Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 april 2004
gepubliceerd op 14 juni 2004

Decreet inzake ontwikkelingseducatie

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035891
pub.
14/06/2004
prom.
02/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/02/2004035891/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 APRIL 2004. - Decreet inzake ontwikkelingseducatie (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet inzake ontwikkelingseducatie. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° ontwikkelingseducatie : activiteiten van sensibilisering, bewustmaking, activering en borging die zich richten op het ontwikkelen van inzichten, houdingen en gedragingen van mensen opdat zij zouden meewerken aan de uitbouw van een meer solidaire en duurzame mondiale samenleving.Dit houdt zowel individuele als collectieve actie. Ontwikkelingseducatie stimuleert bijgevolg actief burgerschap.

Het eigene van ontwikkelingseducatie is dat het expliciet vertrekt vanuit bepaalde maatschappelijke thema's en dat het altijd en in de eerste plaats het perspectief van de Noord-Zuidproblematiek voor ogen moet blijven houden; 2° het Zuiden : de landen die als ontwikkelingslanden opgenomen zijn op de lijst van het Comité voor Ontwikkelingssamenwerking (Development Assistance Committee - DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met uitzondering van de lidstaten van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE);3° Noord-Zuidproblematiek : de invalshoek die binnen elk maatschappelijk thema expliciet aandacht heeft voor de problematiek van de leefomstandigheden in de landen van het Zuiden en voor de samenhang tussen de ontwikkelingsperspectieven van het Zuiden en het beleid dat gevoerd wordt door de landen van het Noorden.Concepten zoals duurzaamheid, gelijkheid en rechtvaardigheid staan in deze invalshoek centraal; 4° sensibilisering : geheel van activiteiten die erop gericht zijn de doelgroep te raken door middel van rechtstreekse contacten, getuigenissen en ontmoeting.De klemtoon bij deze educatieve functie ligt op informatie en op leerervaringen die mensen confronteren met het leven in het Zuiden; 5° bewustmaking : geheel van activiteiten van wederkerige beïnvloeding in het kader van georganiseerde en systematische leeractiviteiten. Deze educatieve functie is gericht op het bijbrengen van inzicht aan doelgroepen, waarbij reflectief en abstract leren gestimuleerd wordt; 6° activering : geheel van activiteiten die doelgroepen stimuleren of mobiliseren om zich actief in te zetten op sociaal of politiek vlak rond de Noord-Zuidproblematiek;7° borging : geheel van activiteiten die gericht zijn op het borgen of behouden van reeds geassimileerde kennis, vaardigheden, attitudes en waarden door de doelgroepen.Deze educatieve functie wil continuïteit bevorderen in het aanbod van concrete projecten die kunnen bijdragen tot het duurzaam verbreden en bestendigen van het maatschappelijke draagvlak voor internationale solidariteit; 8° actor : de verschillende verenigingen, organisaties en instellingen die betrokken zijn in het educatieve proces, alsook de doelgroepen, worden beschouwd als actor.De mate van betrokkenheid en responsabilisering van de diverse actoren kan variëren naar gelang van de rol en de functie die de actoren opnemen in het educatieve proces; 9° samenwerkingsverband : verenigingen, organisaties, instellingen die beslissen samen te werken rond een bepaald project door hun specifieke meerwaarde betreffende kennis en ervaring met een bepaald thema, doelgroep of werkvorm.Doelgroepen kunnen deel uitmaken van een samenwerkingsverband. Binnen het samenwerkingsverband worden de verantwoordelijkheden en taken verdeeld onder de deelnemende actoren; 10° project : concrete actie(s) inzake ontwikkelings-educatie die door het samenwerkingsverband wordt (worden) opgezet en uitgevoerd.Een project voert een verandering in in een bestaande situatie, volgt een streefdoel, is beperkt in tijd en omvang en doet een beroep op de gezamenlijke inspanningen van een groep mensen; 11° capaciteitsopbouw : verwijst naar leerprocessen en -trajecten die door de actoren van de ontwikkelingseducatie opgezet kunnen worden om hun interne kennis en capaciteit op te bouwen of te versterken met het oog op het verstrekken van een kwalitatief educatieaanbod. Capaciteitsopbouw betreft hoofdzakelijk vormingsactiviteiten op diverse vlakken, zoals het versterken van thematische expertise of het aanleren van nieuwe vaardigheden inzake ontwikkelingseducatie; 12° duurzame ontwikkeling : een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.Duurzame ontwikkeling heeft minstens drie dimensies : een sociale, een ecologische en een economische; 13° gender : concept dat verwijst naar de verschillende sociale status en rollen van mannen en vrouwen in de samenleving en de machtson-evenwichten die hieruit voortvloeien.Status en rollen worden sociaal en cultureel bepaald en verschillend gewaardeerd, maar ze zijn ook voor verandering vatbaar. HOOFDSTUK II. - Doelstellingen van het Vlaams beleid inzake ontwikkelingseducatie

Art. 3.Het Vlaamse beleid inzake ontwikkelingseducatie heeft als algemene doelstelling de creatie van een draagvlak voor internationale samenwerking en de ontwikkeling van een houding van internationale solidariteit in functie van een rechtvaardige en duurzame mondiale samenleving.

Art. 4.Het Vlaamse beleid inzake ontwikkelingseducatie heeft als specifieke doelstellingen : 1° activiteiten te steunen die zich richten op een of meerdere van de volgende educatieve functies : sensibilisering, bewustmaking, activering en borging;2° vernieuwing en verbreding te stimuleren in het educatieaanbod, inzonderheid op het vlak van behandelde thema's, beoogde doelgroepen en gebruikte werkvormen;3° samenwerkingsverbanden te bevorderen tussen diverse actoren in het educatieproces;4° bij te dragen tot de uitbouw van een kwalitatief en gecoördineerd aanbod inzake ontwikkelingseducatie, onder meer door een betere afstemming van vraag en aanbod.

Art. 5.Het Vlaamse beleid inzake ontwikkelingseducatie richt zich op de Noord-Zuidproblematiek in een breder mondiaal perspectief.

Het werkterrein van de ontwikkelingseducatie wordt ruim opgevat.

Andere maatschappelijke thema's met een mondiale dimensie, zoals onder meer de vredesproblematiek, migratie en interculturaliteit, kunnen aan bod komen. De desbetreffende activiteiten moeten evenwel een duidelijke band met de Noord-Zuidproblematiek vertonen, zoals bepaald in artikel 2, 3°.

De vereiste band met de Noord-Zuidproblematiek, bedoeld in het tweede lid, kan diverse vormen aannemen, met inbegrip van : 1° de keuze voor een thema dat specifiek betrekking heeft op ontwikkelingssamenwerking;2° de aandacht voor de samenhang tussen de realiteit van het leven in het Zuiden en in het Noorden;3° de focus op landen uit de lijst, vermeld in artikel 2, 2°;4° de samenwerking met actoren uit het Zuiden. HOOFDSTUK III. - Beleid ten aanzien van de actoren op het vlak van ontwikkelingseducatie Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 6.De doelgroep van het Vlaamse beleid inzake ontwikkelingseducatie is de bevolking van de Vlaamse Gemeenschap.

Dialoog met en betrokkenheid van de doelgroep is een noodzakelijke voorwaarde voor het uitwerken van een kwalitatief educatief aanbod. De graad van betrokkenheid kan variëren van kennis nemen van doelgroepenkenmerken tot het effectief betrekken van de doelgroep bij het uitwerken van concrete activiteiten.

Vanuit een bezorgdheid tot vernieuwing en verbreding van het educatieve aanbod, kan de Vlaamse regering prioriteit verlenen aan educatieve initiatieven die gericht zijn op bijzondere, moeilijk bereikbare doelgroepen.

Actoren uit het Zuiden zijn geen doelgroep in de ontwikkelingseducatie. Ze kunnen evenwel betrokken worden bij het opzetten of uitvoeren van concrete activiteiten.

Art. 7.Verenigingen, organisaties of instellingen die ontwikkelingseducatie niet als statutaire doelstelling hebben of die slechts beperkte kennis en ervaring kunnen voorleggen op het vlak van de ontwikkelingseducatie kunnen projecten indienen mits er in het samenwerkingsverband waarvan zij deel uitmaken actoren zijn die over de nodige kennis en ervaring beschikken en mits ze bereid zijn een leertraject te volgen. Afdeling II. - Subsidiëring van projecten inzake ontwikkelingseducatie

Art. 8.De Vlaamse regering kan projecten inzake ontwikkelingseducatie enkel subsidiëren indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het project wordt ingediend door een samenwerkingsverband tussen een indiener, die de eindverantwoordelijke is van het project, en een of meerdere actoren;2° de indiener is een privaatrechtelijke vereniging zonder winstoogmerk of een vennootschap met sociaal oogmerk met zetel in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° de andere partijen bij het samenwerkingsverband zijn een of meerdere van de volgende actoren : a) een andere rechtspersoon zonder winstoogmerk of een rechtspersoon met sociaal doel, die zijn zetel niet noodzakelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad moet hebben;b) een vakbeweging;c) een erkende onderwijsinstelling;d) een gemeente uit het Vlaamse Gewest of uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;e) een intergemeentelijk samenwerkingsverband in de zin van hoofdstuk III van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;f) een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uit het Vlaamse Gewest of uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;g) een provincie uit het Vlaamse Gewest;h) de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest;i) een Vlaamse openbare instelling, een federale openbare instelling of een openbare instelling van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;j) een privaatrechtelijke vennootschap met winstoogmerk, hetzij op voorwaarde dat de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op het personeel van deze vennootschap, hetzij op voorwaarde dat de privaatrechtelijke vennootschap op inhoudelijk vlak bijdraagt tot de uitwerking van het ontwikkelingseducatieve project;4° het samenwerkingsverband kan aantonen dat het over de nodige kennis en ervaring beschikt betreffende educatieve leerprocessen en de thema's waarop het project betrekking heeft.Het projectvoorstel verduidelijkt de visie en strategie op lange termijn van het samenwerkingsverband, alsook de kennis van de doelgroep, de methodes en de totale uitvoeringscapaciteit van het samenwerkingsverband. De keuze van werkvormen verantwoord worden in het licht van de strategie en doelstellingen van het project; 5° het samenwerkingsverband kan de nodige waarborgen bieden voor een doeltreffende en doelmatige organisatie en planning van de projecten;6° alle bij het samenwerkingsverband betrokken partijen kunnen een inbreng van eigen middelen voorleggen (op financieel, materieel, personeel of logistiek vlak);7° de looptijd van het project bedraagt maximaal drie jaar.

Art. 9.De Vlaamse regering organiseert minimaal één keer per jaar een selectie van projecten inzake ontwikkelingseducatie.

De Vlaamse regering kan prioriteiten vastleggen inzake thema's voor projecten of inzake specifieke doelstellingen van het beleid, inzonderheid met betrekking tot het stimuleren van capaciteitsopbouw bij actoren van ontwikkelingseducatie In afwijking van het eerste lid kunnen kleine projecten die op korte termijn willen inspelen op de actualiteit en beperkt zijn in de tijd permanent worden ingediend en goedgekeurd.

Art. 10.De Vlaamse regering bepaalt de aard en de percentages van de kosten die in aanmerking komen voor subsidiëring. Ze stelt een lijst van uitgaven vast met maximumbedragen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Kosten voor personeel, werking en investering komen slechts voor subsidiëring in aanmerking in zoverre ze rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van het project. HOOFDSTUK IV. - Integrale kwaliteitszorg en verantwoording

Art. 11.De volgende elementen zullen aan bod komen in het kwalitatieve beoordelingskader : 1° de beschrijving van het samenwerkingsverband zoals vermeld in artikel 8, 3°, 4° en 5°;2° de effectieve betrokkenheid van alle actoren (met inbegrip van de doelgroepen);3° de relevantie van het onderwerp vanuit het perspectief van de Noord-Zuidproblematiek;4° de strategie van het samenwerkingsverband inzake capaciteitsopbouw;5° de strategie van het samenwerkingsverband inzake interne voortgangscontrole en evaluatie;6° de mate van verbreding en vernieuwing. De Vlaamse regering beschouwt duurzame ontwikkeling en gender als transversale thema's in activiteiten van ontwikkelingseducatie. Bij de kwaliteitsbeoordeling moet nagegaan worden in welke mate de projecten beide aspecten volwaardig integreren.

De Vlaamse regering kan aanvullende kwaliteitscriteria bepalen.

Art. 12.Als onderdeel van een integrale kwaliteitszorg steunt de Vlaamse regering leerprocessen die de actoren in staat stellen een kwalitatief educatieaanbod uit te werken en te begeleiden.

Bij de indiening van een project kan steun gevraagd worden voor capaciteitsopbouw van het samenwerkingsverband, inzonderheid voor verdere specialisatie in het gekozen educatiedomein of voor de versterking van interne processen van kwaliteitszorg.

Vorming van personeel of tussenpersonen, betrokken bij de verenigingen, de organisaties of de instellingen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband, komt in aanmerking voor financiering op voorwaarde dat die vorming duidelijk geïntegreerd is in het ingediende project.

De Vlaamse regering kan op geregelde tijdstippen een vormingsaanbod openstellen voor actoren die betrokken zijn bij ontwikkelingseducatie.

Art. 13.De indiener maakt jaarlijks een voortgangsrapport waarin hij : 1° verantwoording verstrekt over de aanwending van de ontvangen bedragen;2° rapporteert over de verschillende initiatieven zoals beschreven in het projectvoorstel;3° de activiteiten toetst aan de door het project geformuleerde indicatoren. Op het einde van de looptijd van het project wordt door de indiener een eindrapport opgesteld, waarin hij, naast de informatie vermeld in het eerste lid, tevens : 1° een eindafrekening voor de volledige looptijd van het project opstelt;2° een eindevaluatie opmaakt voor de volledige looptijd van het project. De indiener stelt de Vlaamse regering onverwijld op de hoogte van moeilijkheden bij de uitvoering van het project. Dat kan aanleiding geven tot een herziening van de projectovereenkomst, zonder dat de totale looptijd van drie jaar kan worden overschreden.

Art. 14.De Vlaamse regering keurt de voortgangsrapporten en het eindrapport goed. Bij de beoordeling van het eindrapport wordt nagegaan of de doelstellingen van het project bereikt zijn.

De Vlaamse regering motiveert schriftelijk haar opmerkingen over deze rapporten.

De evaluatie door de Vlaamse regering kan aanleiding geven tot overleg met de uitvoerders en een herziening van het project, zonder dat de totale looptijd van drie jaar kan worden overschreden.

Art. 15.De Vlaamse regering zorgt voor een externe evaluatie van de projecten. Die evaluaties beogen collectief leren te bevorderen en kunnen zich richten op het volledige beleid, op bepaalde thema's of op specifieke projecten.

Art. 16.Als een voortgangsrapport of een eindrapport niet goedgekeurd wordt, kan de Vlaamse regering beslissen verdere subsidiëring in te houden of terugbetaling te vorderen van de uitgekeerde middelen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 17.Dit decreet is niet van toepassing op de projecten inzake ontwikkelingseducatie die worden gesubsidieerd vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 18.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 2 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Ontwerp van decreet, 2044, nr. 1. - Verslag, 2044, nr. 2. - Amendement, 2044, nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 2044, nr. 4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : middagvergadering van 31 maart 2004 en vergadering van 1 april 2004.

^