gepubliceerd op 22 mei 1999
Decreet betreffende het behoud en de bescherming van het patrimonium
1 APRIL 1999. - Decreet betreffende het behoud en de bescherming van het patrimonium (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Artikelen 2 tot 5 van dit decreet gelden enkel in het Franstalig gebied.
Artikel 6 geldt voor het hele grondgebied van het Waalse Gewest.
Art. 2.In artikel 84 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium zijn volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 14°, worden de woorden « instandhoudingswerken in de zin van artikel 185, 7° » vervangen door de woorden « restauratiewerken in de zin van artikel 187, 11° »;2° in paragraaf 1, 14°, worden de woorden « artikel 189 » en de woorden « artikel 192 » respectievelijk vervangen door de woorden « artikel 193 » en de woorden « artikel 196 »;3° in paragraaf 2, 3de lid, worden de woorden « artikel 205 bedoeld beschermingsgebied of in een landschap dat voorkomt in de atlas waarvan sprake in artikel 215 » vervangen door de woorden « artikel 205 bedoeld beschermingsgebied of in een landschap dat voorkomt in de in artikel 233 bedoelde inventaris van de archeologische vindplaatsen »;4° in paragraaf 2, 3de lid, worden de woorden « artikel 185, 11° » vervangen door de woorden « artikel 187, 13° ».
Art. 3.In artikel 109 van hetzelfde Wetboek zijn volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 205, of in een landschap dat voorkomt in de in artikel 215 bedoelde atlas » vervangen door de woorden « artikel 205 bedoeld beschermingsgebied of in een landschap dat voorkomt in de in artikel 233 bedoelde inventaris van de archeologische vindplaatsen »;2° in het tweede lid worden de woorden « artikel 185, 3° » vervangen door de woorden « artikel 187, 3° ».
Art. 4.In artikel 150, 2de lid, e., van hetzelfde Wetboek zijn volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikel 189 » en de woorden « artikel 205 » worden respectievelijk vervangen door de woorden « artikel 196 » en de woorden « artikel 209 »;2° de woorden « gelegen is in een landschap dat voorkomt in de in artikel 215 bedoelde atlas » worden vervangen door de woorden « gelegen is in een landschap dat voorkomt in de in artikel 233 bedoelde inventaris van de archeologische vindplaatsen ».
Art. 5.Boek III, Titels I, II en IV van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt vervangen door volgende tekst : « BOEK III. - « Bepalingen inzake patrimonium TITEL I. - Algemeen HOOFDSTUK I. - Integratie van het patrimonium in de levenssfeer van de huidige maatschappij
Art. 185.Het doel van dit boek is het geïntegreerd behoud van het patrimonium te verzekeren.
Onder patrimonium dient te worden verstaan het geheel van de onroerende goederen waarvan de bescherming gerechtvaardigd is wegens hun historisch, archeologisch, wetenschappelijk, artistiek, sociaal, technisch of landschapachtig belang. a. Als monument : elke afzonderlijk beschouwde architecturale of sculpturale verwezenlijking, met inbegrip van de installaties en decoratieve elementen die noodzakelijk deel uitmaken van die verwezenlijking;b. Als architecturaal geheel : elke groep van stads- of plattelandsgebouwen, met inbegrip van de elementen die ze met elkaar verbinden, coherent genoeg om het voorwerp te zijn van een topografische afbakening en opvallend door zijn homogeniteit of zijn integratie in het landschap;c. Als landschap : elke natuurlijke verwezenlijking of elke combinatie van menselijke en natuurlijke verwezenlijkingen waarbij een ruimte tot stand gebracht wordt die karakteristiek en homogeen genoeg is om het voorwerp te zijn van een topografische afbakening;d. Als archeologische plaats : elk terrein, geologische formatie, monument, architecturaal geheel of plaats die archeologische goederen bevat hebben of geacht zijn te bevatten. Onder geïntegreerde instandhouding dient te worden verstaan het geheel van de maatregelen genomen ten einde te zorgen voor de duurzaamheid van dat patrimonium, voor zijn handhaving in het kader van een geschikte - bebouwde of natuurlijke - omgeving, zijn bestemming en zijn aanpassing aan de behoeften van de maatschappij.
Art. 186.Voorafgaand aan elke beslissing tot oprichting van een nieuw gebouw en om de geïntegreerde instandhouding van hun patrimonium te verzekeren moeten de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Waalse Huisvestingsmaatschappij, de door deze laatste erkende bouwmaatschappijen van openbare dienst, de provincies, de gemeenten en de intercommunales, de kerkfabrieken en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn een studie voorleggen waaruit blijkt dat het onmogelijk is het goed of de goederen waarvan zij eigenaar zijn te gebruiken voor de activiteit waarvoor een stedenbouwvergunning werd gevraagd indien het beschermd is, op de beschermingslijst staat, zal beschermd worden na kennisgeving van de beslissing van de Regering om de beschermingsprocedure te beginnen of op de in artikel 192 bedoelde patrimoniuminventaris staat. HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen
Art. 187.Voor de toepassing van dit Boek wordt verstaan onder : 1° Regering : de Waalse Regering;2° Bestuur : het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° Commissie : de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest;4° Eigenaar : de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, houder van een eigendomsrecht, van een recht van vruchtgebruik, van erfpacht, van oppervlakte, van woning of van gebruik op een goed dat tot het onroerend patrimonium behoort;5° Instituut : het Instituut van het Waalse Patrimonium;6° Beschermingslijst : lijst van onroerende goederen bedreigd met vernietiging of met een voorlopige of definitieve wijziging, beschermd op kort termijn voor een bepaalde periode in de afwachting van een definitieve bescherming indien nodig;7° Beschermingsgebied : het gebied gelegen rondom een onroerend goed dat opgenomen is op de beschermingslijst of dat geklasseerd is, en waarvan de omtrek is afgebakend al naar gelang de eisen voor de geïntegreerde instandhouding van dat goed;8° Bescherming : alle maatregelen voor de identificatie bij middel van inventarissen, het wetenschappelijk onderzoek, de bescherming of het opnemen op de beschermingslijst van het onroerend patrimonium, met inbegrip van de aanleg van een beschermingszone indien nodig;9° Preventie : alle gezondheidsstudies, voorafgaande studies en onderhoudshandelingen;10° Onderhoud : alle preventieve of curatieve onderhoudshandelingen, hetzij definitief zonder het uiterlijk of innerlijk aspect, de materialen ervan noch de eigenschappen van het goed te wijzigen en die de beschermingsmaatregelen gerechtvaardigd hebben, hetzij voorlopig voor wat de beschermde onroerende goederen betreft die op de beschermingslijst opgenoemd zijn of die zullen beschermd worden na de kennisgeving van de beslissing van de Regering om de beschermingsprocedure te beginnen en waarvoor de maximum bedragen door de Regering worden vastgesteld;11° Restauratie : alle sanerings-, herstel-, valorisatie- of onderhoudswerken niet bedoeld in punt 9°;12° Uitzonderlijk patrimonium : de monumenten, architecturale gehelen, landschappen en archeologische plaatsen van groot belang die het onderwerp zijn van een beschermingsmaatregel en waarvan de lijst vastgesteld wordt bij besluit van de Regering na advies van de commissie;13° klein volkspatrimonium : de kleine elementen die gebouwd zijn, geïsoleerd of deel uitmakend van een geheel, die het leefklimaat verfraaien, als referentie dienen voor een plaatselijke bevolking of bijdragen tot het gevoel van tot een plaats te behoren en die al dan niet een beschermingsmaatregel genieten. HOOFDSTUK III. - Opdrachten, structuren en werking van de commissie
Art. 188.De commissie is belast met : 1° voorstellen te maken en adviezen te geven overeenkomstig dit Wetboek; 2° indien de Regering het nodig acht, een advies te geven over de vergunning de werken te starten en over de werken i.v.m. ieder onroerend goed dat een historisch, archeologisch, wetenschappelijk, artistiek, sociaal, technisch of landschapachtig belang vertoont; 3° indien zij het nodig acht het bestuur bij te staan in de uitvoering van de werken;4° de Regering algemene aanbevelingen te doen inzake het patrimoniumbeleid, met name de bewustmaking van de openbare mening voor de bescherming van het patrimonium.
Art. 189.De commissie wordt ingericht in een gewestelijke kamer en in vijf provinciale kamers.
Art. 190.De Regering bepaalt de samenstelling en de werkingswijze van de commissie en omschrijft haar structuur en haar opdrachten.
Art. 191.De Regering bepaalt de termijnen waarin de commissie haar adviezen geeft. Indien de commissie geen uitspraak gedaan heeft binnen deze termijnen houdt de Regering er geen rekening mee.
TITEL II. - Bescherming, voorzorgsmaatregelen en restauratie HOOFDSTUK I. - Beschermingsmaatregelen Sectie 1. - Inventaris
Art. 192.Een inventaris van het patrimonium wordt door de Regering opgemaakt, bijgehouden en gepubliceerd.
Sectie 2. - Beschermingslijst
Art. 193.§ 1. De Regering kan de in artikel 185, 2de lid bepaalde onroerende goederen op een beschermingslijst opnemen : 1° hetzij op eigen initiatief;2° hetzij op voorstel van de commissie;3° hetzij op verzoek van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed gelegen is;4° hetzij op verzoek van driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners;5° hetzij op verzoek van de eigenaar. Behalve behoorlijk gemotiveerde dringendheid gaat de Regering slechts over tot deze inschrijving na advies van de commissie. § 2.De onroerende goederen worden op een beschermingslijst opgenomen voor een niet verlengbare periode van twaalf maanden die ingaat op de datum van de opneming.
Art. 194.Indien een onroerend goed gelegen is binnen de omtrek van een bijzonder beheerplan van een domaniaal natuurreservaat opgemaakt door de Regering krachtens artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud moet het besluit tot opneming van dit goed op de beschermingslijst rekening houden met dat plan.
Art. 195.Het besluit tot opneming van een onroerend goed op de beschermingslijst wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd onder de vorm van een bericht.
Er wordt kennis gegeven van het besluit aan : 1° de bestendige deputatie van de provincie waar het goed gelegen is;2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed gelegen is;3° de commissie;4° de eigenaar;5° de betrokken ministers. Het besluit tot opneming van een onroerend goed op de beschermingslijst is bindend ten hun opzichte zodra het bekend wordt gemaakt of na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad indien deze laatste eerder gebeurd is.
Sectie 3. - Beschermingsprocedure
Art. 196.De Regering kan de in artikel 185, 2de lid bepaalde onroerende goederen op een beschermingslijst opnemen.
Op advies van de commissie wordt de lijst van het uitzonderlijk patrimonium van het Gewest om de drie jaar door de Regering opgemaakt.
De Regering kan gericht de uitzonderlijke aard van bepaalde beschermde elementen erkennen op advies van de commissie.
Art. 197.De Regering begint de beschermingsprocedure : 1° hetzij op eigen initiatief;2° hetzij op voorstel van de commissie;3° hetzij op verzoek van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed gelegen is;4° hetzij op verzoek van driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners;5° hetzij op verzoek van de eigenaar.
Art. 198.§ 1. Bij een ter post aangetekende brief betekent de Regering haar beslissing de beschermingsprocedure te beginnen en vraagt het advies over de beschermingsprojecten tegelijkertijd aan : 1° de bestendige deputatie van de provincie waar het goed gelegen is;2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed gelegen is;3° de commissie;4° de betrokken ministers die over een termijn van zestig dagen beschikken om hun advies te geven;na deze termijn wordt de procedure voortgezet. § 2. Op dezelfde datum dan die van de in paragraaf 1 bedoelde kennisgevingen betekent de Regering aan de eigenaar bij een ter post aangetekende brief haar beslissing de beschermingsprocedure te beginnen. Deze kennisgeving vermeldt de bepaling voorzien in artikel 230, § 3, 4°. Binnen vijftien werkdagen is de eigenaar verplicht de huurder of de gebruiker van het betrokken onroerend goed hierover in te lichten, alsook iedere persoon die hij belast zou hebben met de uitvoering van werken aan het desbetreffend goed of die hij gemachtigd zou hebben ze uit te voeren. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting.
Art. 199.§ 1. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de in artikel 198, § 1 bedoelde kennisgeving gaat het college van burgemeester en schepenen over tot een openbaar onderzoek dat vijftien dagen duurt.
De dossiers kunnen alle werkdagen en minstens een dag tot 20 uur of 's zaterdags voormiddag op het gemeentehuis geraadpleegd worden.
Dit openbaar onderzoek wordt aangekondigd zowel door aanplakking op het gemeentehuis en op de door het beschermingsproject betrokken plaats als door een bericht dat verschijnt in drie dagbladen van de streek. Indien er een gemeentelijk informatieblad bestaat dat aan de bevolking wordt uitgedeeld wordt het bericht er ingevoegd.
Zo er geen gemeentelijk informatiebulletin bestaat wordt het bericht bekendgemaakt in reclamekranten die gratis aan de bevolking worden uitgedeeld.
De berichten vermelden het onderwerp van het onderzoek en dat het dossier geraadpleegd kan worden op het gemeentehuis overeenkomstig de in de vorige paragraaf aangeduide beginselen. De berichten « ad valvas » moeten tijdens de hele duur van het onderzoek perfect zichtbaar en leesbaar blijven. § 2. Binnen vijftien dagen na het einde van de in paragraaf 1, 1ste lid bedoelde termijn houdt het college van burgemeester en schepenen of een lid ervan dat daartoe gemachtigd een openbare zitting waar eenieder die het wenst kan gehoord worden.
Op het einde van deze zitting wordt een verslag opgesteld tot sluiting van het openbaar onderzoek. § 3. Na de afsluiting van het openbaar onderzoek en binnen een termijn van minder dan dertig dagen geeft de gemeenteraad een gemotiveerd advies over de beschermingsaanvraag; na deze termijn loopt de procedure verder. § 4. Binnen vijftien dagen na de afsluiting van de in paragraaf 3 voorziene termijn doet het college van burgemeester en schepenen het dossier aan de bestendige deputatie toekomen, samen met : 1° de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde opmerkingen;2° het sluitingsverslag van het openbaar onderzoek; 3°de beslissing van de gemeenteraad.
Een copie van deze documenten en van de in paragraaf 1, 4de lid bedoelde berichten wordt tegelijkertijd aan de Regering en aan de commissie toegestuurd. § 5. Elk verstek of uitstel vanwege de gemeente om de formaliteiten van dit artikelen uit te voeren brengt geen nietigverklaring van de procedure mee en kan niet als gevolg hebben dat de in artikel 200 bedoelde termijn verlengd wordt. § 6. De termijnen worden geschorst tussen 16 juli en 15 augustus vanaf het ogenblik dat de gemeente het bericht ontvangen heeft om de beschermingsprocedure te beginnen tot de dag waarop het dossier aan de bestendige deputatie overgemaakt wordt.
Art. 200.Binnen dertig dagen na de ontvangst van het door de gemeente verstuurde dossier of, bij gebreke, binnen honderdvijftig dagen na de ontvangst van de in artikel 198, § 1 bedoelde kennisgeving geeft de bestendige deputatie een gemotiveerd advies over de beschermingsaanvraag; na deze termijn loopt de procedure verder.
Art. 201.De bestendige deputatie doet het volledig dossier aan de commissie toekomen die haar gemotiveerde voorstellen aan de Regering doet toekomen binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier of, bij ontstentenis, binnen zestig dagen na afloop van de in artikel 200 bedoelde termijn van honderdvijftig dagen. Een copie van de beslissing van de bestendige deputatie wordt binnen dezelfde termijn naar de Regering verstuurd.
Art. 202.§ 1. De eigenaar van een onroerend goed dat het onderwerp is van een beschermingsvoorstel kan binnen vijfenzeventig dagen na de afsluiting van het in artikel 199 bedoeld onderzoek zich rechtstreeks richten tot de Regering bij een aangetekende brief om zijn opmerkingen i.v.m. het beschermingsvoorstel bekend te maken, in de mate dat hij bij zijn brief een verklaring voegt van het gemeentebestuur waar hij woont om te bewijzen dat hij afwezig was tijdens het onderzoek. § 2. De eigenaar van het goed of iedere andere belangstellende kan gebruik maken van de in paragraaf 1 voorziene procedure indien de gemeente niet overgegaan is tot het openbaar onderzoek.
Art. 203.Indien een onroerend goed gelegen is binnen de omtrek van een bijzonder beheerplan van een domaniaal natuurreservaat opgemaakt door de Regering krachtens artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud moet het beschermingsbesluit rekening houden met dat plan.
Indien het beschermingsbesluit wijzigingen aan een in het 1ste lid bedoelde bijzonder beheerplan inhoudt moet de Regering de herziening van dat plan beslissen.
Art. 204.Het beschermingsbesluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd onder de vorm van een bericht. Het wordt bij een ter post aangetekende brief naar de overheden en naar de in artikel 198 vermelde personen verstuurd en het wordt overgeschreven op het kantoor van de hypotheekbewaarder.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het bericht geeft de eigenaar kennis ervan aan de huurder of de gebruiker van het betrokken onroerend goed bij een ter post aangetekende brief op straffe van solidair verantwoordelijk te worden gehouden voor het herstel in de oorspronkelijke staat besloten bij het gerecht krachtens artikel 155.
De aan de eigenaar verstuurde kennisgeving vermeldt deze verplichting.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van de kennisgeving informeert het college van burgemeester en schepen de gebruiker van het beschermingsbesluit en maakt het bekend door aanplakking op het gemeentehuis en op de betrokken plaatsen gedurende minimum dertig dagen.
Het beschermingsbesluit heeft uitwerking t.o.v. de overheid en de in artikel 198 vermelde personen zodra het bekend wordt gemaakt of na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad indien deze laatste eerder gebeurd is.
Sectie 4. - Intrekking van de beschermingsmaatregelen
Art. 205.Om een onroerend goed van de beschermingslijst te schrappen of om over te gaan tot de afvoering van het onroerend goed van de monumentenlijst moet de Regering de procedures naleven die respectievelijk in artikelen 193 tot 195 en in artikelen 197 tot 204 voorzien zijn.
Sectie 5. - Gevolgen van de beschermingsmaatregelen
Art. 206.§ 1. De eigenaar van een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of van een beschermd goed kan er enkel definitieve wijzigingen aanbrengen of laten aanbrengen met inachtneming van de bepalingen van artikelen 84 en volgende van het Wetboek.
Elke volledige afbraak van een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of van een beschermd goed is verboden, behalve in de in paragraaf 3 voorziene hypotheses.
De werken van gedeeltelijke afbraak van een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of van een beschermd goed kan toegelaten worden zonder het onderwerp te zijn van een afvoeringsmaatregel indien zij de eigenschappen van het goed niet grondig wijzigen en voor zover zij het gevolg zijn van een project voor een nieuwe bestemming, een versteviging, een restauratie of een valorisatie dat door de Regering werd goedgekeurd. § 2. De volledige of gedeeltelijke verplaatsing van een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of van een beschermd goed is verboden, behalve indien de materiele vrijwaring van dat goed het hoogdringend zou bevelen. In dat geval worden naar omstandigheid de nodige waarborgen voor het uiteennemen ervan, zijn verplaatsing en zijn wederopbouw in een bepaalde plaats door de Regering vastgesteld. § 3. In afwijking van artikelen 133 en 135, § 2, 2e lid, 1° van de nieuwe gemeentewet indien een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of een beschermd goed dreigt in te storten mag de burgemeester zijn volledige of gedeeltelijke afbraak niet bevelen zonder de Regering over zijn beslissing in te lichten. Deze beslissing is uitvoerbaar binnen tien werkdagen na de ontvangst van deze kennisgeving indien de Regering ze niet geschorst heeft bij een ter post aangetekende brief. § 4. Het onroerend goed blijft de gevolgen van zijn opneming op de beschermingslijst of van zijn bescherming ondergaan, wie de nieuwe eigenaar ook moge zijn. De verplichtingen die voortvloeie n uit de bepalingen van dit Wetboek of van andere wetten, decreten en reglementen betreffende de wegen- en de bouwpolitie zijn niet van toepassing op de op de beschermingslijst opgenomen onroerende goederen of op beschermde goederen, indien zij hun beschadiging of de wijziging van hun aspect als gevolg kunnen hebben. § 5. Indien een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of een beschermd goed overgedragen wordt is de instrumenterende notaris ertoe gehouden eventuele inlichtingen betreffende de opneming op de bescherminslijst of de bescherming bij de gemeentebesturen in te winnen en ze in de authentieke akte over te schrijven.
De instrumenterende notaris is eveneens gehouden de opneming van het goed op de beschermingslijst of zijn bescherming te vermelden in de ter gelegenheid van elke overdracht gemaakte publiciteit.
De notaris moet de Regering inlichten binnen dertig dagen over de verandering van eigenaar van een beschermd goed. § 6. Indien een onroerend goed opgenomen is op de beschermingslijst of beschermd is moeten de gemeentebesturen hieromtrent alle inlichtingen geven die zij bezitten hetzij op verzoek van iedere belanghebbende, hetzij van ambtswege indien zij een stedenbouwkundig attest uitreiken krachtens artikel 150, 5°.
Art. 207.Het besluit tot opneming van een onroerend goed op de beschermingslijst of het beschermingsbesluit van een onroerend goed kan bijzondere beschermings- en beheervoorwaarden bepalen waaraan het betrokken goed onderworpen is. Deze voorwaarden kunnen beperkingen i.v.m. het eigendomsrecht inhouden, het totaal of voorwaardelijk verbod te bouwen, te verkavelen of omheiningen te plaatsen inbegrepen.
Het besluit betreffende een landschap mag de vrijheid van de landbouwer die dit landschap bebouwt niet beperken wat betreft de beplantingen en de teelten, met uitzondering evenwel van heggen, bosjes, dreven en bossen, vochtige gebieden en gebieden beschermd wegens het belang van hun vegetatie of fauna, alsook van de grond die archeologische vindplaatsen verbergt.
Art. 208.De onroerende goederen die het onderwerp zijn van een beschermingsprocedure blijfven voorlopig de gevolgen van deze bescherming ondergaan gedurende een periode van een jaar die ingaat op de datum van de in artikel 198 bedoelde kennisgevingen.
Sectie 6. - Beschermingszones
Art. 209.Het besluit tot opneming van een onroerend goed op de beschermingslijst of het beschermingsbesluit van een onroerend goed kan rond het desbetreffend goed een beschermingszone bepalen waarvan het de grenzen vaststelt.
Op advies van de commissie en bij gemotiveerd besluit kan de Regering een beschermingszone bepalen rond een op de beschermingslijst opgenomen onroerend goed of rond een beschermd goed.
Sectie 7. - Schilden en borden
Art. 210.De Regering bepaalt de grafische vormgeving, de afmetingen en de plaats van de schilden en borden op de beschermde onroerende goederen of in de nabije buurt ervan om de aandacht te vestigen op de beschermingsmaatregelen die worden toegepast. HOOFDSTUK II. - Voorzorgs- en restauratiemaatregelen Sectie 1. - Algemene bepalingen
Art. 211.De eigenaar van een beschermd onroerend goed is verplicht het in goede staat te houden.
Wordt geacht te hebben verzuimd aan de verplichting zijn eigendom in goede staat te houden, de eigenaar die na ingebrekestelling geen studies of werken doen ondernemen overeenkomstig de voorschriften van de in artikel 212, § 1 bedoelde fiche van sanitaire toestand : 1° hetzij binnen vijf jaar vanaf de kennisgeving door de Regering van de in artikel 212, § 1, 3de lid bedoelde belofte van subsidie;2° hetzij binnen negentig dagen na de notificatie van een besluit voor toelagen in het raam van de in artikel 214, § 1 bedoelde instandhouding van het patrimonium;3° hetzij binnen twee jaar na de uitreiking van een stedenbouwvergunning betreffende dit goed;4° hetzij binnen het jaar na de kennisgeving van het besluit tot subsidiering van dezelfde studies en werken indien deze kennisgeving na de afgifte van de vergunning plaatsvond. Onverminderd artikel 154, bepaalt de Regering de modaliteiten tot vermindering van het bedrag van de toegekende toelagen voor de uitvoering van de werken aan het goed indien de eigenaar zijn verplichtingen niet heeft nageleefd.
Sectie 2. - Voorzorg Ondersectie 1. - De fiche van sanitaire toestand
Art. 212.§ 1. De eigenaars van beschermde goederen moeten om de vijf jaren een fiche van sanitaire toestand indienen die een samenvatting is van een studie waarin de fysieke toestand van het beschermd goed beschreven is en die voor de vijf volgende jaren een plan van de studies en voorzorg- en restauratiewerken beschrijft om het geïntegreerd behoud van het goed. Deze fiche wordt voorgelegd ter goedkeuring van de Regering of van haar afgevaardigde en wordt ter informatie doorgestuurd naar de gemeente waar het goed gelegen is indien het voor openbaar gebruik bestemd is.
De fiche van sanitaire toestand bevat met name technische gegevens betreffende de algemene fysieke toestand van het monument, de instandhoudingsstaat van het landschap, van het architecturaal geheel of van de archeologische plaats, de noodzaak voorafgaande aanvullende studies te verrichten, de aard van de dringendheid om werken uit te voeren, alsook hun raming.
Wanneer zij de fiche van sanitaire toestand goedkeurt geeft de Regering in voorkomend geval aan welke studies of werken zij als prioritair beschouwt en waarvoor toelagen worden toegekend.
Bij niet-goedkeuring wordt de fiche binnen vijftien dagen na kennisgeving ervan bij een ter post aangetekende brief door een bij wederkerige instemming aangestelde deskundige herzien en opnieuw ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. § 2. Onverminderd artikel 154 van het Wetboek, indien de eigenaar de fiche van sanitaire toestand niet binnen de door de Regering vastgestelde termijn indient en wanneer de eigenaar geen gevolg geeft aan de ingebrekestelling om de in de fiche voorziene studies en prioritaire werken uit te voeren waarvoor de Regering subsidies beloofd heeft kunnen het Gewest, de gemeente of de provincie in zijn plaats optreden en de instandhoudingsmaatregelen treffen om het goed te vrijwaren; naar gelang het geval ontvangt de gemeente of de provincie de door het Gewest toegekende subsidies.
Indien er geen akkoord met de eigenaar bereikt wordt kunnen de in het vorige lid bedoelde overheden door alle rechtsmiddelen de gedraagde kosten invorderen in de mate dat de eigenaar er een voordeel uit getrokken heeft.
Indien het goed de eigendom is van een privaatrechtelijke persoon en indien er geen vochtwerende of onderhoudswerken zijn kan de overheid overgaan tot de onteigening ervan. Behalve andersluidende overeenkomst tussen de betrokkene partijen draagt de onteigening op het volledig goed, zelfs indien het maar gedeeltelijk beschermd is voor zover dat deel een belangrijk onderdeel van het goed is en op het terrein dat er noodzakelijkerwijze bijhoort. § 3. De Regering bepaalt het model van de fiche van sanitaire toestand, de uitvoeringsmodaliteiten ervan alsook de voorwaarden van de tussenkomst van het Gewest voor de opmaak van deze fiche.
Ondersectie 2. - De voorafgaande studie
Art. 213.De aan de restauratiewerken van een beschermd goed voorafgaande studie bestaat in het uitvoeren van wetenschappelijke en technische onderzoeken die nodig zijn voor de opmaak van het project voor de restauratiewerken overeenkomstig de fiche van sanitaire toestand.
De voorafgaande studie is verplicht indien restauratiewerken moeten uitgevoerd worden op een goed dat opgenomen is op de lijst van uitzonderlijk patrimonium.
De Regering bepaalt de inhoud en de voorwaarwaarden van de inwerkingstelling van de voorafgaande studie, alsook de wijze waarop zij tussenkomt in de uitvoeringskosten ervan.
Ondersectie 3. - De instandhouding
Art. 214.§ 1. Er wordt een Comité voor de instandhouding van het patrimonium in het Waalse Gewest opgericht waarvan de werkende en plaatsvervangende leden door de Regering worden aangesteld.
Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de commissie en van het bestuur, waaronder de directeur-generaal van het bestuur van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium en de in artikel 3 bedoelde gemachtigde ambtenaar of hun vertegenwoordigers.
Het Comité kan beroep doen op deskundigen en op iedere persoon waarvan het de aanwezigheid nuttig acht.
Het doet jaarlijks een verslag van zijn activiteiten aan de Regering toekomen.
De Regering kan de werkingswijze van het Comité voor de instandhouding bepalen. § 2. Het Gewest komt tussen in de kosten verbonden aan de instandhoudingshandelingen in de zin van artikel 187, 10° op de voorwaarde dat het Comité voor de instandhouding een gunstig advies gegeven heeft vóór de uitvoering van de werken.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van deze toelagen en van de tussenkomst in de kosten voor een eventueel voorafgaande expertise.
Sectie 3. - De restauratie
Art. 215.Voor zover hun bestemming bepaald is komen het Gewest en de betrokkene provincie en gemeente tussen in de restauratiekosten van de beschermde goederen volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
Art. 216.Indien het Gewest tussenkomt in de restauratiekosten van een op de lijst van uitzonderlijk patrimonium opgenomen goed kan het een kaderakkoord afsluiten met de opdrachtgever.
De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten van inwerkingstelling van de kaderakkoorden die : 1° de duur en de kalender vaststellen voor de uitvoering van de restauratiewerken die, naar gelang van hun omvang, over meerdere jaren kunnen lopen;2° de globale en jaarlijkse tussenkomst van elke partij in de kosten van deze maatregelen vaststellen. Sectie 4. - Het « Institut du patrimoine wallon » (Instituut voor het Waalse Patrimonium) Ondersectie 1. - Oprichting
Art. 217.Onder de benaming « Institut du patrimoine wallon » (I.P.W.) wordt er een instelling van algemeen nut met rechtspersoonlijkheid opgericht. Het Instituut heeft zijn zetel te Namen en een Centrum voor de bijscholing van de patrimoniumambachten te Amay, in de voormalige abdij van « Paix-Dieu ».
Het Instituut is gerangschikt in de instellingen van categorie A opgenomen in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 inzake contrôle op sommige instellingen van algemeen nut.
Ondersectie 2. - Doel en opdrachten
Art. 218.Het doel van het « Institut du patrimoine wallon » is enerzijds het beheer van beschermde goederen voor hun renovatie en, anderzijds de instandhouding te verzekeren van de know-how en de bijscholing van de patrimoniumambachten. De opdracht i.v.m. het beheer van beschermde goederen wordt uitgeoefend op de goederen opgesomd op een door de Regering bepaalde lijst. Deze lijst mag slechts goederen omvatten die gelegen zijn op het grondgebied van het Waalse Gewest, met uitzondering van het Duitstalig grondgebied.
Art. 219.Het beheer door het « Institut du patrimoine wallon » van beschermde goederen bestaat in : 1° het goed bijeen te brengen bij aankoop of de eigenaar bij te staan voor het beheer van dat goed en, indien nodig, de onmiddellijke instandhouding ervan te verzekeren door uitvoering van dringende of vochtwerende werken;2° het bepalen van de sanitaire staat van het goed en, indien nodig, het uitvoeren van de in artikel 213 bedoelde voorafgaande studie, alsook het verrichten van de daaruit voortvloeiende instandhoudingswerken;3° het bestuderen van de mogelijkheden om het goed een nieuwe bestemming te geven;4° het zoeken van privé of openbare investeerders voor de aankoop of verhuring van het goed of voor elke andere formule tot terbeschikkingstelling van het goed door opbouw van een handelsstrategie op grond van de studie over de mogelijkheid van een ander gebruik;5° op grond van een programma voor een nieuw gebruik van het goed, hetzij voor eigen rekening hetzij voor een gemachtigde derde bewust optreden als opdrachtgever voor de restauratiewerken;6° het verkopen, het verhuren of het terbeschikkingstellen bij middel van iedere andere formule van het goed dat een nieuwe bestemming heeft gekregen of gaat krijgen.
Art. 220.De bijscholing van de patrimoniumambachten bestaat in : 1° de aanbieding van theoretische en praktische bijscholingen inzake instandhoudingsberoepen en technieken van het patrimonium, in samenwerking mùet de gewestelijke vormingsinstellingen;2° de inrichting van een onthaalinfrastructuur die kan bijdragen tot de goede werking van deze verbeteringen; 3° de inzameling van alle documentatie betreffende de ambachten i.v.m. het patrimonium en de verspreiding ervan; 4° de inrichting van manifestaties, activiteiten en vergaderingen om onder meer de door het Europees netwerk van patrimoniumsambachten opgelegde doeleinden te verwezenlijken;5° de afsluiting van overeenkomsten en de samenwerking met bevoegde instellingen terzake en de deelneming aan de initiatieven van het Gewest inzake vorming;6° de promotie van deze bijscholingen in België en in het buitenland met name in het kader van een geconcerteerd toeristische aktie.
Art. 221.Om zijn opdrachten te vervullen kan het Instituut omder meer : 1° een recht van voorkoop doen gelden op de beschermde goederen onder de voorwaarden bepaald in artikelen 176, § 1 en § 2 en 177 tot 180 en voor zover deze goederen eerst op de in artikel 218 van het Wetboek opgenomen zijn;2° aan de Regering voorstellen de onteigening wegens algemeen nut voort te zetten in het kader van de in artikel 212, § 2 voorziene onteigening of om het Instituut zijn taak te laten vervullen;3° beroep doen op de diensten van derden en ze belasten met elke opdracht die nuttig is voor de uitvoering van haar doel;4° alle financiële, roerende en onroerende operaties verrichten in het kader van de verwezenlijking van zijn opdracht, met inbegrip van een deelneming in maatschappijen die een beschermd goed willen saneren;5° alle activiteiten met een rechtstreeks of onrechtstreeks verband met zijn opdrachten ontwikkelen en uitoefenen;6° deelnemen in het kapitaal van of zich associëren met een of meerdere natuurlijke of publiekrechtelijke rechtspersonen om een handelsvennootschap op te richten na daartoe gemachtigd te zijn bij een besluit van de Regering.
Art. 222.Het Instituut maakt jaarlijks zijn rekeningen alsook een verslag van zijn activiteiten over aan de Regering. Het voegt er een activiteitenprogramma bij dat voorzien is voor het komend jaar.
De Regering doet dit verslag binnen de kortste tijden aan de Waalse Gewestraad toekomen.
Ondersectie 3. - (Geld)middelen
Art. 223.De middelen van het Instituut zijn : 1° een jaarlijkse werkingstoelage en een jaarlijkse toelage voor de studies, leveringen, werken en onderhoud opgemaakt in het kader van de jaarlijkse begroting en toegekend door het Gewest;het Gewest kan er ook de rechten verbonden aan roerende en onroerende goederen die zij bezit aan besteden; 2° allerlei subsidies bepaald bij de gewestelijke reglementering;3° de opbrengst van elke financiële, roerende en onroerende operatie;4° de liberaliteiten in natura of in specie;5° de opbrengsten van beschermheerschappen, coproducties of cofinanciering;6° dewelke voortvloeien uit de activiteit van het Instituut, zoals de verkoop van bijscholingsstages of van overnachtingen, de verkoop of terbeschikkingstelling onder enige welke vorm dan ook van documentatie;7° de niet-gebruikte saldo's van de vorige boekjaren en de nettowinst.
Art. 224.Het Instituut kan geen beroep doen op leningen.
Ondersectie 4. - Beheer van het Instituut
Art. 225.De algemeen beheerder en zijn adjunct worden door de Regering onder haar voorwaarden aangesteld.
De Regering kan de bevoegdheid van het dagelijks beheer aan de algemeen beheerder delegeren en, tijdens zijn afwezigheid, aan de adjunct-algemeen beheerder.
De Regering bepaalt de handelingen van het dagelijks beheer alsook de bevoegdheidsdelegaties inzake de algemene werking, de openbare aanbestedingen en het dienstpersoneel.
Ondersectie 5. - Commissie van advies
Art. 226.§ 1. Er wordt een commissie van advies opgericht die belast is met adviezen te geven hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van de Minister over de begroting, het programma van en de uitvoering van de opdrachten van het Instituut. Zij geeft ook een advies over de nieuwe bestemming en de onteigening van de in artikel 212, § 2 bedoelde goederen.
De commissie van advies is samengesteld als volgt : 1° de minister belast met Patrimonium of zijn afgevaardigde;2° de minister bevoegd voor Beroepsopleiding of zijn afgevaardigde;3° de directeur-generaal van het Bestuur of zijn vertegenwoordiger;4° de inspecteur-generaal van de Afdeling Patrimonium of zijn vertegenwoordiger;5° een vertegenwoordiger van de « Confédération wallonne de la construction »;6° een vertegenwoordiger van de « Union des villes et communes de Wallonie »;7° een vertegenwoordiger van de « Association des provinces wallonnes »;8° een vertegenwoordiger van de « Conseil supérieur des villes, communes et provinces de la Région wallonne »;9° twee vertegenwoordigers van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest;10° twee vertegenwoordigers van de « Conseil économique et social de la Région wallonne »;11° de algemeen beheerder van de « Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » of zijn vertegenwoordiger;12° de algemeen beheerder van het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises »;13° een vertegenwoordiger van het « Centre de formation de la construction »;14° een vertegenwoordiger van het « Centre scientifique et technique de la construction ». De plaatsvervangende leden worden door de verschillende vertegenwoordigde instellingen aangesteld.
Naar gelang de inwerkingstelling van de opdrachten en de eventuele samenwerkingen worden bijkomende leden van de commissie van advies door de Regering aangesteld op voordracht van de algemeen beheerder na advies van de commissie.
Het secretariaat wordt waargenomen door een personeelslid van het Instituut. § 2. De Regering benoemt de werkende en plaatsvervangende leden van de commissie. Zij bepaalt de wijze waarop zij vergoed worden en maakt het reglement van orde van de commissie van advies op.
Art. 227.§ 1. Er wordt een Comité van aanbeveling opgericht dat belast is enerzijds met het steunen van de initiatieven van het Instituut en anderzijds met de benadering van kringen die zich daarmee willen associeren.
Het Comité van aanbeveling bestaat uit twaalf vooraanstaande figuren uit economische, industriële, financiële, culturele en sociale kringen, door de Regering gekozen naar gelang hun belangstelling voor het behoud van het patrimonium en hun faam in hun eigen kring.
Het secretariaat wordt waargenomen door een personeelslid van het Instituut. § 2. De Regering maakt het reglement van orde van het Comité van aanbeveling op.
Ondersectie 6. - Personeel
Art. 228.De Regering stelt de personeelsformatie van het Instituut vast.
De Regering bepaalt enerzijds de modaliteiten van de overdracht van personeelsleden van het Waalse Gewest naar het Instituut en de terbeschikkingstelling ervan en, anderzijds, de modaliteiten van de permutatie tussen het Instituut en het Waalse Gewest.
Het Instituut kan ook contractueel personeel in dienst nemen uitsluitend om : 1° aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoefte te beantwoorden hetzij voor de inwerkingstelling van tijdelijke acties hetzij wegens een uitzonderlijke werktoename;2° agenten te vervangen die hun functie niet waarnemen of haar maar tijdelijk waarnemen;3° hulp of bijzondere taken te vervullen, waarvan de lijst voorafgaand door de Regering vastgesteld wordt.
Art. 229.Artikel 1 van het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren wordt aangevuld als volgt : « 13° Institut du patrimoine wallon (Instituut van het Waalse Patrimonium) ».
In afwijking van artikel 2 van hetzelfde decreet behouden de personeelsleden afkomstig van andere openbare diensten dan die van het Gewest en aangesteld als algemeen beheerder of adjunct-algemeen beheerder ten minste hun bezoldiging en de anciënniteit die zij hadden of zouden bekomen indien zij in hun dienst van herkomst de functie die zij bekledden waren blijven uitoefen op het ogenblik van hun aanstelling. HOOFDSTUK III. - Vergoedingen
Art. 230.§ 1. De eigenaars kunnen een vergoeding ten laste van het Gewest vragen indien een bouw- of verkavelingsverbod dat enkel het gevolg is van de bescherming van een onroerend goed een einde maakt aan het gebruik of de bestemming van dat goed op de dag vóór de inwerkingtreding van het beschermingsbesluit. § 2. Het recht op vergoeding begint vanaf het ogenblik dat de bouw- of verkavelingsvergunning alsook de in artikel 130 bedoelde vergunning geweigerd wordt of wanneer een negatief stedenbouwkundig attest wordt afgegeven. Alleen de waardevermindering die het gevolg is van het bouw- of verkavelingsverbod kan in aanmerking komen voor de vergoeding. Deze waardevermindering moet zonder vergoeding gedragen worden ten belope van 20 % van deze waarde.
De vergoeding wordt verminderd of geweigerd indien en in de mate dat vastgesteld wordt dat de eigenaar een voordeel haalt uit de bescherming van het onroerend goed.
Het Gewest kan zich vrijstellen van zijn verplichting tot vergoeding hetzij door het goed te kopen, hetzij door de voorschriften te wijzigen van het beschermingsbesluit dat aan de oorsprong is van het vergoedingsrecht. § 3. Er is geen vergoeding verschuldigd : 1° indien de eigenaar het goed verworven heeft wanneer het al beschermd was;2° door het verbod uithangborden, reclamezuilen op een beschermd onroerend goed te plaatsen;3° door het verbod gevaarlijke, hinderlijke en onbewoonbare huizen blijven uit te baten na de periode waarvoor de uitbating gemachtigd werd;4° indien de eigenaar zelf de bescherming van zijn goed gevraagd heeft of uitdrukkelijk ermee ingestemd heeft. § 4. Het Gewest kan de terugbetaling van de vergoedingen vermeerderd met de wettelijke interesten aan de begunstigden, hun rechthebbenden of rechtverkrijgers vragen zodra het onroerend goed niet meer op de beschermingslijst opgenomen is. § 5. De acties verjaren één jaar na de dag waarop het recht op vergoeding of de terugbetaling van de vergoeding ontstaat.
TITEL III. - Het klein volkspatrimonium
Art. 231.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kan het Gewest tussenkomen in de kosten voor de geïntegreerde bescherming van het klein volkspatrimonium onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden. »
Art. 6.Boek III, titel III van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt vervangen door volgende tekst : « TITEL IV. - Archeologie HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Art. 232.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° archeologische goederen : alle materiële overblijfselen, van paleontologische aard of het spoor ervan inbegrepen, gelegen onder of op de grond, beschouwd als bewijs van de bedrijvigheid van de mens of van zijn leefmilieu, van verlopen tijdperken of beschavingen, ongeacht de kunstwaarde ervan;2° archeologische peilingen : de handelingen die de wijziging van de staat van een archeologische vindplaats inhouden en die bestemd zijn op zich te vergewissen van het bestaan van archeologische goederen of van het bestaan, de aard en de omvang van een archeologische vindplaats;3° opgravingen : alle handelingen en werken bedoeld om archeologische goederen te vinden en bijeen te brengen;4° reddingsopgravingen : opgravingen op archeologische vindplaatsen die geheel of gedeeltelijke worden vernield;5° preventieve opgravingen : opgravingen op archeologische vindplaatsen onvermijdelijk bedreigd met volledige of gedeeltelijke vernieling binnen een korte termijn;6° opgravingen met een gewestelijk statuut : door de Regering erkende opgravingen wegens hun groot belang voor de kennis van het verleden;7° toevallige ontdekking : het door zuivere toeval ontdekken van archeologische goederen;8° prospectie : het opsporen van archeologische goederen of vindplaatsen zonder ze te wijzigen. HOOFDSTUK II. - Beschermingsmaatregelen
Art. 233.De Regering maakt een lijst op van de archeologische vindplaatsen in het Waalse Gewest en werkt ze bij.
Art. 234.Onverminderd de termijnen voorzien in artikelen 116 en volgende is het advies van de Regering noodzakelijk voor de procedures van vergunningafgifte bedoeld in artikelen 107, 108, 109, 127 en 130 indien het handelingen en werken betreft die van aard zijn een archeologische vindplaats met een volledige of gedeeltelijke vernieling te bedreigen.
Art. 235.De Regering kan de afgifte van een stedenbouw- of verkavelingsattest doen afhangen van de uitvoering van archeologische peilingen en opgravingen.
Art. 236.De werken bestemd om een of meerdere archeologische vindplaatsen te vrijwaren of te valoriseren zijn onderworpen aan de bepalingen van hoofdstukken III en IV van deze titel.
HOOFDSTUKKEN III. - Archeologische peilingen en opgravingen
Art. 237.Niemand mag overgaan tot archeologische peilingen of opgravingen zonder de voorafgaande machtiging van de Regering of van zijn afgevaardigde.
Art. 238.Het verlenen en het intrekken van deze machtigingen worden onderworpen aan het advies van de commissie.
Onverminderd artikel 242 kan een periodiek programma van door het bestuur uitgevoerde opgravingen het onderwerp worden van een eenmalige machtiging.
Art. 239.De in artikel 237 bedoelde machtiging betreft een bepaalde vindplaats. Zij vermeldt de erkende opgravers, de voorwaarden waaraan toekenning verbonden is alsook de duur ervan. Zij kan verlengd worden.
Het toekennen van de machtiging is afhankelijk van : 1° het belang van de opgravingen of van de archeologische peilingen;2° de bevoegdheid, de menselijke en technische middelen waarover de aanvragers beschikken;3° het bewijs dat de eigenaar van de plaats ermee instemt;4° de overeenkomst tussen het Gewest, de eigenaar van de plaats, de vinder en de opgravers betreffende de devolutie van de archeologische goederen en de inbewaargeving ervan;5° de verplichting regelmatige verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn;6° de verbintenis de archeologische goederen in erkende bewaarplaatsen te verzamelen die toegankelijk zijn voor de vorsers. De erkenningsmodaliteiten van de in het 2de lid, 6° bedoelde bewaarplaatsen worden door de Regering vastgesteld.
Art. 240.De in artikel 237 bedoelde machtiging geschorst of ingetrokken kan worden : 1° indien de in artikel 239 bedoelde voorwaarden niet nageleefd zijn;2° indien blijkt dat wegens de omvang van de ontdekkingen de bevoegdheid, de menselijke middelen of de materiële infrastructuur waarover de titularis van de machtiging beschikt klaarblijkelijk onvoldoende zijn.
Art. 241.De procedures tot toekenning, intrekking en schorsing van de in artikel 237 bedoelde machtiging worden door de Regering bepaald.
Art. 242.De Regering kan ten alle tijden, op eigen initiatief en zonder voorafgaande machtiging beslissen om reddingsopgravingen, preventieve opgravingen en archeologische peilingen uit te voeren.
De commissie wordt ingelicht over alle uitgevoerde reddingsopgravingen, preventieve opgravingen en archeologische peilingen.
Art. 243.Op advies van de commissie kan de Regering de gewestelijke aard van een opgraving erkennen.
Iedere geplande opgraving uitgevoerd op een archeologische vindplaats opgenomen op de lijst van uitzonderlijk patrimonium krijgt van ambtswege het gewestelijk statuut.
Onder geprogrammeerde opgravingen wordt verstaan de op lange termijn geplande werken die nodig zijn voor de studie van een bepaald wetenschappelijk thema of van een archeologische vindplaats in haar geheel.
Voor een opgraving met gewestelijk statuut kan de in artikel 237 bedoelde machtiging enkel toegekend worden aan het Bestuur, een universiteit, een wetenschappelijke instelling of, in het kader van een geconcerteerd opsporingsactie, aan een vereniging van meerdere reeds geciteerde instellingen of aan een of meerdere ervan in samenwerking met een of meerdere privéverenigingen.
Art. 244.Het gebruik van electronische of magnetische detectoren voor archeologische peilingen en opgravingen is verboden.
Alléén het bestuur en de titularissen van een overeenkomstig artikel 237 uitgereikte machtiging mogen electronische of magnetische detectoren gebruiken op de plaats aangeduid in de machtiging.
Op de archeologische vindplaatsen mogen alléén de in het 2e lid bedoelde titularissen in het bezit zijn van elektronische of magnetische detectoren.
De publiciteit omtrent de electronische of magnetische detectoren mogen noch de archeologische vindplaatsen noch de archeologische vondsten of de schatten vermelden. HOOFDSTUK IV. - Archeologische peilingen en opgravingen van algemeen nut
Art. 245.Wanneer archeologische goederen toevallig gevonden worden tijdens de inwerkingstelling van een stedenbouw- of verkavelingsvergunning kan de Regering, op advies van de commissie, beslissen dat het van algemeen nut is : 1° hetzij de uitvoering van de inwerkingstelling van een stedenbouw- of verkavelingsvergunning, alsook van de in artikel 130 bedoelde vergunningen te schorsen tijdens een termijn die niet langer dan zestig dagen is om over doen te gaan tot archeologische peilingen of tot reddingsopgravingen;2° hetzij de stedenbouw- of verkavelingsvergunning, alsook de in artikel 130 bedoelde vergunningen in te trekken, over te gaan tot archeologische peilingen of tot reddingsopgravingen en de voorwaarden vast te stellen die nodig zijn voor het behoud van de plaats en van de ontdekte goederen en voor de uitreiking van een volgende vergunning.
Art. 246.De Regering kan de inbezitneming van een plaats wegens algemeen nut vorderen om over te gaan tot archeologische peilingen of tot opgravingen. Behalve hoogdringendheid is het advies van de commissie vereist.
Het in het 1ste lid bedoelde besluit van de Regering bepaalt voor elke plaats de voorwaarden waaronder genoemde operaties kunnen uitgevoerd worden.
Het duidt de personen aan die gemachtigd zijn voor de archeologische peilingen of de opgravingen, bakent het terrein of de ruimte af waarvan het gebruik nodig is, met inbegrip van de toegangen vanaf het meest nabij gelegen wegennet en vermeldt de datum van het begin van de operaties en de duur ervan.
De eigenaar van de plaats en de commissie worden in kennis gesteld van dit besluit bij een ter post aangetekende brief.
Binnen tien dagen na ontvangst van deze kennisgeving informeert de eigenaar de huurder of de gebruiker van het onroerend goed hieromtrent bij een ter post aangetekende brief. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting.
De bij het besluit bedoelde archeologische peilingen of opgravingen kunnen ondernomen worden door de gemachtigde personen binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het besluit aan de betrokkene eigenaar.
Art. 247.Op advies van de commissie kan de Regering de onteigening wegens algemeen nut van de archeologische vindplaatsen voortzetten voor de opgraving, de studie of de eventuele valorisatie van de archeologische goederen.
Art. 248.Na verloop van de in artikel 246 bedoelde inbezitnemingstermijn moet de archeologische vindplaats terug in de oorspronkelijke staat van vóór de uitvoering van de in hetzelfde artikel bedoelde werken gesteld worden tenzij een procedure tot bescherming van de plaats of tot onteigening van de plaats wegens algemeen nut begonnen zou zijn. HOOFDSTUK V. - Toevallige ontdekkingen
Art. 249.Degene die buiten opgravingen een goed ontdekt waarvan hij weet of moet weten dat het een archeologisch goed is moet er een verklaring van maken binnen drie werkdagen bij het bestuur of de gemeente waar het goed gelegen is; deze laatste verwittigt onverwijld het bestuur. Het bestuur informeert de eigenaar en de gebruiker hieromtrent indien zij niet de vinders zijn, alsook de gemeente waar het goed gelegen is.
De ontdekte archeologische goederen en hun plaats moeten tot de vijftiende werkdag na de aangifte in staat gehouden worden, beschermd worden tegen de beschadigingen en vernielingen en toegankelijk gemaakt worden door de eigenaar, de gebruiker en de vinder zodat het bestuur het kan onderzoeken.
De in het 2de lid bedoelde termijn van vijftien dagen kan door de Regering, na onderzoek, ingekort of verlengd worden.
De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel en de algemene beschermingsvoorschriften van toepassing op de archeologische goederen die toevallig werden ontdekt. HOOFDSTUK VI. - Toelagen
Art. 250.Binnen de perken van de daartoe ingeschreven kredieten op de begroting van het Waalse Gewest kan de Regering toelagen toekennen voor : 1° de uitvoering van prospecties, archeologische peilingen en opgravingen;2° de opmaak of de verspreiding van publicaties betreffende de prospecties, de archeologische peilingen, de opgravingen en de archeologische vondsten;3° de bescherming, de herstelling en de valorisatie van de archeologische vindplaatsen en goederen; 4°de organisatie van colloquia of wetenschappelijke manifestaties of van de vulgarisatie omtrent de opgravingen en archeologische vondsten.
Art. 251.De Regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van de toelagen.
Er kan rekening worden gehouden met het belang en de duur van de werken, met de inwerkingstelling van de menselijke middelen en de technische infrastructuur, de modaliteiten voor de registratie en de devolutie van de ontdekte goederen.
Het toekennen van de toelagen kan eveneens afhankelijk gemaakt worden van de verplichting regelmatige verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn. HOOFDSTUK VII. - Vergoedingen
Art. 252.Indien de reclamant een bewijs levert wordt een vergoeding toegekend voor het herstel van materiële schaden die het gevolg zijn van : 1° krachtens artikel 235 uitgevoerde archeologische peilingen of opgravingen waarvan de duur langer dan dertig dagen zou zijn, onwerkbare dagen niet meegerekend;2° de schorsing van de uitvoering van een vergunning of van haar intrekking zoals bedoeld in artikel 245;3° de in artikel 246 bedoelde inbezitneming van de plaats;4° de verlenging van de in artikel 249 bedoelde termijn van vijftien dagen voor zover de totale termijn meer dan dertig dagen telt, onwerkbare dagen niet meegerekend. De vergoeding wordt door de Regering vastgesteld en toegekend. Bij betwisting bepaalt de rechter de vergoeding.
Er is geen vergoeding verschuldigd indien de eigenaar en de ondernemer van de werken tijdens dewelke de toevallige vondst gedaan werd hun verplichting tot aangifte bedoeld in artikel 249 niet nagekomen zijn. »
Art. 7.De lopende beschermingsprocedures op het ogenblik van de inkrachttreding van de bepalingen van dit boek blijven gelden voor het reeds uitgevoerde deel. Zij worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van dit boek.
De archeologische peilingen en de opgravingen die worden gedaan op de inkrachttredingsdag van de bepalingen van dit boek worden geacht gemachtigd te zijn voor een maximale duur van zes maanden vanaf deze datum.
Na deze termijn worden zij voortgezet overeenkomstig de bepalingen van dit boek.
Art. 8.De Regering is gemachtigd de nummering van de arikelen van het Wetboek te wijzigen.
Art. 9.De woorden « Institut du patrimoine wallon (I.P.W.) » worden gevoegd bij de lijst van de instellingen opgesomd in artikel 1, 1e lid van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 10.De Regering bepaalt de datum van inkrachttreding van dit besluit.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 1 april 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, B. ANSELME De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken van de Waalse Gewestraad. - 488 (1998-1999) - nrs. 1 tot 11.
Volledig verslag. - Openbare vergadering van 31 maart 1999. - Bespreking. Stemming.