opgeheven;3° in artikel 22 wordt de term "exploitatievoorwaarden" vervangen door de term "milieuvoorwaarden".
Art. 12.De milieuverificateurs, die overeenkomstig art. 3.3.1 zijn erkend met het oog op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1836/93 van de Raad van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem of Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), blijven bevoegd voor het valideren van een decretaal verplichte milieu-audit voor een periode van 3 jaar na de inwerkingtreding van een systeem voor erkenning of accreditatie dat wordt opgezet overeenkomstig artikel 3.3.2, § 5 en § 6, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Art. 13.Dit decreet treedt in werking op de datum die wordt bepaald door de Vlaamse regering.
De artikelen 4, 5, 6, 7, 8 en 9 treden evenwel in werking op de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad .
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 februari 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Ontwerp van decreet : 1846 - nr. 1. - Amendementen : 1846 - nr. 2. - Verslag over de hoorzitting : 1846 - nr. 3. - Verslag : 1846 - nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergadering van 21 januari 2004.