Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 april 2004
gepubliceerd op 18 mei 2004

Decreet tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981, betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035742
pub.
18/05/2004
prom.
02/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/02/2004035742/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 APRIL 2004. - Decreet tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981, betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (1)


Het Vlaams parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 2bis § 1. Een stof of voorwerp is geen afvalstof indien ze rechtstreeks, in totaliteit en zonder speciale voorbehandeling ingezet wordt in een vergunde inrichting ter vervanging van een primaire grondstof, waarbij de stof aan de vigerende productnormering inclusief de milieuhygiënische aspecten voldoet en inzake aard, samenstelling en impact op mens en milieu vergelijkbaar is met de primaire grondstof die ze vervangt.

Een stof of voorwerp die hergebruikt wordt voor het oorspronkelijke doel, eventueel na een kleine herstelling of een eenvoudige behandeling, is eveneens geen afvalstof. § 2. Vragen over of de aanduiding van een stof of voorwerp al dan niet een afvalstof is, worden per aangetekend schrijven ingediend bij de OVAM. De OVAM beslist over de vragen met betrekking tot de aanduiding van een stof of voorwerp als afvalstof. Deze beslissing wordt bekendgemaakt binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de vraag. § 3. Binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de beslissing van de OVAM over de aanduiding van een stof of voorwerp als afvalstof kan door de aanvrager beroep ingesteld worden bij een daartoe door de Vlaamse regering opgerichte commissie die advies geeft aan de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep. De Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu doet een uitspraak binnen de 30 dagen na ontvangst van het advies van de commissie. De beslissing van de minister over het beroep wordt per aangetekend schrijven aan de beroeper, de commissie en de OVAM betekend. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de commissie. »

Art. 3.In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, zorg voor dat de huishoudelijke afvalstoffen maximaal worden voorkomen of hergebruikt, op regelmatige tijdstippen worden opgehaald of op een andere wijze worden ingezameld, en worden verwerkt overeenkomstig artikelen 14 en 16, § 1 en § 2. »

Art. 4.In artikel 16 van hetzelfde decreet wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. Wanneer een gemeente of een provincie de haar door of krachtens deze afdeling of door de plannen bedoeld in artikel 35 opgelegde verplichtingen niet nakomt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn en hierdoor het algemeen belang schaadt, kan de Vlaamse regering, na ingebrekestelling bij een met redenen omkleed besluit, in de plaats treden van de gemeente of de provincie in kwestie voor de uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om de voormelde verplichtingen na te komen. Het Vlaamse Gewest kan de kosten van de bedoelde maatregelen verhalen op de gemeente of de provincie. »

Art. 5.In artikel 16 van hetzelfde decreet worden een § 6bis, 6ter, 6quater, 6quinquies en 6sexies toegevoegd, die luiden als volgt : « § 6bis. Onverminderd § 5 nemen de provincies tegen uiterlijk 31 december 2007 de taak van de organisatie van de eindverwerking van de huishoudelijke afvalstoffen op zich. Onder organisatie wordt verstaan dat een provincie in uitvoering van en binnen het kader van de algemene beleidsbepaling van en sturing door het Vlaamse Gewest gemeenten in een aantal gevallen in functie van de doelstellingen van het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen bindend kan sturen inzake de eindverwerking van huishoudelijke afvalstoffen.

In het geval van consensus tussen enerzijds de gemeenten en/of hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en anderzijds de provincie of in het geval dat een gemeente of een intergemeentelijk samenverwerkingsverband geen structurele en duurzame oplossing vindt voor de eindverwerking van huishoudelijk afval, kan de organisatie verder gaan dan enkel een bindende sturing met name de bouw en exploitatie van een eindverwerkingsinstallatie. Als een provincie meent dat er geen structurele en duurzame oplossing aanwezig is dan dient ze dit aan te tonen via een ingevuld afwegingskader met economische, ecologische en sociale aspecten. Onder organisatie wordt niet verstaan dat de provincies zelf installaties zullen bouwen en exploiteren tenzij in de gevallen zoals hierboven vernoemd. Centraal bij de bindende sturing die de provincie binnen haar organisatie uitvoert, staat het laten respecteren door de lokale besturen van de doelstellingen van het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen.

De gemeenten en provincies kunnen ook initiatieven nemen inzake de met huishoudelijk afval vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. Zowel voor gemeenten als provincies liggen hier echter geen verplichtingen. § 6ter. Provincies kunnen niet enkel preventief coördinerend optreden als gemeenten in gebreke blijven, maar ook pro-actief om problemen te voorkomen of om een gezamenlijk beleid te voeren binnen het kader van het Vlaamse afvalbeleid. De provinciale overlegplatforms zoals bedoeld in § 6quater zijn daartoe een van de geëigende kanalen. Dit betekent dat de provincies, naast de taak die ze blijven hebben om gemeenten die achterblijven bij te trekken, ook gemachtigd zijn om hun gemeenten te verplichten vigerende gewestelijke uitvoeringsplannen zoals bedoeld in artikel 35 na te leven. De provincies kunnen daartoe voor de gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden bindende beslissingen nemen als er binnen het provinciaal overlegplatform zoals bedoeld in § 6quater geen consensus is met de betrokken gemeente(n) of intergemeentelijk(e) samenwerkingsverband(en). Bij een consensus tussen enerzijds de gemeenten en/of hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en anderzijds de provincie kan de provincie ook andere taken op zich nemen waarover de bedoelde consensus handelt. § 6quater. Per provincie wordt een provinciaal overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen opgericht.

De provinciale overlegplatformen bestaan uit vertegenwoordigers van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de gemeenten, de provincie en het Vlaamse Gewest. Deze worden aangeduid door hun respectievelijke besturen.

De provinciale overlegplatformen hebben als taak : 1° de samenwerking tussen de lokale besturen en de provincies uit te werken, met prioritaire inzet naar de voorkoming en het hergebruik van afvalstoffen;2° de uitwisseling en afstemming van sensibiliseringsacties;3° de gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waar het afvalbeleid minder goede resultaten haalt bij te sturen;4° innovatieve projecten te gaan initiëren of ondersteunen met bijzondere aandacht voor projecten die voorkoming en het hergebruik van afvalstoffen centraal stellen. De informatiedoorstroming tussen het Vlaams overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en de provinciale overlegplatformen gebeurt volgens afspraak. § 6quinquies. Zowel bij de coördinatie als bij de organisatie staat voor de gemeenten en hun samenwerkingsverbanden een beroepsmogelijkheid open bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu. Dit beroep moet via een aangetekend schrijven bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, ingesteld worden. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, start binnen de maand na ontvangst van het aangetekend schrijven onderhandelingen op en neemt binnen de zes maanden na de start van de onderhandelingen de eindbeslissing. Hiervoor roept de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, het advies in van het Vlaams overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, zoals bedoeld in § 6sexies. Het Vlaams overlegplatform geeft uiterlijk vijf maanden na de start van de onderhandelingen een advies, en dit bij voorkeur bij consensus, zoniet met meerderheid tegen minderheid met vermelding van minderheidsstandpunten. Het Vlaams overlegplatform en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, moeten daarbij de vigerende plannen bedoeld in artikel 35 respecteren. § 6sexies. Het Vlaams overlegplatform huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen is belast met de coördinatie, bijsturing en bewaking van de plannen bedoeld in artikel 35 wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen.

In het Vlaams overlegplatform zijn minimaal vertegenwoordigers opgenomen van het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten en hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de bedrijven, de erkende kringloopcentra en belangenorganisaties.

Het Vlaams overlegplatform heeft als taak : 1° de samenwerking en het overleg tussen de verschillende bestuursniveau's, belangenorganisaties, erkende kringloopcentra en bedrijven te bevorderen en te stimuleren;2° jaarlijks de prioritaire acties inzake preventie, hergebruik, selectieve inzameling en eindverwerking vast te leggen (met een bijzonder aandacht voor acties die de voorkoming en het hergebruik van afvalstoffen centraal stellen);3° de gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en provincies waar het afvalbeleid minder goede resultaten haalt, bij te trekken;4° bij gebrek aan consensus tussen de gemeente, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en provincies inzake de uitvoering van de in artikel 35 vermelde plannen wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen advies te verstrekken aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zoals bedoeld in § 6quinquies.» Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 2 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER _______ Nota (1) Zitting 2003-2004 Stukken - Ontwerp van decreet : 2085 - Nr.1. - Verslag : 2085 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2085 - Nr.3.

Handelingen - Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 31 maart 2004 en vergadering van 1 april 2004.

^