Etaamb.openjustice.be
Decreet van 03 april 2020
gepubliceerd op 04 mei 2020

Decreet houdende omzetting van richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie

bron
vlaamse overheid
numac
2020010371
pub.
04/05/2020
prom.
03/04/2020
ELI
eli/decreet/2020/04/03/2020010371/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 APRIL 2020. - Decreet houdende omzetting van richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: DECREET houdende omzetting van richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2.Dit decreet voorziet in de omzetting van richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie.

Art. 3.Dit decreet legt de voorschriften vast met betrekking tot een mechanisme ter beslechting van geschillen tussen enerzijds de bevoegde autoriteit en anderzijds een buitenlandse autoriteit welke ontstaan naar aanleiding van de uitleg en toepassing van overeenkomsten en verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing, op vermogen. HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 4.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° bevoegde autoriteit: de Vlaamse Regering;2° bevoegde rechtbank: de rechterlijke instantie die is aangewezen overeenkomstig deel III van het Gerechtelijk Wetboek;3° buitenlandse autoriteit: de autoriteit van een lidstaat die als zodanig door de betrokken lidstaat is aangewezen;4° dubbele belasting: de heffing door twee of meer lidstaten van belastingen die onder een overeenkomst of verdrag als vermeld in artikel 3, vallen, op dezelfde belastbare inkomsten of hetzelfde belastbare vermogen als dat aanleiding geeft tot een van de volgende situaties: a) een bijkomende belastingheffing;b) een toename van de belastingverplichtingen;c) de annulering of vermindering van verliezen die met belastbare winst kunnen worden verrekend;5° belanghebbende: elke persoon, met inbegrip van een natuurlijke persoon, die een fiscaal ingezetene is van België of een andere lidstaat en voor wie het geschilpunt rechtstreekse gevolgen heeft voor de belastingheffing;6° geschilpunt: de kwestie die aanleiding geeft tot een geschil tussen de bevoegde autoriteit en een buitenlandse autoriteit naar aanleiding van de uitleg en toepassing van overeenkomsten en verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, als dat van toepassing is, op vermogen;7° lidstaat: tenzij het uitdrukkelijk anders is vermeld, een andere lidstaat van de Europese Unie dan België. HOOFDSTUK 3. - Klacht

Art. 5.§ 1. Elke belanghebbende kan een klacht indienen bij de bevoegde autoriteit, waarbij om de beslechting van het geschilpunt wordt verzocht. De klacht wordt ingediend binnen drie jaar vanaf de ontvangst van de eerste kennisgeving van de handeling die tot het geschilpunt aanleiding geeft of zal geven, ongeacht de eventuele aanwending van de beschikbare rechtsmiddelen door de betrokken persoon. De belanghebbende dient de klacht met dezelfde gegevens tegelijkertijd in bij elke buitenlandse autoriteit en geeft in de klacht aan welke lidstaten erbij betrokken zijn. § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt de ontvangst van de klacht binnen twee maanden vanaf de datum waarop ze de klacht heeft ontvangen. § 3. De bevoegde autoriteit brengt de buitenlandse autoriteit op de hoogte van de klacht binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2. De bevoegde autoriteit brengt op dat moment ook de buitenlandse autoriteit op de hoogte van de taal of talen die ze tijdens de procedure wil gebruiken. § 4. De klacht wordt alleen aanvaard als de belanghebbende die de klacht indient, de volgende inlichtingen verschaft: 1° de naam, het adres, het fiscale identificatienummer en alle andere inlichtingen die nodig zijn om de belanghebbende die de klacht heeft ingediend bij de bevoegde autoriteit, en elke andere belanghebbende te identificeren;2° de betrokken belastingtijdvakken;3° nadere informatie over de relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van bijzonderheden over de structuur van de transactie en over de verhouding tussen de belanghebbende en de andere partijen bij de relevante transacties, alsook van de feiten die te goeder trouw in een wederzijds bindende overeenkomst tussen de belanghebbende en de belastingdienst zijn vastgelegd, als dat van toepassing is.Meer in het bijzonder de aard en de datum van de handelingen die aanleiding geven tot het geschilpunt waaronder, in voorkomend geval, bijzonderheden over dezelfde inkomsten die in de andere lidstaat zijn ontvangen, en over de opneming daarvan in de belastbare inkomsten in de andere lidstaat, evenals bijzonderheden over de belastingen die in verband met die inkomsten in de andere lidstaat zijn geheven of zullen worden geheven, alsook de bedragen in de valuta's van de betrokken lidstaten die daarmee verband houden, met een afschrift van eventuele bewijsstukken; 4° een verwijzing naar de toepasselijke interne regels en naar de overeenkomsten of verdragen, vermeld in artikel 3.Als er meer dan één overeenkomst of verdrag van toepassing is, vermeldt de belanghebbende die de klacht indient, welke overeenkomst of welk verdrag met betrekking tot het geschilpunt in kwestie wordt uitgelegd. Die overeenkomst of dat verdrag is voor de toepassing van dit decreet de toepasselijke overeenkomst of het toepasselijke verdrag; 5° de volgende informatie, samen met een afschrift van eventuele bewijsstukken: a) een verklaring waarom de belanghebbende meent dat er sprake is van een geschilpunt;b) nadere bijzonderheden over elk door de belanghebbende ingesteld beroep en elke door de belanghebbende opgestarte rechtszaak met betrekking tot de relevante transacties, en over elke rechterlijke beslissing in verband met het geschilpunt;c) een toezegging van de belanghebbende dat hij zo volledig en zo snel mogelijk op alle toepasselijke verzoeken van de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit zal reageren en op verzoek van de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit alle documentatie zal verstrekken;d) in voorkomend geval, een afschrift van het definitieve besluit over de belastingaanslag in de vorm van een definitieve belastingaanslag, een verslag van de belastingcontrole of een ander gelijkwaardig document dat aanleiding geeft tot het geschilpunt, en een afschrift van elk ander document dat de belastingautoriteiten met betrekking tot het geschilpunt hebben verstrekt;e) in voorkomend geval, informatie over eventuele klachten die de belanghebbende heeft ingediend op grond van een andere procedure voor onderling overleg of op grond van een andere geschilbeslechtingsprocedure als vermeld in artikel 19, § 5, en een uitdrukkelijke toezegging van de belanghebbende dat hij de bepalingen, vermeld in artikel 19, § 5, zal naleven;6° alle door de bevoegde autoriteit gevraagde specifieke aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondig onderzoek van de zaak in kwestie. § 5. De bevoegde autoriteit kan om de informatie, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, 6°, verzoeken binnen drie maanden vanaf de dag waarop ze de klacht heeft ontvangen.

Als de bevoegde autoriteit dat noodzakelijk acht, kunnen verdere verzoeken om informatie gedaan worden tijdens de procedure voor onderling overleg, vermeld in artikel 7.

Dat verzoek mag niet leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze.

Een belanghebbende die een verzoek als vermeld in paragraaf 4, eerste lid, 6°, ontvangt, antwoordt binnen drie maanden na de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen. Hij stuurt tegelijkertijd een afschrift van dat antwoord naar de buitenlandse autoriteit. § 6. De bevoegde autoriteit neemt, binnen zes maanden na de dag waarop ze de klacht heeft ontvangen, of, als dat later is, binnen zes maanden na de dag waarop ze de informatie, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, 6°, heeft ontvangen, een besluit over de aanvaarding of afwijzing van de klacht. De bevoegde autoriteit brengt de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit onmiddellijk op de hoogte van haar besluit.

De bevoegde autoriteit kan binnen zes maanden na de dag waarop ze een klacht heeft ontvangen, of binnen zes maanden na de dag waarop ze de informatie, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, 6°, heeft ontvangen, als ze die informatie pas later ontvangt, besluiten het geschilpunt eenzijdig te beslechten, zonder de buitenlandse autoriteit erbij te betrekken. In dat geval brengt de bevoegde autoriteit de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit daarvan onmiddellijk op de hoogte. Na die kennisgeving worden de procedurehandelingen op grond van dit decreet beëindigd. § 7. Een belanghebbende die een klacht wil intrekken, dient gelijktijdig bij de bevoegde autoriteit en bij de buitenlandse autoriteit een schriftelijke kennisgeving van intrekking in. Met die kennisgeving worden alle procedurehandelingen op grond van dit decreet onmiddellijk beëindigd. De bevoegde autoriteit die een dergelijke kennisgeving ontvangt, brengt de buitenlandse autoriteit onmiddellijk op de hoogte van de beëindiging van de procedurehandelingen.

Als een geschilpunt om welke reden dan ook ophoudt te bestaan, worden alle procedurehandelingen op grond van dit decreet onmiddellijk beëindigd. De bevoegde autoriteit brengt de belanghebbende onmiddellijk op de hoogte van deze situatie met de opgave van de algemene redenen voor de beëindiging.

Art. 6.§ 1. De belanghebbende kan de klachten, de antwoorden op een verzoek om aanvullende informatie, de intrekkingen en de verzoeken, vermeld in artikel 5, § 1, § 5 en § 7, en 9, § 1, bij wijze van afwijking van die bepalingen alleen indienen bij de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit van de staat waarvan de belanghebbende een ingezetene is, als de belanghebbende aan één van onderstaande voorwaarden voldoet: 1° hij is een natuurlijke persoon;2° hij is geen grote onderneming en maakt geen deel uit van een grote groep. In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder: 1° grote onderneming: een onderneming die op de balansdatum ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijdt: a) balanstotaal: 20.000.000 euro; b) netto-omzet: 40.000.000 euro; c) gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250; 2° grote groep: een groep bestaande uit in een consolidatie op te nemen moeder- en dochterondernemingen die, op geconsolideerde basis, op de balansdatum van de moederonderneming de grensbedragen voor ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijden: a) balanstotaal: 20.000.000 euro; b) netto-omzet: 40.000.000 euro; c) gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250. De bevoegde autoriteit brengt de buitenlandse autoriteit op de hoogte van de mededelingen, vermeld in artikel 5, § 1, § 5 en § 7, en 9, § 1, zulks binnen twee maanden na ontvangst van deze mededelingen. Zodra een dergelijke kennisgeving heeft plaatsgevonden, wordt de belanghebbende geacht de mededeling op de datum van die kennisgeving bij alle betrokken lidstaten te hebben ingediend. § 2. Als er aanvullende informatie wordt ontvangen met toepassing van artikel 5, § 5, stuurt de bevoegde autoriteit die de aanvullende informatie heeft ontvangen, tegelijkertijd ook een afschrift daarvan naar elke buitenlandse autoriteit. Zodra die afschriften zijn verstuurd, wordt de aanvullende informatie geacht door de buitenlandse lidstaten te zijn ontvangen op de datum waarop de bevoegde autoriteit de informatie heeft ontvangen. HOOFDSTUK 4. - Procedure voor onderling overleg

Art. 7.§ 1. Als de klacht, vermeld in artikel 5, wordt aanvaard door de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit, proberen ze binnen twee jaar, vanaf de laatste kennisgeving van een besluit van een van de lidstaten tot aanvaarding van de klacht, het geschilpunt in onderling overleg te beslechten.

De termijn, vermeld in het eerste lid, kan met ten hoogste één jaar verlengd worden na een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift van de bevoegde autoriteit aan elke buitenlandse autoriteit of van de buitenlandse autoriteit aan de bevoegde autoriteit. § 2. Zodra de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, overeenstemming hebben bereikt over de beslechting van het geschilpunt, brengt de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan onmiddellijk op de hoogte in de vorm van een besluit dat bindend is voor de bevoegde autoriteit en afdwingbaar door de belanghebbende, mits de belanghebbende het besluit aanvaardt en, als toepasselijk, afziet van het recht om andere rechtsmiddelen aan te wenden.

Als er al procedurehandelingen met betrekking tot dergelijke andere rechtsmiddelen waren aangevat, wordt het besluit, vermeld in het eerste lid, alleen bindend en afdwingbaar zodra de belanghebbende ten overstaan van de bevoegde autoriteit bewijzen heeft verstrekt die aantonen dat er stappen zijn gezet om die procedurehandelingen te beëindigen. Die bewijzen worden verstrekt uiterlijk zestig dagen nadat de belanghebbende op de hoogte is gebracht van het besluit, vermeld in het eerste lid.

Het besluit, vermeld in het eerste lid, wordt vervolgens onmiddellijk uitgevoerd, ongeacht de termijnen waarin de interne regelgeving voorziet. § 3. Als de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit binnen de vastgestelde termijn, vermeld in paragraaf 1, geen overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt bereiken, stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan in kennis, met opgave van de algemene redenen waarom geen overeenstemming kon worden bereikt. HOOFDSTUK 5. - Besluit van de bevoegde autoriteit betreffende de klacht

Art. 8.§ 1. De bevoegde autoriteit kan binnen de termijn, vermeld in artikel 5, § 6, een klacht afwijzen: 1° als de inlichtingen, vermeld in artikel 5, § 4, ontbreken, met inbegrip van de informatie, vermeld in artikel 5, § 4, eerste lid, 6°, die niet binnen de termijn, vermeld in artikel 5, § 5, vierde lid, is bezorgd;2° als er geen sprake is van een geschilpunt;3° als de klacht niet binnen de termijn van drie jaar, vermeld in artikel 5, § 1, is ingediend. Wanneer de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan overeenkomstig artikel 5, § 6, op de hoogte brengt, vermeldt ze de algemene redenen voor de afwijzing. § 2. Als de bevoegde autoriteit binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van de klacht of binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van de informatie, vermeld in artikel 5, § 4, eerste lid, 6°, geen besluit over de klacht heeft genomen, wordt de klacht geacht door die bevoegde autoriteit te zijn aanvaard. § 3. Als zowel de bevoegde autoriteit, als elke betrokken buitenlandse autoriteit de klacht afwijst, kan de belanghebbende overeenkomstig artikel 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek een vordering instellen tegen het besluit van de bevoegde autoriteit. De belanghebbende die dat recht van beroep uitoefent, kan geen verzoek indienen conform artikel 9, § 1, eerste lid, 1° : 1° zolang het besluit nog in beroep wordt behandeld;2° als het besluit tot afwijzing nog vatbaar is voor beroep;of 3° als een besluit tot afwijzing is bevestigd in het kader van de beroepsprocedure, vermeld in punt 1°, en het in geen enkel van de betrokken lidstaten nog mogelijk is om af te wijken van het besluit van de rechtbank of andere gerechtelijke instanties in kwestie. Als het recht van beroep is uitgeoefend, wordt het besluit van de bevoegde rechtbank in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 9, § 1, eerste lid, 1°. HOOFDSTUK 6. - Geschillenbeslechting door de raadgevende commissie

Art. 9.§ 1. Op verzoek van de belanghebbende stellen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit een raadgevende commissie in, in de volgende gevallen: 1° de klacht van de belanghebbende is op grond van artikel 8, § 1, afgewezen door de bevoegde autoriteit of minstens één maar niet alle buitenlandse autoriteiten; 2° de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit hadden de klacht van de belanghebbende aanvaard, maar ze hebben binnen de termijn, vermeld in artikel 7, § 1, in onderling overleg geen overeenstemming kunnen bereiken over de beslechting van het geschilpunt. De belanghebbende kan het verzoek, vermeld in het eerste lid, alleen indienen als, tegen de afwijzing van de klacht, vermeld in artikel 8, § 1, geen beroep kan worden ingesteld, geen beroep aanhangig is of de belanghebbende formeel afstand heeft gedaan van zijn recht van beroep.

Het verzoek bevat een verklaring in die zin.

Het verzoek om een raadgevende commissie op te richten wordt schriftelijk ingediend en, naargelang het geval: 1° uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 5, § 6, of artikel 7, § 3;2° uiterlijk vijftig dagen na de afgifte van het besluit door betrokken rechtbank of gerechtelijke instantie krachtens artikel 8, § 3. De raadgevende commissie wordt uiterlijk 120 dagen na ontvangst van dit verzoek ingesteld. Zodra de raadgevende commissie is samengesteld, brengt de voorzitter van die commissie de belanghebbende daarvan onmiddellijk op de hoogte. § 2. De met toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 1°, ingestelde raadgevende commissie neemt binnen zes maanden nadat ze is ingesteld een besluit over de aanvaarding van de klacht. Ze brengt de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit op de hoogte van haar besluit binnen dertig dagen na de goedkeuring van het besluit.

Als de raadgevende commissie in haar besluit bevestigt dat aan alle voorschriften, vermeld in artikel 5, is voldaan, wordt op verzoek van de bevoegde autoriteit of van de buitenlandse autoriteit de procedure voor onderling overleg, vermeld in artikel 7, opgestart. De bevoegde autoriteit brengt de raadgevende commissie, de buitenlandse autoriteit en de belanghebbende op de hoogte van dat verzoek. De termijn, vermeld in artikel 7, § 1, begint vanaf de datum van de kennisgeving van het besluit dat de raadgevende commissie betreffende de aanvaarding van de klacht heeft genomen.

Als de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit niet binnen een termijn van zestig dagen na de datum van de kennisgeving van het besluit van de raadgevende commissie, vermeld in het eerste lid, hebben verzocht om de procedure voor onderling overleg op te starten, brengt de raadgevende commissie, overeenkomstig artikel 17, § 1, advies uit over de beslechting van het geschilpunt. In dat geval wordt voor de toepassing van artikel 17, § 1, de raadgevende commissie geacht te zijn ingesteld op de datum waarop de termijn van zestig dagen verstrijkt. § 3. In het geval, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, brengt de raadgevende commissie, overeenkomstig artikel 17, § 1, advies uit over de beslechting van het geschilpunt. HOOFDSTUK 7. - Benoemingen door de bevoegde rechtbanken

Art. 10.§ 1. Als een raadgevende commissie niet is ingesteld binnen de vastgestelde termijn, vermeld in artikel 9, § 1, vierde lid, kan de belanghebbende zich wenden tot de bevoegde rechtbank om de raadgevende commissie in te stellen.

Als de bevoegde autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de belanghebbende binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, de bevoegde rechtbank verzoeken een vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen uit de lijst, vermeld in artikel 12.

Als zowel de bevoegde autoriteit als de buitenlandse autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de belanghebbende binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, de bevoegde rechtbank verzoeken de beide vooraanstaande onafhankelijke personen te benoemen uit de lijst, vermeld in artikel 12.

De vooraanstaande onafhankelijke personen benoemen conform artikel 11, § 3, de voorzitter door loting uit de lijst van onafhankelijke personen.

Als meer dan één belanghebbende is betrokken bij de procedurehandelingen, delen de belanghebbenden het verzoek om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers te benoemen mee aan elk van hun respectieve woonstaten.

Als maar één belanghebbende is betrokken bij de procedurehandelingen, deelt de belanghebbende het verzoek om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers te benoemen mee aan de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit van de lidstaat die nagelaten heeft ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen. § 2. De vorderingen, vermeld in paragraaf 1, worden pas ingesteld na het verstrijken van de termijn van de termijn van 120 dagen, vermeld in artikel 9, § 1, vierde lid, en uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen na het verstrijken van die termijn. § 3. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, stelt de bevoegde rechtbank de vooraanstaande onafhankelijke personen aan overeenkomstig artikel 1680, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. De bevoegde rechtbank brengt de bevoegde autoriteit hiervan op de hoogte, die op haar beurt onmiddellijk de buitenlandse autoriteit van de andere betrokken lidstaten op de hoogte brengt. De bevoegde autoriteit die heeft nagelaten de vooraanstaande onafhankelijke persoon en zijn plaatsvervanger te benoemen, kan beroep aantekenen tegen de uitspraak van de bevoegde rechtbank, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit daarvoor het recht heeft krachtens interne regelgeving. In geval van een afwijzing heeft de verzoeker het recht om tegen de uitspraak van de rechtbank beroep in te stellen overeenkomstig de interne procedurevoorschriften. HOOFDSTUK 8. - De raadgevende commissie

Art. 11.§ 1. De raadgevende commissie, vermeld in artikel 9, is als volgt samengesteld: 1° één voorzitter;2° één vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit en één vertegenwoordiger van de buitenlandse autoriteit.Als de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, kan het aantal vertegenwoordigers worden verhoogd tot twee per autoriteit; 3° één vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de bevoegde autoriteit wordt benoemd en één vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de buitenlandse autoriteit wordt benoemd uit de lijst, vermeld in artikel 12.Als de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, kan het aantal benoemde personen worden verhoogd tot twee per autoriteit. § 2. De bepalingen over de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. Na de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen wordt in overeenstemming met de bepalingen die gelden voor de benoeming van de onafhankelijke personen, voor ieder van hen een plaatsvervanger benoemd voor de gevallen waarin de onafhankelijke personen verhinderd zijn hun functie uit te oefenen. § 3. Als er over de bepalingen over de benoeming van vooraanstaande onafhankelijke personen, vermeld in paragraaf 2, geen overeenstemming is bereikt, geschiedt de benoeming van die personen door loting. § 4. Tenzij de vooraanstaande onafhankelijke personen, overeenkomstig artikel 10, § 1, door de bevoegde rechtbank zijn benoemd, kan de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit van elk van de betrokken lidstaten bezwaar maken tegen de benoeming van een bepaalde vooraanstaande onafhankelijke persoon om elke vooraf tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeengekomen reden, of om een van de volgende redenen: 1° de persoon behoort tot of werkt namens een van de betrokken belastingadministraties of bevond zich op een bepaald moment tijdens de drie voorafgaande jaren in die situatie;2° de persoon heeft een deelneming van betekenis of stemrecht in een van de belanghebbenden in kwestie, of heeft die er in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming gehad, of is er werknemer of adviseur, of is dat in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming geweest;3° de persoon biedt onvoldoende garanties om het geschil of de geschillen objectief te behandelen;4° de persoon is een werknemer van een bedrijf dat belastingadvies verleent of anderszins beroepsmatig belastingadvies verleent, of bevond zich in de loop van een periode van ten minste drie jaar vóór zijn benoeming in die situatie. § 5. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen eisen dat een vooraanstaande persoon of zijn plaatsvervanger die overeenkomstig paragraaf 2 of 3 is benoemd, elk belang, elke relatie of elk andere aangelegenheid bekendmaakt dat naar verwachting zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid kan beïnvloeden, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij de procedurehandelingen met vooringenomenheid zal ingaan.

Gedurende een periode van twaalf maanden nadat het besluit van de raadgevende commissie is genomen, mag een vooraanstaande onafhankelijke persoon die deel uitmaakt van de raadgevende commissie, zich niet in een situatie bevinden die voor een bevoegde autoriteit een aanleiding geweest zou zijn om bezwaar te maken tegen zijn benoeming, als die persoon zich in die situatie zou hebben bevonden op het moment van de benoeming voor de bewuste raadgevende commissie. § 6. De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen die overeenkomstig paragraaf 1 zijn benoemd, kiezen een voorzitter uit de lijst, vermeld in artikel 12. Tenzij anders is overeengekomen door de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit, de buitenlandse autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen, is de voorzitter een rechter. HOOFDSTUK 9. - Lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen

Art. 12.§ 1. De Vlaamse Regering benoemt ten minste drie personen die bekwaam en onafhankelijk zijn, en die in staat zijn onpartijdig en integer te handelen, teneinde de opstelling mogelijk te maken van de lijst van onafhankelijke personen uit alle door de lidstaten voorgestelde onafhankelijke personen. § 2. De Vlaamse Regering brengt de Europese Commissie op de hoogte van de namen van de vooraanstaande onafhankelijke personen die hij heeft benoemd. De Vlaamse Regering verstrekt de Europese Commissie de volledige en actuele informatie over de professionele en academische achtergrond, de bekwaamheid en de deskundigheid van die personen en over elk belangenconflict dat ze mogelijk hebben. De Vlaamse Regering kan in de kennisgeving specificeren wie als voorzitter kan worden benoemd. § 3. De Vlaamse Regering brengt de Europese Commissie onmiddellijk op de hoogte van alle wijzigingen die in de lijst van de door hem aangewezen vooraanstaande onafhankelijke personen worden aangebracht.

De Vlaamse Regering stelt procedures vast om een persoon die zij benoemd heeft en die niet langer onafhankelijk is, te verwijderen van de lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen. § 4. Als de Vlaamse Regering gegronde redenen heeft om er bezwaar tegen te maken dat een vooraanstaande onafhankelijke persoon op de bovengenoemde lijst blijft staan vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid, brengt zij de Europese Commissie daarvan op de hoogte en onderbouwt zij haar bezorgdheid met passende bewijzen. § 5. Als de Europese Commissie België op de hoogte heeft gebracht van de bezwaren en de bijbehorende bewijzen die een andere lidstaat heeft ten aanzien van onafhankelijkheid van een door de Vlaamse Regering benoemde vooraanstaande onafhankelijke persoon, dan onderzoekt de Vlaamse Regering binnen zes maanden die bezwaren en bijbehorende bewijzen en neemt ze het besluit of de persoon al dan niet op de voormelde lijst gehandhaafd wordt. De Vlaamse Regering brengt de Europese Commissie vervolgens onmiddellijk op de hoogte van haar besluit. HOOFDSTUK 1 0. - De commissie voor alternatieve geschilbeslechting

Art. 13.§ 1. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen om in plaats van een raadgevende commissie als vermeld in artikel 9, een commissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen om overeenkomstig artikel 17 advies uit te brengen over de beslechting van het geschilpunt. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen ook overeenkomen een commissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen in de vorm van een commissie van permanente aard. § 2. Met uitzondering van de bepalingen van artikel 11, § 4 en § 5, betreffende de onafhankelijkheid van de leden, kan de commissie voor alternatieve geschilbeslechting wat betreft haar vorm en samenstelling afwijken van de samenstelling van de raadgevende commissie.

Een commissie voor alternatieve geschilbeslechting kan, als dat passend is, elke geschilbeslechtingsprocedure of -techniek toepassen om het geschilpunt op bindende wijze op te lossen.

De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen dat de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting andere soorten geschilbeslechtingsprocedures kan toepassen. § 3. De bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit komen overeenkomstig artikel 14 de werkingsregels van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting overeen. § 4. Artikel 15 en 16 zijn van toepassing op de commissie voor alternatieve geschilbeslechting, tenzij in de werkingsregels, vermeld in artikel 14, iets anders is overeengekomen. HOOFDSTUK 1 1. - Werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting

Art. 14.§ 1. De bevoegde autoriteit brengt de belanghebbende binnen de termijn van 120 dagen, vermeld in artikel 9, § 1, vierde lid, op de hoogte van de volgende gegevens: 1° de werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting;2° de termijn waarin het advies over de beslechting van het geschilpunt moet worden uitgebracht;3° verwijzingen naar alle toepasselijke bepalingen van intern recht van de lidstaten en alle toepasselijke overeenkomsten of verdragen. § 2. De werkingsregels worden ondertekend tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit van elke lidstaat die bij het geschil betrokken is.

De werkingsregels bevatten: 1° de beschrijving en de kenmerken van het geschilpunt;2° het mandaat waarover de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit overeenstemming bereiken wat de te regelen juridische en feitelijke kwesties betreft;3° de vorm van het geschilbeslechtingsorgaan, ofwel een raadgevende commissie, ofwel een commissie voor alternatieve geschilbeslechting, alsook het soort procedure voor de alternatieve geschilbeslechting, als de procedure verschilt van die van het onafhankelijke advies door een raadgevende commissie;4° het tijdschema van de geschilbeslechtingsprocedure;5° de samenstelling van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting, met inbegrip van het aantal en de namen van de leden, gegevens over hun bekwaamheid en kwalificaties, en informatie over eventuele belangenconflicten van de leden;6° de regels voor deelname van de belanghebbende en derde partijen aan de procedurehandelingen, de uitwisselingen van memoranda, inlichtingen en bewijsstukken, de kosten, het soort geschilbeslechtingsprocedure dat gebruikt wordt en alle andere relevante procedurele of organisatorische aangelegenheden;7° de logistieke regelingen voor de procedurehandelingen van de raadgevende commissie en het uitbrengen van haar advies. Als een raadgevende commissie met toepassing van artikel 9, § 1, eerste lid, 1°, is ingesteld om advies uit te brengen, dan bevatten de werkingsregels alleen de informatie, vermeld in het tweede lid, 1°, 4°, 5° en 6°. § 3. Als de werkingsregels onvolledig zijn of de belanghebbende niet op de hoogte werd gebracht van de werkingsregels gelden de door de Europese Commissie opgestelde standaardwerkingsregels. § 4. Als de bevoegde autoriteit de belanghebbende overeenkomstig paragraaf 1 en 2 niet op de hoogte brengt van de werkingsregels, worden deze door de voor-aanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter aangevuld op basis van de standaardwerkingsregels, vermeld in paragraaf 3, en aan de belanghebbende toegezonden binnen een termijn van twee weken, te rekenen vanaf de datum waarop de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting is ingesteld.

Als de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter geen overeenstemming hebben bereikt over de werkingsregels of de belanghebbende daarvan niet op de hoogte werd gebracht, kan de belanghebbende een vordering instellen, zoals in kortgeding, bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg om een beschikking te verkrijgen die bevel geeft tot vaststelling en uitvoering van de standaardwerkingsregels, vermeld in paragraaf 3. HOOFDSTUK 1 2. - Kosten van de procedurehandelingen

Art. 15.§ 1. Met uitzondering van het bepaalde in paragraaf 2 en artikel 17, § 4, en tenzij de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit anders zijn overeen- gekomen, worden de hierna genoemde kosten gelijk over de betrokken lidstaten verdeeld: 1° de uitgaven van de vooraanstaande onafhankelijke personen, die een bedrag vormen dat gelijk is aan het gemiddelde van de gebruikelijke terugbetaling aan hoge ambtenaren van België en de betrokken lidstaten;2° de vergoeding van de onafhankelijke personen, als dat van toepassing is, die beperkt is tot 1000 euro per persoon per dag voor iedere dag waarop de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bijeenkomt. De kosten die de belanghebbende maakt, worden niet door de lidstaten gedragen. § 2. De belanghebbende draagt alle kosten, vermeld in paragraaf 1, als de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit het erover eens zijn dat die kosten door hem gedragen moeten worden en de belanghebbende: 1° een kennisgeving van intrekking van de klacht heeft ingediend overeenkomstig artikel 5, § 7;2° na een afwijzing met toepassing van artikel 8, § 1, een verzoek overeenkomstig artikel 9, § 1, heeft ingediend en de raadgevende commissie heeft besloten dat de bevoegde autoriteit en in voorkomend geval de buitenlandse autoriteiten de klacht terecht heeft afgewezen. HOOFDSTUK 1 3. - Inlichtingen, bewijsmiddelen en hoorzittingen

Art. 16.§ 1. De belanghebbende kan, als de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, aan de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken verschaffen die van dienst kunnen zijn om tot een besluit te komen, in het kader van de procedure, vermeld in artikel 9.

Op verzoek van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschaffen de belanghebbende en de bevoegde autoriteit alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken.

De bevoegde autoriteit mag in de volgende gevallen weigeren om inlichtingen aan de raadgevende commissie te verstrekken: 1° voor het verkrijgen van de inlichtingen moeten administratieve maatregelen worden genomen die in strijd zijn met de interne regelgeving;2° de inlichtingen zijn op grond van de interne regelgeving niet verkrijgbaar;3° de inlichtingen hebben betrekking op handelsgeheimen, bedrijfsgeheimen, nijverheidsgeheimen, beroepsgeheimen of op een fabrieks- of handelswerkwijze;4° de bekendmaking van de inlichtingen is in strijd met de openbare orde. § 2. Belanghebbenden kunnen op eigen verzoek en met instemming van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit voor een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschijnen of zich daar laten vertegenwoordigen. Als de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting dat verlangt, zijn de belanghebbenden ertoe gehouden voor haar te verschijnen of zich er te laten vertegenwoordigen. HOOFDSTUK 1 4. - Advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting

Art. 17.§ 1. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting brengt uiterlijk zes maanden na de datum waarop ze is ingesteld, advies uit aan de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit.

Als de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting van oordeel is dat het geschilpunt van zodanige aard is dat meer dan zes maanden nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, kan die termijn met drie maanden worden verlengd. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting brengt de bevoegde autoriteit, de buitenlandse autoriteit en de belanghebbenden op de hoogte van elke verlenging. § 2. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting steunt haar advies op de bepalingen van de toepasselijke overeenkomsten of verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing, op vermogen, en op eventuele toepasselijke nationale bepalingen en de gelijkaardige bepalingen naar het recht van de andere betrokken lidstaat. § 3. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting neemt haar advies aan met gewone meerderheid van leden.

Als geen meerderheid kan worden bereikt, is de stem van de voorzitter bepalend voor het definitieve advies.

De voorzitter deelt het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting mee aan de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. § 4. Als de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting geen advies uitbrengt binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 1, is de vergoeding, vermeld in artikel 15, § 1, eerste lid, 2°, niet verschuldigd. HOOFDSTUK 1 5. - Eindbesluit

Art. 18.§ 1. Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bereiken de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen een besluit nemen dat afwijkt van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting. Als ze er echter niet in slagen overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt te bereiken, is het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bindend. § 3. De bevoegde autoriteit brengt de belanghebbende onmiddellijk op de hoogte van het eindbesluit over de beslechting van het geschilpunt.

Als de belanghebbende niet op de hoogte is gebracht binnen dertig dagen nadat het besluit genomen is, kan hij overeenkomstig de toepasselijke interne regelgeving in zijn lidstaat van woonplaats beroep instellen om het eindbesluit te verkrijgen. § 4. Het eindbesluit is bindend voor de betrokken lidstaten en vormt geen precedent. Het eindbesluit wordt uitgevoerd op voorwaarde dat de belanghebbende binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving van het eindbesluit, het eindbesluit aanvaardt en afziet van het recht om enig rechtsmiddel aan te wenden.

Het eindbesluit wordt niet uitgevoerd als een vonnis of arrest besluit dat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting onvoldoende onafhankelijk was, rekening houdend met de bepalingen van artikel 11, § 4 en § 5.

Als het eindbesluit niet wordt uitgevoerd, kan de belanghebbende overeenkomstig artikel 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek een vordering indienen bij de rechtbank van eerste aanleg, teneinde de tenuitvoerlegging ervan af te dwingen. HOOFDSTUK 1 6. - Wisselwerking met nationale procedures en afwijkingen

Art. 19.§ 1. De belanghebbende kan gebruikmaken van de procedures vermeld in dit decreet, zelfs wanneer een aanslag onherroepelijk is geworden of de beslissing van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie die belast is met de vestiging van de belastingen en die aangewezen wordt conform de besluiten van de Vlaamse Regering, die het geschilpunt tot gevolg heeft onherroepelijk is geworden. § 2. Het feit dat het geschilpunt het voorwerp is van een procedure voor onderling overleg of een geschilbeslechtingsprocedure als vermeld in artikel 7 en 9 belet het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap niet om voor dezelfde zaak gerechtelijke procedures of procedures met het oog op de toepassing van administratieve en strafrechtelijke sancties in te stellen of voort te zetten. § 3. Als de belanghebbende enig rechtsmiddel heeft aangewend, gaan de termijnen, vermeld in artikel 5, § 6, en 7, § 1, pas in op de datum waarop de beslissing in die procedure definitief is geworden of waarop die procedurehandelingen op een andere wijze definitief zijn gesloten of als de procedurehandelingen zijn opgeschort. § 4. Als de bevoegde rechtbank een beslissing over een geschilpunt heeft genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, en het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap niet van die beslissing kan afwijken, dan brengt de bevoegde autoriteit de buitenlandse autoriteit op de hoogte van de beslissing van die rechtbank, en: 1° wordt de procedure voor onderling overleg, vermeld in artikel 7, beëindigd met ingang van de datum van die kennisgeving in het geval er op voormelde datum van kennisgeving nog geen overeenstemming is bereikt over het geschilpunt;2° kunnen de bepalingen van artikel 9, § 1, niet meer ingeroepen worden door de belanghebbende als het geschilpunt onopgelost is gebleven tijdens de hele duur van de procedure voor onderling overleg, vermeld in artikel 7;3° wordt de geschilbeslechtingsprocedure conform artikel 9 beëindigd als de beslissing van de bevoegde rechtbank is genomen nadat een verzoek door een belanghebbende is ingediend conform artikel 9, § 1, maar voordat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting conform artikel 17 aan de bevoegde autoriteit en aan de buitenlandse autoriteit advies heeft uitgebracht. De bevoegde autoriteit brengt de buitenlandse autoriteit en de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting dan op de hoogte van de gevolgen van de beslissing van de bevoegde rechtbank. § 5. De indiening van een klacht als vermeld in artikel 5 maakt een einde aan alle andere lopende procedurehandelingen volgens de procedure voor onderling overleg of de geschilbeslechtingsprocedure op grond van een overeenkomst die of een verdrag dat wordt uitgelegd of toegepast in verband met het desbetreffende geschilpunt. De beëindiging vindt ingang op de datum van de eerste ontvangst van de klacht door de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit. § 6. In afwijking van artikel 9 mag de bevoegde autoriteit de toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure, vermeld in artikel 9, weigeren als in de interne rechtsorde sancties zijn opgelegd voor gecorrigeerde inkomsten of gecorrigeerd vermogen voor belastingfraude, opzettelijk verzuim en grove nalatigheid. Als er een gerechtelijke of administratieve procedure is opgestart die aanleiding zou kunnen geven tot de voormelde sancties, en die procedure gelijktijdig met een van de procedures, vermeld in dit decreet, wordt gevoerd, kan de bevoegde autoriteit de procedures, vermeld in dit decreet, schorsen vanaf de datum waarop de klacht aanvaard is, tot de datum van het uiteindelijke resultaat van de procedure. § 7. De bevoegde autoriteit kan de toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure, vermeld in artikel 9, van geval tot geval weigeren als een geschilpunt geen betrekking heeft op dubbele belasting. In dat geval brengt de bevoegde autoriteit de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit daarvan onmiddellijk op de hoogte. HOOFDSTUK 1 7. - Openbaarmaking

Art. 20.§ 1. De raadgevende commissies en de commissies voor alternatieve geschilbeslechting brengen de adviezen, vermeld in artikel 17, schriftelijk uit. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen de eindbesluiten, vermeld in artikel 18, in hun geheel te publiceren, als alle belanghebbenden daarmee instemmen. § 3. Als de bevoegde autoriteit, de buitenlandse autoriteit of de belanghebbende niet met de publicatie van het volledige eindbesluit instemmen, publiceert de bevoegde autoriteit een samenvatting van het eindbesluit. Die samenvatting bevat een beschrijving van de kwestie en het onderwerp, de datum, de belastingtijdvakken in kwestie, de rechtsgrondslag, de bedrijfstak en een beknopte beschrijving van het uiteindelijke resultaat. Die samenvatting omvat ook een beschrijving van de gebruikte wijze van arbitrage.

De bevoegde autoriteit stuurt de te publiceren informatie, vermeld in het eerste lid, vóór de publicatie ervan naar de belanghebbende.

Uiterlijk zestig dagen nadat de belanghebbende die informatie ontvangen heeft, kan hij de bevoegde autoriteit verzoeken geen informatie te publiceren die op een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze betrekking heeft, of die in strijd is met de openbare orde. § 4. Alvorens tot openbaarmaking van de eindbesluiten, vermeld in paragraaf 2, en samenvattingen van eindbesluiten, vermeld in paragraaf 3, over te gaan, moeten de erin opgenomen persoonsgegevens verwijderd worden. § 5. De bevoegde autoriteit brengt de Europese Commissie onmiddellijk op de hoogte van de te publiceren informatie, vermeld in paragraaf 3. HOOFDSTUK 1 8. - Geheimhoudingsplicht

Art. 21.§ 1. De leden van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting zijn tot de meest volstrekte geheimhouding gehouden betreffende de informatie die ze verkrijgen in hun hoedanigheid van lid van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting. § 2. De belanghebbende en zijn vertegenwoordiger behandelen alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die ze tijdens de procedurehandelingen krijgen, als vertrouwelijk.

Op verzoek van de bevoegde autoriteit leggen de belanghebbende en zijn vertegenwoordiger een verklaring af dat ze alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die ze tijdens de procedurehandelingen krijgen, als vertrouwelijk behandelen.

Art. 22.De schending van de geheimhoudingsplicht, vermeld in artikel 21, wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK 1 9. - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

Art. 23.§ 1. De bevoegde autoriteit kwalificeert als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, voor de verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bepalingen in dit decreet. § 2. Volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van paragraaf 1 verwerkt: 1° persoonlijke identificatiegegevens, rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid en andere identificatiegegevens, zoals het financieel identificatienummer;2° financiële bijzonderheden;3° persoonlijke kenmerken;4° leefgewoonten;5° samenstelling van het gezin;6° gerechtelijke gegevens;7° woningkenmerken. § 3. De bewaartermijn van de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, wordt, bij gebrek aan een samenwerkingsakkoord als vermeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bepaald als volgt. Onverminderd hun noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de verordening, vermeld in paragraaf 1, worden de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, bewaard gedurende de strikt noodzakelijke duur voor de beoogde doeleinden door dit decreet, rekening houdend met de noodzakelijke duur voor het oplossen van de klachten ingediend op basis van artikel 5, hun verjaring, alsook iedere procedure voorgelegd aan de bevoegde rechtbanken. § 4. De Vlaamse Regering kwalificeert als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de verordening, vermeld in paragraaf 1, voor de verwerking van persoonsgegevens, vermeld in artikel 12. § 5. Volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van paragraaf 4 verwerkt: 1° persoonlijke identificatiegegevens;2° leefgewoonten;3° opleiding en vorming;4° beroep en betrekking;5° gegevens van disciplinaire aard. § 6. Onverminderd hun noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de verordening, vermeld in paragraaf 1, worden de strikt noodzakelijke en pertinente gegevens, vermeld in paragraaf 5, bewaard zolang de personen waarop zij betrekking hebben benoemd zijn als vooraanstaande onafhankelijke personen. Zij worden verwijderd uiterlijk één jaar nadat deze ophouden een vooraanstaande onafhankelijke persoon te zijn. § 7. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de verwerking van de persoonsgegevens en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. HOOFDSTUK 2 0. - Slotbepalingen

Art. 24.Dit decreet heeft uitwerking op 1 juli 2019 met betrekking tot geschillen inzake inkomsten of vermogen verkregen in een belastingjaar dat begint op of na 1 januari 2018.

De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen evenwel overeenkomen dit decreet toe te passen op elke klacht die is ingediend vóór die datum of op eerdere inkomstenjaren.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 3 april 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed, M. DIEPENDAELE _______ Nota Zitting 2019-2020 Documenten: - Ontwerp van decreet : 214 - Nr. 1. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 214 - Nr. 2.

Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 1 april 2020.

^