gepubliceerd op 12 mei 2014
Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen
20 MAART 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 27 juni 2013 houdende verschillende bepalingen inzake landbouw, tuinbouw en aquacultuur, artikel 3, 1°, 2°, 3°, 5° en 9°;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 29 september 2005 tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen;
Gelet op het overleg gepleegd op 23 oktober 2013 tussen de Gewestregeringen en de federale overheid, goedgekeurd op 20 november 2013;
Gelet op advies 54.786/4 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Doel, reikwijdte en begripsomschrijvingen
Artikel 1.Dit besluit strekt meer bepaald tot de omzetting van Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen.
Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van pootaardappelen op het grondgebied van het Waalse Gewest. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op pootgoed bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Unie, voor zover de bestemming door de producent, de bereider of de houder kan worden bewezen en voor zover, indien de pootaardappelen zich in bereidingsplaatsen, magazijnen, en opslagplaatsen bevinden, een duidelijk zichtbaar bordje erbij is geplaatst met de vermelding "pootgoed bestemd voor de uitvoer naar andere landen dan deze van de E.U."
Art. 3.Dit besluit is van toepassing onverminderd de federale bevoegdheden inzake 1° fytosanitair gebruik en met name de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen;2° de bescherming van de industriële of commerciële eigendom.
Art. 4.In de zin en met het oog op de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Minister": de Minister van Landbouw;2° "Dienst" : de Directie Kwaliteit van het Departement Ontwikkeling van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, die de bevoegde overheid is voor de certificering; 3 "Basispootgoed": aardappelknollen : a) die zijn voortgebracht volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras en de gezondheidstoestand; b) die vooral bestemd zijn voor voortbrenging van gecertificeerde pootaardappelen;c) die voldoen aan de in de bijlage I bij dit besluit voor basispootgoed gestelde minimumvoorwaarden, en d) waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat de voorwaarden bedoeld in punten a,b en c zijn vervuld;4° "Gecertificeerd pootgoed": aardappelknollen : a) die rechtstreeks afkomstig zijn van basispootgoed, van gecertificeerd pootgoed, of van pootgoed van een aan het basispootgoed voorafgaand stadium waarvan is gebleken dat het aan de voorwaarden voor basispootgoed voldoet;b) die vooral bestemd zijn voor een andere voortbrenging dan die van pootaardappelen;c) die voldoen aan de in bijlagen I bij dit besluit voor gecertificeerd pootgoed gestelde minimumvoorwaarden, en d) waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat de voorwaarden bedoeld in punten a,b en c zijn vervuld;5° "In de handel brengen": de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van pootaardappelen aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding. Onder " in de handel brengen " wordt niet verstaan de handel van pootaardappelen die niet is gericht op een commercieel gebruik van het ras, zoals de beschikbaarstellen van pootaardappelen aan officiële onderzoeks- en controle-instanties en de levering van pootaardappelen aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op de geleverde pootaardappelen verwerft.
Onder " in de handel brengen " wordt niet verstaan het leveren van pootgoed onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van pootgoed voor dat doel, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde pootgoed noch op de opbrengst van de teelt verwerft.
De leverancier van het pootgoed verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte pootgoed op dat moment voldoet. 6° Officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door de overheden van een lidstaat, b) door publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen onder verantwoordelijkheid van een lidstaat, c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen eveneens onder toezicht van een lidstaat, mits de onder b) en c) genoemde personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen. De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK II. - Certificering en in de handel brengen Afdeling 1. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit
Art. 5.Pootaardappelen mogen slechts in de handel mogen worden gebracht, indien zij voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° officieel zijn goedgekeurd als "basispootgoed" of "gecertificeerd pootgoed" en voldoen aan de minimumvoorwaarden bedoeld in bijlage 1; in de handel gebrachte pootaardappelen die bij het in de handel brengen niet voldoen aan de in bijlage 1, punt 10.2, opgesomde mimimale kwaliteitsvoorwaarden van de partijen pootaardappelen, mogen nochtans onder officieel toezicht worden gesorteerd. De niet-verwijderde pootaardappelen worden vervolgens aan een nieuw officieel onderzoek onderworpen; 2° behoren tot een ras dat voorkomt op de rassenlijst vastgesteld door de Minister of op de Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouw- gewassen vastgesteld in toepassing van de Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen; 3° gekalibreerd zijn overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1, punt 10.2.3.
Art. 6.§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 5, mag teeltmateriaal van generaties die aan het basispootgoed voorafgaan, in de handel worden gebracht. Ze worden in de categorie "prebasispootgoed" gecertificeerd. § 2. De voorwaarden waaronder het prebasispootgoed overeenkomstig § 1 in de handel mag worden gebracht, zijn de volgende: 1° het is voortgebracht volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras en de gezondheidstoestand;2° het is vooral bestemd voor de productie van basispootgoed;3° het voldoet bij de officiële onderzoeken aan de voor deze categorie vastgestelde minimumvoorwaarden bedoeld in bijlage 1; 4 het wordt aangeboden in verpakkingen of bakken die overeenstemmen met de bepalingen van dit besluit, en 5° deze verpakkingen of bakken zijn voorzien van een officieel etiket, waarop ten minste de in punt 10.3. van bijlage 1 bedoelde gegevens alsook de vermelding "prebasispootgoed" voorkomen. § 3. Slechts één generatie van prebasispootgoed mag gecertificeerd worden.
Art. 7.De afmetingsvoorwaarden van de pootaardappelen die met microvermeerdering worden gekweekt en de bijzondere eisen en aanwijzingen van die pootaardappelen worden in bijlage 1 vastgesteld.
Art. 8.Het is verboden pootaardappelen in de handel te brengen, indien zij met kiemremmende middelen zijn behandeld.
Art. 9.Het prebasispootgoed, het basispootgoed en het gecertificeerd pootgoed, afkomstig uit de Lidstaten van de Europese Unie, uit het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn aan geen enkele beperking van het in de handel brengen onderworpen voor zover zij in hun land of Gewest van herkomst officieel werden goedgekeurd en voor zover de verpakking of de bak officieel of onder officieel toezicht van een aanduiding werd voorzien en gesloten, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2002/56 EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen.
Art. 10.Het is verboden aardappelpootgoed, dat geoogst werd in een land dat geen lid is van de Europese Unie, in de handel te brengen indien het niet dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede ten aanzien van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de identiteit, de aanduiding en de controle, en indien het in dit opzicht niet gelijkwaardig is aan basispootgoed of gecertificeerd pootgoed dat in de Europese Unie is geoogst.
Dit verbod is eveneens van toepassing op iedere nieuwe lidstaat van de Europese Unie gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moet doen treden, ten einde te voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 2002/56/EG.
Art. 11.§ 1. Naast de minimale voorwaarden waaraan de pootaardappelen moeten voldoen en de minimale kwaliteitsvoorwaarden van de partijen van pootaardappelen worden bijkomende of strengere voorwaarden voor de certificering van de Waalse productie in bijlage 1 bepaald. § 2. De Minister kan, na hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie, voor het in de handel brengen van pootaardappelen in het gehele Waalse grondgebied of in gedeelten ervan, strengere maatregelen treffen dan dewelke zijn vastgesteld in de bijlage 1, tegen schadelijke organismen die in de betrokken gebieden niet voorkomen of die voor de teelt in deze gebieden bijzonder nadelig kunnen zijn.
Bij onmiddellijk gevaar van binnendringen of uitbreiding van dergelijke schadelijke organismen kan hij vanaf het ogenblik waarop het verzoek werd gedaan tot het ogenblik waarop de Commissie hieromtrent definitief haar standpunt bepaalt, maatregelen treffen.
Art. 12.De indeling van de in artikel 4 bedoelde categorieën pootaardappelen in klassen die voldoen aan verschillende voorwaarden wordt in bijlage 1 bepaald.
Art. 13.Om sanitaire redenen moeten de in het grondgebied van het Waalse Gewest geproduceerde pootaardappelen tijden hun productie, afmeting, opslag, vervoer en behandeling van de andere aardappelen gescheiden worden gehouden.
Art. 14.In afwijking van het bepaalde in artikel 5 worden de op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigde producenten gemachtigd voor het in de handel brengen van : 1° kleine hoeveelheden pootaardappelen voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden volgens de voorwaarden bepaald door de Minister of de leidend ambtenaar van de Dienst die als afgevaardigde van de Minister is aangewezen;2° passende hoeveelheden pootaardappelen voor onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voor zover het gaat om pootaardappelen van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming op de nationale rassenlijst in België is ingediend, volgens de voorwaarden bepaald in bijlage 2.
Art. 15.§ 1. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening in de Europese Unie met basispootgoed of gecertificeerd pootgoed, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Minister, of zijn afgevaardigde aangewezen in artikel 14, 1°, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de instellingen van de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden pootgoed van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of pootgoed van rassen die noch in de nationale catalogus voor landbouwgewassen vastgesteld bij het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" bedoeld in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen voorkomen, tot de handel toelaten. § 2. Wanneer het een categorie pootgoed van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van pootaardappelen van rassen die niet op de in § 1 bedoelde catalogi voorkomen is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het pootaardappelen betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de aanduiding en de verpakking
Art. 16.§ 1. Prebasispootgoed, basispootgoed en gecertificeerd pootgoed mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in gesloten verpakkingen of bakken, die overeenkomstig de artikelen 17 en 18 zijn voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. De verpakkingen moeten nieuw zijn; de bakken moeten schoon zijn. § 2. Afwijkingen van § 1 voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker wat verpakking, sluitingssysteem en aanduiding betreft, worden voorzien in bijlage 1.
Art. 17.§ 1. Verpakkingen en bakken van prebasispootgoed, basispootgoed en gecertificeerd pootgoed zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 18, § 1, bedoelde officiële etiket, de verpakking of de bak sporen van manipulatie vertoont.
Voor een goede sluiting moet ten minste het vorengenoemde etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.
Deze maatregelen zijn echter niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in artikel 18, § 1, voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht. § 3. Voor op het Waalse grondgebied gesloten kleine verpakkingen van gecertificeerd pootgoed worden afwijkingen van § 1 in bijlage 1 voorzien.
Art. 18.§ 1. Verpakkingen en bakken van prebasispootgoed, basispootgoed en gecertificeerd pootgoed zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in punt 10.3 van bijlage 1 en waarvan de gegevens gesteld zijn in het Frans en, in voorkomend geval, in één of meerdere andere officiële talen van de Europese Unie. § 2. Verpakkingen en bakken van prebasispootgoed, basispootgoed en gecertificeerd pootgoed bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de volgende gegevens : 1° het identificatienummer van de producent of het partijnummer;2° de maand en het jaar van de sluiting;3° het producerend land. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het in § 1 bedoelde officiële etiket.
Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig § 1, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt. § 3. Voor op het Waalse grondgebied gesloten kleine verpakkingen van gecertificeerd pootgoed worden afwijkingen van §§ 1 en 2 in bijlage 1 voorzien.
Art. 19.Voor pootaardappelen van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij pootaardappelen is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd, onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten.
Art. 20.In geval van een chemische behandeling van het basispootgoed of van het gecertificeerde pootgoed, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking of op de bak door de producent en onder zijn verantwoordelijkheid melding wordt gemaakt. HOOFDSTUK III. - Keuring
Art. 21.De Dienst is belast met de uitvoering van de keuring van de productie van het inlandse pootgoed.
Die keuring omvat : - het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van pootgoed; - de keuring van het gewas op het veld; - het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren; - het onderzoek in laboratoria van de geoogste producten; - het nemen van monsters in teelt en op geoogste producten volgens aangepaste methodes tijdens het certificeringsproces; - keuringen van de uitvoering van de officiële sluitingen en van het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de artikelen van afdeling 2 van hoofdstuk 2.
Art. 22.In de bijlagen worden bepaald : 1° de voorwaarden, de bepalingen en de normen met betrekking tot de keuringen bedoeld in artikel 21;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van pootgoed en om de geoogste producten te onderwerpen aan de keuringen bedoeld in artikel 21.
Art. 23.De Dienst controleert steekproefgewijs de overeenstemming van het pootgoed bij het in de handel brengen met de eisen en voorwaarden van Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen.
Voor de in het Waalse Gewest geproduceerde en gecertificeerde pootaardappelen wordt hun overeenstemming op grond van de eisen en voorwaarden van dit besluit geverifieerd.
Art. 24.Onverminderd het vrije verkeer van het pootgoed binnen de Europese Unie stelt elke persoon die uit derde landen ingevoerde hoeveelheden pootaardappelen van meer dan 2 kg in de handel brengt, de Dienst in kennis van de volgende gegevens : 1° de soort : 2° het ras;3° de categorie;4° het land van productie en de officiële controledienst, 5° het land van verzending;6° de invoerder;7° de hoeveelheden betrokken pootaardappelen.
Art. 25.De Minister kan de beslissingen goedkeuren die nodig zijn voor de uitvoering van de beslissingen genomen door de Europese instellingen wat betreft de voorwaarden waaronder : 1° chemisch behandeld pootgoed in de handel mag worden gebracht;2° pootgoed in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van de plantaardige genetische hulpbronnen, die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;3° voor biologische teelt geschikt pootgoed in de handel mag worden gebracht. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 26.De facturen, contracten, catalogi, verkoopoffertes en andere gelijksoortige documenten moeten voorzien zijn van de aanduidingen voorgeschreven in punt 10.3.2, onder 2, 6, 7, 8 en 9 van bijlage 1.
In afwijking van het eerste lid is de in bijlage 1, punt 10.3.2., onder 2, voorgeschreven aanduiding evenwel niet verplicht.
Art. 27.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, bewaren gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op de datum van de documenten volgt, om ze zonder verplaatsing aan de beambten van de Dienst, op hun verzoek voor te leggen.
Art. 28.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgelegd, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van het decreet van 27 juni 2013 houdende verschillende bepalingen inzake landbouw, tuinbouw en aquacultuur.
Art. 29.De Minister kan het geheel of een gedeelte van de bijlagen opheffen, wijzigen of vervangen: - om rekening te houden met een beslissing van de Europese Unie; - om wetenschappelijke, technische redenen en om redenen van administratieve vereenvoudiging of; - om het controlesysteem te verbeteren.
Art. 30.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen;2° het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 september 2005.
Art. 31.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 20 maart 2014.
De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
Bijlage 1: Keurings- en certificeringsproces voor pootaardappelen 1. Inleiding De controle wordt uitgevoerd in alle stadia van de productie tot het gebruik.Elke inbreuk op deze beschikkingen laat toe een productieveld of een partij te declasseren of te weigeren, en, de officiële keuringsetiketten of vignetten alsook de officiële keuringsetiketten van de verpakkingen van reeds gecertificeerde pootaardappelen terug te nemen.
De aanwezigheid van officiële certificeringsetiketten, van vignetten of verzegelingen op de verpakkingen die pootaardappelen bevatten, heeft geen wijziging van de algemene verantwoordelijkheidsregels waarvoor het gemeen recht geldt, als gevolg. Ze impliceert alleen dat de controleverrichtingen uitgevoerd zijn volgens de voorschriften van dit besluit. 2. Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen 2.1. Gemachtigd laboratorium Onafhankelijk laboratorium erkend door de Dienst om fytosanitaire analyses uit te voeren op de pootaardappelen volgens de vigerende internationale methodes. 2.2. Operatoren 2.2.1. Verantwoordelijken voor de rassen a) Kweker 1) voor een beschermd ras: elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van de kweekrechten betreffende het ras; 2) voor een niet-beschermd ras: elke natuurlijke of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 2.5).
Een "beschermd ras" is een ras beschermd overeenkomstig: - de wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten of - Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht b) Instandhouder Elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras.Voor de beschermde rassen moet hij aangeduid zijn door de kweker. Het bewijs van de toegekende opdracht dient bij controle aan de Dienst overgelegd te worden. c) Mandataris Elke natuurlijke of rechtspersoon aangeduid door de kweker om in zijn naam en voor zijn rekening te handelen op Belgisch grondgebied.Het bewijs van de toegekende opdracht dient bij controle aan de Dienst overgelegd te worden. 2.2.2. Verantwoordelijken voor de productie en voor de handel a) Inschrijvingsnemer Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die één of meerdere percelen bestemd voor de productie van pootaardappalen ter keuring aanbiedt.De inschrijvingsnemer wordt door de Dienst erkend als de enige verantwoordelijke voor de productie en de certificering van pootaardappelen afkomstig van zijn perceel(elen). b) Vermeerderaar De inschrijvingsnemer of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die door hem aangewezen wordt voor de behandeling van de teelten die ter keuring worden aangeboden.c) Bereider van pootaardappelen De inschrijvingsnemer of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon erkend door de Dienst erkende voor het opslaan, reinigen, drogen, bereiden, ontsmetten en het verpakken van pootaardappelen.De bereider van pootaardappelen wordt volgens de in punt 2.4. vermelde modaliteiten erkend. d) Verdeler van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen Elke door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om gecertificeerd aardappelpootgoed onder te brengen in kleine verpakkingen die bestemd zijn om verkocht te worden en niet om aardappelpootgoed voort te brengen.De verdeler van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen wordt volgens de in punt 2.4. vermelde modaliteiten erkend. 2.3. Registratie Alle personen, vermeld in 2.2, uitgezonderd de kwekers die een mandataris hebben aangewezen, worden door de Dienst geregistreerd onder een uniek nummer nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.
Bij de registratie verbinden de betrokken personen zich er schriftelijk toe om voor hun activiteiten : 1) de geldende reglementering en de door de Dienst gegeven instructies te eerbiedigen;2) de Dienst op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de activiteiten;3) de Dienst toe te staan hun bedrijf(ven) te bezoeken, alsook hun productie(s) in elke stadium te controleren;4) aan de Dienst alle noodzakelijke inlichtingen mee te delen;5) de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen;6) het pootgoed voor certificering aan te bieden zodat het aan de geldende normen beantwoordt;7) een boekhouding van de in- en uittredende pootaardappelen te voeren en ter beschikking te houden van de Dienst gedurende drie jaar vanaf 1 januari na de datum van het document;8) gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de Dienst te bewaren;9) door de Dienst op het geschikte tijdstip de nodige monsters te laten nemen voor het laboratoriumonderzoek en voor de aanleg van controlevelden en voor de certificering. 2.4. Erkenningen 2.4.1. Modaliteiten a) De bereiders en de verdelers van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen moeten door de Dienst erkend worden. Om erkend te kunnen worden, moeten de betrokken personen : 1) tijdens de procedure tot registratie of na hun registratie, een schriftelijke aanvraag indienen bij de Dienst; 2) het voorwerp uitmaken van een controle ter plaatse door de Dienst waarbij een inventaris wordt opgemaakt van de lokalen en installaties die in het kader van de activiteit gebruikt worden en waarbij vastgesteld wordt dat die lokalen en installaties geschikt zijn voor de betrokken activiteit en waarbij de erkenningsvoorwaarden vermeld in 2.4.2 of 2.4.3. worden vervuld; 3) bij de controle bedoeld onder 2) de persoon (of zijn gemachtigde) aanwijzen die verantwoordelijk is voor de activiteit.b) De erkenning is geldig van 1 juli van het referentiejaar tot 30 juni van het volgende jaar.Ze wordt stilzwijgend hernieuwd van jaar tot jaar zolang de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn en de vermelde verbintenissen nagekomen worden. c) De Dienst moet onmiddellijk in kennis gebracht worden van elke identiteitswijziging van de verantwoordelijke persoon en van elke belangrijke wijziging aangebracht aan de installaties.d) In geval van vrijwillige onderbreking van de activiteiten meegedeeld door de in a) bedoelde verantwoordelijke persoon wordt de erkenning opgeschort.Bij de hervatting van de activiteiten wordt een controlebezoek zoals bepaald in 2.4.1. a) gedaan. e) De erkenning wordt door de Dienst ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden ten opzichte van de punten 2.4.2. en 2.4.3. niet meer vervuld zijn. 2.4.2. Erkenningsvoorwaarden van de bereiders van pootaardappelen De bereiders van pootaardappelen worden erkend indien: 1) ze beschikken over zuivere, droge, goed verluchte en verlichte lokalen die uitsluitend voorbehouden zijn voor het pootgoed tijdens de bewerkings- en opslagperiode.Die lokalen zijn geïsoleerd tegen de vorst en voorzien van een voldoende luchtverversingssysteem. De oppervlakte van de opslag- en bewerkingsruimte moet in verhouding staan tot de omvang van de productie; 2 ) ze beschikken over de noodzakelijke installaties, inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning gevraagd wordt. Er moet tijdens de triage minstens een trieur-calibreur en een leestafel aanwezig zijn. Er moet tijdens de verpakking minstens een weegtoestel aanwezig zijn. Het systeem voor het aanbrengen van de etiketten moet overeenstemmen met de bepalingen van dit besluit; 3) ze voor de duur van de triagewerkzaamheden aan de Dienst een degelijk lokaal ter beschikking stellen om controlewerkzaamheden te verrichten.Het lokaal moet goed verlucht, verlicht, uitgerust, verwarmd en onderhouden zijn. 4) ze aan de Dienst een verlichte leestafel ter beschikking stellen;5) ze beschikken over een traceerbaarheidssysteem aan de hand waarvan de herkomst van het pootgoed waaruit de ter keuring overgelegde partij bestaat en dat het voorwerp uitmaakt van een (nieuwe) verpakking, opgespoord kan worden. 2.4.3. Erkenningsvoorwaarden van de verdelers van pootaardappelen in kleine verpakkingen De verdelers van pootaardappelen in kleine verpakkingen kunnen erkend worden indien ze er zich toe verbinden : 1) de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van pootaardappelen dekten gedurende twee jaar ter beschikking te houden van de Dienst; 2) de voorschriften van punt 11.2. hieronder nauwkeurig naleven. 2.5. Tot de keuring toegelaten rassen Tot de keuring worden toegelaten: 1) de rassen die voorkomen in een nationale rassenlijst voor landbouwgewassen van een lidstaat of in een gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;2) de rassen die het voorwerp uitmaken van een inschrijvingsprocedure in de nationale rassenlijst of in de nationale rassenlijst van een andere lidstaat. Voor een onder 2) bedoeld ras moet het bewijs dat ze in procedure van inschrijving zijn, aan de Dienst geleverd worden en de officiële certificering van die ras kan pas goedgekeurd worden nadat die ras effectief is opgenomen in een van de in 1) vermelde rassenlijsten. Het bewijs van die inschrijving moet aan de Dienst geleverd worden.
Onder de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden kunnen pootaardappelen van een ras vermeld onder 2) nochtans in de handel worden gebracht. 2.6. Categorieën en klassen De productie van aardappelpootgoed is het resultaat van de genealogische selectie door vegetatieve vermeerdering (overeenkomstig de onderstaande schema's 1 en 2).
De oorspronkelijke generatie, genoemd F0, is het resultaat van massaselectie of in vitro teelt.
De generaties die de F0 volgen, worden onder de verantwoordelijkheid van de operator verricht en worden "families" (F) genoemd.
Wanneer F0 het resultaat is van een massaselectie, is het aantal geproduceerde generaties van families maximum 7 en in het geval van een F0 afkomstig van een in vitro teelt, is het aantal geproduceerde generaties van families maximum 5.
De generaties die de families opvolgen, worden onder het toezicht van de Dienst geproduceerd en kunnen gecertificeerd worden volgens de generatie en de sanitaire toestand in de categorieën "prebasispootgoed", "basispootgoed" en "gecertificeerd pootgoed".
Wanneer het prebasispootgoed bekomen werd uit een F0 afkomstig van een in vitro teelt, wordt de categorie aangeduid als "prebasispootgoed-CT" (waarbij CT weefselcultuur bedoelt).
Het pootgoed van de categorie "basispootgoed" wordt volgens zijn generaties en de sanitaire toestand onderverdeeld in klassen Super (S)- Super-Elite (E); het pootgoed van de categorie "gecertificeerd pootgoed" wordt volgens zijn sanitaire toestand onderverdeeld in klassen A en B. Voor het pootgoed van de categorie "basispootgoed" kunnen de communautaire klassen "CEE1", "CEE2" of "CEE3" ook toegekend worden indien de eisen van Richtlijn 93/17 van de Commissie van 30 maart 1993 tot vaststelling van communautaire klassen voor basispootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen worden vervuld.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Instandhouding van een ras Elke persoon belast met de instandhouding van een ras in het Waalse Gewest moet elk jaar aan de Dienst voor elk van de betrokken rassen het instandhoudingsprogramma schriftelijk voorleggen en daarbij de toegepaste methode en het gebruikte materiaal opgeven (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden, bemonsteringsreferenteis en analysenresultaten,...). Hij staat de Dienst toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen en monsters te nemen van het instandhoudingsmateriaal; hij houdt een register bij waarin elke generatie van elke familie wordt geïdentificeerd en ingeschreven.
Het oorspronkelijke materiaal (F0) moet door een erkend laboratorium erkend worden als vrij van overdraagbare virusziekten die voor de teelt van het pootgoed nadelig zijn: waaronder met name de virussen PLRV, X, Y, A, M, en S. Het "in vitro" geproduceerd materiaal is instandhoudingsmateriaal dat tot de genealogische selectie behoort.
De vitroknollen, de vitrokiemplanten of de geadapteerde kiemplanten worden als F0 beschouwd en de miniknollen worden als F1 beschouwd. Dat materiaal moet op het gebied van gezondheid beantwoorden aan de vereisten van de klasse prebasispootgoed.
De rasechtheid moet door de producent gewaarborgd worden.
Om aardappelpootgoed, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen, moet dit pootgoed minstens twee jaar in volle grond gekweekt zijn en moet de teelt door de instandhouder ter keuring worden aangeboden.
Na minstens twee jaar teelt in volle grond, mag het pootgoed van verschillende families gemengd worden. In dit geval mag het mengsel slechts voor de productie van prebasispootgoed, basispootgoed of gecertificeerd pootgoed ter keuring worden aangeboden.
Indien de instandhouding buiten het grondgebied van het Waalse Gewest gebeurt, moet het materiaal dat behoort tot een generatie voorafgaand aan prebasispootgoed, dat voor vermeerdering in het Waalse Gewest wordt aangeboden, vergezeld zijn van een verklaring van de instandhouder die volgende elementen bevat : 1) de geleverde hoeveelheid materiaal;2) het partijnummer;3) de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket);4) de categorie en de klasse van het pootgoed dat met het materiaal mag worden geproduceerd;5) een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan. Al die inlichtingen moeten bezorgd zijn aan de Dienst bij de inschrijving van de teelt.
Onverminderd de bepalingen betreffende de productie van officieel gecertificeerd prebasispootgoed (zie punten 4 tot 10) kan de Dienst, op verzoek van de instandhouder of zijn mandataris een attest afleveren waarin wordt verklaard dat het materiaal afkomstig is van vermeerderingen gerealiseerd door een bij de Dienst geregistreerde verantwoordelijke persoon en dat de teelten door de Dienst werden gevolgd. De resultaten van de gezondheidsonderzoeken moeten voorgelegd worden.
Met het oog op de productie van basispootgoed van communautaire klassen moet aan de Dienst worden bewezen dat het uitgangsmateriaal (F0) vrij is van: 1) Erwinia ssp.; 2) Dickeya dianthicola en Dickeya solani;3) bladrol PLRV;4) A-, M-, S-, X- en Y-virus. 4. Inschrijving ter keuring 4.1. Bevoegde persoon - inschrijvingsnemer Alleen de inschrijvingsnemer wordt ertoe gemachtigd om bij de Dienst een inschrijvingsaanvraag voor een vermeerderingsperceel van pootaardappelen in te dienen 4.2. Inschrijvingsvoorwaarden 4.2.1. Fytosanitaire eisen met betrekking tot het pootgoed en het te beplanten perceel : De inschrijvingsnemer bewijst aan de Dienst dat het perceel en het uitgangsmateriaal met de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 mei 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen overeenstemmen.
Het productieveld moet vrij zijn van Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Globodera pallida (Stone) Behrens. 4.2.2. Herkomst van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) Het pootgoed dient voort te komen van een teelt in volle grond.
De vermeerderaar die de teelt heeft aangelegd, moet de identiteit van het gebruikte uitgangsmateriaal (pootgoed) bewijzen: 1) ofwel via een genealogische selectie verricht in het Waalse Gewest en voorafgaandelijk aan de Dienst gemeld;2) ofwel door een verklaring van de verantwoordelijke van een ander gewest of van de buitenlandse verantwoordelijke waarin melding wordt gemaakt van de hoeveelheid opgestuurd materiaal, bestemd om in het Waalse Gewest prebasispootgoed te produceren, en gedekt door een officiële verklaring van de keuringsdienst van het gewest of land in kwestie.Die inlichtingen moeten opgenomen worden op het document dat bij het ingevoerde materiaal is gevoegd. Een specimen van het etiket dat het materiaal identificeert, moet bij dat document worden gevoegd.
De in 1) en 2) bedoelde documenten moeten door de inschrijvingsnemer ter gelegenheid van de inschrijving ter keuring van de teelt aan de Dienst overgemaakt worden. 4.2.3. Rasbeschrijving Wanneer een ras, dat niet opgenomen is in de nationale catalogus, voor het eerst in het Waalse Gewest vermeerderd wordt, dient de inschrijvingsnemer de officiële rasbeschrijving van dit ras aan de Dienst alsook elke eventuele wijziging van die beschrijving over te maken. 4.2.4. Ligging van de teelt De teelten die met het oog op de certificering van pootaardappelen gekeurd moeten worden, zijn in volle grond in het Waalse Gewest gelegen. Bij een doorkruising van de grens van een ander Gewest of land zal het perceel gekeurd worden door de entiteit die bevoegd is voor de keuring van het gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer is aangegeven ter keuring.
Met zijn inschrijvingsaanvraag(agen) maakt de inschrijvingsnemer een plan over met vermelding van de ligging van het(de) perceel(percelen). 4.2.5. Vorige teelten Het perceel mag gedurende de drie jaar die aan de keuring voorafgaan, geen aardappelteelt hebben gedragen. Een vruchtafwisselingsplan betreffende het perceel voor de drie vorige jaren moet bij de inschrijving voorgelegd worden. 4.2.6. Categorieën en gebruikte en geproduceerde klassen Elk perceel mag slechts met één enkel ras beplant zijn, met het oog op de productie van pootaardappelen van een welbepaalde categorie of klasse.
De percelen worden aangelegd met het pootgoed behorend tot één der volgende klassen :
MINIMALE CATEGORIE EN KCLASSE VAN HET GEBRUIKTE MATERIAAL
VOOR DE PRODUCTIE VAN DE CATEGORIE OF KLASSE
prebasispootgoed (1)
Basispootgoed S
Basispootgoed S
Basispootgoed SE
Basispootgoed SE
E1. Basispootgoed
Basispootgoed E1
Basispootgoed E2
Basispootgoed E2 (2)
Basispootgoed E3
Basispootgoed E3 (2)
Gecertificeerd pootgoed A(3) of B.
(1) onder voorbehoud van bewijs van de oorsprong (zoals voorzien in punt 4.2.2). (2) voor de productie van basispootgoed van klasse E2 of basispootgoed van klasse E3 : - het uitgangsmateriaal van het oorsprongspootgoed klasse E1 moet rechtstreeks voortkomen van pootgoed klasse SE of hoger.Deze oorsprong moet bewezen worden. - De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebruikte pootgoed moeten bij de laatste veldkeuring en bij de virustesten voldoen aan de eisen van klasse SE. (3) In geval van erkend tekort aan vermeerderingsmateriaal tengevolge van uitzonderlijke omstandigheden kan de Dienst een vermeerderaar toelaten om zijn eigen pootgoed tijdens één bijkomend jaar te vermeerderen.Die toestemming wordt toegekend op grond van een schriftelijke en met redenen omklede aanvraag die aan de Dienst moet worden gestuurd uiterlijk op 31 maart van het overwogen vermeerderingsjaar. In dit geval moeten de teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebruikte pootgoed bij de laatste veldkeuring en bij de virustesten voldoen aan de eisen van klasse E3.
De gelijkwaardigheid van klassen van pootgoed, afkomstig uit andere lidstaten, wordt bepaald door de Dienst.
Als bij het planten verschillende klassen van aardappelpootgoed gemengd worden, zal de laagste klasse in aanmerking genomen worden. 4.3. Inschrijvingsprocedure De inschrijvingsnemers delen de Dienst aan de hand van inschrijvingsformulieren uiterlijk op 15 mei, alle nodige gegevens mede die het hem mogelijk maken om de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren.
Indien omwille van bijzondere weersomstandigheden vertraging verantwoord is, of in geval van aanplanting buiten het normale plantseizoen worden de inschrijvingen nog aanvaard tot 3 werkdagen na het planten.
De volgende inlichtingen moeten meegedeeld worden : 1) het identificatiemiddel van de monsters genomen in de grond en op het moederpootgoed voor de opsporing van schadelijke organismen vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen overeenstemmen en het resultaat van de op die monsters verrichte analyses;2) de identiteit van de inschrijvingsnemer: naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegekend door de Dienst, operatornummer toegekend door AFSCA, nummer van de actief producent toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;3) de identiteit van de vermeerderaar: naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegekend door de Dienst, operatornummer toegekend door AFSCA, nummer van de actief producent toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;4) voor zover ze bij de inschrijving gekend is, de identiteit van de persoon bij wie de teelt wordt opgeslagen: naam, adres, operatornummer toegekend door de Dienst; 5) alle aanwijzingen (dorp, gehucht, enz.) waarmee de precieze ligging van het perceel kan worden geïdentificeed; 6) indien het gekend is, het perceelnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling; 7 ) oppervlakte van het perceel; 8) de voorafgaande teelten van de laatste drie jaar;9) de identificatie van het gebruikte pootgoed: ras, categorie en klassen (zoals ze voorkomt op de officiële certificeringsetiketten), partijnummer, instantie die de etiketten heeft bezorgd, en het aantal afgeleverde etiketten en het gewicht gedekt door elke van de officiële etiketten;10) de te produceren categorie en klasse van het pootgoed. De Dienst kan, indien hij het nodig acht, bijkomende informatie of documenten vereisen, waaruit blijkt dat er geen andere dwingende voorwaarden bestaan op de grond en het uitgangsmateriaal.
Per vermeerderingsperceel wordt een inschrijvingsbulletin opgemaakt.
Onder vermeerderingsperceel wordt een niet-onderverdeeld stuk land dat een teelt draagt, bestemd om pootgoed voort te brengen van een welbepaalde ras, categorie of klasse en gescheiden van elke aangrenzende teelt overeenkomstig de beschikkingen van dit besluit.
Indien vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, zullen alle betrokken percelen uit de keuring worden verwijderd.
Bij het inschrijvingsbulletin moeten worden gevoegd : 1) een orthofotoplan dat de ligging aangeeft van de grond waarop een monsterneming heeft plaatsgevonden in het kader van de toepassingsmaatregelen vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen;2) een beschrijvend plan van de ingeschreven percelen;3) de officiële certificeringsetiketten die aan het gebruikte uitgangsmateriaal worden gehecht. Bij de inschrijvingsbulletins moet een samenvattende lijst gevoegd worden die opgemaakt is volgens de instructies van de Dienst.
Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de Dienst om aan de kwekers en de mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende de beschermde rassen, mededeling te doen van : 1) de identiteit van de inschrijvingsnemer;2) de ter keuring aangeboden oppervlakten;3) de bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten;4) de hoeveelheden officieel goedgekeurd pootgoed in elke categorie en klasse. De overdracht van teelten of van hun opbrengsten die niet aan de keuring zijn onttrokken, naar een andere natuurlijke of rechtspersoon die de nieuwe inschrijvingsnemer wordt, brengt eveneens de overdracht van deze toestemming mee.
Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de Dienst schriftelijk worden gemeld met opgave van de bestemming van de teelt die daaruit nog zou kunnen voortvloeien. 5. Veldkeuring De veldkeuringen worden door de Dienst uitgevoerd.Laatstgenoemde verwittigt ten minste 48 uren vooraf de vermeerderaar van zijn bezoek.
Op elk ogenblik moet de inschrijvingsnemer in staat zijn het te keuren percelen te tonen.
De vermeerderaar zal de Dienst inlichten over de pesticiden gebruikt bij de te keuren teelten.
Een veldkeuring behelst minstens 2 bezoeken op door de Dienst vastgestelde tijdstippen met als doel zich te vergewissen van : 1) de scheiding van andere teelten;2) de stand van de teelt;3) de rasechtheid en -zuiverheid;4) de gezondheidstoestand van de teelt;5) de juiste behandeling van het perceel voor de productie van pootaardappelen van de beoogde categorie of klasse. Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de in de punten 1) tot 5) bedoelde verificaties juist kunnen worden uitgevoerd.
Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen in twee of meer percelen opgedeeld worden. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving nietig verklaard en door twee of meer laat komende inschrijvingen vervangen. 5.1. Scheiding Bij de inschrijving moet elk vermeerderingsperceel van pootaardappelen ten minste 10 meter verwijderd zijn van elke andere aardappelteelt. De vermeerderingspercelen van pootaardappelen van eenzelfde vermeerderaar moeten van 1,5 m van elkaar verwijderd zijn.
Voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen moeten de aangrenzende teelten van pootgoed ten minste beantwoorden aan de normen voor dezelfde klasse als die van het vermeerderingsperceel in kwestie. Bij een officiële veldkeuring moet vastgesteld worden of aan die norm voldaan is.
Bij niet-naleving van de norm wordt het vermeerderingsperceel geweigerd of gedeklasseerd naar gelang van de waargenomen normen. 5.2. Raszuiverheid en gezondheidstoestand Als rasonzuiverheid worden beschouwd : 1) elke opslag van aardappelen van een vorige teeltjaaar;2) elke plant die een afwijkend uitzicht heeft ten gevolge van een chemische behandeling of door een andere oorzaak Alle zieke en afwijkende planten moeten volledig (inclusief de knol) uit de grond worden verwijderd en van de hevel verwijderd worden zodat ze geen besmettingsbron meer vormen. Een onzorgvuldige opzuivering kan leiden tot deklassering of afkeuring van het perceel.
Een perceel kan geweigerd worden indien de keuring onmogelijk wordt gemaakt door : 1) de aanwezigheid van onkruid; 2 ) de aanwezigheid van ziekten; 3) een overdreven ontwikkeling van het loof;4) de zwakke groei;5) een wijziging in het uitzicht van de planten, te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak. In geval van vernietiging van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten, is het toegelaten te wachten tot de groeiherneming alvorens een definitieve beslissing te treffen. 5.3. Normen a) De volgende toleranties worden toegestaan ( % van het aantal planten) bij de laatste veldkeuring :
Prebasis- pootgoed
Basispootgoed
Gecertificeerd pootgoed
S
SE
E1, E2 en E3
A
B
Rasonzuiverheden
0,00
0,00
0,01
0,02
0,05
0,05
Zwakke planten
0,00
1,00
2,00
3,00
5,00
10,00
Ziekten
virusziekten (1), (2) (Y, X, bladrol...)
0,00
0,10
0,20
0,40
1,00
3,00
bacterieziekten (Pectobacterium spp., Dickeya spp.)
0,00
0,00
0,10
0,20
0,50
1,00
- Rhizoctonia - Verwelking, veroorzaakt door schimmelziekten
0,00 0,00
0,50 0,30
1,00 0,50
3,00 1,00
5,00 2,00
5,00 2,00
(1) Bij de beoordeling van de afstamming van een ras dat chronisch aangetast door een chronische virusziekte worden de door dit virus veroorzaakte lichte symptomen niet in aanmerking genomen.(2) De toleranties betreffende de viruszieketen voorzien voor het basispootgoed en het gecertificeerd pootgoed gelden slechts voor virusziekten die door in Europa verbreide virussen worden veroorzaakt b) De teelt is vrij van Synchitrium endobioticum ( Schilb) Perc, en Clavibacter michiganensis subsp sepedonicus. 5.4. Tellingsmethode De tellingen worden uitgevoerd op 100 opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : - - 4 tellingen per 25 are, voor de percelen van 1 ha en minder; - - 10 tellingen per ha, of gedeelte daarvan voor de percelen van meer dan 1 ha.
Het percentage wordt vervolgens berekend volgens de hierna vermelde formule.
Totaal aantal abnormale planten/Aantal tellingen = X * 5.5. Rangschikking Na elk bezoek worden de uitgevoerde waarnemingen meegedeeld aan de inschrijvingsnemer.
De rangschikking van de teelt na de laatste veldkeuring gebeurt door de Dienst op basis van de vaststellingen gedaan op het vermeerderingsveld. Indien de rangschikking bij de laatste veldkeuring niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde teeltklasse of indien de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar bij middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, binnen de twee werkdagen na de veldkeuring, door de Dienst op de hoogte gebracht. De reden van declassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd.
In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met reden omklede aanvraag moet schriftelijk bij de Dienst toekomen binnen de drie werkdagen volgend op de mededeling van het resultaat. Een bijkomende veldkeuring moet in normale omstandigheden uitgevoerd kunnen worden nadat de nodige aanpassingen zijn uitgevoerd.
In het geval dat de inschrijvingsnemer en/of de vermeerderaar de vaststellingen van de veldkeuring en/of de bijkomende veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De aanvraag moet schriftelijk gericht worden aan de Dienst binnen de drie werkdagen na mededeling van het resultaat met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In dit geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering of andere fysische tussenkomst, ...). De tegenkeuring zal gebeuren door een officiële keurmeester aangeduid door de Dienst, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.
Indien wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische tussenkomst heeft plaatsgehad, worden de vaststellingen van het vorige bezoek weerhouden en onherroepelijk.
De bezoldigingen gebonden aan de tegenkeuring zijn ten laste van de aanvrager behalve indien het resultaat voor hem gunstig is.
Bij weigering van het vermeerderingsperceel moet de bestemming van het aardappelpootgoed dat voortgebracht is van het perceel, door de inschrijvingsnemer aan de Dienst worden meegedeeld.
Aan het einde van de veldkeuring wordt een voorlopige klasse van het pootgoed toegekend, die in het vervolg van het keurings- en certificeringsproces naar boven kan worden herzien. 5.6. Loofvernietiging In overleg met de beroepsmilieus en het "Centre wallon de Recherches agronomiques" bepaalt de Dienst een loofvernietigingsdatum. 5.7. Rooien De inschrijvingsnemer stelt de Dienst, ten minste 48 uur op voorhand, in kennis van de datum waarop hij van mening is het te rooien. Het rooien van de knollen moet uiterlijk op 1 oktober plaatsvinden behalve uitstel toegekend door de Dienst op met redenen omkleed verzoek van de inschrijvingsnemer. In dit geval mag die datum niet later dan 31 december zijn. 6. Bemonstering 6.1. Bemonstering Volgens een door de Dienst vastgesteld protocol worden monsters in elk vermeerderingsperceel (op een teelt die het voorwerp heeft uitgemaakt van een looftvernietiging) voor virologisch onderzoek genomen. 6.2. Bemonstering bij hergroei Wanneer bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken worden nieuwe monsters op het veld genomen zoals voorzien in punt 6.1.. Deze monsters vervangen de eerder genomen monsters. 6.3. Diverse bemonstering De inschrijvingsnemer kan aan de Dienst vragen dat officiële monsters worden genomen op een perceel. 7. Virologische analyses 7.1. Materiaal onderworpen aan de virologische test Op grond van de bij de veldkeuring toegekende voorlopige rangschikking en van de aanvraag van de inschrijvingsnemer worden de volgende analyses uitgevoerd op de genomen monsters volgens de modaliteiten van de punten 6.1. of 6.2. :
Te onderzoeken virussen
Voorlpig toegekende categorie of klasse
Prebasis- pootgoed
Basispootgoed
Gecertificeerd pootgoed
S
SE
E
A
B
E1
E2
E3
A1
Bladrol (PLRV)
T
T
T
T
T
T
T
T
Virus A (PVA)
T
T
T
T
T
T
T
-
Virus M (PVM)
T
T
T
T
T
T
T
-
Virus S (PVS)
T
T
T
T
-
-
-
-
Virus X (PVX)
T
T
T
T
T
T
T
-
Virus Y (PVY)
T
T
T
T
T
T
T
T
T : verplichte test, t: facultatieve test (op verzoek van de inschrijvingsnemer of van de vermeerderaar of als de Dienst het nodig vindt), -: geen test De Dienst kan beslissen monsters afkomstig van twijfelachtige percelen te onderwerpen aan de onderzoeken die hij nodig acht.
De test op bladrol (PLRV) gebeurt systematisch op pootgoed van percelen waarop bij de veldkeuring bladrol is vastgesteld. 7.2. Normen Bij de virologische testen uitgevoerd volens een door de Dienst bepaalde analysetechniek zijn de maximale percentages van de in de monsters aanvaarde besmetting de volgende :
VIRUSZIEKTEN Categorie/klassen
PLRV %
PVA %
PVM %
PVS %
PVX %
PVY %
TOTAAL %
Prebasispootgoed
0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
0,5
0,5
Basispootgoed S
0,5
1,0
1,0
0,0
0,5
0,5
1,0
Basispootgoed SE
1,0
2,0
2,0
1,0
1,0
1,0
2,0
Basispootgoed E1
1,0
2,0
2,0
1.0
1,0
1,0
2,0
Basispootgoed E2
2,0
3,0
3,0
-
2,0
2,0
3,0
Basispootgoed E3
2,5
3,0
3,0
-
2,5
2,5
3,0
Gecertificeerd pootgoed A
4,0
6,0
6,0
-
6,0
6,0
6,0
Gecertificeerd pootgoed B
5,0
-
-
-
-
10,0
10,0
-: geen onderzoek De rangschikking gebeurt in functie van deze percentages.
Indien tijdens de precultuurtest meer dan een rasonzuiverheid of meer dan een plant met vervormd loof worden vastgesteld, wordt de partij geweigerd. Bij betwisting kan een tegenkeuring aangevraagd worden, waarvan het resultaat als bewijs geldt. 7.3. Mogelijk beroep Als de inschrijvinsnemer de resultaten van de testen betwist, kan hij een tegenkeuring vragen. Die aanvraag moet schriftelijk gericht worden aan de Dienst binnen de vijf werkdagen na de schriftelijke mededeling van het resultaat met de vermelding van de betwiste vaststellingen.
Als een nieuwe analyse wordt uitgevoerd, kan ze beperkt worden tot het symptoom dat aan de basis ligt van het ongunstige resultaat voorzover er geen mogelijke interactie bestaat met andere symptomen en op voorwaade dat de oorspronkelijke analyse bewezen heeft dat de andere virussen niet aanwezig zijn.
Voor de uitvoering van de nieuwe analyse : 1) wordt dezelfde analysemethode uitgevoerd;2) wordt het voor het postcontroleveld bewaarde monster, of bij gebrek, een op de partij genomen nieuw monster gebruikt, indien laatstgenoemd duidelijk geïdentificeerd wordt zoals vermeld in punt 8. De testen moeten in een gemachtigd laboratorium, zoals bepaald in punt 2.1., verricht worden.
In dit geval is het strikt verboden de teelt te wijzigen.
Het resultaat van de tegenkeuring is definitief.
De bezoldigingen gebonden aan de tegenkeuring zijn ten laste van de aanvrager behalve indien het resultaat voor hem gunstig is. 8. Toezicht op het brutoaardappelpootgoed 8.1. Algemeen Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat steeds : 1) de pootgoedpartij duidelijk geïdentificeerd is;2) geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging bestaat. De oogst, het vervoer, de inontvangstneming, het drogen, het reinigen en de opslag van brutopartijen vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer.
De inschrijvingsnemer die brutopartijen afstaat aan een ander bevoegde persoon, bevestigt dat in een geschreven verklaring die hij afgeeft aan de Dienst bij de inontvangstname van het brutopootgoed.
De inschrijvingsnemer brengt de certificeringsdienst van het Gewest waar het aardappelpootgoed in ontvangst wordt genomen, op de hoogte van het begin van de werkzaamheden. 8.2. Oogst - Vervoer - Inontvangstname en Stockering Elke aanvoer of afvoer van brutopartijen of half afgewerkte partijen pootgoed in of uit de opslag of de installaties van de producent-bereider of de persoon die zorgt voor de opslag, die handelt voor rekening van de inschrijvingsnemer, moet door de inschrijvingsnemers genoteerd worden op een steekkaart. De steekkaart moet bewaard worden op dezelfde locatie als het pootgoed. Elke bewerking, alsook het transport, wordt op die steekkaart vermeld.
De vermeerderaar of de bereider die de oogst opslaat, moet een stockeringsplan opmaken. Op aanvraag van de Dienst legt hij dat plan voor met opgave van de ligging van de partijen.
De partijen van bruto-pootaardappelen afkomstig van teelten gelegen in een ander Gewest, in een andere lidstaat of een land met een gelijkstellingsysteem en waarvan de veldkeuring door de bevoegde overheid van het andere Gewest of door de buitenlandse bevoegde overheid is verricht, dienen vergezeld te zijn van het document voor het internationaal transport van niet definitief goedgekeurd pootaardappeleen of van aangepaste waarborgdocumenten afgeleverd door de instantie bevoegd voor de certificering van het Gewest of het betrokken land. Na ontvangst van die partijen wordt een opslagfiche opgemaakt en ter beschikking gesteld van de Dienst.
De inschrijvingsnemer zorgt ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen alsmede de bijkomende documenten ter beschikking van de Dienst worden gehouden op de plaatsen van inontvangstname en stockage.
Voor het vervoer van een partij van brutopootgoed voor derden moet een vervoervergunning door de Dienst verleend worden. De partij wordt gelood en voorzien van grijze officiële etiketten. In elke omstandigheid is het vervoer van brutopootgoed onderworpen aan de afgifte voor het betrokken materiaal van een plantenpaspoort toegekend door de bevoegde overheid. Afwijkingen van die maatregelen kunnen worden bepaald mits een akkoord tussen de betrokken certificeringsdiensten en de overheid bevoegd voor de afgifte van de plantenpaspoorten. 8.3. Bereiding Enkel de partijen van bruto-pootgoed die in ontvangst zijn genomen overeenkomstig de in de punten 8.1 en 8.2 bedoelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring. Ze worden voorbereid onder een officieel productienummer. 8.4. Terugtrekking Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag zowel het bruto pootgoed als het verpakte pootgoed aan de keuring worden onttrokken mits een schriftelijke verklaring gericht aan de Dienst. De nieuwe bestemming van het teruggetrokken pootgoed moet vermeld worden. 9. Triage, bemonstering en rangschikking De bereider mag alleen pootgoed ter goedkeuring aanbieden dat afkomstig is van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor het ras, de categorie en klasse waarin het pootgoed moet worden goedgekeurd. Twee werkdagen voor het triëren aanvangt, moet de bereider de Dienst verwittigen.
De voorlopige rangschikking van een partij gebeurt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en gebeurlijk de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris.
Van de partijen pootgoed, aangeboden ter goedkeuring, kunnen monsters door de Dienst genomen worden om na te gaan of ze aan de normen beantwoorden.
Een geïdentificeerd monster van 120 knollen per partij, bestemd voor het postcontroleveld, wordt tijdens het certificeren door de Dienst genomen. 10. Certificering 10.1. Algemeen Een partij is een hoeveelheid homogeen aardappelpootgoed (dat wil zeggen eenvormig in samenstelling en in uitzicht), klaar voor de handel, van eenzelfde ras, categorie, klasse, kaliber en oorsprong en met éénzelfde referentienummer (officieel productienummer).
De definitieve rangschikking van de partij is ten hoogste die welke werd toegekend tijdens de veldkeuring of eventueel die welke voortvloeit uit de virologische onderzoeken bedoeld in punt 10.2. en de toepassing van de normen, vermeld in 7.2.
Bij de keuring gaat de keurmeester na of de partij voldoet op basis van een reprensatieve monsters.
Het aantal representatieve monsters die per partij gekeurd moeten worden, hangt af van de hoeveelheid bewerkt pootgoed en van de verpakking ervan. Voor een gecertificeerde partij in verpakkingen kleiner dan of gelijk aan 50 kg worden de bemonsteringsnormen vermeld in de volgende tabel toegepast.
Bewerkte tonnage
Aantal te controleren zakken (25 kg)
Aantal te controleren zakken (50 kg)
< 5 ton
Minimum 2
2
5-25 ton
Minimum 5
Minimum 3
26-75 ton
Minimum 6
Minimum 4
76-125 ton
Minimum 8
Minimum 5
> 125 tonnes
Minimum 10
Minimum 6
Voor gecertificeerde partijen in verpakkingen hoger dan 50 kg, wordt de controle tijdens de verpakking uitgevoerd op fictieve eenheden van 50 kg en zijn de bemonsteringsnormen bedoeld in de bovenvermelde tabel van toepassing. 10.2. Normen 10.2.1. Raszuiverheid.
Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren mag niet hoger zijn dan : 0,00 % voor prebasispootgoed; 0,01 % voor basispootgoed S; 0,05 % voor basispootgoed SE en E1, E2 et E3; 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed A en B. 10.2.2. Gezondheidstoestand en diverse gebreken a) Aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen: 1 % van het gewicht b) Droog- en natrot : 0,5 % van het gewicht waarvan een maximum veroorzaakt door Erwinia spp en Dickeya spp : - 0,000 % prebasispootgoed en basispootgoed S, - 0,10 % .basispootgoed SE en E1, E2 en E3 - 0,25 % . gecertificeerd pootgoed A en B c) Uitwendige gebreken (bv.misvormde of gekwetste knollen of velvastheid) : 3 % van het gewicht d) schurft: 1) Gewone schurft (Streptomyces spec.) : Maximale tolerantie voor alle klassen : a. voor de diepe schurft, maximum 10 letsels over maximum 1/8ste van de oppervlakte van de knol op bijna alle knollen.b. voor de oppervlakige schurft, over maximum 1/4de van de oppervlakte van de knol op bijna alle knollen. Deze normen worden volgens een door de Dienst bepaalde procedure vastgesteld.
De knollen waarvoor de in a) en b) bedoelde toleranties overschreden worden en die door de gewone schurft aangetast worden op meer dan een derde van de oppervlakte, kunnen toch verhandeld worden voor zover hun gewicht minder dan 5 % van het gewicht van de in de handel gebrachte partij bedraagt en op voorwaarde dat er een gemeenschappelijke verklaring opgesteld wordt waaruit blijkt dat zowel de leverancier als de koper op de hoogte is van het percentage van de aanwezige gewone schurft. Die verklaring moet opgesteld zijn door de bereider. 2) zilverschurft (Helminthosporium solani) : De partij die ter keuring aangeboden wordt, mag niet meer dan 5 % (in gewicht) van aangetaste knollen bevatten.Als aangetast worden beschouwd, de knollen die een gedeelte van hun turgescentie hebben verloren en waarvan minstens een oog is aangetast. 3) Poederschurft (Spongospora subterranea) : Prebasispootgoed: 0,00 % van het gewicht Basispootgoed (S, SE, E1, E2, E3) : 0,20 % van het gewicht gecertificeerd pootgoed (A en B) : 0,25 % van het gewicht (knollen waarvan tenminste 1/3 van hun oppervlakte aangetast is).e) Totale tolerantie voor de bovenvermelde punten b, c en d1 (in geval van schurft, moeten de knollen op meer dan 1/3 van hun oppervlakte aangetast zijn) : 6 % van het gewicht f) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : de maximale tolerantie voor lichte besmetting ( % knollen) is 10 % voor het prebasis- en basispootgoed en 25 % voor gecertificeerd pootgoed. De knollen die een matige of zware besmetting door Rhizoctonia solani vertonen moeten verwijderd worden.
Deze normen worden volgens een door de Dienst bepaalde procedure vastgesteld. g) YNTN-virus : het maximale percentage in gewicht van knollen met symptomen van YNTN-virus is : - 0,0 voor prebasispootgoed; - 0,1 voor basispootgoed (S, SE en E1, E2 en E3); - 0,5 voor gecertificeerd pootgoed (A en B). h). Partijen met gerimpelde, uitgeputte, uitgedroogde of voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd. i). Twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de Dienst in quarantaine geplaatst, onder meer : 1) de partijen die samengedrukt zijn boven de volgende normen: a.Indien AE > 1,5 cm en diepte < 3 mm : maximum 6 % in gewicht. b. Indien AE > 1,5 cm en diepte < 3 mm : maximum 6 % in gewicht. C. Indien AE > 1,5 cm en diepte < 3 mm : maximum 1 % in gewicht. 2) partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen;3) partijen waarin bevroren knollen voorkomen;4) partijen die licht aangetast zijn door natrot, en in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont. Deze partijen worden alleen aanvaard als ze bij een nieuw onderzoek verricht minstens 2 weken na de quarantaine de normen beantwoorden. j) De poortaardappalen zijn vrij van Globodera rostochiensis, Globodera pallida, Synchitrium endobioticum, Clavibacter michiganensis subsp sepedonicus en Ralstonia solanacearum. De partijen die een behandeling hebben ondergaan met een middel dat het kiemvermogen verhindert of vermindert worden geweigerd. Een machtiging om te behandelen met erkende producten die tijdelijk het kiemvermogen verminderen, kan bij de Dienst aangevraagd worden. 10.2.3. Potersmaten Om erkend te kunnen worden en in de handel te kunnen worden gebracht, dienen de aardappelen aan de volgende eisen te beantwoorden : 1) ze hebben een zodanige minimumdoorsnede dat ze niet door een zeef met vierkante openingen van 25 mm kunnen;2) het maximumverschil in doorsnede tussen de knollen van een partij bedraagt niet meer dan 25 mm;3) voor de knollen van sorteringen die de 35 mm overtreffen, worden de minimum- en maximumdoorsnede in veelvouden van vijf uitgedrukt;4) een partij bevat niet meer dan 3 % in gewicht aan knollen met een kleinere doorsnede dan de minimumdoorsnede en ook niet meer dan 3 % in gewicht aan knollen met een grotere doorsnede dan de aangegeven maximumdoorsnede.En het aantal buitenmaatse knollen kan 5 % in gewicht niet overschrijden. b) Op schriftelijke aanvraag kunnen andere maten door de Dienst worden toegestaan, onder meer in geval van uitvoer.c) De eisen in verband met het maten zijn niet van toepassing op prebasispootgoed-CT. 10.3. Etikettering van officieel goedgekeurde partijen 10.3.1. Algemeen Elk recipiënt en verpakking die pootaardappelen bevat, moet uitwendig voorzien zijn van een officieel etiket afgeleverd door de Dienst. Dit moet zodanig vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen of opnieuw worden gebruikt.
Etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal.
Indien het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld worden.
Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.
De Dienst levert slechts etiketten als het pootgoed aan alle certificeringsnormen voldoet. 10.3.2. Verplichte vermeldingen De verpakkingen worden voorzien van een officieel etiket met de volgende vermeldingen : 1) de vermelding : « E.U.-systeem »; 2) keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffend kenteken;3) de vermelding : « Solanum tuberosum »;4) het partijnummer;5) de datum van de officiële sluiting of van de officiële bemonstering (dag (facultatief) - maand - jaar);6) het ras, tenminste vermeld in Latijns schrift;7) het producerend land (land van herkomst);8) categorie en klasse;9) de kaliber;10) opgegeven nettogewicht;11) de vermelding: al of niet ontsmet;12) het erkenningsnummer van de bereider; 13) het "E.U. Plantenpaspoort", met vermelding, in voorkomend geval, van de beschermde zone waarin het pootgoed is toegelaten.
Desgevallend kan aan basispootgoed de aanduiding van de Communautaire klasse worden toegevoegd : EEG1, EEG2 of EEG3 naar gelang van het geval.
Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 2.5 en bijlage 2), moeten de volgende gegevens ook op het etiket vermeld worden : 1) voor de rasbenaming : de referentie van de kweker, de voorgestelde benaming of de goedgekeurde benaming en, in voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus;2) de vermelding "nog niet in de officiële lijst opgenomen ras";3) de vermelding "alleen voor proeven";4) de kaliber. Bijkomende vermeldingen mogen voorkomen op het etiket van de bereider evenals op of binnen in de verpakking.
De officiële certificeringsetiketten hebben minimale afmetingen van 110 mm x 67 mm en ze hebben de volgende kleur : 1) wit met een paarse diagonale streep voor prebasispootgoed 2) wit voor basispootgoed S, SE E1, E2 en E3 3) blauw voor gecertificeerd pootgoed E en B 4) oranje voor rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming bestaat om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 2.5 en bijlage 2). 10.4. Officiële sluiting van erkende partijen De verpakkingen zijn nieuw en worden verzegeld, de recipiënten worden verzegeld. Deze verzegeling is evenwel niet noodzakelijk voor de zakken voorzien van een genaaide sluiting. In dit geval, wordt het al dan niet zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad, beantwoordt niet aan de reglementering.
Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de Dienst bijkomende monsters nemen. 10.5. Los vervoer van gecertificeerd pootgoed Het los vervoer van gecertificeerd pootgoed, in vrachtwagens of recipiënten, van het bedrijf van de ene bereider naar dat van een andere bereider, is toegelaten onder de volgende voorwaarden: 1) de controles bij het laden en bij de inontvangstname moeten minstens één werkdag op voorhand aangevraagd worden bij de Dienst;2) de vracht- of aanhangwagens moeten zuiver zijn bij het laden;3) bij vervoer van het pootgoed, ofwel van het bedrijf van de ene bereider naar dat van een andere bereider, ofwel naar de eindgebruiker, worden de vracht- of aanhangwagens voorzien van een sluitingssysteem dat gesloten kan worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat de verzegeling sporen van manipulatie vertoont.De etiketten worden vastgemaakt aan de verzegeling van de vracht- of aanhangwagen zodat die niet verbroken kan worden.
Als het pootgoed ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die handelt in zijn naam, is de aanwezigheid van een keurmeester van de Dienst niet vereist; de certificaten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers zijn vermeld. Het exacte gewicht, alsook de naam van de bestemmeling moet vermeld zijn op het certificaat.
De aanwezigheid van een keurmeester bij het lossen is niet nodig als de geadresseerde de eindgebruiker van het plantgoed is. Die mag het plantgoed niet afstaan aan derden. 10.6. Geweigerde partijen Partijen pootaardappelen die niet aan de voorschriften van dit reglement beantwoorden, worden geweigerd. De inschrijvingsnemer meldt aan de Dienst welke bestemming de partijen krijgen die geweigerd zijn.
Er mag met die partijen niets gebeuren zonder dat de Dienst daarvan vooraf op de hoogte gebracht is.
Bij betwisting van de uitslag van de keuring bij de triage en bij de certificering die tot de weigering heeft geleid, kan de bereider binnen drie werkdagen na ontvangst van de weigering een aanvullend onderzoek aanvragen. De nieuwe keuring wordt uitgevoerd op nieuwe monsters genomen uit de partij overeenkomstig punt 10.1. en in aanwezigheid van de bereider of van zijn vertegenwoordiger.
De uitslag van deze nieuwe keuring is definitief. 11. Bewerkingen van gecertificeerde pootaardappelen 11.1. Splitsing en herverpakking van gecertificeerde pootaardappelen (kleine verpakkingen uitgezonderd) Elke splitsing en/of herverpakking van pootaardappelen kan in alle stadia die het gebruik voorafgaan, gebeuren onder toezicht van een officiële keurmeester.
Gesplitste of herverpakte officieel goedgekeurde pootaardappelen worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : 1) de datum van de nieuwe sluiting;2) de naam van de Keuringsdienst die de voorafgaande sluiting heeft verricht. 11.2. Verdelen in kleine verpakkingen 11.2.1. Modaliteiten Wordt als kleine verpakking beschouwd in de zin van dit besluit, elke verpakking voorzien van het document bedoeld in punt 11.2.2. van maximum 5 kg gecertificeerd pootgoed.
Alleen pootgoed van de klasse "gecertificeerd pootgoed", opgeborgen in verpakkingen voorzien van gewone officiële keuringsdocumenten mag in kleine verpakkingen ondergebracht worden.
Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen dient zo te zijn dat elke opening of beschadiging vastgesteld kan worden.
Het overbrengen in kleine verpakkingen mag slechts uitgevoerd worden door verdelers in kleine verpakkingen die door de Dienst worden erkend. 11.2.2. Document opgesteld door de verdeler in kleine verpakkingen De kleine verpakkingen worden voorzien van een document waarop de volgende gegevens vermeld staan : 1) het erkenningsnummer van de verdeler in kleine verpakkingen;2) de vermelding "aardappelpootgoed";3) de naam van het ras;4) de categorie en de klasse;5) het nettogewicht bij het verpakken;6) desgevallend de vermelding "chemisch behandeld". Als de kleine verpakkingen doorschijnend zijn of met kleine mazen, kan bovenstaand document in de kleine verpakking worden geplaatst. 11.2.3. Sluitzegel Behalve van het voornoemde document moeten de kleine verpakkingen ook nog voorzien zijn van of bevatten een sluitzegel. De sluitzegels worden door de Dienst afgeleverd op verzoek van de verdeler in kleine verpakkingen of door hem opgesteld onder toezicht van de Dienst.
Elke sluitzegel vermeldt de volgende aanduidingen : 1) de naam van de Dienst - België;2) de vermelding « kleine verpakking »;3) het producerend land;4) het volgnummer; 5) de vermelding « gecertificeerd pootgoed » : 6) de vermelding "E.U. Plantenpaspoort (Rp)" (vervangingsplantenpaspoort).
Het zegel is blauw. 11.2.4. Gecombineerd document De sluitzegels kunnen met de documenten van de verdeler in kleine verpakkingen gecombineerd worden. De verdeler in kleine verpakkingen dient de aanvraag in bij de Dienst en verbindt zich er schriftelijk toe alleen de aangegeven documenten te gebruiken. 11.2.5. Boekhouding De boekhouding dient te worden bijgehouden naarmate van het overbrengen in kleine verpakkingen en moet aan de Dienst kunnen voorgelegd worden op zijn verzoek.
Ze dient de volgende gegevens te bevatten : a) Voor de te splitsen verpakkingen : 1) het ras;2) het referentienummer van de partij met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering heeft uitgevoerd;3) het opgegeven nettogewicht;4) de nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken;5) de categorie en klasse van het pootgoed;b) Voor kleine verpakkingen : 1) de datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen;2) het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie;3) de nummers van de keuringsetiketten of van de afgeleverde gecombineerde documenten. 11.2.6. Herverpakking Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed dat al verpakt is in een kleine verpakking, is niet toegestaan, tenzij de Dienst daartoe voorafgaandelijk haar akkoord heeft verleend.
Die handeling moet dan onder toezicht van de Dienst uitgevoerd worden. 11.3. Ontloding van partijen De bereiders brengen de Dienst ervan op de hoogte dat officieel goedgekeurde partijen niet meer verhandeld zullen worden als aardappelpootgoed. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking van de Dienst gesteld worden. 12. Postcontroleveld Het postcontroleveld wordt opgesteld met monsters genomen op het veld na loofdoding (punt 6), monsters genomen tijdens de certificering (punt 9) en monsters afkomstig van ingevoerde moederpartijen, om na te gaan of het in de handel gebrachte pootgoed beantwoordt aan de Europese en Waalse certificeringsnormen. De uitgeplante monsters worden onderworpen aan de volgende tellingen: het aantal niet gekiemde planten, aantal planten viruszieke planten (bladrol, zware mozaïek, lichte mozaïek), aantal planten met ringrot symptomen (bacterie Erwinia spp; Dickeya spp of schimmelbacterie, enz.), het aantal aantastingen door Rhizoctonia solani en het aantal planten die niet overeenstemmen met het fenotype. 13. Binnenbrengen en invoer 13.1. Pootgoed ingevoerd vanuit een E.U.-lidstaat 13.1.1. Bruto- of half afgewerkte partijen Het binnenbrengen van bruto- of half afgewerkte partijen aardappelpootgoed met het oog op de bewerking ervan in het Waalse Gewest is toegestaan op grond van waarborgen, verleend door de buitenlandse entiteit die bevoegd is voor keuring en certificering.
Na uitvoering van eventuele aanvullende virologische testen, wordt het aardappelpootgoed behandeld zoals bepaald in punt 10.
Voor teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijke rassenlijst noch op de nationale catalogus voorkomen dient het bewijs geleverd dat ze, naargelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land. 13.1.2. Gecertificeerd pootgoed Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Unie. 13.2. Aardappelpootgoed ingevoerd vanuit derde landen De formaliteiten betreffende de invoer van pootgoed zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 22 september 1993 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten.
Het bestuur der douane mag slechts aardappelpootgoed tot de invoer toelaten mits voorlegging van een door de Dienst afgeleverd controlecertificaat, waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden bedoeld bij de beslissingen van de Europese Unie. Bij gebrek aan gelijkstelling moet de Dienst geraadpleegd worden.
De invoer kan toegestaan worden als het aardappelpootgoed aan een van de volgende voorwaarden voldoet : 1) het behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale catalogus, en het is bestemd om aan de voormelde officiële proeven deel te nemen;2) het is bestemd voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden;3) het is bestemd voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de Dienst;4) het is bestemd voor wederuitvoer naar derde landen. In alle voornoemde gevallen dient het bewijs te worden geleverd en gevoegd te worden aan het invoerdocument.
De fytosanitaire voorschriften moeten nageleefd worden. 14. Keuring van aardappelpootgoed dat bestemd is voor uitvoer De producten worden gekeurd volgens de regels die gelden voor het Waalse aardappelpootgoed in de inrichtingen van een erkende bereider. Voor aardappelpootgoed dat behoort tot een ras dat niet op de gemeenschappelijke noch op de nationale rassenlijst staat en dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen, moet de inschrijvingsnemer de verbintenis aangaan om het gecertificeerde aardappelpootgoed niet in de Europese Gemeenschap te verhandelen.
Op aanvraag van de uitvoerder, kan de keuring uitgevoerd worden volgens andere criteria om tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerende land van kracht is. In die gevallen worden eventueel bijzondere documenten gebruikt.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 20 maart 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
Bijlage 2 Voorwaarden voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed dat toebehoort aan een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale catalogus is ingediend 1. Aanvraag Om de toestemming moet bij de Dienst worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van de rassen in kwestie in de nationale catalogus heeft ingediend of door de gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon.De volgende documenten moeten verstrekt worden : a) de geplande proeven en analyses;b) de naam van de lidstaat of lidstaten waar die tests en proeven uitgevoerd moeten worden;c) een beschrijving van het ras;d) informatie over de instandhouding van het ras.2. Voorwaarden Er wordt alleen toestemming gegeven voor proeven en analyses op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen. Aardappelpootgoed in veld dient te voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden : a) Het aantal planten dat door zwartbenigheid is aangetast, mag bij een officiële veldkeuring niet meer bedragen dan 4 %;b) In de directe nateelt mag het aantal niet-rasechte planten niet meer bedragen dan 0,5 %.Niet meer dan 0,2 % daarvan mag van andere rassen zijn; c) in de directe nateelt mag het aantal planten met symptomen van zware virusziekten niet meer bedragen dan 10 % .Lichte mozaïek, als slechts lichte verkleuringen zonder misvormingen van de bladeren te constateren zijn, blijft buiten beschouwing; d) bij de beoordeling van de nateelt van een ras dat chronisch door een virusziekte is aangetast, worden de door dat virus veroorzaakte lichte symptomen niet in aanmerking genomen;e) De toleranties, vermeld in punt c) en in punt d) gelden alleen voor virusziekten die door virussen worden veroorzaakt die in Europa zijn verbreid;f) Het productieveld moet vrij zijn van Globodera pallida en Globodera rostochiensis; g) De teelt is vrij van : 1) Synchitrium endobioticum (Schilb.) Perc.; 2) Corynebacterium sepedonicus (Spieck.Et Kotth.) Skapt et Burkh.
Geoogste partijen pootaardappelen dienen te voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden : a) Toleranties voor de volgende onzuiverheden, gebreken en ziekten van pootaardappelen : i.Aanklevende vreemde bestanddelen: 2 % van het gewicht ii. Droog en nat rot, voor zover het niet veroorzaakt is door Synchitrium endobioticum, Coryebacterium sepedonicum of Pseudomonas solanacearum: 1 % van het gewicht iii. Uitwendige gebreken (bv. misvormde of gekwetste knollen): 3 % van het gewicht iv. Aardappelschurft : knollen waarvan de oppervlakte voor meer dan één derde aangetast is: 5 % van het gewicht v. Totale tolerantie voor punt ii tot en met punt iv: 6 % van het gewicht b) Het pootgoed moet vrij zijn van Globodera pallida et Globodera rostochiensis, Synchitrium endobioticum, Coryebacterium sepedonicum en Pseudomonas solanacearum 3.Onderzoek De naleving van de voorwaarden vermeld onder punt 2 wordt beoordeeld aan de hand van een officieel onderzoek.
Voor de controle op de naleving van de voorwaarden wat de rasechtheid en raszuiverheid betreft, wordt uitgegaan van de door de aanvrager verstrekte rasbeschrijving of, waar van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek naar de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens gangbare internationale methoden, voorzover die bestaan. Voor het onderzoek worden officieel volgens daartoe geëigende methoden monsters van homogene partijen genomen. 4. Hoeveelheid De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste 0,1 % van het pootgoed dat jaarlijks wordt gebruikt in de Lidstaten waarvoor het bestemd is.Als de hoeveelheid niet volstaat om 10 ha in te zaaien in elke Lidstaat waarvoor het pootgoed bestemd is, kan de voor 10 ha nodige hoeveelheid door de Dienst worden toegestaan. 5. Verpakking en verzegeling Pootgoed wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen of recipiënten.Deze verpakkingen en containers worden officieel of onder officieel toezicht zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het onder punt 6 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten. De verzegeling omvat ten minste ofwel het officiële etiket, ofwel een officieel zegel.
De verpakkingen zijn nieuw en de recipiënten zijn schoon. 6. Etikettering Het verpakte zaai- of pootgoed draagt een officieel etiket (oranje kleur) in het Frans en, in voorkomend geval, in één of meerdere andere officiële talen van de Europese Unie.Dat etiket vermeldt minstens volgende gegevens : a) de certificeringsdienst en de Lidstaat of desbetreffend kenteken;b) het partijnummer;c) de maand en het jaar van de verzegeling van de verpakking;d) de soort;e) de rasbenaming waaronder het zaai- of pootgoed in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;f) de vermelding "nog niet in de officiële lijst opgenomen ras";g) de vermelding "alleen voor proeven en analyses";h) waar van toepassing de tekst "genetisch gemodificeerd ras";i) de kaliber;j) opgegeven netto- of brutogewicht;j) wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht van de kluwens of zuiver zaad en het totale gewicht.7. Chemische behandeling Elke chemische behandeling wordt vermeld op het officiële etiket zoals bedoeld onder punt 6, op een etiket van de leverancier en op de verpakking, of erin, of op de recipiënt.8. Geldigheidsduur en hernieuwing Onverminderd een verbod uitgevaardigd door een lidstaat overeenkomstig artikel 14 van voornoemde Beschikking 2004/842/EG van 1 december 2004, is een overeenkomstig deze bepalingen gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig, te rekenen vanaf de datum waarop ze wordt verleend. De toestemming kan maximaal tweemaal met telkens ten hoogste één jaar worden verlengd. Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd : a) een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;b) alle aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de kennis die is opgedaan bij de teelt van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;c) gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname in de rassenlijst nog loopt, voorzover de Dienst nog geen toegang heeft tot deze gegevens. De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen. 9. Verplichte rapportering De Dienst kan verlangen dat de aanvrager van een toestemming hem verslag uitbrengt over: a) de resulaten van de tests of analyses op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen;b) de hoeveelheid pootaardappelen die in de handel zijn gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor ze bestemd waren. De gegevens vermeld onder de punten a) en b) hebben een vertrouwelijk karakter.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 20 maart 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO