gepubliceerd op 10 oktober 2007
Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Bastenaken en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) en een bosgebied te Houffalize (Tailles)
27 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Bastenaken (bladen 60/8 en 55/7-8) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) en een bosgebied te Houffalize (Tailles)
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 32, 35, 36, 42 tot 46;
Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 1980 tot opstelling van het gewestplan Bastenaken;
Gelet op het Toekomstcontract voor Wallonië, aangenomen op 20 januari 2005 en de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië, aangenomen op 30 augustus 2005;
Gelet op de aanvraag tot wijziging van het gewestplan Bastenaken, in mei 2006 ingediend door de SA Entreprise Bernard Deumer, met het oog op de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) als uitbreiding van de heden in bedrijf zijnde groeve;
Overwegende dat het ontwerp betrekking heeft op de opneming op gronden die heden als landbouw- en bosgebied bestemd zijn, van een tiental hectare ontginningsgebied om de S.A. Bernard Deumer de mogelijkheid te bieden om de productie verder te zetten van zandsteenslag voor openbare en privéwerken, en meer bepaald wegwerkzaamheden, grond- en rioleringswerken;
Overwegende dat de andere steengroeven die in de nabije omgeving granulaat voortbrengen de volgende zijn : - de steengroeven van de "Mardasson" te Bastenaken, waarvan de grootste stopgezet zou zijn; - de steengroeve "Sur les Roches" te Bastenaken, die heden voor zijn voortbestaan moet vrezen ten gevolge van een geschil met de gemeente en de omwonenden; - de steengroeve van Gives te Bertogne, met een te verwaarlozen productie (10 000 t/jaar);
Overwegende dat de voortzetting van de bedrijvigheid in de SA Bernard Deumer met inachtneming van de wet in de toelevering kan voorzien van steenslag voor de vlakte van Bastenaken zodra de steengroeven in de buurt hun activiteit staken; dat in het tegenovergestelde geval de steenslag van verder afgelegen groeven moet komen, met hogere vervoerskosten;
Overwegende dat een eerste aanvraag tot herziening van het gewestplan Bastenaken in 1992 is ingediend, met als resultaat de opneming van een ontginningsgebied met een totaal van 12,8 hectare bij een besluit van de Waalse Regering van 14 november 2001;
Overwegende dat dat besluit nietig is verklaard bij arrest 139.156 van de Raad van State van 12 januari 2005, hoofdzakelijk bij gebrek aan motivering door de CRAT; dat de CRAT in haar advies van 27 november 1998 het nodig achtte om de omtrek van het ontginningsgebied te handhaven, zoals onderworpen aan het openbaar onderzoek om een afzonderingsgebied op te richten tussen het oostelijk gelegen woongebied en de omtrek voorgesteld door de uitbater en de gemeente waarop de eigenlijke ontginningsactiviteit uitgeoefend wordt en om de vestiging van bijgebouwen mogelijk te maken voor de activiteit in dat gebied;
Overwegende dat de Raad van State in zijn arrest het volgende stelde : "wat betreft het probleem van de afbakening van de uitbreidingsomtrek en van het woongebied gelegen naast het uitbreidingsgebied, moet worden vastgesteld dat de omstreden handeling naast het optrekken van bijgebouwen de regelmatige verstrekking mogelijk maakt van een ontginningsvergunning die niet enkel de huidige ontginningsomtrek zou kunnen regulariseren, maar die ook zou kunnen uitbreiden naar het gehele ontginningsgebied, ongeacht de wens die de CRAT in haar advies heeft geuit; dat voorzover de aanleg van een afzonderingsgebied geheel en al aan het oordeel overgelaten wordt van de overheid die de ontginningsvergunning verstrekt, niets het feit uitsluit dat die overheid beslist om niet te voorzien in het gebied, voorgesteld door de tegenpartij en een ontginningsvergunning verstrekt voor het gehele uitbreidingsgebied van de uitbating; dat als ervan uitgegaan wordt dat het voor de zorgvuldige inrichting van de ruimte beter is om een onbewerkt landbouwgebied te vervangen door een ontginningsgebied dat het voortbestaan mogelijk maakt van een bedrijf dat voor werkgelegenheid zorgt en tot de economische ontwikkeling van de regio bijdraagt, dat dan toch verenigbaar moet zijn met een nabijgelegen woongebied waarop de uitbreiding zelf gedeeltelijk beslag legt; dat er in dat opzicht in de bezwaren die geuit werden in het kader van het openbaar onderzoek sprake is van hinder door de huidige uitbating, hoewel er een afzonderingsmarge bestaat (heuveltje); dat de gemeenteraad overigens de mening is toegedaan dat het niet aangewezen is een grotere herziening aan te vragen dan de herziening aangevraagd door de uitbater zelf; dat de tegenpartij het evenwel nodig acht de omtrek van het ontginningsgebied te handhaven zoals onderworpen aan het het openbaar onderzoek met als doel, enerzijds, een afzonderingsgebied te mogen aanleggen tussen het woongebied en het eigenlijke ontginningsgebied en anderzijds de vestiging mogelijk te maken van bijgebouwen, waarbij bijgevolg niet uitgesloten wordt dat ze in de nabijheid komen te liggen van het woongebied terwijl ze grote hinder kunnen veroorzaken (geluidshinder, stof); dat een uitbreiding van het ontginningsgebied, meer bepaald in het woongebied, volgens de tegenpartij weliswaar verenigbaar is met de zorgvuldige inrichting van de ruimte als er een afzonderingsmarge wordt aangelegd waarvan de omvang bepaald zou moeten worden bij de aflevering van de ontginningsvergunning; dat dat motief niet relevant voorkomt als uit geen enkel motief van de omstreden handeling noch uit het bestuurlijk dossier de reden blijkt waarom het uitbreidingsgebied gehandhaafd wordt zoals onderworpen aan het openbaar onderzoek met het oog op de aanleg van een afzonderingsmarge terwijl de niet-uitbreiding van het ontginningsgebied in het woongebied op zich een zekere afstand kan scheppen tussen de uitbating en het woongebied...";
Overwegende dat de Raad van State in zijn vernietigingsbesluit benadrukte dat de motivering van het definitieve besluit onvoldoende was zonder de gepastheid van de wijziging van het gewestplan in twijfel te trekken;
Overwegende dat er, aangezien de herziening van het gewestplan, aangenomen op 14 november 2001, zonder effectenonderzoek tot stand kwam, bijgevolg voorgesteld wordt om een nieuwe procedure tot wijziging van het gewestplan op te starten, overeenkomstig huidig artikel 42 van het Wetboek, met inbegrip van de uitvoering van een effectenonderzoek;
Overwegende dat artikel 46, § 1, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium daarnaast het volgende bepaalt : "de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering";
Overwegende dat deze aanvraag tot herziening van het gewestplan enkel tien hectare betreft en oostwaarts beperkt is om tegemoet te komen aan de bedenkingen waaraan de Raad van State gevolg gaf;
Overwegen dat de gronden betrokken bij het uitbreidingsproject van de groeve heden opgenomen zijn als landbouw- en bosgebied in het gewestplan; dat de uitbater eigenaar is van de bij de aanvraag betrokken gronden, drie kleine percelen uitgezonderd waar geen afzetting te vinden is;
Overwegende dat een reserve van om en bij de 926 000 m3 ontgonnen zou kunnen worden volgens het gekozen uitbatingsschema;
Overwegende dat de behoeften van de uitbater overeenstemmen met de ontginning van 54 600 m3 aanwezig rotsgesteente/jaar; dat deze herziening van het gewestplan het mogelijk zou moeten maken om gedurende zestien jaar met de uitbating door te gaan (tot 2022); dat de ramingen van de aanvrager nagekeken zijn op grond van de plattegronden van de huidige en de eindtoestand van de ontginningsput, verstrekt in het aanvraagdossier;
Overwegende dat de uitbatingslocatie Arloncourt in het westen afgebakend wordt door de Arloncourt, ingedeeld als beek van derde categorie en beheerd door de gemeente Bastenaken; dat er reeds in het verleden mechanische vervuilingsproblemen zijn vastgesteld en dat een opslagplaats in de dichte buurt van de oevers van de beek is aangelegd en dan verwijderd, dat geen enkele ontginning en geen enkele stapelplaats mag worden voorzien op minder dan tien meter van de beek en de waterloop bovendien niet in leidingen gedwongen mag worden, Overwegende dat de ontginningsput wegens de waterondoorlatendheid van de leisteen door de afwatering regenwater opvangt van het drainagegebied, om en bij de 4 hectare groot (40 000 m2 met 800 mm/jaar neerslag = 32 000 m3/jaar); dat het opgepompte water in de Arloncourt geloosd wordt zonder dat het vooraf geklaard wordt;
Overwegende dat de waterwinningsmachtiging voor een maximumdebiet van 3 000 m3/jaar waarover de steengroeve heden beschikt onvoldoende is om die waterhoeveelheid af te voeren en dat die hoeveelheid aanzienlijk opgedreven kan worden indien ze enkel uit aflopend hemelwater bestaat;
Overwegende dat de uitbating van het toekomstige ontginningsgebied in ieder geval zo gevoerd zal moeten worden dat de winning van ondergronds water zo veel mogelijk voorkomen wordt, namelijk door bepaling van een geschikte uitbatingsdiepte;
Overwegende dat de hydrologische en hydrogeologische aspecten in het effectenonderzoek uitgeklaard zullen moeten worden en dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu daartoe geraadpleegd zal worden in verband met de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek;
Overwegende dat er zich in een straal van 1 500 m rondom de locatie geen enkele openbare winning voor leidingwater bevindt;
Overwegende dat de hinder vanwege de steengroeve hoofdzakelijk ondervonden wordt door de hoeve Determe (mijnschoten en trillingen) en de dorpsbewoners in Arloncourt;
Overwegende dat de mijnschoten toevertrouwd worden aan gespecialiseerd bedrijf; dat de evolutie van de ontstekingstechnieken (nonel-vertragers) de laatste jaren de negatieve gevolgen van de schoten bijna tot nul heeft kunnen herleiden;
Overwegende dat de potentiële hinder van die verlenging van de activiteit zou overeenstemmen met wat heden vastgesteld kan worden;
Overwegende dat de voorziene verplaatsing van de vergruis- en zeefinstallatie naar de bodem van de put evenwel de geluidshinder en de stofregen in het dorp Arloncourt, dat in de as van de heersende windrichtingen ligt, evenwel zal verminderen;
Overwegende dat er geen Natura 2000-omtrek, biologisch waardevolle locatie of natuurreservaat gelegen zijn in een straal van minder dan één kilometer rondom de steengroeve; dat de gemeente Bastenaken als geheel deel uitmaakt van het natuurpark "Haute-Sûre - Forêt d'Anlier";
Gelet op de aanwezigheid, op iets meer dan 300 m van het uitbreidingsproject, van de gastoevoerleiding DN400 Dalhem-Bastenaken; overwegende dat het bedrijf dat voor die leiding verantwoordelijk is de mening is toegedaan dat de uitbreiding van het ontginningsgebied generlei nadeel zal berokkenen aan de installatie, die aan de andere kant van Arloncourt gelegen is;
Overwegende dat, wat het verkeer betreft, de gemiddelde last van de uitrijdende vrachtwagens op 20 t is geraamd, wat overeenstemt, voor een productie van 130 000 t/jaar verdeeld over 220 werkdagen, met 30 heen- en terugreizen per dag met pieken van 50 en dalen van 5;
Overwegende dat er een oplossing gevonden dient te worden voor het verkeer dat de steengroeve verlaat en daarbij modder achterlaat op de N847 en stofwolken veroorzaakt bij droog weer (een aangepaste wegbedekking voor de toegang tot de locatie, wasbekken voor de wielen bij de uitgang, gebruik van op- en afritten,...);
Overwegende dat er overigens voor de vrachtwagens een invoegstrook aangelegd zou moeten worden op de N874;
Overwegende dat er een voldoende brede afzonderingsmarge in stand gehouden zal moeten worden ten opzichte van de grondslag van de N874 om het risico op instortingen van rotswanden of grondverschuivingen af te wentelen; dat een 10 m brede bufferstrook bijgevolg aangelegd zal moeten worden, aan de hand van een in een volzin uitgedrukt voorschrift;
Overwegende dat dat aspect van de problematiek bestudeerd wordt in het kader van het effectenonderzoek;
Overwegende dat het totale volume van de steriele gesteenten geraamd wordt op 62 500 m3 en dat ze als merloenen opgeslagen worden in het oosten van de ontginningsput, en in het noordwestelijk deel van de locatie en ten slotte als "backfilling" als de steengroeve gesloten zal worden;
Overwegende dat dat aspect, evenals de vorm aangenomen door de merloenen (beplanting, bebossing) eveneens bestudeerd zal worden tijdens het effectenonderzoek;
Overwegende dat overwogen wordt de opneming van het nieuw ontginningsgebied planologisch te compenseren door de herbestemming als bosgebied van gronden met een oppervlakte van om en bij de 10 ha, gelegen te Houffalize, heden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan Bastenaken, overeenkomstig artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek;
Overwegende dat die locatie overeenstemt met de voormalige steengroeve Cédrogne, ook steengroeve van Mont genaamd; dat het eigendom is van de gemeente Houffalize en als illegale stortplaats van inerte afvalstoffen dient;
Overwegende dat die locatie geen enkel belang meer heeft als afzettingspotentieel wegens de middelmatige kwaliteit van de zandleisteen die daar aangetroffen wordt en de slechte bereikbaarheid;
Overwegende dat een zeer klein deel van de locatie valt onder de Natura 2000-omtrek BE34024 "Bassin inférieur de l'Ourthe orientale";
Gelet op het bestaan van een ontwerp-akkoord tussen de aanvrager en de gemeente Houffalize; dat dat akkoord betrekking heeft op het herstel van de vroegere steengroeve in zijn voormalige toestand, op kosten van de SA Deumer (gelijkmaking van de opgehoopte steenslag, verwijdering van het betonafval, toevoer van aarde en planten);
Gelet op de dading getroffen op 14 juni 2007 door de NV Entreprises Bernard Deumer en de omwonenden van Arloncourt;
Overwegende dat, daar de locatie opgesloten is in bosgebied, haar bestemming als bosgebied nog het meest geschikt lijkt;
Overwegende dat gelet op de bestaande feitelijke en rechtstoestand en in het kader van het effectenonderzoek bedoeld in artikel 42 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, bijzondere aandacht moet uitgaan naar : - de eventuele impact van de steengroeve op het nabijgelegen landbouwbedrijf (hoeve Determe); - de hydrologische en hydrogeologische problemen; - de verkeersproblemen; - de omgang met steriele ontginningsgesteenten en afzonderingsmarges;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :
Artikel 1.De Regering beslist tot de herziening van bladen 60/8 en 55/7-8 van het gewestplan Bastenaken met het oog op de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) en een bosgebied te Houffalize (Tailles).
Art. 2.Het voorontwerp van herziening van het gewestplan Bastenaken (bladen 60/8 en 55/7-8) met betrekking tot de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) en een bosgebied te Houffalize (Tailles) wordt aangenomen overeenkomstig bijgevoegd plan.
Art. 3.De Regering neemt de ontwerp-inhoud van het bij dit besluit gevoegde milieueffectonderzoek aan.
Art. 4.De Regering belast de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling ermee, de ontwerp-inhoud van het effectonderzoek ter advies voor te leggen aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening)" en aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en het haar nadien opnieuw voor te leggen voor aanneming ervan.
Namen, 27 juni 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE
BIJLAGE INHOUD VAN HET ONDERZOEK BETREFFENDE HET GEWESTPLAN (opgelegd bij art. 42 Wetboek) 1. Het voorontwerp van herziening van het gewestplan Bastenaken (bladen 60/8 en 55/7-8) met aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 27 juni 2007 bevat de opneming van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Bastenaken en een bosgebied op het grondgebied van de gemeente Houffalize.2. Omvang van het effectenonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (art.42, lid 2, van het WWROSP) 2.1. Omvang De herbestemming van een ontginningsgebied als bosgebied, voorzien als planologische compensatie bij de opneming van het nieuwe ontginningsgebied (art. 46, § 1,tweede lid, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium) heeft tot doel het ontginningsgebied opgenomen op het vigerende gewestplan niet te ontsluiten en de feitelijke toestand te handhaven.
Die bestemmingswijziging moet evenwel, doordat ze plaatsvindt in een Natura 2000-omtrek, in een effectenonderzoek bestudeerd worden overeenkomstig artikel 46, § 2, lid 2, van het Wetboek. 2.2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens Onderstaand bijzonder bestek is een type-document waarvan de nauwkeurigheidsgraad voldoende geacht wordt krachtens artikel 42 van het Wetboek.
De menselijke, socio-economische en milieukenmerken worden onderzocht op het niveau van de algemene territoriale context (fase 1) en op de microgeografische schaal van het studiedomein van de kwetsbaarheden en milieueisen (fase 2).
FASE 1 Inleiding De inleiding heeft als doel het effectenonderzoek in zijn context te plaatsen en wil met name de procedure voor het publiek duidelijker maken. 1. Verwijzing naar de procedure voor de herziening van een gewestplan - Artikelen 42 tot 46 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium 2.Voorontwerp van herziening van het gewestplan goedgekeurd door de Waalse Regering met inbegrip van de verzachtende maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het project (art. 42, 1°) 3. Actoren van de herziening van het gewestplan 3.1. Beslissingmaker Waalse Regering vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort. 3.2. Initiatiefnemer van het verzoek Promotor van het project, vennootschap of natuurlijke persoon die de groeve uitbaat. Organogram van de vennootschap (meer bepaald indien meerdere filialen, ou meerdere vennootschappen in een groep). De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 3.3. Auteur van het effectenonderzoek Erkend studiebureau : de categorieën erkenningen en de duur ervan nader omschrijven en de verschillende personen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, vermelden en hun bevoegdheden specificeren. De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 4. Potentiële drukfactoren, door het bestuur onderkend Het betreft de drukfactoren die het bestuur heeft onderkend op grond van de analyse van de feitelijke en de rechtstoestand en van de verschillende adviezen die het in dit stadium van de procedure gekregen heeft (college van burgemeester en schepenen, gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening, Ministerie van Uitrusting en Vervoer, Directoraat-generaal Landbouw, Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu Afdeling Natuur en Bossen, DE, Afdeling Preventie en Vergunningen, Gewestelijke Commissie voor
Ruimtelijke Ordening, (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling, de waterleidingmaatschappijen, Elia, NMBS, Landsverdediging,...).
Hoofdstuk I. - Omschrijving van het voorontwerp van plan 1. Doel van de gewestplanherziening (art.42, 1°) Bepaling van ligging en oppervlakte van het (de) ontginningsgebied(en) (of andere gebieden en/of omtrek(ken) opgenomen in artikel 40 van het Wetboek), opgenomen in het voorontwerp van plan, met inbegrip van de planologische compensaties. ? exacte lokalisatie (provincie, gemeente(n), plaatsnaam, straat, bladnr. NGI, Lambert-coördinaten) en afbeelding op wegen- en topografische kaarten (1/50 000 en 1/10 000) + orthofotoplan op 1/10 000; ? kadastrale percelen betrokken bij de gewestplanherziening op de NGI-kaart aangebracht met schaal 1/10 000e en 1/25 000e, de totale oppervlakte van de eigendom van de aanvrager opgeven, afschrift van de akkoorden ivm de terbeschikkingstelling van de gronden, ...; ? (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1/10 000e en 1/25 000e); de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek) nader bepalen.
In voorkomend geval de bepaalde bijkomende voorschriften nader omschrijven (zie artikel 41 van het Wetboek). 2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (art.42, 1°) Doel is de doelstellingen van de Regering bedoeld in het besluit van voorontwerp van het plan voor het publiek duidelijk en begrijpelijk maken.
Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie. 3. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van de relevante plannen en programma's (art.42, 1°) Die analyse dient ondere andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving en beleidsteksten, namelijk het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, en de verschillende plannen en programma's zoals het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het bijgewerkte toekomstcontract voor Wallonië.
De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het voorontwerp analyseren ten opzichte van die documenten.
Hoofdstuk II. - Sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding of de oprichting van een ontginningsgebied op het gewestplan In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan op een relevant grondgebied (nader te bepalen) op de vraag kunnen ingaan en worden de voornaamste sociaal-economische effecten van de herziening van het gewestplan aangeduid (art. 42, 2°). 1. Evaluatie van de behoefte 1.1 Kenmerken van het product Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product. 1.2 Evaluatie van de vraag Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de markperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof : huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak. Als de denkoefening relevant is, de voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de locatie; in het tegenovergesteld geval, de afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende 30 jaar : Er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt - Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende locatie op een kaart aanduiden) - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger).
Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusie over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar. 1.3 Evaluatie van de potentialiteiten van het gewestplan Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief én kwantitatief de onder 1.2.3. gevalideerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.
Die evaluatie gebeurt in twee stappen.
In een eerste stap wordt het huidig in bedrijf zijnde ontginningsgebied onderzocht.
In een volgende stap worden de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet beantwoorden aan de ontwikkelingsperspectieven van de concurrerende ondernemingen opgegeven in 1.2.2.
Voor elke locatie die op een kaart wordt aangegeven, worden de kenmerken van de afzetting aangegeven : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden.
De toegankelijkheid van de site en het bestaan van de noodzakelijke infrastructuren worden eveneens nagekeken, alsook de mogelijkheid om de exploitatie te verrichten in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten), en de plaats van de site tegenover de bestaande uitbating en de huidige en toekomstige afnemers. 1.4. Conclusie over de evaluatie van de behoeften.
De conclusie betreft de noodzaak om een ontginningsgebied uit te breiden of op te richten op het gewestplan in de aangegeven afzetkring. 2. Sociaal-economische gevolgen. Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel voor als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...).
Hoofdstuk III. - Validering van de ligging van het voorontwerp.
Identificatie en analyse van de liggingsvarianten Het gaat er hier om op schaal van de afzetkring de ligging van het voorontwerp al dan niet te valideren : ? ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; ? in functie van de in 1.3. onderkende liggingscriteria, en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (Art. 42, 11°) 1. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, Toekomstcontract, overkoepelende beleidsplannen,...) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Benadrukking van de voornaamste liggingscriteria die beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp zoals geldig verklaard in punt 3 van hoofdstuk I Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht : 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers 2.3. Bereikbaarheid 2.4. Bestaan van noodzakelijke infrastructuren. 2.5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten) 3. Validering van de ligging van het voorontwerp Hier wordt nagegaan of de ligging van het voorontwerp niet in tegenspraak komt te staan met de gewestelijke opties onderkend in punt 1 en de liggingscriteria uiteengezet in punt 2 naleeft.4. Onderzoek naar en presentatie van wisseloplossingen inzake ligging van het voorontwerp Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria toe te passen die naar voren zijn gekomen in punt 2 toe te passen op het grondgebied van de afzetkring waarbij rekening wordt gehouden met de gewestelijke opties bepaald in punt 1. Die liggingsvarianten worden beknopt voorgesteld. 5. Keuze van wisseloplossingen inzake ligging Hier wordt de vergelijking gemaakt van het voorontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft : ? de gewestelijke opties ? de liggingscriteria ? de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring ? de kostprijs van de ontsluiting voor de gemeenschap en worden één of meer liggingsvarianten uigekozen. Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het voorontwerp, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden. 6. Planologische compensatie Validering van de geschiktheid van de ligging van de planologische compensaties ten opzichte van de economische, sociale, ecologische en erfgoedbehoeften, als van de bestaande feitelijke toestand. Voorstelling van wisseloplossingen inzake ligging indien nodig.
FASE 2 Hoofdstuk IV. - Aanwijzing en analyse van de drukfactoren en de potentialiteiten van de sites uit de voorontwerpen en van de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband 1.1. Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving 1.1.1. Gewestelijk niveau (gewestplan, gewestelijk stedenbouwkundig reglement, saneringsplan per onderstroomgebied, algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden,...) 1.1.2. Gemeentelijk niveau (bijzonder plan van aanleg, gemeentelijk plan van aanleg, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, gemeentelijk structuurplan, gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, algemeen gemeentelijk afwateringsplan,...) 1.2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt 1.2.1. Fauna en flora (rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (decreet van 6 december 2001) en soorten van gemeenschapsbelang,...) (art. 42, 5°) 1.2.2. Menselijke activiteiten (rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte,...) (art. 42, 6°) 1.3. Omtrekken met vergunningsplicht en beperking van burgerlijke rechten (bestaande verkavelingen, omtrekken waarin het Rampenfonds tussenbeide kwam, onroerende goeden met voorkooprecht, onroerende goeden met onteigening ten algemenen nutte,...) 1.4. Omtrekken die blijvend deel uitmaken van operationele inrichtingsmaatregelen (ruilverkavelingsomtrekken, stadheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden,...) 1.5. Erfgoed- en archeologische sites (beschermde monumenten en sites, met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst der waardevolle bomen en heggen,...) 6. Drukfactoren van leefmilieuaard (ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtige gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen,...) 7. De regelgevingstoestand van het bedrijf (vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunningen, ...) als het voorontwerp de uitbreiding van het bedrijf beoogt. 2. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van de betrokken sites (art.42, 3°) De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken. Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door het studiebureau. 2.1. Menselijke kenmerken 2.1.1 Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen (stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen) 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren en uitrustingen (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, ondergrondse leidingen,...) + cartografie en evolutie van de capaciteiten) 2.1.3. Menselijke activiteiten (aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden of (Seveso) industriële activiteiten,...) 2.2. Leefmilieukenmerken 2.2.1. Geologie (Wordt indien nodig besproken) 2.2.2. Pedologie (karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen) 2.2.3. Hydrologie en hydrogeologie (stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piezometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu,...) 2.2.4. Topografie en landschappen (geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's,...) 2.2.5. Lucht en klimaat (beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties,...) 6. Geluidshinder en trillingen (huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren) 7.Fauna en flora (inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus) 3. Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten (art.42, 3°) Hoofdstuk V. - Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare vermoedelijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op mens en leefmilieu duidelijk te maken. (Art. 42, 8°) Indien de uitvoering van het (de) ontginningsgebied(-en) gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten op de site beoogd bij het voorontwerp en de effecten op de naburige gebieden.
Die analyse dient uitgevoerd te worden voor de site van het voorontwerp en de liggingsvarianten. 1. Impact op de leefkwaliteit (gezondheid, veiligheid, hygiëne,...) 1.1. Bebouwing (verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur) 1.2. Effecten op de materiële goederen en het culturele erfgoed (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen,...) 1.3. Verkeer (rechtstreeks, onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg, nuttig laadvermogen, effecten op het wegen- en snelwegnet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen,...) 1.4. Mijnschoten (trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten,...) 1.5. Geluidshinder (recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra) 1.6. Lucht en klimaat (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder,...) 1.7. Topografie en landschappen (tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken) 2. Impact op de menselijke activiteiten (toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid,...) (art. 42, 9°) 3. Impact op bodem en ondergrond (karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren,...) 4. Impact op de hydrogeologie en hydrologie 4.1. Wijziging van het hydrogeologisch stelsel (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,...) 4.2. Wijziging van het hydrologisch stelsel (debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden,...) 4.3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden 5. Impact op de fauna, de flora, de biodiversiteit Tijdens en na de uitvoering van het project, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura 200-mtrekken,... (wetgeving inzake natuurbehoud en Europese richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG) 6. Interactie tussen die verschillende factoren 7.Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (art. 42, 4°) Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp gewijzigd dreigen te worden.
Hoofdstuk VI. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het voorontwerp of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art.42, 11°) De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van de gebieden.
De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van de gebieden; - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen; ...
Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten : - beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp; - beantwoorden (artikel 1, §1) aan het bepaalde van het Wetboek en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied : de negatieve effecten zo klein mogelijk houden en de positieve effecten begunstigen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. 2. Uit te voeren maatregelen (art.42, 10°) De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden.
Als dergelijke maatregelen in het voorontwerp aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 2.1. Aanpassing van de regelgevende zonering (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek ) 2.2. Opstellen van bijkomende voorschriften Die bijkomende voorschriften kunnen het volgende inhouden (artikel 41 van het Wetboek) : ? een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); ? de uitvoering van een gemeentelijk plan van aanleg; ? de fasering van de bezetting van het (de) gebied(en); ? de omkeerbaarheid van de bestemmingen indien er geen uitvoering is na verloop van een bepaalde tijd. 2.3. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen 4. Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten 3.Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht (Art. 42, 7°) De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren.
Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.
De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau.
Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.
Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 4. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (art.42, 3°) Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hoofdstuk IV, punt 7) indien een herziening van het gewestplan uitblijft.
Hoofdstuk VII. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het voorontwerp en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art.42, 11°) De verantwoording gebeurt op grond van artikel 1e, § 1 van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken.
In de vorm van een tabel berust de vergelijking minstens op onderstaande elementen : effecten (zowel positieve als negatieve) op het leefmilieu, uit te voeren maatregelen ter verzachting van de maatregelen, overige effecten.
Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het herzieningsontwerp van het gewestplan zijn.
Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (art.42, 13°) Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.
De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden.
Hoofdstuk VIII. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (art.42, 12°) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 2. Grenzen van het onderzoek (art.42, 12°) De auteur van het onderzoek geeft aan welke moeilijkheden gerezen zijn en op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige effectonderzoeken.
Bibliografie Niet-technische samenvatting Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).
De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.
Dat document moet het effectonderzoek van het plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.
De voorgestelde positieve en negatieve effecten en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 27 juni 2007 tot herziening van het gewestplan Bastenaken (bladen 60/8 en 55/7-8) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied te Bastenaken (Arloncourt) en een bosgebied te Houffalize (Tailles).
Namen, 27 juni 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE