gepubliceerd op 13 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van de gewestplannen van Doornik-Leuze-Péruwelz en van Moeskroen-Komen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Pecq , Estaimpuis (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs) (plaat 37/2N)
22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van de gewestplannen van Doornik-Leuze-Péruwelz en van Moeskroen-Komen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Pecq (Warcoing), Estaimpuis (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs) (plaat 37/2N)
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;
Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 1979 tot vaststelling van het gewestplan van Moeskroen-Komen, gewijzigd door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 juli 1993 betreffende de inschrijving van een ambachtelijk gebied en het tracé van de N511;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 juli 1981 tot vaststelling van het gewestplan van Doornik-Leuze-Péruwelz, o.a. gewijzigd door de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 20 december 1990, 7 maart 1991 en 29 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot goedkeuring van voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Pecq (Warcoing), Estaimpuis (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs) in de nabijheid van de bedrijfsruimte van Pont Bleu - IJzeren Bareel (plaat 37/2N);
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van herziening van de gewestplannen van Doornik-Leuze-Péruwelz en van Moeskroen-Komen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Pecq (Warcoing), Estaimpuis (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs) in de nabijheid van de bedrijfsruimte van Pont Bleu - IJzeren Bareel (plaat 37/2N);
Gelet op de klachten en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbare onderzoek dat werd gevoerd te Estaimpuis et te Pecq tussen 25 oktober en 8 december 2003 en te Moeskroen tussen 31 oktober 2003 en 15 december 2003, aangaande volgende thema's : - bestemming van het gebied; - impact op de werkgelegenheid; - bereikbaarheid van de site en mobiliteit; - impact op de landbouwfunctie; - de overlast en risico's op vervuiling; - het waterbeheer;
Gelet op het gunstige advies onder voorwaarden van de gemeenteraad van Estaimpuis van 18 december 2003;
Gelet op het advies van de gemeenteraad van Pecq van 18 december 2003, ongunstig over het ontwerp uit het besluit van de Regering van 18 september 2003, maar gunstig voor wat betreft het initieel voorgestelde ontwerp (noord-zuid oriëntering);
Gelet op het gunstige advies van de gemeenteraad van Moeskroen van 19 januari 2004;
Gelet op het ongunstige advies betreffende de herziening van de gewestplannen van Doornik-Leuze-Péruwelz en Moeskroen-Komen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte van 32,8 ha, in uitbreiding van de bedrijfsruimte van Pont Bleu en IJzeren Bareel op het grondgebied van de gemeentes Pecq (Warcoing), Estaimpuis (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs), uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 26 mars 2004;
Gelet op het ongunstige advies van de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;
Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;
Overwegende dat de CWEDD en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening menen dat de kwaliteit van de het milieueffectenrapport bevredigend was, al betreuren ze sommige gebreken, fouten of onduidelijkheden die echter niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de Regering over alle noodzakelijke feitelijke elementen beschikte om tot een beslissing te komen;
Overwegende dat het milieueffectenrapport voldoet aan artikel 42 van het CWATUP en aan het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;
Afstemming van het ontwerp op de behoeften en validatie van het ontwerp Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;
Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van de Intercommunale d'étude et de gestion (IEG), beschouwd als het referentiegebied in voorliggend besluit, na een door de DGEE gevoerde analyse, globaal genomen op 10 jaar een behoefte aan voor economische activiteit bestemde terreinen vertoont van ongeveer 145 hectare netto-oppervlakte, waarbij nog een forfaitaire 10% bijkomende oppervlakte noodzakelijk is voor de technische uitrusting van het gebied, dus een oppervlakte van ongeveer 160 hectare die als bedrijfsruimte moeten worden ingeschreven;
Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gebaseerd is op de beschouwing dat de huurgelden in het referentiegebied zeer hoog liggen, vooral voor de overblijvende landbouwgronden, wegens het belang van de bestaande bebouwing; en dat deze druk niet nog moet worden versterkt door te beantwoorden aan alle hiervoor geïdentificeerde behoeften en aan de specifieke behoeften die voortvloeien uit de nabijheid van de agglomeratie Rijsel, enkel op het referentiegebied;
Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse niet in twijfel heeft getrokken : zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan van socio-economische behoeften in dit gebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd;
Overwegende dat het milieueffectenrapport meent dat de optie van het voorontwerp van wijzigingsplan gegrond is voor wat betreft de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte van 31 hectare, waarvan 29 op het grondgebied van de gemeente Pecq en 2 op het grondgebied van de gemeente Estaimpuis;
Overwegende dat de Regering dit dus heeft bevestigd in haar besluit van 18 september 2003;
Overwegende dat zowel de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening als de CWEDD, die de bezwaren van talrijke klagers overnemen, de relevantie van het ontwerp in verhouding tot de concrete bestaande behoeften in twijfel trekken; dat ze om te beginnen kritiek uiten op de afbakening van het referentiegebied, waarbij ze opmerken dat dit werd gedefinieerd als het grondgebied van de IEG, terwijl een groot deel van het ontwerpgebied op het grondgebied van de gemeente Pecq ligt, binnen het door de Intercommunale IDETA beheerde gebied, en waarvan de behoeftes tijdens de studies niet werden behandeld; dat ze er zich tevens over verwonderen dat de evaluatie is gebeurd via een simpele verwijzing naar de verkoopscijfers van de laatste acht jaar, terwijl deze cijfers sterk waren beïnvloed door het feit dat het referentiegebied kon genieten van de steunmaatregelen « Objectif 1 » en « Phasing out », welke op hun einde lopen; dat er gewezen wordt op het feit dat de bedrijfsruimte Pont-Bleu sterk onderbezet is; dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening er ook de aandacht op vestigt dat de evaluaties niet op een geloofwaardige manier rekening lijken te hebben gehouden met de omrekeningskoers van de verkoopsopties in reële verkoop, terwijl, gelet op het grenskarakter van het gebied, die koers bijzonder laag ligt;
Overwegende nochtans dat, indien de afbakening van het referentiegebied artificieel mag lijken, dit vooral te wijten is aan de bijzondere ligging van Moeskroen, aan de grens met Vlaanderen en Frankrijk, en zelf Engeland, op het kruispunt van de eurocorridors Rijsel-Brussel en Rijsel-Londen en vlakbij de eurocorridors Rijsel-Parijs en Rijsel-Luik; dat de Regering deze troef wil uitspelen en binnen een context van concurrentie tussen regio's een voluntaristisch project om jobs te scheppen wil promoten, dat steunt op die kenmerken en op de aantrekkingskracht die eruit voortvloeit;
Overwegende binnen dit perspectief dat, zoals de CWEDD het zelf aanhaalt, de verwijzing naar verwezenlijkingen uit het verleden om de socio-economische impact die het ontwerp zou kunnen hebben te beoordelen, indien ze een interessant gegeven is, niet de enige relevante factor mag zijn; dat het aan de politieke overheid is om te bepalen volgens welke assen ze de economische activiteit en de werkgelegenheid in de regio wil promoten;
Overwegende dat de kritiek die is geuit tegen de door de DGEE en de auteur van het milieueffectenrapport goedgekeurde evaluatiemethode van de behoeften niet van die aard lijkt om de conclusie in twijfel te trekken dat de momenteel beschikbare ruimtes voor economische activiteit binnen de vijf jaar zullen zijn verzadigd; dat dit verzadigingsfenomeen zich nu reeds laat gevoelen aangezien de verkoop nu al drie jaar daalt, ondanks het stimulerende effect die de steunprogramma's « objectif 1 » en « phasing out » hadden moeten hebben; dat het feit dat nog steeds terreinen beschikbaar zijn in de bedrijfsruimtes van Pont-Bleu en Pont-Tunnel niet veel betekent aangezien de lage verkoopscijfers op deze plaatsen te wijten zijn aan de werken om deze terreinen beter bereikbaar te maken; die zijn nog niet beëindigd; dat afgezien daarvan niets erop wijst dat de Europese steun waarvan de regio kan genieten na 2006 zal worden stopgezet, aangezien talrijke politici zich uitspreken voor het behoud van steunmaatregelen aan regio's die onder het Europese gemiddelde zitten;
Overwegende dat de Regering dan ook meent dat ze met haar ontwerp moet voortgaan;
Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;
Overwegende dat de auteur van het milieueffectenrapport geen enkel alternatieve lokalisatie heeft voorgesteld; dat indien sommige klagers, die blijkbaar door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening worden gesteund, hetzij de sanering van industriële braakliggende terreinen suggereren, hetzij de verplaatsing van het ontwerp naar « meer getroffen » gebieden, zoals de streek van Peruwelz, deze voorstellen niet beantwoorden aan de kenmerken waardoor kan worden voldaan aan de doelstellingen van de Regering, nl. : - bimodale bereikbaarheid via het spoor en de weg; - vrijwaren van de gevoelige oppervlaktes voor de bescherming van het milieu; - uitsluiting van Natura 2000 gebieden; - ligging binnen het samenwerkingsgebied van Rijsel - aanknopen met de dynamiek van het Vlaamse Gewest;
Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende anderzijds dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied aanzienlijk kunnen worden verminderd indien de afbakening werd gewijzigd, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te beperken, door ze te oriënteren volgens een oost-west as langs de N51, waardoor het gebied verder van het geklasseerde gebied langs het kanaal zou komen te liggen; dat dit afbakeningsalternatief vlotter bereikbaar zou zijn vanaf het rondpunt; dat deze voordelen opwegen tegen de hinder voor de gebouwen ten zuiden van het afgebakende gebied;
Overwegende dat de Regering, in haar besluit van 18 september 2003, achter deze suggestie staat;
Overwegende dat verschillende klagers deze optie in twijfel trekken; ze laten o.a. gelden dat dit afbakeningsalternatief de landbouwfunctie nog meer schade toebrengt, omdat homogene landbouwgrond van goede kwaliteit wordt ingenomen; dat de gemeenteraad van Pecq het eens is met deze klachten en voorstelt te opteren voor de initiële noord-zuid optie;
Overwegende dat de redenen om het gebied van het kanaal te verwijderen relevant blijven; dat om alle belangen te verzoenen de beste oplossing er dus lijkt in te bestaan om te opteren voor de initiële noord-zuid optie, waarbij een strook van ongeveer 250 meter vanaf het kanaal zou worden vrijgelaten;
Overwegende dat uit deze elementen blijkt dat de beste oplossing om aan de door de Regering nagestreefde doelstellingen te beantwoorden er dus in bestaat te opteren voor de initiële noord-zuid optie, aangepast volgens de aanwijzingen;
Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;
Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;
Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;
Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;
Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de K.M.O.'s die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;
Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Bestemming van het gebied Klagers wensen dat de vestiging van kleinhandelaars en diensten aan de bevolking in het gebied verboden worden om de handelaars in het centrum van Pecq niet te benadelen.
Deze voorwaarde stond reeds in het ontwerp dat ter onderzoek werd voorgelegd aangezien het niet bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel. De wijziging van de goedgekeurde afbakening is niet van die aard om deze optie in twijfel te trekken en de voorwaarde moet dus worden behouden. - Impact op de werkgelegenheid Klagers stellen zich vragen over de juistheid van de voorspellingen inzake het aantal jobs dat het gebied zou kunnen scheppen. Meerdere onder hen klagen over de perverse gevolgen van de programma's « objectif 1 » en « Phasing out ». Volgens hen leidt dat vooral tot tijdelijke verplaatsing van Franse en Vlaamse werkgelegenheid om te kunnen profiteren van de daarmee verbonden fiscale voordelen, zonder perspectieven op lange termijn.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening maakt melding van die bezorgdheid en stelt voor bij de eerste verkoop een beperkingclausule op te leggen, waarbij het akkoord over de investering afhankelijk wordt gemaakt van een bepaald aantal arbeidsplaatsen.
De Regering deelt deze bezorgdheid. Ze wijst er nochtans op dat de opdracht van de operatoren die voor het beheer van de bedrijfsruimtes instaan, o.a. bestaat uit het realiseren van deze doelstellingen. Zij zullen erover moeten waken dat de terreinen ter beschikking van ondernemingen worden gesteld die economische activiteiten ontplooien die jobs op lange termijn creëren. - Bereikbaarheid van het gebied en mobiliteit Meerdere klagers trekken de aandacht op de mobiliteitsproblemen en ze wijzen erop dat de site vooral via de weg bereikbaar is.
Het nieuwe artikel 31bis van het CWATUP houdt rekening met die bezorgdheid en legt maatregelen op die de mobiliteit moeten verbeteren.
Andere klagers protesteren ertegen dat de site monomodaal is. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening merkt op dat hij tamelijk ver verwijderd ligt van de platformen van Kortrijk en Dottenijs en dat er geen enkele mogelijke verbinding met het spoorwegnet is. Ze voegt er toch aan toe dat de nabijheid van het gebied Pecq-Hérinnes een mogelijke onrechtstreekse toegang tot een waterweg vormt.
In dit verband kan ook het multimodale platform van La Martinoire worden vermeld. Het ligt weliswaar in Frankrijk maar toch nabij.
De klagers en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening onderstrepen ook dat de bestaande infrastructuren ontoereikend zijn.
Er ontbreekt nog 1,5 kilometer weg om de verbinding te maken tussen de autosnelweg A17 en de N50, die sowieso reeds verzadigd is.
Die slechte bereikbaarheid is trouwens een van de oorzaken van de huidige onderbezetting van de bedrijfsruimte Pont-Bleu.
Het lijkt dus nuttig de toepassing van het gebied afhankelijk te maken van de uitvoering van de verbinding tussen de A17 en de N50.
Voor het overige moet het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu passende maatregelen definiëren om de bereikbaarheid van de site te verbeteren. - Impact op de landbouwfunctie Meerdere klagers protesteren tegen de impact van het ontwerp op het landbouwfunctie omdat het gronden inneemt van uitstekende kwaliteit.
Ze protesteren meer bepaald tegen de gevolgen van de toepassing van het ontwerp op vier bedrijven, waar een groot aantal gronden zal worden onteigend. Er wordt op gewezen dat de landbouwgronden momenteel het verzadigingspunt wat nitraten betreft hebben bereikt. Het verlies aan landbouwgronden zal dus logischerwijze leiden tot een beperking van de veeteeltactiviteiten en van de daarmee verbonden premies.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening bevestigt dit. Ze meent dat het milieueffectenrapport die impact heeft geminimaliseerd.
Ze vraagt dat de bewuste landbouwers hun gronden kunnen blijven bewerken tot ze daadwerkelijk worden opgeëist en dat maatregelen moeten worden genomen om de bewuste landbouwers te helpen hun bedrijf te reorganiseren en in de best mogelijke omstandigheden gronden ter beschikking te krijgen. De CWEDD vraagt in zijn algemene beschouwingen eveneens dat de landbouwers zouden worden begeleid bij de toepassing van de bedrijfsruimte op de gronden die ze bebouwen.
Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1 200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.
Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.
Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.
Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.
Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3% vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.
Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.
Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.
De Regering is zich bewust van de impact op de landbouwfunctie en had er in haar besluit van 18 oktober 2002 reeds op gewezen dat het gerechtvaardigd was, o.m; door het marginale karakter ervan in vergelijking met de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, in verhouding tot het aantal gecreëerde jobs en de economische ontwikkeling die resulteren uit de ligging en de reeds opgesomde voordelen.
Het blijkt nochtans dat de terugkeer naar de noord-zuid afbakening van de oppervlakte van het ontwerpgebied, met uitsluiting van een strook van ongeveer 500 meter vanaf het kanaal, van die aard is om de aangeklaagde nadelen gevoelig te beperken.
Voor het overige zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu gepaste maatregelen definiëren om de impact zoveel mogelijk te beperken, o.m; via een georganiseerde fasering van de bezetting van het gebied. Als natuurlijke en menselijke maatregel zal er een gedetailleerde nota moeten instaan, waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken. - Overlast en risico op vervuiling Verschillende klagers wijzen op de overlast die het ontwerp mogelijk zal veroorzaken. Naast de algemene nadelen die de omgeving van een industriële bedrijfsruimte veroorzaakt, wijzen ze niet alleen op de impact op de luchtkwaliteit, die reeds sterk is aangetast door de nabijgelegen Rijselse agglomeratie en de ondernemingen die te Moeskroen en Spiere zijn gevestigd, maar ook op de impact op het landschap, vooral dan op het kanaal van Spiere, een geklasseerde site, en het gehucht van Petit Lannoy.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening wijst erop dat de impact op de luchtkwaliteit marginaal zal zijn, aangezien de gehaltes aan zwaveldioxine en ozon ver onder de normen liggen.
Wat de impact op het landschap betreft zal de heroriëntering noord-zuid van de afbakening van het gebied ertoe bijdragen dat de hinder voor het gehucht Petit Lannoy beperkt zal blijven en een strook van 500 meter tussen het ontwerpgebied en het kanaal zal de overlast voor het kanaal beperken. Voor het overige zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu passende maatregelen definiëren om een visuele bescherming van het gehucht en het dorp te verzekeren. - Waterbeheer Klagers onderstrepen de impact van het ontwerp op het oppervlakte- en het grondwater. Ze wijzen erop dat het gebied zich vlakbij een winningsgebied bevindt en vrezen dat het waterdicht maken van de bodem de overstromingsproblemen in het bekken van de Spiere alleen maar zal verergeren. Sommige vragen de sluiting van het stormbekken rechts van de N50, stroomafwaarts van de sluis van Warcoing.
De door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde maatregelen zullen voor een efficiënte bescherming van oppervlakte- en het grondwater zorgen.
Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;
Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;
Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;
Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.
Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;
Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, §1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);
Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;
Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;
Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Moeskroen, Doornik - Blandain - Marquain, Aat - Gellingen, Leuze-en-Hainaut en Doornik - Vaulx, Pecq - Hérinnes);
Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;
Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;
Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;
Lastenboek inzake stedenbouw en milieu Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;
Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;
Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - maatregelen om de visuele bescherming van het gehucht Petit Lannoy en de geklasseerde site van het kanaal van Spiere te beschermen; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de uitbaters; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer;
Besluit Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;
Na beraadslaging, Op voorstel van de Minister van ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu, Besluit :
Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van de gewestplannen Doornik-Leuze-Péruwelz en Moeskroen-Komen goed, die de inschrijving inhoudt, op het grondgebied van PECQ (Warcoing), ESTAIMPUIS (Saint-Léger) en Moeskroen (Dottenijs) in de nabijheid van de bedrijfsruimte van Pont Bleu - IJzeren Bareel (plaat 37/2N; - van een gemengde bedrijfsruimte.
Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte ingeschreven op het plan door voorliggend besluit : « Kleinhandel en diensten aan de bevolking hebben geen toelating om zich te vestigen binnen het gebied *R 1.1, behalve indien ze verbonden zijn met de binnen het gebied toegelaten activiteiten ».
Art. 3.Volgend bijkomend voorschrift is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte ingeschreven in het plan door voorliggend besluit : « De vestiging van ondernemingen in de gemengde bedrijfsruimte mag pas worden toegelaten wanneer het stuk weg van 1,5 kilometer die de verbinding zal vormen tussen de autosnelweg A17 en de N50 zal zijn opengesteld. »
Art. 4.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.
Art. 5.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - maatregelen om de visuele bescherming van het gehucht Petit Lannoy en de geklasseerde site van het kanaal van Spiere te beschermen; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de uitbaters; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer;
Art. 6.De Minister van ruimtelijke ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Namen, 22 april 2004.
De Minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.
Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.