gepubliceerd op 09 maart 2012
Decreet houdende sommige aanpassingen aan het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten
1 FEBRUARI 2012. - Decreet houdende sommige aanpassingen aan het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.§ 1. Dit decreet heeft als doel richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, alsook richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn audiovisuele mediadiensten), om te zetten. § 2. In de nota waarnaar titel I van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten verwijst, wordt het eerste streepje vervangen als volgt : « - Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten); ». § 3. In de nota waarnaar titel I van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten verwijst, wordt een nieuw streepje ingevoegd, luidend als volgt : « -richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. »
Art. 2.In artikel 1 van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Punt « 1° » wordt « punt « 1° bis »;2° Vóór punt « 1° bis » wordt een nieuw punt « 1° » ingevoegd, luidend als volgt : « 1° Toegang" : het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten door een netwerkexploitant aan een derde, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten, voor zover die elektronischecommunicatiediensten dienen voor het aanbieden van audiovisuele mediadiensten.Die beschikbaarstelling bestrijkt onder meer toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen, met inbegrip van toegang tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet; toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen; toegang tot virtuele netwerkdiensten. » ; 3° Er wordt een punt « 22° ter « ingevoegd, luidend als volgt : « 22° ter."interconnectie" : het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronische communicatienetwerken die door dezelfde of een andere netwerkexploitant worden gebruikt om het aanbieden van dezelfde diensten mogelijk te maken voor de gebruikers die met verschillende netwerken verbonden zijn. Interconnectie is een specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare netwerken. »
Art. 3.In artikel 21, § 2, derde lid, 4°, van hetzelfde decreet worden de woorden « en akoestische« geschrapt.
Art. 4.In artikel 31 van hetzelfde decreet wordt § 6 opgeheven.
Art. 5.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen : « De RTBF en elke dienstenuitgever moeten te allen tijde kunnen bewijzen dat ze de nodige afspraken hebben gesloten met de betrokken auteurs en andere rechthebbenden, of hun vennootschappen voor collectief beheer, waarbij ze de wetgeving op de auteursrechten en de naburige rechten in acht kunnen nemen bij de uitoefening van hun activiteiten.
Op gewoon verzoek kan het college voor vergunning en controle zich een volledig afschrift van de in uitvoering zijnde afspraken doen meedelen wanneer ze betrekking hebben op relevante repertoria van werken en prestaties.
Als die afspraken meer dan zes maanden onderbroken worden, als er conflicten zijn of als het duurzaam onmogelijk is om dergelijke afspraken te sluiten, moeten de dienstenuitgever en de dienstenverdeler daar de minister en de hoge raad voor de audiovisuele sector van op de hoogte brengen en de bepalingen vermelden die werden genomen om de betwiste bedragen te spijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de bekende risico's.
Als de bescherming van de rechten van de rechthebbenden klaarblijkelijk in het gedrang komt, kan het college voor vergunning en controle bovendien de borgstelling voor de betwiste bedragen vorderen, volgens regels die het nader moet bepalen. »
Art. 6.In de artikelen 38 ( § 1, eerste lid en § 2), 41 ( § 1, tweede lid, eerste zin), 48 ( § 1, eerste zin), 54 ( § 1, eerste lid), 59 ( § 1, eerste lid en § 2, laatste lid), artikel 70 ( § 2, derde lid), 77 ( § 1), artikel 80 ( § 1, tweede lid), 97 ( § 1), 98 ( § 2; laatste lid), 112 ( § 1, eerste lid), 113 ( § 3, derde lid), 117 ( § 1, eerste lid), 118 ( § 4, derde lid), 120 (eerste lid), 123 (eerste lid), 125 ( § 1), 159 ( § 3, tweede lid en § 4, derde en vijfde lid), 161 ( § § 3, 4 en 5), 164 ( § 3, eerste lid en § 5, eerste zin), 172 ( § 1, eerste en tweede streepje) van hetzelfde decreet, worden de woorden « bij aangetekend schrijven », « bij aangetekende brief », « bij ter post aangetekend schrijven » vervangen door de woorden « bij aangetekend schrijven ».
Art. 7.Artikel 38, § 2, 5°, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld als volgt : « , dat financieel plan zal moeten voorzien in een rubriek betreffende de bezoldigingen die moeten worden betaald aan de auteurs en andere rechthebbenden bij toepassing van de afgesloten afspraken. Bij conflict of duurzame onmogelijkheid om dergelijke afspraken te sluiten, worden de voorzieningen erin vermeld die bepaald zijn rekening houdend met de bekende risico's. »
Art. 8.In artikel 54 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2, wordt 6° aangevuld als volgt : « , dat financieel plan zal moeten voorzien in een rubriek betreffende de bezoldigingen die moeten worden betaald aan de auteurs en andere rechthebbenden bij toepassing van de afgesloten afspraken.Bij conflict of duurzame onmogelijkheid om dergelijke afspraken te sluiten, worden de voorzieningen erin vermeld die bepaald zijn rekening houdend met de bekende risico's. » 2° In § 3, wordt 6° aangevuld als volgt : « , dat financieel plan zal moeten voorzien in een rubriek betreffende de bezoldigingen die moeten worden betaald aan de auteurs en andere rechthebbenden bij toepassing van de afgesloten afspraken.Bij conflict of duurzame onmogelijkheid om dergelijke afspraken te sluiten, worden de voorzieningen erin vermeld die bepaald zijn rekening houdend met de bekende risico's. »
Art. 9.In artikel 58 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 3bis. De houder van de vergunning moet vooraf bij aangetekend schrijven het college voor vergunning en controle elke wijziging van de gegevens vermeld in de aanvraag om vergunning bedoeld in de paragrafen 2 tot 4 van artikel 54 meedelen. »
Art. 10.In de artikelen 63, § 2, eerste lid, artikel 70, § 2, tweede lid, en 102, § 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden « per aangetekende brief » en « bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs » geschrapt.
Art. 11.Artikel 65 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Elke lokale televisiezender moet zijn televisiediensten ter beschikking stellen van de dienstenverdelers die verplicht zijn deze diensten te verdelen. »
Art. 12.In artikel 67, § 1, 6° van hetzelfde decreet, worden de woorden « filmradioprogramma's » ingevoegd tussen de woorden « met uitsluiting van « en « programma's van eigen productie ter beschikking gesteld. »
Art. 13.In artikel 71 van hetzelfde decreet, wordt § 10 vervangen door wat volgt : « § 10. Niemand kan het mandaat van bestuurder uitoefenen als hij werd veroordeeld of als hij lid is van een instelling of een vereniging die werd veroordeeld bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing wegens niet-naleving van de democratische beginselen zoals vermeld inzonderheid door het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen, of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of elke andere vorm van genocide.
Dat verbod eindigt tien jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, als kan worden vastgesteld dat de persoon of de vereniging openlijk afstand heeft gedaan van zijn/haar vijandigheid tegenover de democratische beginselen zoals vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. Het verbod eindigt één jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, indien de persoon ontslag heeft genomen bij de vereniging wegens en onmiddellijk na de veroordeling van deze wegens niet-naleving van de democratische beginselen vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. »
Art. 14.Artikel 77 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een nieuwe paragraaf, luidend als volgt : « § 5. Elke dienstenuitgever moet te allen tijde kunnen bewijzen dat hij de nodige afspraken heeft gesloten met de betrokken auteurs en andere rechthebbenden, of hun vennootschappen voor collectief beheer, waarbij ze de wetgeving op de auteursrechten en de naburige rechten in acht kunnen nemen bij de uitoefening van hun activiteiten.
Op gewoon verzoek kan het college voor vergunning en controle zich een volledig afschrift van de in uitvoering zijnde afspraken doen meedelen wanneer ze betrekking hebben op relevante repertoria van werken en prestaties.
Als die afspraken meer dan zes maanden onderbroken worden, als er conflicten zijn of als het duurzaam onmogelijk is om dergelijke afspraken te sluiten, moeten de dienstenuitgever en de dienstenverdeler daar de minister en de hoge raad voor de audiovisuele sector van op de hoogte brengen en de bepalingen vermelden die werden genomen om de betwiste bedragen te spijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de bekende risico's.
Als de bescherming van de rechten van de rechthebbenden klaarblijkelijk in het gedrang komt, kan het college voor vergunning en controle bovendien de borgstelling voor de betwiste bedragen vorderen, volgens regels die het nader moet bepalen. »
Art. 15.In artikel 80, § 1, derde lid, eerste zin van hetzelfde decreet van de Franse tekst, wordt het woord « de » tussen de woorden « et » en « d'août » geschrapt.
Art. 16.In artikel 81, § 3, eerste zin van hetzelfde decreet, worden de woorden « januari en juli » vervangen door de woorden « februari en augustus ».
Art. 17.Artikel 90 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 90.Na elke publicatie door de Europese Commissie, hierna Commissie genoemd, van haar " aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector " of als de omstandigheden binnen de Franse Gemeenschap het motiveren, bepaalt het College voor vergunning en controle de relevante markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, rekening houdend met de aanbeveling en de richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van de marktmacht. » Onder relevante markten worden verstaan, de markten waarvan de kenmerken de oplegging van één of meerdere verplichtingen van de in de artikelen 95 tot 95sexies en 96. » bedoelde verplichtingen kunnen rechtvaardigen. »
Art. 18.Artikel 91 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 91.§ 1. Na elke bepaling van de relevante markten voert het College voor vergunning en controle een analyse van deze markten teneinde te bepalen of deze daadwerkelijk concurrentiegericht zijn. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrentiegericht is, mag het geen verplichting van de in de artikelen 95 tot 95sexies bedoelde verplichtingen opleggen of behouden. Als sectoriële verordeningsverplichtingen reeds van toepassing zijn, schaft het college voor vergunning en controle die verplichtingen af die aan de ondernemingen opgelegd zijn op die relevante markt. Hij licht de partijen die bij die verplichtingsafschaffing betrokken zijn binnen een gepaste termijn in. § 3. Wanneer het College voor vergunning en controle vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrentiegericht is, gaat het na welke netwerkexploitant(en) op die markt een aanmerkelijke macht heeft (hebben) en legt het deze exploitant(en) de in de artikelen 95 tot 95sexies bedoelde verplichtingen op, die hij passend acht.
Een netwerkexploitant wordt geacht een aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer hij alleen of samen met anderen een aan een machtspositie gelijkwaardige positie bekleedt, waardoor hij zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn mededingers, klanten en uiteindelijk consumenten kan gedragen.
Wanneer een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt, hierna « de eerste markt », bezit, kan zij ook worden aangewezen als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt, hierna « de tweede markt », als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de eerste markt op de tweede markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Daarom kunnen maatregelen met als doel het voorkomen van dit hefboomeffect toegepast worden overeenkomstig de artikelen 95, 95bis, 95ter en 95quinquies, en als deze maatregelen ontoereikend blijken, kunnen maatregelen die overeenkomen met de bepalingen van artikel 96 opgelegd worden.
Voor elke relevante markt publiceert het College voor vergunning en controle onder andere op zijn Website de lijst van de marktmachtige exploitanten alsmede, voor elke machtige exploitant, de lijst van de opgelegde verplichtingen. » § 4. De bij de artikelen 95 tot 95sexies opgenomen verplichtingen worden niet opgelegd aan de netwerkexploitanten die niet erkend werden als beschikkend over een aanmerkelijke macht op de relevante markt.
In afwijking van het eerste lid : a) kan het College voor vergunning en controle één of meerdere verplichtingen opgenomen bij de artikelen 95 tot 95sexies opleggen aan netwerkexploitanten die niet als machtig op de markt erkend werden wanneer dit noodzakelijk blijkt om zich naar de internationale verbintenissen te schikken;b) kan het College voor vergunning en controle aan de netwerkexploitanten die de controle hebben op de toegang van de eindgebruikers, de verplichting opleggen voor de interconnectie van hun netwerken te zorgen waar deze nog niet bestaat in zover deze noodzakelijk is om voor de eind-tot-eind verbinding te zorgen. § 5. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer het College voor vergunning en controle acht dat het dringend wordt om in te grijpen om de mededinging te waarborgen en de belangen van de gebruikers te behartigen, in afwijking van de procedure bedoeld bij artikel 94, kan het onmiddellijk evenredige en tijdelijke maatregelen treffen ten opzichte van elke netwerkexploitant. Het College voor vergunning en controle deelt zonder verwijl deze maatregelen mee, met redenen omkleed, aan de Commissie en aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, hierna « (BEREC) ».
Indien het College voor vergunning en controle deze maatregelen voortdurend wenst te zien toepassen of de initiale duur wenst te verlengen, moet voor de nieuwe beslissing de procedure bedoeld bij artikel 94 toegepast worden. » § 6. Indien het college voor vergunning en controle, op even uitzonderlijke wijze, de exploitanten die een aanmerkelijke marktmacht hebben andere verplichtingen inzake toegang of interconnectie wenst op te leggen dan deze die opgenomen zijn in de artikelen 95 tot 95sexies, dan legt het die aanvraag aan de Europese Commissie voor, die, rekening houdend met het advies van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC), een beslissing neemt waarbij de nationale regelgevende instantie ertoe wordt gemachtigd of haar het verbod wordt opgelegd die maatregelen te nemen. »
Art. 19.Artikel 92 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met drie leden, luidend als volgt : « Het College voor vergunning en controle kan, indien het dit nodig acht, de Raad voor de Mededinging of zijn diensten raadplegen.
Het zorgt voor een analyse van de relevante markt en geeft kennis van de overeenstemmende geplande maatregel overeenkomstig de procedure bedoeld bij artikel 94 : 1° binnen een termijn van drie jaar na de aanneming van een vorige maatregel betreffende deze markt, met, bij wijze van uitzondering, een verlenging voor drie jaar wanneer het College voor vergunning en controle aan de Commissie, die er zich tegen niet verzet binnen de maand volgend op de kennisgeving, kennis heeft gegeven van een met redenen omkleed voorstel tot verlenging;2° binnen een termijn van twee jaar na de aanneming van een herziene aanbeveling op de relevante markten voor de markten die niet vooraf ter kennis van de Commissie werden gebracht. Wanneer het College voor vergunning en controle niet met zijn analyse van de relevante markt opgenomen in de aanbeveling binnen de vastgelegde termijn klaar is, kan het aan BEREC vragen bijstand te verlenen om de analyse van de relevante markt en van de op te leggen specifieke verplichtingen te voleindigen. Met deze bijstand geeft het College voor vergunning en controle kennis van het voorstel tot maatregel aan de Commissie binnen de zes maanden. »
Art. 20.Artikel 93 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 93.§ 1. De ondernemingen die openbare communicatienetwerken of publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden, zenden alle informatie over, met inbegrip van de geldelijke informatie en deze met betrekking tot de evolutie van de netwerken of diensten die een impact kunnen hebben op de relevante markt, die noodzakelijk zijn voor het College voor vergunning en controle, overeenkomstig artikel 136, § 6. De ondernemingen delen zo snel mogelijk en op aanvraag deze informatie mee met inachtneming van de termijnen en met de details vereist door het College voor vergunning en controle. De informatie gevraagd door het College voor vergunning en controle is evenredig met zijn behoeften voor het verrichten van deze opdracht. § 2. Het College voor vergunning en controle stelt ter beschikking van de Commissie, op haar met redenen omklede aanvraag, de informatie die haar noodzakelijk lijkt voor de verwezenlijking van haar opdrachten.
Tevens stelt het ter beschikking van iedere andere Belgische regelgevende instantie of van elke andere lidstaat van de Europese Unie, op hun met redenen omklede aanvraag, de informatie die noodzakelijk is om de verantwoordelijkheden te nemen die ze toekomen krachtens het gemeenschapsrecht. Wanneer de gegeven informatie betrekking heeft op informatie vooraf medegedeeld door ondernemingen op de aanvraag van het College voor vergunning en controle, worden deze ondernemingen ervan op de hoogte gebracht.
In afwijking van artikel 150 wordt het College voor vergunning en controle ertoe gemachtigd de door de ondernemingen als vertrouwelijk beschouwde informatie mee te delen, voor zover de bestemmelingen vooraf waarborgen dat er voor de (zakelijke) vertrouwelijkheid van de informatie zal worden gezorgd. § 3. Het College voor vergunning en controle kan van de Commissie, en van iedere andere Belgische regelgevende instantie of van elke andere lidstaat van de Europese Unie, de mededeling vereisen van informatie die noodzakelijk is voor de uitoefening van de verantwoordelijkheden die hem toekomen krachtens dit hoofdstuk. Het zorgt voor de vertrouwelijkheid van de informatie die het als zodanig meegedeeld werden. § 4. Voor de toepassing van de §§ 2 en 3, dient onder « regelgevende instantie » te worden verstaan, elke regelgevende instantie die handelt in het kader van de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie alsook van het mededingingsrecht en de bepalingen van titel VI van dit decreet. »
Art. 21.Artikel 94 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 94.§ 1. Behoudens de gevallen die onder de toepassing van artikel 91, § 5, vallen, organiseert het College voor vergunning en controle, gedurende een periode van minstens één maand en hoogstens twee maanden, een voorafgaande openbare raadplegingsprocedure om de betrokken partijen de mogelijkheid te bieden hun op- en aanmerkingen te laten gelden omtrent elk ontwerp van beslissing bedoeld bij de artikelen 90 en 91.
De nadere regels voor de inrichting van deze raadpleging worden door het College voor vergunning en controle in zijn huishoudelijk reglement bepaald.
Het College voor vergunning en controle zorgt voor een permanente toegang tot de documenten die op de Website van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector ter publieke raadpleging worden voorgelegd. Het kan ook de documenten openbaar maken via elk ander middel dat het nuttig acht.
Behoudens wanneer het om vertrouwelijke informatie gaat, worden de bijdragen verkregen in het kader van de raadpleging openbaar gemaakt op de Website van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en door elk ander middel dat het nuttig acht. § 2. Na de voornoemde openbare raadplegingsprocedure en onverminderd de overlegprocedures tussen de in België bevoegde regelgevende instanties, zendt het College voor vergunning en controle het ontwerp van beslissing aan de Commissie en BEREC toe die over een termijn van één maand beschikken om hun op- en aanmerkingen aan het College voor vergunning en controle mee te delen. Het ontwerp van beslissing wordt eveneens aan de nationale regelgevende instanties van de andere lidstaten meegedeeld, als die beslissing gevolgen zou hebben op de uitwisselingen tussen de Staten. Ze beschikken over een termijn van één maand om het college voor vergunning en controle hun aan- en opmerkingen mee te delen. § 3. Het College voor vergunning en controle houdt zoveel mogelijk rekening met de op- en aanmerkingen geformuleerd door de andere nationale regelgevende instanties, BEREC alsook de Commissie en neemt daarna de voorgestelde eindbeslissing aan, en deelt ze aan de Commissie mee. § 4. In afwijking van § 3, wanneer het ontwerp van beslissing tot doel heeft een relevante markt te bepalen die afwijkt van deze opgesomd in de aanbeveling van de Commissie betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector, of een onderneming te kenmerken als beschikkend over een aanmerkelijke marktmacht, en indien, de Commissie, binnen de termijn bedoeld bij § 2, aan het College voor vergunning en controle kennis geeft van de redenen waarom ze, hetzij acht dat dit voorstel de interne markt zou verhinderen, hetzij ernstige twijfels heeft omtrent de overeenstemmingsvatbaarheid ervan met de gemeenschapswetgeving, verdaagt het College voor vergunning en controle met twee maanden na de kennisgeving van de Commissie de aanneming van het genoemde voorstel.
Indien binnen de voornoemde termijn van twee maanden de Commissie tot het vereisen van de intrekking van het ontwerp van beslissing van het College voor vergunning en controle beslist, wijzigt of trekt dit laatste zijn ontwerp in binnen de zes maanden na de datum van de beslissing van de Commissie. Wanneer het ontwerp van maatregel gewijzigd is, stelt het College voor vergunning en controle een nieuwe openbare raadplegingsprocedure in overeenkomstig paragraaf 1, en geeft dan opnieuw kennis van het ontwerp overeenkomstig paragraaf 2. § 5. In afwijking van § 3 wanneer het ontwerp van beslissing erop gericht is een verplichting op te leggen, te wijzigen of af te schaffen overeenkomstig de artikelen 95 tot 95sexies en 96, en indien de Commissie, binnen de termijn van één maand bedoeld bij § 2, aan het College voor vergunning en controle kennis geeft van de redenen waarom ze, hetzij acht dat dit ontwerp de goede werking van de interne markt zou belemmeren, hetzij ernstige twijfels heeft omtrent de overeenstemmingsvatbaarheid ervan met de gemeenschapswetgeving, verdaagt het College voor vergunning en controle met drie maanden na de kennisgeving van de Commissie de aanneming van het genoemde ontwerp. Gedurende deze termijn van drie maanden, werken het College voor vergunning en controle en BEREC in nauw verband samen om de maatregel te bepalen die meest doeltreffend en aangepast zou zijn in verband met de nagestreefde doeleinden, met inaanmerkingneming van de adviezen van de sector en met een bijzondere zorg voor de grootste coherentie mogelijk van de regelgevende praktijken.
Indien BEREC, binnen een termijn van zes weken na de kennisgeving van de Commissie, de ernstige twijfels van de Commissie deelt, kan het College voor vergunning en controle, binnen de termijn van drie maanden bedoeld bij het eerste lid, ofwel het ontwerp van beslissing wijzigen of intrekken, zoveel mogelijk rekening houdend met de kennisgeving van de Commissie alsook de adviezen van BEREC, ofwel het ontwerp van beslissing handhaven.
Indien BEREC, binnen dezelfde termijn van zes weken, de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt of geen advies uitbrengt, of indien het College voor vergunning en controle het ontwerp van beslissing overeenkomstig het tweede lid wijzigt of handhaaft, kan het College voor vergunning en controle zich enkel definitief uitspreken over het ontwerp van besluit nadat de Commissie, binnen een termijn van één maand na het aflopen van de periode van drie maanden bedoeld bij het eerste lid, ofwel een aanbeveling heeft uitgebracht waarin van betrokken College verlangd wordt het voorstel te wijzigen of in te trekken, ofwel de beslissing heeft genomen haar voorbehouden in te trekken. Nadat die termijn verstreken is, wordt de Commissie geacht haar voorbehouden te hebben ingetrokken.
Indien het College voor vergunning en controle zijn ontwerp van beslissing wijzigt, kan het tot een nieuwe openbare raadplegingsprocedure overgaan bedoeld bij paragraaf 1.
Indien het College voor vergunning en controle het vorige lid niet toepast, deelt het de definitieve beslissing aan de Commissie en BEREC mee binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de beslissing van de Commissie bedoeld bij het derde lid. Indien het het vorige lid toepast, wordt de termijn voor de mededeling van de definitieve beslissing tot één maand bepaald vanaf het einde van de nieuwe raadplegingsprocedure.
Indien het College voor vergunning en controle besluit het ontwerp van beslissing niet te wijzigen of in te trekken op basis van de aanbeveling of van het opheffen van de voorbehouden van de Commissie bedoeld bij het derde lid, dient het College voor vergunning en controle dit met redenen te omkleden. Te allen tijde tijdens de procedure kan het College voor vergunning en controle het ontwerp van beslissing intrekken. »
Art. 22.Artikel 95 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 95.§ 1. Overeenkomstig artikel 91, § 3, kan het College voor vergunning en controle de verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie en/of toegang bepalen op grond waarvan netwerkexploitanten nader genoemde informatie, zoals boekhoudkundige informatie, technische specificaties, netwerkkenmerken, eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, openbaar moeten maken. Het College voor vergunning en controle kan de te verlenen informatie bepalen, alsook het vereiste niveau inzake details en de nadere regels voor de bekendmaking. § 2. Wanneer de netwerkexploitant onderworpen is aan verplichtingen inzake non-discriminatie, kan het College voor vergunning en controle hem opleggen een referentieaanbod bekend te maken, met voldoende details om ervoor te zorgen dat netwerkexploitanten er niet toe gehouden zouden worden te betalen voor faciliteiten die niet noodzakelijk zijn voor de gewenste dienst. Het bevat een beschrijving van de relevante aanbiedingen uitgesplitst in verschillende elementen in functie van de marktbehoeften, met de overeenstemmende nadere regels en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven. »
Art. 23.In titel VI, hoofdstuk I, Afdeling III van hetzelfde decreet, wordt een artikel 95bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 95bis.Het College voor vergunning en controle kan, overeenkomstig artikel 91, § 3, verplichtingen inzake non-discriminatie opleggen, wat betreft de interconnectie en de toegang, die er in t bijzonder voor zorgen dat netwerkexploitanten ten aanzien van andere ondernemingen die gelijkwaardige diensten aanbieden onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepassen, en aan andere diensten en informatie aanbieden onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij hun eigen diensten of diensten van hun dochterondernemingen of partners bieden. »
Art. 24.In Titel VI, hoofdstuk I, Afdeling III van hetzelfde decreet, wordt een artikel 95ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 95ter.§ 1. Het College voor vergunning en controle kan, overeenkomstig artikel 91, § 3, verplichtingen opleggen om de boekhouding te scheiden wat betreft sommige activiteiten op het gebied van de interconnectie en de toegang.
Het College voor vergunning en controle kan een exploitant van een netwerk dat verticaal geïntegreerd wordt, verplichten om zijn groothandelsprijzen en zijn overboekingen van prijselementen zichtbaar te maken, inzonderheid met het oog op de inachtneming van de verplichting van non-discriminatie bedoeld in artikel 95bis of, in geval van nood, om oneerlijke kruissubsidiëring te voorkomen.
Een erkende bedrijfsrevisor die aangesteld wordt door een netwerkexploitant maakt, ten koste van de exploitant, een verslag op om het college voor vergunning en controle in staat te stellen na te kijken of de beslissing vermeld in het vorige lid nageleefd wordt. Het College voor vergunning en controle publiceert elk jaar een verklaring betreffende de naleving van deze beslissing. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle het nodig acht, kan het op gemotiveerde wijze vragen om alle boekhoudkundige documenten voor te leggen, met inbegrip van de gegevens betreffende de inkomsten van derden. Het College voor vergunning en controle bepaalt de termijn waarin de documenten geleverd moeten worden.
Het College voor vergunning en controle kan die informatie publiceren voor zover ze kan bijdragen tot een open en concurrerende markt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens. »
Art. 25.In Titel VI, hoofdstuk I, Afdeling III van hetzelfde decreet, wordt een artikel 95quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 95quater.§ 1. Het College voor vergunning en controle kan, overeenkomstig artikel 91, § 3, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van netwerkonderdelen.
Aan netwerkexploitanten kan onder andere worden opgelegd dat zij : 1° derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en -faciliteiten, met inbegrip van toegang tot de netwerkelementen die niet actief zijn en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, inzonderheid met het oog op de selectie en preselectie van exploitanten en het aanbieden van de doorverkoop van gebruikerslijnen;2° te goeder trouw onderhandelen met dienstenverdelers die verzoeken om toegang;3° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;4° op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop aan derden;5° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;6° co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aanbieden;7° bepaalde diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, inclusief faciliteiten voor intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele netwerken;8° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;9° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten.10° toegang verlenen tot bijbehorende diensten zoals deze die betrekking hebben op identiteit, locatie en presentie. Het College voor vergunning en controle kan, in dit kader, voorwaarden inzake billijkheid of redelijkheid van deze verplichtingen vaststellen, alsook de uitvoeringstermijn ervan. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle overweegt de in § 1 bedoelde verplichtingen op te leggen, betrekt het met name de volgende elementen in zijn overwegingen : 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdende met het type interconnectie en toegang;2° de graad van haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdende met de beschikbare capaciteit;3° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdende met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's;4° de noodzaak om op lange termijn de mededinging in stand te houden, met een bijzondere aandacht voor economisch doeltreffende mededinging op basis van de infrastructuur;5° in voorkomend geval, de terzake geldende intellectuele eigendomsrechten;6° het verlenen van pan-Europese diensten.»
Art. 26.In Titel VI, hoofdstuk I, Afdeling III van hetzelfde decreet, wordt een artikel 95quinquies ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 95quinquies. § 1. Het College voor vergunning en controle kan, overeenkomstig artikel 91, § 3, en wanneer bovendien uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken netwerkexploitant de prijzen door het ontbreken van daadwerkelijke mededinging op een buitensporig peil kan handhaven of de marges kan uithollen ten nadele van de eindgebruikers, op het gebied van toegang verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten opleggen, inclusief onder meer verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen inzake kosten van een efficiënte exploitant. Om de exploitant aan te moedigen om met name te investeren in netwerken van de volgende generatie, houdt het College voor vergunning en controle rekening met de door de exploitant verrichte investeringen, en laat het toe dat hij een redelijke opbrengst krijgt uit zijn passende kapitaalinbreng, waarbij het alle risicos die specifiek verbonden zijn aan het nieuwe investeringsproject in aanmerking neemt.
Het College voor vergunning en controle kan op het gebied van toegang ook, overeenkomstig artikel 91, § 3, verplichtingen opleggen inzake terugverdienen van kosten en prijscontrole die erop gericht zijn efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de consument maximaal voordeel te bieden. In dat verband kan het college voor vergunning en controle ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten. § 2. Iedere netwerkexploitant onderworpen aan een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven, verstrekt aan het College voor vergunning en controle, wanneer dit erom verzoekt, het bewijs van de naleving van die verplichting.
Wanneer voor een netwerkexploitant een verplichting inzake kostenoriëntering geldt, wordt rekening gehouden met de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, met inbegrip van een redelijk investeringsrendement.
Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het College voor vergunning en controle boekhoudkundige en kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de netwerkexploitant gebruikte methoden. § 3. Wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld, publiceert het College voor vergunning en controle een beschrijving van dit kostentoerekeningssysteem met daarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels. § 4. Wanneer het door het College voor vergunning en controle toegepaste kostentoerekeningssysteem dit noodzakelijk maakt, ziet een door de exploitant aangeduide erkende bedrijfsrevisor op kosten van de netwerkexploitant toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. Het College voor vergunning en controle publiceert ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem op basis van de conclusies van het verslag van de bedrijfsrevisor. »
Art. 27.In Titel VI, hoofdstuk I, Afdeling III van hetzelfde decreet, wordt een artikel 95sexies ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 95sexies, § 1. Wanneer het College voor vergunning en controle besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 95 tot 95quinquies er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke mededinging tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op groothandelsniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan het in overeenstemming met de bepalingen van artikel 91, § 5 een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen.
Die bedrijfseenheid levert toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient het hiertoe een voorstel in te dienen bij de Europese Commissie met : 1° bewijselementen die het besluit waartoe het College voor vergunning en controle met toepassing van § 1 is gekomen, rechtvaardigen;2° een gemotiveerde evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde mededinging;3° een analyse van de verwachte impact op het College voor vergunning en controle, op de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden onderneming en op de elektronischecommunicatiesector als geheel, op de stimuli om in deze sector als een geheel te investeren, alsook op de andere betrokken partijen, met name een analyse van de verwachte impact op de mededinging en eventuele gevolgen voor de consument;4° een analyse van de redenen waarom deze verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen of markttekortkomingen op te lossen. § 3. De ontwerpmaatregel omvat de volgende elementen : 1° de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;2° de lijst van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;3° de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende maatregelen;4° voorschriften om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen;5° voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name ten behoeve van de belanghebbenden;6° een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag. § 4. Naar aanleiding van de beslissing van de Europese Commissie, voert het College voor vergunning en controle een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk overeenkomstig de in de artikelen 90 en volgende bedoelde procedure van marktanalyse. Op basis van zijn beoordeling moet het College voor vergunning en controle verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. § 5. Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 95 tot en met 95quinquies vermelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft met aanmerkelijke marktmacht overeenkomstig artikel 91 of andere verplichtingen die op grond van artikel 91, § 5, door de Europese Commissie zijn goedgekeurd. § 6. De verticaal geïntegreerde ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in een of verschillende relevante markten in overeenstemming met artikel 91, kunnen, op een vrijwillige basis, een functionele scheiding voeren. Ze brengen het College voor vergunning en controle, vooraf en tijdig, zodat het College het effect van de voorgenomen transactie kan beoordelen, op de hoogte wanneer zij voornemens zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva over te dragen of een belangrijk deel ervan aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten aan te bieden. Elke wijziging ten opzichte van een dergelijk project alsook het eindresultaat van het scheidingsproces moeten ook aan het college voor vergunning en controle worden meegedeeld. § 7. In het kader van de evaluatie van dit proces, als gevolg van de kennisgeving van een scheiding op een vrijwillige basis bedoeld in § 6, onderzoekt het College voor vergunning en controle welk effect de voorgenomen transactie zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen. Hiertoe voert het College voor vergunning en controle een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 90 en de volgende artikelen beschreven procedure.
Op basis van dit onderzoek moet het College voor vergunning en controle, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 94 verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. De juridisch en/of operationeel gescheiden bedrijfseenheid kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 95 tot en met 95sexies en 96 vermelde verplichtingen op alle specifieke markten waar is vastgesteld dat ze aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 91 of andere verplichtingen die de Commissie op grond van artikel 91, § 6, heeft toegestaan. » .
Art. 28.Artikel 96 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «
Art. 96.Het College voor vergunning en controle kan aangepaste regelgevingsverplichtingen opleggen aan ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in een gegeven eindgebruikersmarkt, wanneer, naar aanleiding van een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 91, het College voor vergunning en controle vaststelt dat er op een gegeven eindgebruikersmarkt, bepaald overeenkomstig artikel 90, geen sprake is van daadwerkelijke mededinging en dat het College voor vergunning en controle besluit dat de verplichtingen die opgelegd werden overeenkomstig de artikelen 95 tot 95sexies niet zouden leiden tot het verwezenlijken van de doelstellingen.
Verplichtingen die opgelegd werden overeenkomstig dit artikel, zijn evenredig en verantwoord, en kunnen inhouden dat de aangewezen ondernemingen geen buitensporige prijzen mogen vragen, de toegang tot de markt niet mogen belemmeren, de mededinging niet mogen beperken door middel van afbraakprijzen, geen ongegronde voorkeur voor bepaalde eindgebruikers aan de dag mogen leggen en diensten niet op een onredelijke wijze mogen bundelen. Het College voor vergunning en controle kan dergelijke ondernemingen passende prijsplafonds opleggen, verplichtingen om individuele tarieven te controleren of verplichtingen om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten, teneinde de belangen van de eindgebruiker te beschermen en tegelijkertijd daadwerkelijke mededinging te stimuleren.
Het College voor vergunning en controle zorgt ervoor dat, indien een onderneming aan regulering van de eindgebruikerstarieven of andere desbetreffende controles van de eindgebruikerstarieven is onderworpen, de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast. Het College voor vergunning en controle kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden toegepast.
Een gekwalificeerde onafhankelijke instantie ziet toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. Het College voor vergunning en controle zorgt ervoor dat elk jaar een verklaring omtrent de naleving van deze bepalingen wordt gepubliceerd. »
Art. 29.In Titel VI, Hoofdstuk I van hetzelfde decreet, wordt een afdeling IV ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling IV - Geschillen ».
Art. 30.In de afdeling IV, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 96bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 96bis.Wanneer een geschil in verband met de verplichtingen ontstaat tussen ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden wat betreft de verplichtingen bedoeld in dit hoofdstuk, neemt het College voor vergunning en controle op verzoek van een van beide partijen, een bindend besluit om het geschil te beslechten, en wel zo spoedig mogelijk of in ieder geval binnen hoogstens vier maanden, met uitzondering van uitzonderlijke omstandigheden. Tijdens de procedure moeten alle partijen volledig met het College voor vergunning en controle samenwerken.
De beslissing van het College voor vergunning en controle wordt aan de partijen meegedeeld en openbaar gemaakt, met inachtneming van het zakengeheim.
Art. 31.Artikel 100, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende zin : « Die vergunning vervalt automatisch indien de radiofrequentie niet werd gebruikt gedurende een periode van zes opeenvolgende maanden. »
Art. 32.Artikel 106 van hetzelfde decreet wordt aangevuld door een lid, luidend als volgt : « In geval van faillissement van de dienstenuitgever, komt de radiofrequentie of het netwerk van radiofrequentie terug naar de Franse Gemeenschap, zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan. »
Art. 33.In artikel 113 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het laatste lid opgeheven;2° er wordt een paragraaf 5bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 5bis.Als de in § 1 en § 4 bedoelde vergunningen werden uitgereikt, stelt het College voor vergunning en controle, in een aanhangsel bij de gebruiksvergunning van de dienstenuitgever, de datum vast waarop de uitgever zijn dienst moet uitzenden. Die datum wordt bepaald in overleg met de dienstenuitgever en de betrokken netwerkexploitant. »
Art. 34.In artikel 118 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, wordt het laatste lid opgeheven;2° er wordt een paragraaf 6bis ingevoegd, luidend als volgt; « § 6bis. Als de in § 1 en § 5 bedoelde vergunningen werden uitgereikt, stelt het College voor vergunning en controle, in een aanhangsel bij de gebruiksvergunning van de dienstenuitgever, de datum vast waarop de uitgever zijn dienst moet uitzenden. Die datum wordt bepaald in overleg met de dienstenuitgever en de betrokken netwerkexploitant. »
Art. 35.Artikel 126 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met het volgende lid : « Het vorige lid is niet van toepassing op de apparatuur die bestemd is voor de ontvangst van : 1° signalen van persoonlijke mobiele televisiediensten;2° signalen van digitale televisiediensten die worden uitgezonden door een proces dat gebruik maakt van het internet-protocol.»
Art. 36.In artikel 136 van hetzelfde decreet, wordt een paragraaf 7 ingevoegd, luidend als volgt : « § 7. Het College voor vergunning en controle kan, op aanvraag van een dienstenuitgever, een dienstenverdeler of een netwerkexploitant, een verzoeningsprocedure tot stand brengen wanneer een geschil ontstaat : 1° betreffende de verdeling van een audiovisuelemediadienst, met inbegrip van de technische en financiële voorwaarden voor de terbeschikkingstelling van deze dienst voor het publiek;2° dat een audiovisueel rechtsbeginsel zou kunnen schenden, inzonderheid pluralisme, menselijke waardigheid of bescherming van minderjarigen;3° of dat betrekking heeft op het objectieve, billijke en niet-discriminerende karakter van de handelsvoorwaarden of -betrekkingen betreffende de terbeschikkingstelling van het publiek van audiovisuelemediadiensten. Het document waarbij het geschil wordt voorgelegd, dat aan de voorzitter van de hoge raad voor de audiovisuele sector bij aangetekend schrijven wordt gericht, vermeldt de feiten die ten grondslag van het geschil liggen en alle nuttige informatie, inzonderheid de persoonlijke gegevens van de betrokken partijen, de reden waarom het geschil wordt voorgelegd, met uiteenzetting van de middelen en stukken ter staving ervan. De voorzitter deelt de betrokken partijen bij aangetekend schrijven mee dat een verzoeningsprocedure wordt geopend.
Het College voor vergunning en controle organiseert de verzoeningsprocedure met inachtneming van de beginselen van tegenspraak en onafhankelijkheid. Het beschikt over een termijn van drie maanden, verlengbaar met drie bijkomende maanden, om de stellingen en opmerkingen van de partijen op te nemen en een oplossing voor te stellen dat het de betrokken partijen voorlegt.
De praktische nadere regels voor die verzoening worden door het College voor vergunning en controle bepaald. »
Art. 37.In artikel 138, § 1, laatste lid, 3° van hetzelfde decreet, wordt in de Franse tekst het woord « la » vervangen door het woord « le ». § 2. In artikel 138, § 4, van hetzelfde decreet, wordt 4° vervangen door hetgeen volgt : « 4° de veroordeling of het behoren tot een instelling of een vereniging die krachtens een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing werd veroordeeld wegens de niet-naleving van de democratische beginselen die inzonderheid vervat zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;
Die onverenigbaarheid eindigt tien jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, als kan worden vastgesteld dat de persoon of de vereniging openlijk afstand heeft gedaan van zijn/haar vijandigheid tegenover de democratische beginselen zoals vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. Het verbod eindigt één jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, indien de persoon ontslag heeft genomen bij de vereniging wegens en onmiddellijk na de veroordeling van deze wegens niet-naleving van de democratische beginselen vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. »
Art. 38.In artikel 139, § 2, van hetzelfde decreet, wordt 7° vervangen als volgt : « 7° de veroordeling of het behoren tot een instelling of een vereniging die krachtens een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing werd veroordeeld wegens de niet-naleving van de democratische beginselen die inzonderheid vervat zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;
Die onverenigbaarheid eindigt tien jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, als kan worden vastgesteld dat de persoon of de vereniging openlijk afstand heeft gedaan van zijn/haar vijandigheid tegenover de democratische beginselen zoals vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. Het verbod eindigt één jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, indien de persoon ontslag heeft genomen bij de vereniging wegens en onmiddellijk na de veroordeling van deze wegens niet-naleving van de democratische beginselen vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. »
Art. 39.Artikel 160 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 160.De Regering wordt ermee belast de krachtens artikel 159, § 1, verschuldigde boetes te innen, in voorkomend geval bij dwangbevel, dat zij kan opmaken. Zij kan binnen haar diensten een of meerdere ambtenaren aanstellen voor deze inning.
Binnen de maand na de ontvangst van de beslissing van de Hoge raad voor de audiovisuele sector verzenden de Regering en de ambtenaar(aren) belast met de inning, de schuldplichtige, vóór het dwangbevel, een uitnodiging tot betaling van de geldboete binnen de drie maanden.
Bij niet-betaling van de geldboete binnen de vereiste termijn, stelt de ordonnateur het dwangbevel op binnen de drie maanden na het verstrijken van die termijn. De ordonnateur stelt echter geen dwangbevel op als een beroep wordt ingediend vóór de Raad van State tegen de beslissing van de hoge raad voor de audiovisuele sector. In dat geval stelt hij het dwangbevel op binnen de drie maanden na de ontvangst van het arrest van de Raad van State.
Het dwangbevel is uitvoerbaar binnen de acht dagen van de kennisgeving ervan aan de persoon die de boete verschuldigd is. Het wordt uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder binnen de regels bepaald door het Gerechtelijk Wetboek.
De uitvoering van het dwangbevel kan slechts opgeheven worden door een gemotiveerd verzet met een dagvaarding. Op straffe van verval wordt dat verzet per exploot gemaakt en betekend aan het kabinet van de Minister-President van de Franse Gemeenschap binnen de maand na de betekening van het dwangbevel.
De vordering wordt voorgelegd aan de rechtbank in het gebied waarvan de maatschappelijke zetel van de schuldplichtige gelegen is. »
Art. 40.In artikel 161, § 1, laatste lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « bedoeld in artikel 136, § 1, 5° tot 9° » opgeheven.
Art. 41.In titel IX van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, wordt vóór artikel 164 een hoofdstuk I ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk I. Algemene bepalingen ».
Art. 42.In artikel 164, § 3, tweede lid en § 5, van hetzelfde decreet, worden de woorden « de aangetekende brief » vervangen door de woorden « het aangetekend schrijven ».
Art. 43.In artikel 165 van hetzelfde decreet, wordt paragraaf I vervangen door hetgeen volgt : § 1. Punt 23 van de tabel gevoegd bij het decreet van 27 oktober 1997, zoals gewijzigd, houdende aanwijzing van de begrotingsfondsen vermeld in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, wordt door de volgende tabel vervangen : Tabel 1. Art. 43 ».
Benaming van het begrotingsfonds
Aard van de ontvangsten met een speciale bestemming
Voorwerp van de uitgaven waarvoor machtiging werd verleend
Steunfonds voor creatie op radio
Bijdrage van de RTBF zoals bepaald krachtens de beheersovereenkomst;
Bijdrage van de netwerkradio's en van de uitgevers van klankradio-omroepdiensten verdeeld op een netwerk voor digitale klankradio-omroep.
Steun voor projecten van uitzendingen van creatie op radio;
Steun voor verenigings- en expressieradio's met een cultureel doel of voor permanente opvoeding; - Steun voor de erkende gaststructuren voor creatie op radio die tot doel hebben de creatie op radio binnen de Franse Gemeenschap uit te zenden, te bevorderen en te herwaarderen. « Steun voor projecten inzake herwaardering van archief; « Steun voor overgang naar digitale radio; Steun voor projecten inzake internationale uitzending.
Art. 44.In artikel 166, eerste lid, tweede zin, van hetzelfde decreet, worden de woorden « op commerciële communicatieberichten » vervangen door de woorden « op in geld betaalde reclame ».
Art. 45.In titel IX van hetzelfde decreet, wordt vóór artikel 167 een hoofdstuk II ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk II. Subsidiëring van de gaststructuren ».
Art. 46.In hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 45 van dit decreet, wordt een afdeling I ingevoegd, luidend als volgt « Afdeling I. Algemeen ».
Art. 47.In artikel 167, wordt het tweede lid van paragraaf 1 van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten vervangen door hetgeen volgt : « Om erkend te worden, moet een gaststructuur voor creatie op radio een rechtspersoon zijn en de volgende opdrachten als doel hebben. »
Art. 48.In hetzelfde artikel 167, wordt paragraaf 3 vervangen door hetgeen volgt : « § 3. De Regering kan de erkende gaststructuren subsidiëren. Ze kan dit ofwel jaarlijks, op basis van een jaarlijks voorprogramma van activiteiten voorgelegd door elke gaststructuur doen, ofwel jaarlijks, na advies van de adviescommissie voor creatie op radio, in het kader van een twee jaar durende overeenkomst of van een vijf jaar durende programma-overeenkomst. Het totale bedrag van die subsidies kan een derde van de jaarlijkse ontvangsten van het Steunfonds voor creatie op radio niet overschrijden. Ten minste 50 % van de steun verleend aan een gaststructuur moet verplicht besteed worden aan de productie en de promotie van de uitzendingen voor creatie op radio.
De subsidies voor eenzelfde gaststructuur zullen een bedrag van 200.000 euro niet kunnen overschrijden berekend over een periode van drie opeenvolgende jaren.
De Regering kan bijkomende bijdragen verlenen voor het aanwerven van een kern van ambtenaren en de terbeschikkingstelling van infrastructuur of materiaal. "
Art. 49.In hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 45 van dit decreet, wordt, na artikel 167 van het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, een afdeling II ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling II. Voorwaarden voor de toekenning van de overeenkomst en de programma-overeenkomst ».
Art. 50.In afdeling II, ingevoegd bij artikel 49 van dit decreet, wordt in het gecoördineerde decreet van 26 maart 2009 betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167bis.§ 1. Om een overeenkomst te kunnen genieten, moet de gaststructuur de volgende ontvankelijkheidscriteria vervullen : 1. erkend zijn krachtens artikel 167 van dit decreet;2. gedurende de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag het bewijs leveren van een regelmatige beroepsactiviteit op het gebied van creatie op radio;3. geen programma-overeenkomst genieten krachtens dit hoofdstuk. § 2. Om een programma-overeenkomst te kunnen genieten, moet de gaststructuur aan de in artikel 167bis, § 1, 1° tot 3° bedoelde voorwaarden voldoen, en een overeenkomst gedurende twee jaar hebben genoten. »
Art. 51.In hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 45 van dit decreet, wordt, na artikel 167bis, een afdeling III ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling III. Procedure voor de toekenning van de overeenkomst en de programma-overeenkomst ».
Art. 52.In afdeling III, ingevoegd bij artikel 51 van dit decreet, wordt in het op 26 maart gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167ter.§ 1. De aanvraag om toekenning omvat de volgende gegevens : 1° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon en de namen en bekwaamheidsbewijzen van de personen die de gaststructuur die de aanvraag heeft ingediend, vertegenwoordigen;2° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de steun wordt aangevraagd;3° de balansen en resultatenrekeningen van het voorafgaande dienstjaar;4° voor de duur van de overeenkomst of de programma-overeenkomst : a) een financieel plan betreffende dat project;b) het volume van de voorziene activiteiten;c) de beschrijving van het bedoelde publiek;5° een beschrijving van de activiteiten die werden verricht gedurende minstens de laatste twee jaar voor de programma-overeenkomst en de laatste drie jaar voor de overeenkomst. § 2. De Regering stelt de uiterste datum vast voor de indiening van de aanvraag om steun. »
Art. 53.In dezelfde afdeling III, ingevoegd bij artikel 51 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167quater.§ 1. de adviescommissie voor creatie op radio brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit een steun te verlenen, over de aard en het bedrag ervan. Daartoe neemt ze de specificiteit van de gaststructuur in aanmerking en steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de verantwoording van het dossier dat overeenkomstig artikel 167ter wordt overgezonden;2° de artistieke en culturele kwaliteit van het project;3° zijn mogelijke uitstraling op het grondgebied van het Franse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op Belgisch of internationaal vlak;4° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het radio-project. De adviescommissie voor de creatie op radio onderzoekt ook de herwaardering van de werken van de auteurs en regisseurs van de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van de gegevens en criteria bedoeld in de artikelen 167ter en 167quater, § 1, kan de adviescommissie voor de creatie op radio een aanvraag voor het verkrijgen van een programma-overeenkomst veranderen in een aanvraag voor het verkrijgen van een overeenkomst. »
Art. 54.In hoofdstuk II, ingevoegd door artikel 45 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, na artikel 167quater, een afdeling IV ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling IV. Inhoud van de overeenkomst en de programma-overeenkomst ».
Art. 55.In afdeling IV, ingevoegd door artikel 54 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167quinquies.§ 1. De overeenkomst omvat minstens de volgende gegevens : 1° de datum waarop ze van kracht wordt en de datum waarop ze eindigt;2° het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de uitbetaling ervan;3° de bijzondere opdrachten en doelstellingen die aan de gaststructuur worden toegewezen op grond van haar specifieke activiteiten;4° de verbintenissen inzake financieel evenwicht van de gaststructuur;5° de nadere regels voor de schorsing, de wijziging, de beëindiging en de hernieuwing van de overeenkomst;6° de termijn binnen welke de gaststructuur haar activiteitsverslag moet voorleggen en de sancties meedeelt als ze dat verslag niet binnen de gestelde termijn indient. § 2. Naast de gegevens bedoeld in § 1, omvat de programma-overeenkomst de volgende gegevens : 1° voor de duur van de programma-overeenkomst : a) het tewerkstellingsvolume;b) het totale deel van de lasten dat bestemd wordt voor de werking van de gaststructuur en het deel dat bestemd wordt voor de productie van werken met inachtneming van artikel 167bis;c) het volume van de voorziene activiteiten.2° de nadere regels voor de begeleiding, inzonderheid de financiële begeleiding die door de Franse Gemeenschap wordt verricht.»
Art. 56.In hoofdstuk II, ingevoegd door artikel 45, wordt, na artikel 167quinquies, een afdeling V ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling V - Evaluatie van de naleving van de verplichtingen vermeld in de overeenkomst of de programma-overeenkomst ».
Art. 57.In afdeling V, ingevoegd door artikel 56 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167sexies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167sexies.Op het einde van elk dienstjaar, deelt de gaststructuur de administratie een activiteitenverslag mee, dat minstens de volgende gegevens inhoudt : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende boekhoudkundige wetten en verordeningen;3° de naleving van de opdrachten en doelstellingen toegewezen aan de gaststructuur;4° de lijst van de producties die in uitvoering zijn of beëindigd zijn.»
Art. 58.In hoofdstuk II, ingevoegd door artikel 45 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, na artikel 167sexies, een afdeling VI ingevoegd, luidend als volgt « Afdeling VI. Hernieuwing van de overeenkomst of de programma-overeenkomst ».
Art. 59.In afdeling VI, ingevoegd door artikel 58 van dit decreet, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten een artikel 167septies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167septies.Uiterlijk vóór het einde van het eerste trimester van het laatste dienstjaar waarop de overeenkomst of de programma-overeenkomst betrekking heeft, brengt de gaststructuur, in voorkomend geval, de Regering op de hoogte van haar wens de overeenkomst of de programma-overeenkomst te hernieuwen.
In dat geval, deelt de gaststructuur de administratie een bijwerking van de in artikel 167ter, § 1, bedoelde documenten mee alsook een beschrijving van de activiteiten gevoerd in het kader van de overeenkomst of de programma-overeenkomst die eindigt, inzonderheid de staat van de uitvoering van de opdrachten die erin voorkomen. De hernieuwing van een overeenkomst of een programma-overeenkomst wordt uitgevoerd volgens dezelfde nadere regels als de toekenning van een overeenkomst of een programma-overeenkomst. »
Art. 60.In hoofdstuk II, ingevoegd door artikel 45, wordt, in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, na artikel 167septies, een afdeling VII ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling VII. Rol van de waarnemer in de gaststructuren ».
Art. 61.In afdeling VII, ingevoegd door artikel 60, wordt in het op 26 maart 2009 gecoördineerde decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, een artikel 167octies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 167octies.De Regering kan een waarnemer aanwijzen om haar met adviserende stem te vertegenwoordigen in de vergaderingen van de raad van bestuur van een gaststructuur die een steun geniet.
Hij brengt minstens één keer per jaar verslag uit aan de Minister tot wiens bevoegdheid de audiovisuele sector behoort. »
Art. 62.In titel IX van hetzelfde decreet, wordt, vóór artikel 168, een hoofdstuk III ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk III. Subsidiëring van projecten voor de inzameling en de herwaardering van de archieven van de private klankdiensten of de internationale uitzending van programma's inzake creatie op radio ».
Art. 63.In artikel 168 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door hetgeen volgt : « De Regering kan, op advies van de adviescommissie voor de creatie op radio, een deel van de jaarlijkse ontvangsten van het Steunfonds voor de creatie op radio bestemmen voor : 1° projecten voor de uitzending van programma's inzake creatie op radio;2° projecten voor de inzameling en de herwaardering van de archieven van de private klankdiensten die beantwoorden aan de richtlijnen bepaald in het kader van de uitvoering van het Plan voor het behoud en de exploitatie van de verschillende erfgoederen, dat door de Regering van de Franse Gemeenschap wordt vastgesteld;3° projecten die de internationale uitzending van programma's inzake creatie op radio tot doel hebben.»
Art. 64.In titel IX van hetzelfde decreet wordt, vóór artikel 169 een hoofdstuk IV ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk IV. Adviescommissie voor de creatie op radio ».
Art. 65.Artikel 169 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 1. Er wordt een adviescommissie voor de creatie op radio opgericht. § 2. De commissie brengt een advies uit over : 1° de erkenning van de gaststructuren voor de creatie op radio bedoeld in artikel 167;2° de steun met speciale bestemmingen toegekend door het steunfonds voor de creatie op radio, bedoeld in artikel 168;3° elk vraagstuk betreffende de creatie op radio, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering. Ze brengt ook een advies uit, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en de programma-overeenkomst, alsook over de hernieuwing van deze. § 3. De commissie is samengesteld uit elf werkende leden en elf plaatsvervangende leden, die door de Regering worden benoemd overeenkomstig de artikelen 3, 7 en 8 tweede lid van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, verdeeld als volgt, zowel voor de werkende leden als voor de plaatsvervangende leden : 1° een professional, afkomstig uit de verenigingen voor permanente opvoeding;2° een professional, afkomstig uit de leraren verspreidingskunsten en communicatie;3° een professional, afkomstig uit de radio-beroepen in het algemeen;4° een professional, afkomstig uit de private klankradio-omroepdiensten;5° een professional, afkomstig uit de verenigings- en expressieradio's met een cultureel doel of voor permanente opvoeding;6° een professional, afkomstig uit de radio's van de RTBF;7° een vertegenwoordiger van erkende representatieve gebruikersorganisaties die werkzaam zijn op het gebied van de auteursmaatschappijen;8° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen. Naast de leden bedoeld in het vorige lid, is de commissie samengesteld uit de volgende leden met raadgevende stem : 1° een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor de audiovisuele sector;2° de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap of diens afgevaardigde. De leden worden voor een één keer hernieuwbare periode van vijf jaar benoemd.
De Regering stelt de nadere regels voor de werking van de commissie vast.
Niemand kan tot lid van de commissie worden benoemd als hij werd veroordeeld of als hij lid is van een instelling of een vereniging die werd veroordeeld bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing wegens niet-naleving van de democratische beginselen zoals vermeld inzonderheid door het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen, of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of elke andere vorm van genocide.
Dat verbod eindigt tien jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, als kan worden vastgesteld dat de persoon of de vereniging openlijk afstand heeft gedaan van zijn/haar vijandigheid tegenover de democratische beginselen zoals vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. Het verbod eindigt één jaar na de voormelde rechterlijke beslissing, indien de persoon ontslag heeft genomen bij de vereniging wegens en onmiddellijk na de veroordeling van deze wegens niet-naleving van de democratische beginselen vermeld in de bepalingen bedoeld in het voorafgaande lid. » Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 1 februari 2012.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET ______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 270-1. - Commissieamendementen, nr. 270-2. - Verslag, nr. 207-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 1 februari 2012.