gepubliceerd op 13 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Pecq , in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 37/2N) en van de inschrijving van een groengebied
22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Pecq (Pecq en Hérinnes), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 37/2N) en van de inschrijving van een groengebied
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;
Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 juli 1981 tot vaststelling van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van de herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Pecq (Pecq en Hérinnes), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 37/2N);
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Pecq (Pecq en Hérinnes), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 37/2N);
Gelet op de klachten en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbare onderzoek dat werd gevoerd te Pecq tussen 25 oktober en 8 december 2003, aangaande volgende thema's : - impact op het milieu; - scheppen van jobs en schatting van de behoeften; - aanleg van een afzonderingoppervlakte; - bereikbaarheid; - renovatie van niet meer in gebruik zijnde sites; - exploitatie van een bestaand industriegebied; - alternatief ontwerp; - impact op de landbouw - volledigheid van het milieueffectenrapport; - verplichtingen; - onteigeningen en impact op de grond; - bijkomende voorschriften; - recht op informatie; - het SDER; - het CWATUP (Code wallon de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et du Patrimoine); - het gewestplan;
Gelet op het advies onder voorwaarden van de gemeenteraad van Pecq van 29 december 2003;
Gelet op het gunstige advies betreffende de herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Pérulwelz met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Pecq (Pecq en Hérinnes), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 37/2N) en van een groengebied, uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 26 maart 2004;
Gelet op het gunstige advies van de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;
Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;
Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de kwaliteit van het door de auteur afgeleverde werk bevredigend was, ook al neemt ze de fouten en lacunes over waarop klagers hebben gewezen;
Overwegende dat de CWEDD heeft gemeend dat de kwaliteit van de studie bevredigend was, en heel wat aspecten uit het milieueffectenrapport heeft kunnen waarderen, ook al betreurt ze de trapsgewijze analyse;
Overwegende nochtans dat de door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeklaagde elementen niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de Regering over alle feitelijke elementen kon beschikken die noodzakelijk waren voor het nemen van een beslissing;
Overwegende dat het milieueffectenrapport voldoet aan artikel 42 van het CWATUP en aan het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;
Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;
Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 oktober melding heeft gemaakt van de sterke groei van het vervoer over de waterweg in Wallonië sinds 1990 en van de nieuwe mogelijkheden die zich aanbieden voor dit soort vervoer, o.m. dankzij het containervervoer van goederen; dat in dit perspectief de terreinen die worden beheerd door de Port autonome du Centre Ouest (PACO), waarvan het gebied als referentiegebied voor voorliggend ontwerp wordt beschouwd, binnenkort mogelijks verzadigd zullen zijn;
Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse niet in twijfel trekt : zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan en de omvang van de socio-economische behoeften binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd; dat het milieueffectenrapport meent dat er in het referentiegebied een echt tekort bestaat aan terreinen langs een waterweg die zijn bestemd voor economische activiteit; dat wordt vastgesteld dat de PACO (Port autonome du Centre Ouest) zes keer minder beschikbare terreinen telt vergeleken met de oppervlaktes die in andere autonome havens in concessie kunnen worden gegeven; dat het dus noodzakelijk is om deze aanzienlijke achterstand zo snel mogelijk in te halen;
Overwegende dat bepaalde klagers erop hebben gewezen dat de havens van de Provincie Henegouwen bijlange niet zijn verzadigd, dat er nooit geen echte marktstudie is uitgevoerd;
Overwegende dat meerdere klagers zich vragen stellen bij het reële aanbod aan jobs;
Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening het referentiegebied en de evaluatie van de behoeften valideert en daarbij verwijst naar de voormelde elementen uit het milieueffectenrapport;
Overwegende dat er redenen zijn om voor het onderzoek van de relevantie van de door voorliggend besluit voorgestelde antwoorden op de behoeften van de PACO, rekening moet worden gehouden met de wil van de Regering om als een industriële bedrijfsruimte, voorbehouden voor door de haven gegenereerde activiteiten, ongeveer 1,5 hectare industriële bedrijfsruimte in te schrijven te Doornik (Vaulx), wat de oppervlakte nieuwe ruimtes bestemd voor dergelijke activiteiten op 13 hectare brengt;
Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gegrond is op de beschouwing dat de Port Autonome du Centre et de l'Ouest in Henegouwen over geen enkel terrein beschikt dat kan worden geëxploiteerd als achterkaai, terwijl deze streek de helft van zijn activiteit uitmaakt; dat het bij de globale vraag gericht aan de PACO om de behandeling van een bijkomende 1.500.000 ton gaat en dat de haven dat momenteel onmogelijk aankan; dat de ontwikkeling van een haveninfrastructuur absoluut noodzakelijk is stroomafwaarts van Doornik om in te spelen op de intensere handelsrelaties tussen de PACO en de zeehavens van Duinkerken, Gent, Antwerpen, Rotterdam en Terneuzen;
Overwegende dat het milieueffectenrapport meent dat de optie van het voorontwerp van wijzigingplan gegrond is voor wat betreft de bestemming als industriële bedrijfsruimte van de terreinen op het grondgebied van de gemeente Pecq (Pecq en Hérinnes) met een oppervlakte van 11 hectare langs de Schelde en momenteel ingeschreven als landbouwgebied in het gewestplan van Doornik - Leuze - Péruwelz;
Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;
Overwegende dat er in Kain een lokalisatiealternatief is ontdekt op een terrein dat staat geklasseerd als gebied waarvan de bestemming nog niet vaststaat tegen een bestaande industriële bedrijfsruimte;
Overwegende dat ondanks de lokalisatiekwaliteiten van het gebied conform het SDER, het niet mogelijk is voor dit alternatief te opteren, aangezien de schepen technisch gezien niet kunnen bewegen, gelet op de beperking door de sluis rechts van de kaai;
Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deze analyse heeft bevestigd;
Overwegende dat klagers meerdere alternatieve lokalisaties hebben voorgesteld : - een gebied naast Dottenijs, - een bestaande haven in Avelgem, - een gebied te Hérinnes dat momenteel voorbehouden is voor het behandelen van baggerslib en als klaarpan voor de suikerfabriek van Warcoing, - een gebied te Froyennes naast de installaties van de firma IPALLE, en de nabijgelegen site van Batindus;
Overwegende dat het door het milieueffectenrapport voorgestelde lokalisatiealternatief, zoals de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening vaststelt, het enige is dat aan de door de auteur van het ontwerp bepaalde criteria voldoet; dat er voor dit alternatief niet kan worden geopteerd aangezien de schepen technisch gezien niet kunnen bewegen, gelet op de beperking door de sluis rechts van de kaai; dat er dus moet worden geopteerd voor de in het voorontwerp geïdentificeerde lokalisatie;
Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende anderzijds dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied aanzienlijk kunnen worden verminderd indien de afbakening werd gewijzigd, door de oppervlakte licht uit te breiden, er de Trou de Pecq in op te nemen en de groene strook langs de Schelde ten noorden van de door het voorontwerp betroffen site, toe te wijzen aan de industriële bedrijfsruimte.
Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 september 2003 heeft gemeend dat dit afbakeningsalternatief, indien het de Trou de Pecq zou schrappen, die zou worden gedicht en bebouwd, een betere bereikbaarheid naar de verschillende delen van het activiteitengebied mogelijk zou maken waardoor een homogenere configuratie zou ontstaan die een meer rationele exploitatie mogelijk zou maken; bovendien komt er op die manier een toegang tot de kaai voor het gebied in het noorden, wat de exploitatie ervan mogelijk zou maken; dat dit alternatief zou gepaard gaan met de ecologische ontsluiting van de Noue de Pecq, een gebied met een natuurlijke waarde recht tegenover het ontwerpgebied.
Overwegende nochtans dat uit het openbare onderzoek en het advies van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening blijkt dat dit afbakeningsalternatief een aantal belangrijke nadelen telt; - verdwijning van de « Trou de Pecq », - insluiting van een klein deel van het woongebied tussen het ontwerpgebied en het gebied van de Tannerie, - aantasting van landbouwbedrijven en vermoedelijk zelf de verdwijning van een ervan, - gebied moeilijk bereikbaar via het dorp Pecq;
Overwegende dat uit die klachten blijkt, en gelet op het milieueffectenrapport, dat het beter is de Trou de Pecq te behouden, net als het gebied ten zuiden ervan, ook al wordt de nuttige oppervlakte van het gebied beperkt;
Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;
Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;
Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;
Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;
Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de K.M.O.'s die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;
Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Milieu-, geur- en geluidshinder Wat de lucht en het klimaat betreft heeft het milieueffectenrapport vastgesteld dat de in de lucht zwevende deeltjes lager liggen dan de drempelwaarde.
Wat de geluidshinder betreft heeft het milieueffectenrapport aangetoond dat het meeste waarneembaar geluid op de site te maken heeft met het verkeer op de N50. Klagers hebben tevens de geluidshinder aangeklaagd veroorzaakt door de nabijgelegen bedrijven en een discotheek.
Het naleven van de voorschriften uit het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu en de voorwaarden die zijn gekoppeld aan het uitreiken van een milieuvergunning zullen ervoor zorgen dat de uitvoering van voorliggend ontwerp de toestand niet zal verslechteren.
Klagers vrezen dat het ontwerp hinder veroorzaakt als gevolg van de opslag van goederen (ratten, brand, stof,...) en van trillingen; allerlei beschadigingen aan de bestaande constructies, beperking van de uren zonneschijn en het verdwijnen van het zicht op de achterkant van de bestaande constructies.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening stelt vast dat volgens het milieueffectenrapport, de opslag van niet gevaarlijke grondstoffen geen stof, « afdrup » en afvloeiing in het oppervlaktewater en grondwater via bodeminfiltratie, verstopping van de afwateringskanalen kan veroorzaken en of een visuele impact kan hebben vooral voor wat betreft de opslag in bulk of in het groot Voor wat betreft de opslag van gevaarlijke grondstoffen, wijst het milieueffectenrapport op volgende stoornissen : vervuiling van de lucht, water, bodem en ondergrond, risico op brand, ontploffing en verspreiding van een gevaarlijke en zelfs giftige wolk en risico's verbonden met de behandeling van gevaarlijke stoffen.
Op de impact van het ontwerp op de luchtkwaliteit is het milieueffectenrapport niet dieper ingegaan omdat het de aard van de activiteiten die zich op de site zullen ontplooien niet kent.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening wijst erop dat het milieueffectenrapport zich heeft beperkt tot algemene concepten van turbulentie, buitenschaduw en verlies van zonneschijn rond de gebouwen. Op basis daarvan heeft het milieueffectenrapport gemeend dat « de grootte van de gebouwen beperkt zal moeten zijn om de impact (windcirculatie, eventuele blootstelling aan de zon, in functie van de nabijheid van de gebouwen en hun afmetingen) op het woongebied van Saint-Antoine en Saint-Joseph net naast de bedrijfsruimte ten zuidzuidwesten alsook op het landbouwgebied rond de bedrijfsruimte ten westen tussen de N50 en de bedrijfsruimte, tot een minimum te beperken ». (element op te nemen in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu ).
Algemeen gesteld verwijst de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening naar het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu die de bouwhoogte zal bepalen, de aard van de gebouwen, de parkings en de inrichtingen rondom, de brandveiligheid rond de opslag van paletten, de preventiemaatregelen inzake stof, lawaai, geurverspreiding, vervuilende uitstoot, verkeersplan. - Aantasting van de natuur, het erfgoed en het landschap In het ontwerp meent dat Regering dat het ontwerp schade toebrengt : - noch aan een element dat is beschermd door de wetgeving op het natuurbehoud, - noch aan een geklasseerd element van het cultureel vastgoedpatrimonium, - noch aan een waterwinningsgebied, De site vormt het voorwerp van een overdruk « Landschappelijke waar » in het gewestplan.
Bovendien heeft het milieueffectenrapport gewezen op de landschapskwaliteit van de site.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat achter deze analyse.
Het herdefiniëren van de oppervlakte van het gebied zoals hierboven uiteengezet brengt een verbetering aan het landschap aan op drie vlakken : - beperking van de impact van het gebied op het landschap van het gebied door de uitgestrektheid ervan te beperken, - meer naar het zuiden, verschuiven van de grens van de bedrijfsruimte waardoor de woongebieden beter beschermd zijn tegen de negatieve gevolgen van de vestiging ervan.
Voorts zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu de aanleg van een afzonderinginfrastructuur opleggen om de overblijvende impact op het landschap te verzachten. Er zal rekening worden gehouden met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport (een breedte van tenminste 20 meter, aanplanten van inheemse plantensoorten onder de vorm van hagen, bomenrijen, kreupelbos; de beheerder van de bedrijfsruimte zal instaan voor het onderhoud ervan) Dit alles zal tevens een functie van ecologische doorgang vervullen. - Waterbeheer Het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat een groot deel van het gebied onder water kan komen te staan. Deze opmerking is overgenomen door klagers tijdens het openbare onderzoek. Die hebben laten gelden dat de vestiging van bedrijven op de site in strijd zou zijn met de circulaire van de Waalse Regering van 9 januari 2003.
De herdefiniëring van de oppervlakte van bedrijfsruimte sluit de terreinen ervan uit waar het risico het grootst is.
Wat het afvalwater betreft heeft het milieueffectenrapport aanbevelingen geformuleerd die zullen worden bestudeerd tijdens het opstellen van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu. Eer zal een passend systeem worden bepaald om het afvalwater van het gebied op een correcte manier te zuiveren.
Wat de bescherming van het oppervlaktewater betreft blijkt dat de site binnen de oppervlakte ligt van een waterwinningsgebied.
Een klager wijst op de aanwezigheid van een nieuw waterwinningspunt waar de auteur van het milieueffectenrapport het niet over heeft gehad.
De site ligt binnen de oppervlakte van een waterwinningsgebied. De wettelijke bepalingen (besluit van de Waalse Regering van 14 november 1991 inzake ondergrondse waterwinning, waterwinningsgebieden, preventie en bewaking, en de kunstmatige aanvulling van ondergrondse waterlagen) zullen moeten worden opgenomen bij het opstellen van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu. Dat zal dan het meest geschikte systeem bepalen om het water te beschermen.
Sommige klagers hebben de huidige vervuiling van de Schelde aangeklaagd.
Het milieueffectenrapport heeft bevestigd dat de biologische kwaliteit van de Schelde heel slecht is en een sterke vervuiling vertoont.
Voorliggend ontwerp brengt geen significante schade toe aan het Scheldewater; de naleving van de exploitatievoorwaarden die in de milieuvergunning zullen worden opgelegd staan daar borg voor. - Bereikbaarheid Wat de bereikbaarheid van de site vanaf de N50 betreft, wijzen klagers erop dat er geen geschikte toegang tot de site is zonder doorgang door het dorp Pecq.
De wijziging van de afbakening van het gebied zal het mogelijk maken het ontwerpgebied te bereiken via de bestaande bedrijfsruimte.
Wat de bereikbaarheid over het water betreft heeft het milieueffectenrapport de impact bestudeerd op het vervoer over de waterweg en is tot de conclusie gekomen dat er geen significante weerslag zal zijn.
Wat de problematiek van de trage vervoersmodi betreft wijst de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening erop dat volgens een studie, de weerslag merkbaar is op de linkeroever van de Schelde, waar het jaagpad reeds is onderbroken en omgevormd tot weg.
De Regering verplicht in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu de meest gepaste manier te bestuderen om het reeds bestaande verkeersprobleem op de site en het door de inplanting van de bedrijfsruimte gegenereerde verkeer aan te pakken; net zoals de aanleg van wegen en parkings langs de waterweg in het luik over de inplanting van uitrusting en technische netwerken en het luik inzake stedenbouw en architectuur van de elementen die een impact hebben op de openbare ruimte van het gebied en/of het landschap. - Fysische contraintes In het ontwerp heeft de Regering gemeend dat de site aan geen enkele belangrijke fysische contrainte was blootgesteld.
Het milieueffectenrapport heeft de aanwezigheid van turf vastgesteld in de afzetting van de alluviale laag.
Klagers hebben deze opmerking overgenomen en wijzen op de slechte draagkracht van de bodem.
Bijgevolg moet in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de operator zal opstellen, de capabele gebieden worden bepaald.
Impact op de landbouw In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het plan een impact had op de landbouwfunctie, wat betreft een exploitatie, wat gerechtvaardigd was door het marginale karakter ervan in verhouding tot de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen en de door de lokalisatie en de voormelde troeven afgeleide economische ontwikkeling;
Klagers hebben gewezen op het verslag van september 2002 van de CPDT « Evaluation des besoins des activités - problématique de leur localisation ». Volgens hen zou dit verslag de uitbreiding van de landbouwgebieden aanraden en zou het vaststellen dat de ruimte bestemd voor economische activiteit toereikend is.
In dit verband moet worden opgemerkt dat het verslag van de CPDT rekening houdt met de inbreng van terreinen bestemd voor economische activiteit van het prioritaire plan bedrijfsruimte om tot deze conclusies te komen. Bovendien meent de CPDT ondanks het prioritaire plan, dat sommige delen van het gebied nog zouden kunnen lijden onder een gebrek aan terreinen bestemd voor economische activiteit.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening betreurt dat het aspect landbouw nauwelijks aan bod komt in het milieueffectenrapport.
Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.
Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.
Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.
Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.
Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3% vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.
Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.
Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.
Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal passende maatregelen bepalen om deze impact zoveel mogelijk te beperken via het opleggen van een fasering van de toepassing van dit gebied. Als natuurlijke en menselijke maatregel zal er een gedetailleerde nota moeten instaan, waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken. - Biologisch belang Het biologische belang van de omgeving van de site valt niet te ontkennen. Verschillende sites werden immers voorgedragen als Natura 2000 gebied : de site van Noue des Albonnes, net als het aanpalende drasland Hazard en Léaucourt.
De herdefiniëring van de oppervlakte van het ontwerpgebied maakt het mogelijk de impact te beperken van het gebied op de Noue des Albronnes en de interessante fauna en flora te behouden die inbegrepen waren in de oppervlakte van het gebied.
Voor het overige zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu aangepaste maatregelen bepalen om de op de site aanwezige fauna en flora voldoende te beschermen. - Onteigening en impact op de grond Aan de eis voor waardevermindering van overschotten zal worden tegemoet gekomen binnen het kader van onteigeningsprocedures.
De evolutie van de waarde van de terreinen lijkt moeilijk te voorspellen; de mogelijkheden om een goed te realiseren zijn verscheiden en, voor eenzelfde bestemming, kunnen verschillende kenmerken op een andere manier worden beoordeeld. - Compatibiliteit van het ontwerp met het SDER In het ontwerp heeft de Regering gemeend dat de inschrijving van de bedrijfsruimte compatibel was met de principes van het SDER omdat : - het ontwerp in het verlengde ligt van het stadsweefsel van het centrum van Pecq, waardoor het bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel; bovendien beoogt het de uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte, wat tot heel wat synergieën met de op de site aanwezige bedrijven en tot een beter gebruik van de beschikbare uitrusting zonder aanzienlijke versterking leidt; - het ontwerp binnen het transregionale samenwerkingsgebied met de regio Rijsel ligt dat door het SDER is gedefinieerd en dicht bij de pool van Doornik ligt;
Het milieueffectenrapport heeft deze analyse bevestigd. Het wijst erop dat deze optie conform de lopende dynamiek en de optie VI 3 van het SDER is, welke de waterweg aanraadt voor het vervoer van goederen.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft de analyse van de Regering en het milieueffectenrapport bevestigd.
Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3°, van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;
Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;
Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;
Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.
Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;
Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);
Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;
Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;
Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Moeskroen, Doornik - Blandain - Marquain, Aat - Gellingen, Leuze-en-Hainaut en Doornik - Vaulx, Pecq - Estaimpuis - Moeskroen);
Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;
Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;
Overwegende dat in voorliggend geval het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden aangevuld met specifieke maatregelen die verder gaan dan artikel 31bis van het CWATUP en zijn toepassingscirculaire van 29 januari 2004, om het milieu beter te beschermen (inschrijving van een groengebied rond de Trou de Pecq, vandaag ingeschreven als landbouwgebied, de aanleg van ecologische doorgangen) : dat die specifieke maatregelen moeten worden beschouwd als maatregelen die gunstig zijn voor het milieu en die een aanvulling zijn op de maatregelen voor de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes, in toepassing van artikel 46, § 1er, alinéa 2, 3°, van het CWATUP;
Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;
CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;
Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;
Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water; (behandeling van het afvalwater, bescherming van het oppervlakte- en grondwater, oplossing om overstromingsrisico tegen te gaan) mogelijk te maken; - afzonderingsmaatregelen van het gebied om de integratie ervan in de al dan niet bebouwde context mogelijk te maken, rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport; - passende maatregelen om de op de site aanwezige fauna en flora voldoende te beschermen; - nakijken van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten;
Conclusie Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;
Na beraadslaging;
Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :
Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan van Doornik-Leuze-Péruwelz, die de inschrijving inhoudt van, op het grondgebied van de gemeente Pecq, op de linkeroever van de Schelde, in uitbreiding van de bestaande industriële bedrijfsruimte (plaat 37/2) : - een industriële bedrijfsruimte; - een groengebied.
Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.2, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimtes ingeschreven op het gewestplan door voorliggend besluit : « Enkel ondernemingen die grondstoffen of afgewerkte producten via de waterweg vervoeren en die die ermee zijn verbonden, zullen worden toegelaten in de industriële bedrijfsruimte *R 1.2 ».
Art. 3.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.
Art. 4.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water; (behandeling van het afvalwater, bescherming van het oppervlakte- en grondwater, oplossing om overstromingsrisico tegen te gaan) mogelijk te maken; - afzonderingsmaatregelen van het gebied om de integratie ervan in de al dan niet bebouwde context mogelijk te maken, rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport; - passende maatregelen om de op de site aanwezige fauna en flora voldoende te beschermen; - nakijken van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten;
Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Namen, op 22 april 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.
Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.