gepubliceerd op 29 maart 2017
Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap
2 MAART 2017. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap, artikel 32, § 1, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 oktober 2016;
Gelet op advies 60.613/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd voor Begroting en Financiën;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 29, eerste lid, van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° wordt het bedrag "20.000" vervangen door het bedrag "30.000"; 2° in de bepaling onder 6° wordt het bedrag "5.500" vervangen door het bedrag "10.000".
Art. 2.Bijlage 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij de besluiten van de Regering van 29 augustus 2013 en 14 april 2016, wordt vervangen door bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.
Art. 3.Bijlage 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij de besluiten van de Regering van 29 augustus 2013 en 14 april 2016, wordt vervangen door bijlage 2 gevoegd bij dit besluit.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, die uitwerking hebben met ingang van 31 december 2016.
Art. 5.De Minister bevoegd voor Begroting en Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 2 maart 2017.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, O. PAASCH
Bijlage 1 bij het besluit van de Regering 2919/EX/VIII/B/I van 2 maart 2017 tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap Bijlage 6 - Eenvormig boekhoudplan
INSTELLINGEN VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP:
Eenvormig boekhoudplan
Balansklasse Omschrijving
Subklasse - Omschrijving
Rubriek
Omschrijving
Klasse 1 Eigen middelen, voorzieningen en schulden op lange termijn
10 - Nettoactiva, nettopassiva
101
Nettoactiva
108
Nettopassiva (-)
15 - Kapitaalsubsidies
150
Kapitaalsubsidies
16 - Voorzieningen
163
Voorzieningen voor risico's en kosten
17 - Schulden op meer dan één jaar
176
Leasing en leningen > 1 jaar
Klasse 2 Vaste activa en vorderingen op lange termijn
21 - Immateriële vaste activa
212
Concessies, octrooien, licenties, software, databanken
22 - Terreinen en gebouwen
220
Terreinen voor overheids- en schoolgebouwen
222
Niet-bebouwde terreinen
223
Overheids- en schoolgebouwen
224
Onscheidbare terreinen en gebouwen
23 - Installaties, machines en uitrusting
230
Installaties
231
Machines
232
Uitrusting
24 - Meubilair, materieel en rollend materieel
240
Rollend materieel
243
Computermateriaal
244
Kantoorbenodigdheden en -meubilair
245
Diverse benodigdheden/meubilair
246
Bibliotheek
247
Kunstwerken
248
Dieren
25 - Leasing
250
Geleasede terreinen en gebouwen
251
Geleasede installaties, machines en uitrusting
252
Geleased materieel, meubilair en rollend materieel
27 - Materiële vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen
270
Materiële vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen
28 - Financiële vaste activa
280
Deelnemingen in verbonden ondernemingen
281
Vorderingen op verbonden ondernemingen
288
Borgtochten
29 - Vorderingen op meer dan één jaar
290
Vorderingen uit leveringen en diensten > 1 jaar
291
Overige vorderingen > 1 jaar
Klasse 3 Inventaris en voorraad
30 - Voorraden
300
Voorraden
360
Vooruitbetalingen op voorraden
Klasse 4 Vorderingen en schulden op korte termijn
40 - Vorderingen uit leveringen en diensten
400
Klantenvorderingen
403
Vorderingen op leveranciers
404
Op te maken facturen
406
Vooruitbetalingen
41 - Overige vorderingen
411
Vorderingen ten aanzien van de btw-administratie
412
Vorderingen op andere instellingen
416
Overige vorderingen
418
Betaalde borgtochten
42 - Schulden die binnen het jaar vervallen
422
Kapitaalaflossing op leasing < 1 jaar
423
Kapitaalaflossing op leningen < 1 jaar
424
Kapitaalaflossing op alternatieve financieringen < 1 jaar
43 - Financiële schulden
430
Leningen op rekeningen met vaste termijn
44 - Schulden uit leveringen en diensten
440
Leveranciersschulden
443
Klantenschulden
444
Te ontvangen facturen
448
Overige leveranciersschulden
45 - Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten
451
Schulden ten aanzien van de btw-administratie
452
Te betalen belastingen en taksen
453
Bedrijfsvoorheffing
454
Rijksdienst voor sociale zekerheid
455
Bezoldigingen/wedden
456
Vakantiegeld
459
Andere sociale schulden
48 - Diverse schulden
482
Schulden ten aanzien van andere instellingen
483
Terugbetaling aan derden
489
Andere diverse schulden
49 - Overlopende rekeningen
490
Over te dragen kosten
491
Verkregen opbrengsten
492
Toe te rekenen kosten
493
Over te dragen opbrengsten
Klasse 5 Geldbeleggingen en liquide middelen
51 - Aandelen en deelnemingen
510
Aandelen en deelnemingen
52 - Vastrentende effecten
520
Vastrentende effecten
53 - Termijndeposito's en spaarrekeningen
530
Termijndeposito's en spaarrekeningen
55 - Liquide middelen
550-553
Lopende rekeningen
556
Kasboeken
558
Geldbewegingen en overboekingen
58 - Interne overboekingen
580
Interne overboekingen
Klasse 6 Kosten
60 - Grondstoffen, handelsgoederen, onderleveranciers
600
Aankoop van grondstoffen
601
Aankoop van verbruiksgoederen voor de productie
602
Aankoop van diensten
604
Aankoop van handelsgoederen
608
Af te trekken bedragen
609
Voorraadwijzigingen
61 - Diverse diensten en goederen
610
Huurgelden en huurlasten
611
Onderhouds- en herstelkosten
612
Lopende kosten (energie, bijkomende kosten, kantoorbenodigdheden)
613
Telefoon- en portokosten
614
Verzekeringen
615
Representatiekosten en bijdragen
616
Reis- en vervoerkosten
617
Uitzendkrachten
618
Presentiegelden
619
Erelonen en diverse kosten
62 - Loonkosten
620
Bezoldigingen, vakantiegeld en eindejaarspremie
621
Bijdragen voor de sociale zekerheid (werkgever)
622
Werkgeversbijdragen (diverse)
623
Andere personeelskosten
629
Wedden onderwijs
63 - Afschrijvingen en waardeverminderingen
631
Afschrijving - immateriële vaste activa
633
Afschrijving - gebouwen
634
Afschrijving - installaties, machines en uitrusting
635
Afschrijving - materieel, meubilair en rollend materieel
636
Afschrijving - leasing en voorzieningen
64 - Andere kosten
640
Belastingen en taksen
643
Subsidies
648
Studietoelagen
65 - Financiële kosten
650
Renten
658
Bankkosten
66 - Uitzonderlijke kosten
663
Verlies op vaste activa (minderwaarden)
668
Geboekte schulden uit vorige jaren
68 - Bestemming van het resultaat
680
Bestemming van het resultaat
69 - Waardeverminderingen
694
Waardevermindering op terreinen en gebouwen
696
Waardevermindering op vorderingen
697
Waardevermindering op vorderingen
Klasse 7 Opbrengsten
70 - Omzet
700
Maaltijden
701
Verkoop via automaten, verkoop van drankjes en ijs
703
Werken op aanvraag
705
Verkoop van afval
707
Huurinkomsten en huurlasten (verhuur op korte termijn)
708
Andere omzet
72 - Geactiveerde interne productie
720
Geactiveerde interne productie
74 - Andere opbrengsten
740
Subsidies
745
Rechten
746
Huurinkomsten - immobiliën (verhuur op lange termijn)
747
Huurinkomsten - roerende goederen (verhuur op lange termijn)
748
Premies en terugbetaling van kosten derden
749
Terugbetaling van kosten personeel en andere opbrengsten
75 - Financiële opbrengsten
750
Renten
753
Kapitaalsubsidies
756
Verkregen korting
758
Rente op premies
76 - Uitzonderlijke opbrengsten
763
Meerwaarden op de realisatie van vaste activa
768
Andere uitzonderlijke opbrengsten
769
Sponsoring/giften
77 - Belastingen
771
Terugbetalingen van belastingen
78 - Bestemming van het resultaat
780
Bestemming van het resultaat
79 - Meerwaarden
794-795
Meerwaarden
796
Meerwaarde op financiële vaste activa
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van... tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
Eupen, 2 maart 2017.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, O. PAASCH
Bijlage 2 bij het besluit van de Regering van 2919/EX/VIII/B/I van 2 maart 2017 tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap Bijlage 7 - Indelings- en waarderingsprincipes voor de jaarrekeningen van de financiële boekhouding van alle instellingen van de Duitstalige Gemeenschap 1. Immateriële vaste activa (balansklasse 21) 1.1 Begrip Hier moeten de volgende rechten gespecificeerd worden : concessies, octrooien, licenties (voor software, databanken enz.), merk-, auteur- en uitgeefrechten enz. 1.2 Waardering De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met de planmatige afschrijvingen en eventuele uitzonderlijke afschrijvingen.
De aanschaffingsprijs omvat de niet-aftrekbare btw. 1.3 Afschrijvingen Bij immateriële vaste activa met een beperkte levensduur moet rekening worden gehouden met de waardevermindering door planmatige afschrijvingen van de aanschaffings- of vervaardigingsprijs. Voor zover geen afwijkende duur in het contract staat, geldt hiervoor een veronderstelde levensduur van vier jaar (d.i. een jaarlijks afschrijvingspercentage van 25 %). 2. Materiële vaste activa 2.1 Begrip "materiële vaste activa" Materiële vaste activa omvatten alleen materiële goederen die bestemd zijn om duurzaam (d.i. meer dan een jaar) voor de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt. 2.2 Indeling van de materiële vaste activa 2.2.1 Terreinen en gebouwen (balansklasse 22) Alle bebouwde en niet-bebouwde terreinen moeten afzonderlijk worden geboekt. Terreinen worden ook als bebouwd beschouwd als ze slechts gedeeltelijk bebouwd zijn. Terreinen waarop nieuwe gebouwen ontstaan, moeten reeds in die fase als bebouwd worden beschouwd in de balans.
Een terrein wordt als niet-bebouwd beschouwd als het op zich, als zodanig, kan worden gewaardeerd.
Gebouwen zijn bouwwerken op eigen terreinen of op terreinen van derden die : ? mensen of zaken door middel van ruimtelijke omsluiting bescherming tegen invloeden van buitenaf bieden; ? mensen een verblijf bieden; ? in de grond verankerd, ? duurzaam en ? vast zijn.
Onder de gebouwen valt alles wat tot de basisinstallatie behoort, zoals : ? verlichting; ? centrale verwarmingsinstallaties en warmwaterinstallaties; ? beluchtings- en ontluchtingsinstallaties, d.w.z. installaties die het verblijf van mensen in ruimten mogelijk maken of aangenamer maken; ? bewaterings- en ontwateringsinstallaties, d.w.z. installaties die tot de sanitaire inrichting behoren en ? personenliften.
Externe faciliteiten worden beschouwd als bebouwde terreinen. Daartoe behoren onder meer straten, bruggen, wegen, bestrating, aangelegde pleinen en parkeerterreinen, massieve omheiningen, scheidingsmuren, stutmuren, sportinstallaties, massieve funderingen, rioleringen, onderdoorgangen en ondergrondse verbindingsgangen.
Bij ingebouwde gedeelten in huurobjecten wordt de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van daarmee verband houdende verbouwingen ook hier geboekt. De aanschaffings- of vervaardigingsprijs van andere investeringen in huurobjecten, zoals bijvoorbeeld distributievoorzieningen, telefooninstallaties of technische installaties, komen in de begrotingspost "meubilair en materieel". 2.2.2 Installaties, machines en uitrusting (balansklasse 23) De hier onder te brengen vermogensbestanddelen dienen voornamelijk voor de activiteiten van de instellingen. Daartoe behoren : ? arbeidsmachines; ? installaties voor energieproductie en -distributie; ? voorraadvaten en alle fundamenten, ondersteuningen enz. ? werktuigen; ? ...
Reserveonderdelen en toebehoren van een installatie, voor zover die tot de initiële investering behoren, moeten samen met de installatie geactiveerd worden. 2.2.3 Meubilair, materieel en rollend materieel (balansklasse 24) Hieronder vallen : ? het voertuigenpark; ? de installaties voor gegevensverwerking; ? de communicatiesystemen; ? de kantoorinrichting; ? de boeken in openbare bibliotheken, ? ... 2.2.4 Leasing (huurfinanciering) De toerekening van het lease-object is afhankelijk van het soort overeenkomst waarvoor de partijen hebben geopteerd en van de werkelijke uitvoering daarvan. Met inachtneming van alle omstandigheden moet van geval tot geval worden beslist aan wie het lease-object moet worden toegerekend.
De classificatie geschiedt echter in alle gevallen volgens de regels van het Europees systeem van nationale rekeningen (financiële of operationele leasing) en moet door de leasinggever schriftelijk bevestigd worden. Die bevestiging bevat ten minste volgende gegevens : - aard van leasing; - looptijd van de overeenkomst; - aanschaffings- of vervaardigingsprijs van het lease-object; - vermelding of het lease-object in de balans van de leasinggever geactiveerd moet worden. 2.2.4.1 Financiële leasing : activering van het lease-object in de balans van de leasingnemer (balansklasse 25) De leasingnemer moet het lease-object activeren tegen de aanschaffings- of vervaardigingsprijs.
De aanschaffings- of vervaardigingsprijs is die van de leasinggever.
Ten belope van de geactiveerde aanschaffings- of vervaardigingsprijs wordt op de passiefzijde van de balans een schuld aan de leasinggever opgenomen onder de post "schulden uit leveringen en diensten".
De leasebedragen moeten worden opgesplitst in "interesten en kosten" en "aflossing". 2.2.4.2 Operationele leasing/renting : activering van het lease-object in de balans van de leasinggever Voor de leasingnemer zijn de leasebedragen bedrijfsuitgaven en worden die bedragen in de resultatenrekening opgenomen als "huur". 2.2.5 Vooruitbetalingen en materiële vaste activa in aanbouw (balansklasse 27) De materiële vaste activa in aanbouw hebben betrekking op alle te activeren uitgaven die tot op de balansdatum ontstaan zijn voor investeringen die nog niet rond zijn of nog niet in gebruik zijn genomen.
Vooruitbetalingen op vaste activa die worden gedaan aan derden voor bestellingen waarvoor de levering van goederen of diensten nog niet plaatsgevonden heeft of nog niet gefactureerd is, worden ook hier geboekt.
In principe moeten de materiële vaste activa in aanbouw bij voltooiing of ingebruikneming omgeboekt worden naar hun definitieve klasse. 2.3 Tijdstip van de activering Voor het tijdstip van de activering is bij onroerende immateriële vaste activa het economische gezichtspunt en niet het formeel juridische (eigendomsovergang) gezichtspunt belangrijk. In de eerste plaats is doorslaggevend of het terrein/gebouw economisch gezien nog als vermogen van de verkoper of reeds als vermogen van de koper moet worden toegerekend.
Er wordt aangenomen dat het tot het vermogen van de koper behoort zodra de koper, volgens de wil van de partijen, economisch gezien over het terrein kan beschikken, voor zover niets meer eraan in de weg staat dat de akte bij het hypotheekkantoor wordt verleden of geregistreerd.
Voor het tijdstip van de activering van roerende immateriële vaste activa is de ontvangstdatum doorslaggevend.
Gedeeltelijke leveringen of dienstverleningen, waarvoor geen vooruitbetalingen zijn gedaan, moeten worden geboekt op de rekening "vaste activa in aanbouw".
Bij interne productie is het tijdstip van de uitgaven doorslaggevend voor de activering. 2.4 Waardering 2.4.1 Begrip De materiële vaste activa worden als volgt gewaardeerd : 2.4.1.1 Balansklasse 22 (terreinen en gebouwen) Aanschaffings- of vervaardigingsprijs, verminderd met planmatige afschrijvingen en eventuele herwaarderingsmeerwaarden of herwaarderingsminderwaarden. 2.4.1.2 Balansklasse 23 (installaties, machines en uitrusting) - balansklasse 24 (meubilair, materieel en rollend materieel) - balansklasse 25 (financiële leasing) Aanschaffings- of vervaardigingsprijs, verminderd met planmatige afschrijvingen en eventuele uitzonderlijke afschrijvingen. 2.4.1.3 Balansklasse 27 (vooruitbetalingen en vaste activa in aanbouw) Aanschaffings- of vervaardigingsprijs. 2.4.2 Aanschaffingsprijs 2.4.2.1 Begrip "aanschaffingsprijs" De aanschaffingsprijs omvat alle uitgaven voor de aanschaffing (= aankoopprijs) van een goed, met inbegrip van alle bijkomende kosten die ontstaan tot het goed in gebruik kan worden genomen, verminderd met alle kortingen. 2.4.2.2 Bijkomende aanschaffingskosten De bijkomende aanschaffingskosten omvatten onder meer : ? de niet-aftrekbare btw; ? vracht, vervoer, verpakking; ? verzekering, inklaringskosten; ? commissielonen, makelaarskosten, vergoedingen voor tussenpersonen; ? kosten i.v.m. koopovereenkomsten; ? notariskosten; ? vergoedingen voor opzegging van huurovereenkomsten of erfdienstbaarheden bij aangekochte terreinen; ? montagekosten; ? planningskosten voor materiële vaste activa; ? infrastructuurkosten; ? ... 2.4.2.3 Vermindering van de aanschaffingsprijs Kortingen bij contante betaling, rabatten, boni of andere reducties verlagen de aanschaffingsprijs. In principe moeten de kortingen bij contante betaling of boni die door leveranciers worden toegekend, van de aanschaffingsprijs worden afgetrokken. 2.4.3 Onderscheid tussen investeringsuitgaven en onderhoudsuitgaven 2.4.3.1 Investeringsuitgaven a) Principe Een investeringsuitgave moet geactiveerd worden wanneer de substantie van de vaste activa wordt vergroot, de aard ervan wordt gewijzigd of de kwaliteit ervan aanzienlijk beter wordt dan oorspronkelijk het geval was.De verlenging van de levensduur op zich is niet voldoende om te besluiten dat het om investeringsuitgaven gaat.
Moderniseringsuitgaven zijn geen investeringsuitgaven. b) Voorbeelden van investeringsuitgaven Onder investeringsuitgaven worden inzonderheid uitgaven voor het vergroten of verbouwen van gebouwen verstaan. c) Waardegrenzen Tot een bedrag van 8.500 euro hoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen investeringsuitgaven en onderhoudsuitgaven. Die uitgaven worden altijd als onderhoudsuitgaven beschouwd. 2.4.3.2 Onderhoudsuitgaven a) Principe Er is gewoonlijk een onderhoudsuitgave wanneer de uitgaven dienen om vaste activa in redelijke staat te houden, voor zover het om verbeteringen gaat waardoor de substantie van het economisch goed niet wordt vergroot, de aard ervan niet wordt gewijzigd en de kwaliteit ervan niet beter wordt dan oorspronkelijk het geval was.Ook een technische verbetering of een modernisering wordt als een onderhoudsuitgave beschouwd. b) Voorbeelden van onderhoudsuitgaven ? Uitgaven voor verbouwingen en uitbreidingen, voor zover die werkzaamheden niet op een nieuwbouw lijken, bijvoorbeeld werkzaamheden voor het verplaatsen van scheidingswanden, het vervangen van ramen en deuren; ? Uitgaven voor veranderingen die moeten worden aangebracht wegens verkeerde maatregelen; ? Uitgaven voor tuinaanplantingen (herbeplantingen); ? Kosten voor de montage van verplaatste machines (niet de kosten voor de eerste installatie); ? Herstellingskosten; ? Uitgaven voor het vernieuwen van basisvoorzieningen, zoals het vervangen van een centrale verwarming door een andere verwarmingsbron, ook als de vervangen verwarmingsinstallatie technisch nog in orde was.
Het vervangen van be- en verluchtingssystemen; Het vervangen, nazien en moderniseren van personenliften. 2.4.4 Economische goederen van geringe waarde Economische goederen van geringe waarde zijn bestanddelen van de vaste activa die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten : ? verslijtbaar zijn, ? roerend zijn, ? op zichzelf gebruikt kunnen worden.
De aanschaffings- of vervaardigingsprijs mag niet hoger zijn dan 500 euro. Voor de waardegrens moet worden uitgegaan van de brutowaarde (d.i. inclusief niet-aftrekbare btw, maar na aftrek van rabatten of kortingen bij contante betaling). Met het oog op vereenvoudiging kunnen economische goederen die aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen, in het jaar van aanschaf of vervaardiging volledig en rechtstreeks als uitgave worden geboekt. Boeken van openbare bibliotheken vallen daar niet onder en moeten geactiveerd worden. 2.4.5 Herwaardering van terreinen en gebouwen Terreinen en gebouwen kunnen geherwaardeerd worden als de waarde ervan wezenlijk veranderd is. Als vermoed wordt dat de waarde wezenlijk veranderd is, kan de instelling op de balansdatum een onderzoek op bijzondere waardevermindering (impairment test) uitvoeren. Indien die test op een herwaardering wijst, mag die herwaardering alleen plaatsvinden als de waardevermindering blijvend blijkt te zijn en door een extern advies of een mededeling van een andere overheidsinstantie gestaafd kan worden.
De berekende meerwaarden/waardeverminderingen worden ? in principe niet in de balans opgenomen onder de rekeningen voor de vaste activa zelf, maar onder de rekeningen voor de gecorrigeerde waarde (meerwaarde/waardevermindering) die worden opgesplitst overeenkomstig de rekeningen voor de vaste activa; ? in de resultatenrekening ofwel als meerwaarde (balansklasse 79), ofwel als waardevermindering (balansklasse 69) ingeschreven.
Zonder afbreuk te doen aan het bovenvermelde en aan de afschrijvingsregels beschreven in punt 2.4.6.2 worden de waardecorrecties uitgevoerd tot en met 31 december 2014 aangerekend op de aanschafwaarde van het betrokken onroerend goed en worden de tot dan toe uitgevoerde afschrijvingen als zodanig geboekt. 2.4.6 Afschrijvingen 2.4.6.1 Begrip "afschrijvingen" Onder "afschrijvingen" worden de bedragen verstaan die in de resultatenrekening (balansklasse 63) als uitgave worden ingeschreven om de waardevermindering van vaste activa te registreren.
Afschrijvingen worden in principe niet gecrediteerd onder de rekeningen voor de vaste activa zelf, maar onder de rekeningen voor de afwaarderingen die overeenkomstig de rekeningen voor de vaste activa worden opgesplitst. 2.4.6.2 Normale afschrijvingen Voor economische goederen met beperkte levensduur moet rekening worden gehouden met de waardevermindering door planmatige afschrijvingen van de aanschaffings- of vervaardigingsprijs. De volgende levensduren zijn van toepassing : Gebouwen 50 jaar Installaties, machines en uitrusting 10 jaar Meubilair, materieel en rollend materieel 5 jaar Rollend materieel 5 jaar 2.4.6.3 Specifieke problematiek van de afschrijvingen a) Uitzonderlijke afschrijvingen Uitzonderlijke afschrijvingen zijn mogelijk om de volgende redenen : ? buitengewone technische slijtage van een goed; ? schade aan een economisch goed; ? het niet of niet langer gebruiken van een goed. b) Lineaire afschrijving Afschrijvingen worden lineair berekend.c) Afschrijvingen in het slotjaar In het slotjaar worden geen afschrijvingen geboekt.d) Afschrijvingen van kosten die na de aanschaffing of vervaardiging gedaan zijn De uitgaven die na de aanschaffing of vervaardiging ontstaan, moeten lineair worden afgeschreven over de resterende levensduur van het hoofdobject.e) Afschrijvingen van tweedehandsgoederen Wanneer tweedehandsgoederen van derden worden verworven, wordt de afschrijving over de vermoedelijke resterende levensduur gespreid.Die afschrijving moet telkens geval voor geval worden bepaald. f) Aanvang van de afschrijvingen van vaste activa in aanbouw Bij voltooiing of ingebruikneming is een omboeking op de desbetreffende rekening voor vaste activa noodzakelijk.De afschrijving begint op de datum van voltooiing of ingebruikneming. g) Onroerende goederen Terreinen - ongeacht of ze bebouwd of niet-bebouwd zijn - worden niet afgeschreven.Gebouwen worden afgeschreven tot een restboekwaarde van 24 % van de aanschafwaarde. h) Kunstwerken Schilderijen en andere kunstwerken die duurzaam voor de werking van de instelling dienen, worden geactiveerd tegen aanschaffingsprijs en worden niet afgeschreven.Als de aanschaffingsprijs niet bekend is en er geen betrouwbare evaluatie bestaat, kunnen schilderijen en kunstwerken geboekt worden tegen een symbolische waarde van 1 euro. 3. Financiële vaste activa (balansklasse 28) 3.1 Indeling 3.1.1 Overzicht Tot de financiële vaste activa behoren financiële deelnemingen en vorderingen op lange termijn. 3.1.2 Indeling 3.1.2.1 Deelnemingen Deelnemingen zijn belangen in het kapitaal van ondernemingen die tot doel hebben de werking van de instelling te bevorderen door een duurzame band met die onderneming te scheppen. 3.1.2.2 Vorderingen uit leningen aan ondernemingen of instellingen Leningen zijn financiële vorderingen of geldvorderingen (in tegenstelling tot vorderingen voor levering van goederen en diensten).
Leningen ontstaan dus regelmatig door voor een bepaalde tijd kapitaal te verstrekken met de verplichting, voor de ontvanger, om het bedrag onder de overeengekomen voorwaarden terug te betalen, doorgaans met rente.
Afhankelijk van de bestemming van de financiële vaste activa moet worden bepaald of deze activa geboekt moeten worden als vaste activa op lange termijn onder "leningen", dan wel als financiële vordering op korte termijn onder "andere vermogensbestanddelen". 3.2 Tijdstip van de activering Deelnemingen die niet volledig betaald zijn, worden slechts ten belope van het werkelijk betaalde bedrag geactiveerd. Voor zover voor het niet-gestorte kapitaal tot een storting besloten is en een stortingsdatum bepaald is, moet de storting op de actiefzijde geboekt worden onder "verwerving van deelnemingen" en op de passiefzijde tegengeboekt worden onder "schulden". 3.3 Waardering 3.3.1 Deelnemingen 3.3.1.1 Aanschaffingsprijs Deelnemingen worden gewaardeerd op basis van de aanschaffingsprijs. De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende aanschaffingskosten. 3.3.1.2 Waardevermindering Een waardevermindering moet geboekt worden wanneer het om een blijvende waardevermindering gaat. De reden voor zo'n waardevermindering kunnen bijvoorbeeld aanhoudende verliezen zijn die ertoe leiden dat het eigen kapitaal moet worden aangesproken. 3.3.2 Leningen 3.3.2.1 Aanschaffingsprijs Leningen worden geboekt op basis van de aanschaffingsprijs.
Als aanschaffingsprijs gelden de bedragen die telkens voor de leningen zijn aangewend. In de regel gaat het om de geldsom die aan de kredietnemer is gegeven. 3.3.2.2 Waardevermindering Een waardevermindering moet geboekt worden wanneer het om een blijvende waardevermindering gaat. Punt 6.5 verderop is van overeenkomstige toepassing. 4. Voorraden 4.1 Indeling 4.1.1 Overzicht De voorraden omvatten alle goederen die bestemd zijn om in het kader van de activiteiten verwerkt, bewerkt en/of verkocht te worden. Alleen de bestemming van een goed, en niet de aard ervan, is bepalend om het goed te boeken en in te delen in de rubriek "voorraden".
De voorraden omvatten de grondstoffen, hulpstoffen, goederen in bewerking en diensten in uitvoering, gerede producten en handelsgoederen, alsook vooruitbetalingen op goederen in voorraad. 4.1.2 Grondstoffen en hulpstoffen (balansklasse 30) Hiertoe behoren de grondstoffen, hulpstoffen, onderdelen en producten voor fabricage die aangekocht zijn bij derde leveranciers en verbonden ondernemingen.
Grondstoffen zijn alle materialen die rechtstreeks voor het eindproduct worden gebruikt en het hoofdbestanddeel ervan vormen.
Hulpstoffen worden eveneens voor het eindproduct gebruikt, maar zijn een ondergeschikt bestanddeel ervan. Daartoe behoort ook het verpakkingsmateriaal dat van essentieel belang is om het eindproduct te kunnen verkopen en dat in de verkoopprijs inbegrepen is.
Verbruiksgoederen worden niet in de goederenvoorraad opgenomen.
Daartoe behoren onder meer : ? energie- en brandstoffen; ? kantoor- en publiciteitsmateriaal; ? schoonmaakproducten; ? andere economische goederen van geringe waarde. 4.1.3 Goederen in bewerking en diensten in uitvoering (balansklasse 32) Goederen in bewerking zijn producten in het productiestadium waarop na be- of verwerking reeds lonen en algemene kosten van toepassing zijn, zonder dat het productieproces afgesloten is. Het gaat om voorwerpen die geen grondstof of hulpstof meer zijn, maar nog geen eindproduct zijn.
Diensten in uitvoering zijn bestellingen in uitvoering of nog niet gefactureerde prestaties. Vanuit een louter juridisch oogpunt moeten deze diensten op basis van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten beschouwd worden als vorderingen. Bij de opname in de balans naast de goederen in bewerking wordt echter rekening gehouden met de bijzondere structuur van dienstverleningsondernemingen.
De activering van goederen in bewerking/diensten in uitvoering valt onder het materialiteitsbeginsel, met andere woorden : producten en diensten met een aanschaf- of vervaardigingswaarde van minder dan 5.000 euro worden niet op de balans genoteerd. 4.1.4 Gereed product en handelsgoederen (balansklassen 33 en 34) Gereed zijn zelf vervaardigde producten eerst wanneer ze klaar zijn voor verzending en wanneer er geen be- of verwerkingskosten meer bijkomen. Een gereed product moet dus aan twee voorwaarden voldoen : ? het moet uit eigen productie komen en ? het productieproces moet afgesloten zijn voor het goed dat in de balans wordt opgenomen.
Het aanbrengen van de zogenaamde buitenverpakking valt niet meer onder het productieproces, maar onder de commercialisering.
Bij een langdurig productieproces kan er ook sprake zijn van gerede producten, wanneer gedeelten afzonderlijk geleverd en gefactureerd worden.
Bestelde gerede producten die op de balansdatum klaar zijn om geleverd te worden, maken nog deel uit van de voorraden. Zodra de risico's op de cliënt zijn overgedragen, worden ze onder de vorderingen geboekt.
Handelsgoederen zijn gerede producten die men niet zelf geproduceerd, bewerkt of verwerkt heeft. Het zijn ingekochte handelsartikelen die bestemd zijn om te worden doorverkocht. 4.1.5 Vooruitbetalingen (balansklasse 36) Onder "vooruitbetalingen" worden alleen voorschotten geboekt die betaald zijn in het kader van bestellingen van grondstoffen, hulpstoffen en handelsgoederen. Als de leverancier reeds bij de vooruitbetaling btw verlangt en factureert en die btw aftrekbaar is, wordt hier het nettobedrag van de vooruitbetaling geboekt. Als de btw die bij de vooruitbetaling betaald is niet aftrekbaar is, maakt ook die btw deel uit van de aanschaffingsprijs die voor de vooruitbetaling geactiveerd moet worden. 4.2 Tijdstip van de opneming in de balans De ontvangstdatum of het tijdstip waarop over de goederen kan worden beschikt, is bepalend voor het tijdstip waarop van derden gekochte grondstoffen, hulpstoffen of handelsgoederen in de balans worden opgenomen. 4.3 Evaluatie De voorraden worden gewaardeerd tegen aanschaffings- of vervaardigingsprijs. Als de beurs- of marktprijs op de afsluitingsdag lager is, wordt die prijs in de balans opgenomen. Als de beurs- of marktprijs niet kan worden bepaald, wordt met de waarschijnlijke vervangings- of reproductiewaarde gewerkt. Door dit principe, waarbij de laagste waarde in aanmerking wordt genomen, wordt rekening gehouden met verliezen die op de referentiedatum herkenbaar, maar nog niet gerealiseerd zijn. 5. Vorderingen 5.1 Begrip en indeling 5.1.1 Begrip Onder "vorderingen" worden de rechten geboekt voor diensten die in het kader van wederzijdse overeenkomsten reeds zijn geleverd, maar waar nog geen tegenprestatie (d.i. betaling) van de debiteur tegenover staat. 5.1.1.1 Vorderingen uit leveringen en diensten (balansklasse 40) Tot de vorderingen uit leveringen en diensten behoren alle vorderingen die voortvloeien uit opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en uit soortgelijke overeenkomsten met derden.
Indien vóór de balansdatum leveringen en diensten hebben plaatsgehad die nog niet gefactureerd zijn op het ogenblik dat de jaarrekening wordt opgemaakt, moet een vordering in de vorm van "op te maken factuur" in de balans verschijnen.
Vorderingen op meer dan één jaar moeten afzonderlijk worden geboekt (balansklasse 29). 5.1.1.2 Overige vorderingen (balansklasse 41) Onder "overige vorderingen" vallen alle vorderingen en overige vermogensbestanddelen, voor zover ze nergens anders kunnen worden geboekt.
Hiertoe behoren onder meer : ? kortlopende leningen; ? gestorte vooruitbetalingen die geen betrekking hebben op vaste activa of voorraden; ? voorschotten op lonen en wedden; ? voorschotten op reiskosten, onkosten en dergelijke; ? te innen vergoedingen die door de verzekering moeten worden betaald; ? te innen schadevergoedingen; ? te innen rente; ? terug te vorderen belastingen; ? te innen subsidies of dotaties; ? ... 5.2 Tijdstip van de opneming in de balans Vorderingen uit leveringen en diensten moeten worden geboekt wanneer de leveringen en diensten hebben plaatsgehad en gefactureerd zijn.
Overige vorderingen uit schadevergoedingen, verzekeringsvergoedingen, terug te betalen belastingen en bijdragen moeten worden geboekt zodra de situatie is ingetreden waarin de dienst krachtens een wet of een overeenkomst moet worden verleend.
Overige vorderingen wegens te innen subsidies en dotaties (bij de ontvanger) : 5.2.1 Te innen subsidies (kapitaalsubsidies, werkingssubsidies,...) De te innen subsidies worden aan de actiefzijde van de balans als vordering geboekt, wanneer de materiële voorwaarden voor de toekenning op de balansdatum vervuld zijn en de subsidie uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar zonder betalingsvoorbehoud toegekend is, wat betekent dat de ontvanger een schriftelijke definitieve toezegging van de gever (Europese Unie, staat, gewest, gemeenschap,...) heeft ontvangen. 5.2.2 Te innen dotaties De boeking van de vordering/opbrengst geschiedt op basis van gelijke maandelijkse schijven van het recht dat voor het lopende boekjaar is vastgesteld. Als vastgestelde rechten gelden de bedragen die de dotatiegever voor het lopende boekjaar schriftelijk heeft meegedeeld, in voorkomend geval met inbegrip van de rechtzettingen die de dotatiegever wegens een wijziging van de berekeningsbasis in de dotaties van de vorige jaren heeft aangebracht.
Bij het opstellen van een balans over minder dan één jaar moeten - in voorkomend geval - de reeds ontvangen bedragen (werkingssubsidies, dotaties) onderscheiden worden die voor de periode na de balansdatum als opbrengst in de balans verschijnen (overlopende rekeningen - passief).
Vorderingen ten aanzien van instellingen die onder de werkingssfeer van de voorliggende indelings- en waarderingsprincipes vallen, mogen alleen worden geboekt na onderlinge afstemming.
Bij vorderingen ten aanzien van instellingen die onder de werkingssfeer van de voorliggende indelings- en waarderingsprincipes vallen, moeten telkens tegen 31 december voor alle posten saldobevestigingen worden opgevraagd. De saldi moeten op elkaar worden afgestemd.
Een vordering moet wegens oninbaarheid uit de boeken geschrapt (d.w.z. gestorneerd) worden wanneer de vordering naar alle waarschijnlijkheid niet meer geïnd kan worden. Geheel of gedeeltelijk uit de boeken schrappen is echter (afhankelijk van de instelling) alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de raad van bestuur, de minister of de Regering (zie artikel 51 van het decreet van 25 mei 2009).
Een vordering uit vorige jaren wordt daarbij in de resultatenrekening als "uitzonderlijke kosten" geboekt. In de begrotingsboekhouding wordt het artikel van het vastgestelde recht tegelijk verminderd met de oorspronkelijke ontvangst.
Indien bij de jaarlijkse inventaris een vordering wordt ontdekt die betrekking heeft op een vorig boekjaar en die nog niet geboekt is, moet die vordering - naargelang van de aard ervan - geregistreerd worden als vordering uit leveringen en diensten of als overige vorderingen en tegengeboekt worden als "uitzonderlijke opbrengst" (balansklasse 76). 5.3 Evaluatie 5.3.1 Principe Vorderingen moeten worden geboekt tegen aanschaffingsprijs (nominale waarde), btw inbegrepen. 5.3.2 Activering van te innen rente Te innen rente moet worden geactiveerd in verhouding tot de verstreken tijd, voor zover op de balansdatum een recht op te innen rente ontstaan is. Daartoe behoren ook nalatigheidsinteresten wanneer die in een overeenkomst vastgelegd zijn. De activering van de te innen rente geschiedt los van het tijdstip van de opeisbaarheid en geschiedt in balansklasse 491 - Verkregen opbrengsten. 5.4 Compensatie van vorderingen en schulden Vorderingen mogen niet gecompenseerd worden door schulden (niet-compensatiebeginsel). 5.5 Afwaarderingen 5.5.1 Begrip Afwaarderingen zijn louter boekhoudkundige correctieposten die betrekking hebben op vorderingen. In de balansen worden deze afwaarderingen op de actiefzijde van de desbetreffende vordering afgetrokken (rekening "geboekte waardeverminderingen"). 5.5.2 Afzonderlijke afwaarderingen Afzonderlijke afwaarderingen moeten overeenstemmen met het bedrag in kwestie of met het bedrag waarvan de inning twijfelachtig lijkt.
Afwaarderingen moeten overeenstemmen met de risicobedragen. Voor de berekening van de afwaardering moet de btw die in het brutobedrag vervat is, afgetrokken worden van het bedrag van de vordering, voor zover die btw aftrekbaar is.
Voor zover in specifieke omstandigheden geen andere benadering vereist is, gelden voor de hierna opgesomde risico's de in de tabel vermelde correctiepercentages voor nettovorderingen (zonder aftrekbare btw) : ? gerechtelijk akkoord : 100 %; ? gerechtelijke aanmaning : 50 %; ? verzuim van betaling, uitstel van betaling, slechte financiële omstandigheden 25 %.
Er is sprake van verzuim van betaling wanneer de betaling na opeisbaarheid en na herhaalde aanmaningen uitblijft.
Forfaitaire afwaarderingen zijn niet toegestaan. 6. Geldbeleggingen en liquide middelen (balansklasse 55) 6.1 Begrip en indeling Hieronder vallen : cheques, kasgeld en tegoeden bij kredietinstellingen.
Onder de banktegoeden worden bijvoorbeeld ook de termijnbeleggingen geboekt. 6.1.1 Cheques Hier moeten alle cheques worden geboekt die ingekomen zijn, maar nog niet ter creditering aan een bank of aan derden doorgegeven zijn.
Daartoe behoren ook cheques die weliswaar al doorgegeven zijn, maar nog niet door de bank gecrediteerd zijn. 6.1.2 Kasgeld Tot het kasgeld behoort het geld in contanten. Tot de geldvoorraad behoren ook de vreemde valuta. Zegels - bijvoorbeeld postzegels - worden alleen bij het kasgeld meegerekend als ze als wettelijke betaalmiddel erkend zijn. 6.1.3 Tegoeden bij kredietinstellingen Tegoeden moeten als vorderingen ten aanzien van binnenlandse of buitenlandse banken voortvloeien uit lopende en regelmatige handelsbetrekkingen. Hier moeten de tegoeden op rekening-courant worden geboekt, alsook de zogenaamde termijndeposito's.
Het verrekenen van tegoeden en schulden bij verscheidene kredietinstellingen is niet toegestaan. 6.2 Waardering Cheques moeten als vorderingen worden gewaardeerd. Kasgeld en banktegoeden moeten tegen nominale waarde worden gewaardeerd.
Liquide middelen in vreemde valuta moeten worden geboekt tegen de laagste koers op de balansdatum (31 december). 7. Eigen vermogen 7.1 Overzicht Tot het eigen vermogen behoren de overgedragen resultaten (winst of verlies), alsook de kapitaalsubsidies. 7.2 Indeling 7.2.1 Overgedragen resultaten (balansklasse 10) Het gaat om de gecumuleerde winsten of verliezen van de instelling op de balansdatum (31 december). 7.2.2 Kapitaalsubsidies (bij de ontvanger)(balansklasse 15) Investeringssubsidies voor vaste activa moeten in de balans worden opgenomen wanneer bij de aanschaf van materiële vaste activa niet-terugbetaalbare subsidies en dotaties worden toegekend door derden (bijvoorbeeld de staat, een gewest, gemeenschap,...). Boeken op de passiefzijde is echter alleen mogelijk bij duidelijk toegewezen subsidies of dotaties. Indien een algemene kapitaaldotatie voor de aanschaf van investeringsgoederen op lange termijn ter beschikking wordt gesteld van de instelling en de instelling daarover vrij mag beschikken, dan moet die kapitaaldotatie volledig geboekt worden als opbrengst van het lopende jaar.
Die post moet worden gedebiteerd op basis van de resterende levensduur van de economische goederen waarvoor subsidie is toegekend, voor zover die goederen afgeschreven worden. Het debiteren geschiedt dan in de resultatenrekening onder de begrotingspost "overige financiële opbrengsten". Indien investeringssubsidies betrekking hebben op terreinen/gebouwen die niet afgeschreven worden, blijven deze subsidies onveranderd geboekt als kapitaalsubsidies in het eigen vermogen.
Bij subsidies die onder bepaalde voorwaarden terugbetaald moeten worden, moet worden nagegaan of een economische kost bestaat, rekening houdend met het feit of de opgelegde voorwaarden al dan niet zijn vervuld. Voor zover erop gerekend moet worden dat de terugbetalingsplicht werkzaam wordt, moet die terugbetalingsplicht als schuld worden geboekt.
N.B. Ontvangen werkingssubsidies moeten rechtstreeks in de resultatenrekening worden geboekt onder "overige opbrengsten". Een verrekening met de uitgaven voor de dekking waarvan die subsidies toegekend zijn, is principieel niet toegestaan (compensatieverbod). 8. Voorzieningen (balansklasse 16) 8.1 Begrip en indeling 8.1.1 Begrip Voorzieningen dienen om toekomstige kosten te boeken die in het lopende of in een vroeger boekjaar veroorzaakt zijn, maar op de balansdatum nog geen aanleiding gegeven hebben tot het boeken van een schuld. De aard van de kosten moet nauwkeurig omschreven kunnen worden en het bestaan van die kosten moet op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn. Het bedrag van de kosten is bij de opneming in de balans nog onzeker.
Voorzieningen worden alleen aangelegd als er geen middelen ten laste van de vastleggingskredieten zijn vastgelegd op grond van verplichtingen die in het begrotingsjaar ontstaan of aangegaan zijn. 8.1.2 Indeling 8.1.2.1 Voorzieningen voor sociale verplichtingen De verplichting om voorzieningen aan te leggen vloeit voort uit de algemene verplichting om voorzieningen aan te leggen voor onzekere schulden.
Hier moeten de voorzieningen voor ontslagvergoedingen worden geboekt.
Overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 november 2009 hoeven geen voorzieningen voor pensioenen te worden aangelegd. 8.1.2.2 Voorzieningen voor belastingen, met inbegrip van uitgestelde belastingen Er moeten voorzieningen worden aangelegd ten belope van de bedragen die uit het oogpunt van het belastingrecht tot het einde van het boekjaar ontstaan zijn. Rechtsgeldig geheven belastingen moeten worden geboekt als schulden. 8.1.2.3 Overige voorzieningen Er moeten voorzieningen aangelegd worden voor : ? grote herstellings- en onderhoudswerken; ? lopende geschillen; ? garanties.
De garanties vloeien doorgaans voort uit koop- of aannemingsovereenkomsten. De garanties berusten op : ? wettelijke garantieverplichtingen; ? contractuele garantieverplichtingen. 8.2 Evaluatie De voorzieningen moeten in de balans worden opgenomen ten belope van het bedrag dat redelijkerwijs noodzakelijk is. Het bedrag van de voorziening moet overeenstemmen met het bedrag dat nodig is om het risico te dekken of dat waarschijnlijk moet worden betaald. 9. Schulden 9.1 Begrip en indeling 9.1.1 Begrip De verplichtingen van de instelling waarvan het bedrag en de vervaldatum op de balansdatum vaststaan, worden als schulden geboekt.
Het moet gaan om lasten die op het vermogen van de instelling drukken en dus om een schuld die in de balans verschijnt.
Schulden op meer dan één jaar moeten afzonderlijk worden geboekt (balansklasse 17). 9.1.2 Indeling 9.1.2.1 Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen (balansklasse 42) Het gaat hier om het kortetermijngedeelte van langetermijnleningen aan de instelling. 9.1.2.2 Financiële schulden (balansklasse 43) Hier moeten alle bankschulden worden geboekt, alsook alle financiële schulden ten aanzien van derden. 9.1.2.3 Schulden uit leveringen en diensten (balansklasse 44) Als schulden uit leveringen en diensten moeten de rechten worden geboekt waarvoor in het raam van bilaterale overeenkomsten al leveringen/diensten hebben plaatsgehad, maar nog geen betalingen zijn gedaan. Daartoe behoren de schulden die ontstaan uit opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten en soortgelijke overeenkomsten met derden.
Indien vóór de balansdatum leveringen en diensten verkregen zijn waarvoor op het tijdstip van de opmaak van de jaarrekeningen nog geen factuur ontvangen is, moet in de balans een schuld in de vorm van een "te ontvangen factuur" verschijnen. 9.1.2.4 Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten (balansklasse 45). Als belastingen gelden niet alleen die welke in de resultatenrekening als zodanig moeten worden geboekt, maar ook die welke de instelling voor derden betaalt of die voor haar wachtrekeningen vormen (b.v. btw, bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing).
De schulden in het raam van bezoldigingen en sociale lasten omvatten onder meer : ? nog te betalen lonen en wedden; ? sociale lasten, bijdragen voor de sociale zekerheid; ? voorzieningen voor vakantiegeld, premies, dertiende maand en andere vergoedingen; ? ... 9.1.2.5 Diverse schulden (balansklasse 48) Tot de diverse schulden behoren alle schulden die nergens anders kunnen worden geboekt.
Hiertoe behoren onder meer : ? de ontvangen voorschotten; ? de schulden uit subsidies of dotaties; ? ... 9.2 Tijdstip van de opneming in de balans Schulden uit leveringen en diensten moeten in de balans worden opgenomen wanneer de leveringen en diensten hebben plaatsgehad en gefactureerd zijn.
Diverse schulden wegens toegezegde subsidies en dotaties (bij de subsidiërende overheid) : 9.2.1 te betalen subsidies (kapitaalsubsidies, werkingssubsidies,...) De schuld die uit de toezegging van subsidies ontstaat, moet worden geboekt wanneer de materiële voorwaarden voor de toekenning op de balansdatum vervuld zijn en de subsidie uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar zonder betalingsvoorbehoud toegekend is, wat betekent dat de subsidiërende instantie een schriftelijke definitieve toezegging heeft gegeven. 9.2.2 Te betalen dotaties : De boeking van de schuld/kost geschiedt op basis van gelijke maandelijkse schijven van de schuld die voor het lopende boekjaar is vastgesteld. Als vastgestelde schulden gelden de bedragen die de dotatiegever voor het lopende boekjaar schriftelijk aan de dotatieontvanger heeft meegedeeld, in voorkomend geval met inbegrip van de rechtzettingen die de dotatiegever wegens een wijziging van de berekeningsbasis in de dotaties van de vorige jaren heeft aangebracht.
Bij het opmaken van een balans over minder dan één jaar moeten - in voorkomend geval - de reeds gedane uitgaven (werkingssubsidies, dotaties) onderscheiden worden die voor de periode na de balansdatum als kosten in de balans verschijnen (overlopende rekeningen - actief).
Schulden ten aanzien van instellingen die onder de werkingssfeer van de voorliggende indelings- en waarderingsprincipes vallen, mogen alleen na onderlinge afstemming geboekt worden.
Bij schulden ten aanzien van instellingen die onder de werkingssfeer van de voorliggende indelings- en waarderingsprincipes vallen, moeten telkens tegen 31 december voor alle posten saldobevestigingen worden opgevraagd. De saldi moeten op elkaar worden afgestemd.
Indien bij de jaarlijkse inventaris een schuld wordt ontdekt die betrekking heeft op een vorig boekjaar en die nog niet geboekt is, moet die schuld - naargelang van de aard ervan - op de passiefzijde van de balans worden opgenomen als schuld uit leveringen en diensten of als overige schulden en tegengeboekt worden als "uitzonderlijke kosten" (balansklasse 66). 9.3 Evaluatie 9.3.1 Principe Schulden moeten worden gewaardeerd tegen aflossingswaarde. De aflossingswaarde stemt in de regel overeen met het bedrag waarvoor de schuld is aangegaan. 9.3.2 Schulden in vreemde valuta In de regel wordt de op de balansdatum geldende afsluitingskoers als basis gebruikt. 9.3.3 Compensatie van schulden Schulden mogen principieel niet gecompenseerd worden met vorderingen. 10. Overlopende rekeningen 10.1 Begrip Volgende posten worden als overlopende rekeningen opgenomen : ? de posten die uitgaven en ontvangsten van vóór de balansdatum bevatten, voor zover ze een kost of een opbrengst voor een bepaalde periode na die datum vertegenwoordigen; ? opbrengsten en kosten van het afgelopen boekjaar die pas later tot ontvangsten of uitgaven leiden.
Overlopende rekeningen ten aanzien van instellingen die onder de werkingssfeer van de voorliggende indelings- en waarderingsprincipes vallen, moeten in aanmerking worden genomen in de saldobevestigingen van de vorderingen/schulden op 31 december.
Er wordt alleen met overlopende rekeningen gewerkt als die als afzonderlijk bedrag de waarde van 500 euro overschrijden en als hun som de drempel van 1 % ten opzichte van de som van de balans overschrijdt en die rekeningen aldus een wezenlijke invloed op het getrouwe beeld van de balans hebben. 10.2 Overlopende rekeningen (actief) (balansklassen 490 en 491) Hier moeten onder meer de volgende posten worden ondergebracht : 10.2.1 Kosten die na de balansdatum zijn betaald (= over te dragen kosten) ? rente (kredietnemer); ? huur- en pachtgelden (huurder); ? verzekeringspremies; ? werkingssubsidies; ? dotaties; ? ...
Eenmalige hogere uitgaven voor de spreiding van bijvoorbeeld publiciteitskosten mogen niet worden opgenomen, aangezien zulke kosten niet op een bepaalde periode na de balansdatum slaan. 10.2.2 Opbrengsten van het afgelopen boekjaar die eerst in het jaar daarop tot ontvangsten leiden (= verkregen opbrengsten) ? rente (kredietgever); ? huur- en pachtgelden (verhuurder); ? ... 10.3 Overlopende rekeningen (passief) (balansklassen 492 en 493) Hier moeten onder meer de volgende posten worden ondergebracht : 10.3.1 Opbrengsten die na de balansdatum zijn geïnd (= over te dragen opbrengsten) ? ontvangen rente (kredietgever); ? huur- en pachtgelden (verhuurder); ? werkingssubsidies; ? dotaties; ? ... 10.3.2 De kosten van het afgelopen boekjaar die eerst in het jaar daarop tot uitgaven leiden (= toe te rekenen kosten) ? rente (kredietnemer); ? ontvangen huur- en pachtgelden (huurder); ? verzekeringspremies; ? ... 11. Resultatenrekening : kosten 11.1 Grondstoffen, handelsgoederen en onderleveranciers (balansklasse 60) Onder "materiaalkosten" wordt het materiaal gefactureerd dat in het kader van het productie- of dienstverleningsproces wordt verbruikt of ingezet. Ontvangen diensten zijn diensten van derden die, net zoals het materiaalverbruik, in het productieproces vloeien, bijvoorbeeld materiaalbewerking.
Indien overeenkomstig punt 4 van deze waarderingsprincipes een voorraad wordt bijgehouden, moet de wijziging van de voorraden ten opzichte van het vorige jaar ook minstens één keer per jaar op 31 december in die balansklasse worden vermeld. 11.2 Diverse diensten en goederen (balansklasse 61) Hier worden alle andere exploitatiekosten geboekt die nog voor de dienstverlening of voor de productie nodig zijn en die in de regel van derden komen.
Voorbeelden van andere diensten en goederen zijn : ? huurgelden en huurlasten; ? onderhouds- en herstelkosten; ? lopende kosten (energie, bijkomende kosten, kantoorbenodigdheden); ? telefoon- en portokosten; ? verzekeringspremies; ? representatiekosten; ? reis- en vervoerkosten; ? uitzendkrachten en presentiegelden; ? erelonen en diverse kosten. 11.3 Loonkosten (balansklasse 62) Tot de loonkosten behoren onder meer : ? de brutoloonkost, met inbegrip van alle sociale uitkeringen die aan de personeelsleden van de instelling worden betaald; ? kosten van voortgezette opleidingen voor het personeel en in voorkomend geval examen- en inschrijvingsgeld; ? verzekeringskosten die betrekking hebben op het personeel; ? uitgaven voor werk- en veiligheidskledij; ? kosten voor personeelswerving.
Onder de loonkosten wordt alleen het personeel van de instelling geboekt, maar geen uitzendkrachten, mensen die onder een aannemingsovereenkomst werken, zelfstandigen of bijvoorbeeld consultants. 11.4 Afschrijvingen en voorzieningen (balansklasse 63) Hier worden de afschrijvingen geboekt die onder de punten 1 en 2 van deze waarderingsprincipes worden beschreven.
Hier worden de voorzieningen voor toekomstige kosten geboekt die onder punt 8 van deze waarderingsprincipes worden beschreven, met uitzondering van de voorzieningen voor vakantiegeld en andere sociale verplichtingen.
Boekingen in deze balansklasse hebben in de regel geen uitwerking op de begrotingsboekhouding die wordt beschreven in hoofdstuk III van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. 11.5 Andere kosten (balansklasse 64) De andere kosten omvatten alle operationele kosten van de instelling die niet onder de balansklassen 60 tot 63 vallen.
Voorbeelden van andere kosten zijn : ? belastingen en taksen; ? toegekende toelagen en subsidies. 11.6 Financiële kosten (balansklasse 65) De financiële kosten omvatten alle rentelasten en bankkosten. Ook de kortingen bij contante betaling van klantenfacturen worden hier geboekt. 11.7 Uitzonderlijke kosten (balansklasse 66) Tot het uitzonderlijk resultaat behoren alle kosten en opbrengsten die geen rechtstreeks verband houden met de eigenlijke activiteit van de instelling. 11.8 Waardeverminderingen (balansklasse 69) Overeenkomstig punt 2.4.5 van deze waarderingsprincipes worden in deze klasse de niet-gerealiseerde waardeverminderingen door herwaarderingen geboekt. Hier worden ook de niet-gerealiseerde waardeverminderingen op financiële vaste activa en de waardeverminderingen op klanten en overige vorderingen geboekt. 12. Winst- en verliesrekening : opbrengsten 12.1 Omzet (balansklasse 70) In deze balansklasse worden opbrengsten geboekt die door de verkoop van goederen of diensten ontstaan. Voorbeelden van omzetopbrengsten zijn : ? verkoop van maaltijden of levensmiddelen; ? verkoop van afval; ? huurinkomsten (verhuur op korte termijn). 12.2 Geactiveerde interne productie (balansklasse 72) Interne productie verwijst naar de prestaties van een instelling die niet aan derden verkocht worden (externe prestaties of prestaties door derden), maar intern gebruikt worden. Geactiveerde interne productie wordt alleen geboekt indien overeenkomstig de punten 1 en 2 van deze waarderingsprincipes kosten geactiveerd moeten worden en het bedrag met bewijsstukken verantwoord kan worden. 12.3 Andere opbrengsten (balansklasse 74) De andere opbrengsten omvatten de operationele opbrengsten van de instelling die niet door de verkoop van goederen en diensten zijn ontstaan en die niet als geactiveerde interne productie worden beschouwd.
Voorbeelden van andere opbrengsten zijn : ? subsidies; ? rechten; ? huurinkomsten (verhuur op lange termijn); ? premies; ? terugbetaling van kosten door derden. 12.4 Financiële opbrengsten (balansklasse 75) De financiële opbrengsten omvatten alle opbrengsten uit effecten, deelnemingen, geldbeleggingen, toegekende leningen en banktegoeden.
Hier worden ook de kortingen bij betaling van leveranciersrekeningen en de opbrengsten uit kapitaalsubsidies geboekt. 12.5 Uitzonderlijke opbrengsten (balansklasse 76) Tot de uitzonderlijke opbrengsten behoren de opbrengsten die geen rechtstreeks verband houden met de eigenlijke activiteit van de instelling.
Voorbeelden van uitzonderlijke opbrengsten zijn : ? Gerealiseerde meerwaarden op vaste activa; ? giften en sponsoring; ? verzekeringsvergoedingen. 12.6 Belastingen (balansklasse 77) In deze klasse worden alle belastingopbrengsten en terugbetalingen van belastingen geboekt. 12.7 Waardeverhogingen (balansklasse 79) Overeenkomstig punt 2.4.5 van deze waarderingsprincipes worden in deze klasse de niet-gerealiseerde herwaarderingsmeerwaarden geboekt. Hier worden ook de niet-gerealiseerde meerwaarden op financiële vaste activa geboekt. 13. Bestemming van het resultaat Het resultat van het boekjaar wordt berekend door alle kosten en opbrengsten van een jaar te compenseren.Het zo berekende jaaroverschot of jaartekort moet tegen 31 december op het nettoactief van de instelling worden geboekt door een omboeking via de balansklassen 68 of 78.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van 2919/EX/VIII/B/I van 2 maart 2017 tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 juni 2011 tot uitvoering van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
Eupen, 2 maart 2017.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President O. PAASCH