Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 september 2000
gepubliceerd op 30 september 2000

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 21 mei 1999 tot uitvoering van de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2000027429
pub.
30/09/2000
prom.
21/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/21/2000027429/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 21 mei 1999 tot uitvoering van de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 mei 1999 tot uitvoering van de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 september 2000;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat onverwijld maatregelen getroffen moeten worden om de procedures voor de behandeling van de dossiers te bespoedigen en te vereenvoudigen en dat het aangewezen is deze procedures onverwijld toe te passen zodat de bedrijven die om het in bovenvermeld besluit van 21 mei 1999 bepaalde stelsel van tegemoetkomingen verzocht hebben, daarvoor in aanmerking kunnen komen;

Overwegende dat een termijn van drie maanden verleend moet worden voor de uitvoering van deze maatregel om de bedrijven niet te benadelen die een investeringsprogramma reeds hebben aangevat waarvoor een mededeling dat de investeringen in aanmerking worden genomen, niet vereist is, en overwegende dat de K.M.O.'s onverwijld op de hoogte moeten worden gebracht van de nieuwe mededelingsprocedure voor het indienen van een aanvraag om een investeringspremie;

Op de voordracht van de Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 21 mei 1999 tot uitvoering van de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, 14°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 14° de investeringen in vervangingsmaterieel, roerende of onroerende vervangingsgoederen »;2° § 3, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : § 4.« In dat geval zijn de in aanmerking genomen investeringen de onroerende, materiële en immateriële investeringen die beperkt zijn tot de octrooien en de vergunningen. De waarde van de in aanmerking genomen investeringen is beperkt tot de afkoopwaarde zonder hoger te liggen dan de boekwaarde ».

Art. 2.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Het bedrijf dat een premie aanvraagt moet de wetsbepalingen tot regeling van de uitoefening van zijn activiteit alsmede de fiscale en sociale wetgevingen en reglementeringen in acht nemen »;2° § 1, tweede lid, wordt opgeheven;3° § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar neemt een beslissing tot schorsing indien het bedrijf zich in één van de onder § 3, 1° of 2°, bedoelde toestanden bevindt.Deze beslissing wordt door het bestuur aan het bedrijf medegedeeld ». 4° § 5 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 5.De Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar neemt een weigeringsbeslissing indien het bedrijf aan de onder §§ 1, 2 of 3 bedoelde voorwaarden niet voldoet. Deze beslissing wordt door het bestuur aan het bedrijf medegedeeld ».

Art. 3.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 8.§ 1. Het bedrijf moet een premieaanvraag bij het bestuur indienen vóór het begin van zijn investeringsprogramma. Het bestuur bevestigt de goede ontvangst hiervan binnen 15 dagen en bepaalt de datum waarop het investeringsprogramma in aanmerking zal komen die met de datum van ontvangst van de premieaanvraag overeenstemt.

Op straffe van uitsluiting moet het bedrijf een volledig dossier op grond van een modelformulier indienen binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van het in het eerste lid bedoelde ontvangstbericht. § 2. Het bestuur kan het bedrijf om bijkomende inlichtingen verzoeken waarbij het bedrijf zijn dossier binnen één maand vollediger moet maken.

Indien het bedrijf de door het bestuur aangevraagde inlichtingen binnen één maand niet heeft medegedeeld, krijgt het bedrijf bij aangetekend schrijven een nieuwe termijn van één maand.

Na het verstrijken van die termijn neemt de Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar een weigeringsbeslissing die aan het bedrijf door het bestuur wordt medegedeeld. § 3. Vóór iedere beslissing m.b.t. een toekenning en op behoorlijk gemotiveerd verzoek van het bedrijf kan de Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar investeringen toestaan die het ingediende investeringsprogramma aanvullen.

De Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar kan, op voorafgaand en behoorlijk gemotiveerd verzoek van het bedrijf, een wijziging van het goedgekeurde investeringsprogramma toestaan ».

Art. 4.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.Het investeringsprogramma moet starten binnen een termijn van zes maanden vanaf de indiening van het dossier.

Het investeringsprogramma moet eindigen uiterlijk vier jaar na de datum van indiening van het dossier.

Indien het investeringsprogramma investeringen in onroerende goederen omvat, moeten ze binnen zes maanden nadat er een einde aan wordt gemaakt, door het bedrijf voor beroepsdoeleinden gebruikt worden ».

Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 11.De aanvankelijke tewerkstellingsgrootte m.b.t. het criterium « scheppen van werkgelegenheid » is gelijk aan de gemiddelde tewerkstelling van de vier kwartalen voorafgaand aan de datum van ontvangst van de premieaanvraag.

Indien het bedrijf evenwel meer personen in dienst moet nemen in het kader van een vorig dossier, wordt rekening gehouden met dat aantal banen als aanvankelijke tewerkstellingsgrootte ».

Art. 6.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Behoudens behoorlijk gemotiveerde gevallen moet ieder verzoek om de in het eerste lid bedoelde premie uit te keren uiterlijk vijf jaar na de datum van ontvangst van de premieaanvraag worden ingediend op straffe van vernietiging van de beslissing om de premie toe te kennen ».

Art. 7.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 15.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 15ter en behalve voor het bedrijf waarvoor een overtreding van de milieuwetgevingen en -regelgevingen vroeger is vastgesteld, en waaraan bij het verzoek om de premie uit te keren geen einde werd gemaakt, kan het bedrijf, indien het in aanmerking genomen investeringsprogramma maximum BEF 10 miljoen BEF bedraagt of indien de verwezenlijking over minder dan één jaar loopt, om de uitkering van de premie verzoeken na verwezenlijking en betaling van het volledige investeringsprogramma. § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 15ter en behoudens bijzondere contractuele beschikkingen of voor het bedrijf waarvoor een overtreding van de milieuwetgevingen en -regelgevingen vroeger is vastgesteld, en waaraan bij het verzoek om de eerste tranche van de premie uit te keren geen einde werd gemaakt, kan het bedrijf, indien het in aanmerking genomen investeringsprogramma meer dan BEF 10 miljoen bedraagt en indien de verwezenlijking hiervan over meer dan één jaar loopt, om de uitkering van de helft van de premie verzoeken op grond van een attest dat door een lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van het Instituut der Accountants voor echt verklaard is, waarbij bepaald is dat het investeringsprogramma ten belope van 40 % verwezenlijkt en betaald is.

Het bedrijf kan slechts na verwezenlijking en betaling van het volledige investeringsprogramma om de uitkering van het saldo van de premie verzoeken en voor zover dit bedrijf de fiscale, sociale en milieuwetgevingen en -regelgevingen in acht neemt ».

Art. 8.Een als volgt luidend artikel 15bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 15bis.Indien het bedrijf, bij het indienen van iedere aanvraag om de premie uit te keren, de fiscale en sociale wetgevingen en regelgevingen niet in acht neemt, wordt de betaling van de premie geschorst tijdens een periode van maximum 12 maanden vanaf de datum waarop de uitkeringsaanvraag wordt ingediend. Na het verstrijken van deze termijn wordt, indien bovenvermelde wetgevingen en regelgevingen niet in acht worden genomen, tot de vernietiging van de tegemoetkomingen en tot de invordering hiervan overgegaan ».

Art. 9.Een als volgt luidend artikel 15ter wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 15ter.§ 1. Indien het bedrijf, in geval van oprichting, bij het indienen van de uitkeringsaanvraag voor de laatste tranche van de premie, de milieuwetgevingen en -regelgevingen niet in acht neemt, wordt de betaling geschorst en een mededeling aan het bedrijf gericht waarbij het aangemaand wordt ze in acht te nemen binnen een termijn die, vanaf de mededeling, de in artikel 9, tweede lid, bepaalde termijn met maximum 12 maanden overschrijdt.

Na het verstrijken van deze termijn wordt, indien bovenvermelde wetgevingen en regelgevingen niet in acht worden genomen, tot de vernietiging van de tegemoetkomingen en tot de invordering hiervan overgegaan. § 2. Voor de andere gevallen wordt, indien het bedrijf, bij het indienen van de uitkeringsaanvraag voor de eerste tranche van de premie, de milieuwetgevingen en -regelgevingen niet in acht neemt, een mededeling aan het bedrijf gericht waarbij het aangemaand wordt ze in acht te nemen volgens met het bestuur overeengekomen modaliteiten en termijnen, met dien verstande dat deze termijnen de in artikel 9, tweede lid, bedoelde termijn niet mogen overschrijden.

Indien het bedrijf, na het verstrijken van de termijn voor de inachtneming of bij het indienen van de uitkeringsaanvraag voor de laatste tranche van de premie, bovenvermelde wetgevingen en regelgevingen niet in acht neemt, wordt tot de vernietiging van de tegemoetkomingen en tot de invordering hiervan overgegaan.

Wanneer het bedrijf, bij het indienen van de uitkeringsaanvraag voor de laatste tranche van de premie of de in artikel 15, § 1, bedoelde premie, of na het verstrijken van de in artikel 9, tweede lid, bedoelde termijn, de milieuwetgevingen en -regelgevingen niet in acht neemt, wordt een mededeling aan het bedrijf gericht waarbij het aangemaand wordt ze in acht te nemen binnen een termijn van 12 maanden vanaf de mededeling en wordt de betaling geschorst. Na het verstrijken van deze termijn wordt, indien bovenvermelde wetgevingen en regelgevingen niet in acht worden genomen, tot de vernietiging van de tegemoetkomingen en tot de invordering hiervan overgegaan ».

Art. 10.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.Het bestuur kan een controle binnen het bedrijf uitoefenen zodra het een ontvangstbericht van de premieaanvraag ontvangen heeft en tot zijn verplichtingen jegens het Gewest volbracht zijn ».

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de vierde maand na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 september 2000.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA

^