Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 20 juli 2011
gepubliceerd op 07 september 2011

Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied, van een groengebied en van twee overdrukken op het grondgebied van de gemeente Namen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2011027156
pub.
07/09/2011
prom.
20/07/2011
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JULI 2011. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied, van een groengebied en van twee overdrukken op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, inzonderheid op de artikelen 4, 22, 23, 25, 32 tot 41 en 42 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 14 mei 1986 en 5 december 1991 tot vaststelling van het gewestplan Namen, meermaals gewijzigd;

Gelet op de besluiten van de Waalse Regering van 27 mei 2004 en 20 april 2006 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 06/12/2006 pub. 16/01/2007 numac 2007200070 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen sluiten waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente NAMEN (Beez) en tot aanneming van de inhoud van het effectenonderzoek van het plan;

Overwegende dat het effectenonderzoek betreffende het voorontwerp van gewestplan uitgevoerd wordt door de naamloze vennootschap ARIES Consultants, behoorlijk erkend overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek; overwegende dat het einddocument van het onderzoek in augustus 2008 werd ingediend;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 05/12/2008 pub. 16/02/2009 numac 2009200594 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen sluiten tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez);

Overwegende dat het openbaar onderzoek van 6 april 2009 tot 20 mei 2009 is georganiseerd overeenkomstig de artikelen 4, 43 en 46 van het Wetboek; dat een informatievergadering op 30 april 2009 heeft plaatsgevonden;

Gelet op de documenten van het dossier die tijdens het openbaar onderzoek geraadpleegd zijn;

Gelet op de bezwaarschriften en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn ingediend;

Gelet op de notulen van de overlegvergadering die op 20 mei 2009 heeft plaatsgevonden;

Gelet op het ongunstige advies van de gemeenteraad van Namen van 29 juni 2009;

Gelet op het gunstige advies van de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » (Waalse Raad voor Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) van 8 februari 2010;

Gelet op het met opmerkingen en bemerkingen gepaard gaand gunstig advies, gegeven door de « Commission régionale de l'Aménagement du Territoire » (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) op 25 februari 2010;

Gelet op de bezwaarschriften en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn ingediend en die in de door de gemeente Namen opgemaakte lijst opgenomen zijn als volgt : de heer Gérard Jean, rue de Forêt 22, 5000 Beez de heer en Mevr. de Rosen de Borgharen-de Paul de Brachifontaine, rue du Long-Sart 102, 5021 Boninne Namur-Est Environnement, rue de Maizeret 29, 5101 Loyers de heer en Mevr. Ciparisse-Paelinck, avenue Reine Elisabeth 72, 5000 Namen de heer Aspeslagh, rue du Mont 54, 5000 Beez de heer de Thysebaert, rue du Beffroi 34, 1000 Bruxelles Environnement Beez-Long-Sart ASBL, rue du Long-Sart 50, 5021 Boninne de heer en Mevr. Gloesener, rue de la Jachère 26, 5021 Boninne Mevr. Graux Sylviane, rue de la Jachère 14, 5021 Boninne de heer en Mevr. Falaise, rue de la Jachère 10, 5021 Boninne de heer Depasse André, rue de la Jachère 48, 5021 Boninne de heer Ceulemans, rue de la Jachère 18, 5021 Boninne de heer Seron Jean, rue des Joncs 37, 5021 Boninne de heer Hubert Jacques, rue des Joncs 15, 5021 Boninne de heer Godfrind Marcel, rue des Joncs 3, 5021 Bonine de heer Grandjean Baudouin, rue du Long-Sart 19, 5021 Boninne de heer en Mevr. Caruso-Wilmet, rue des Joncs 27, 5021 Boninne de heer en Mevr. Van't Hul-Fiévez, rue de la Jachère 60, 5021 Boninne de heer Braibant Bernard, rue du Long-Sart 110, 5021 Boninne Mevr. Legrand Martine, rue du Long-Sart 72, 5021 Boninne de heer en Mevr. Vandepapeliere, rue du Long-Sart 38, 5021 Boninne Mevr. Carlier Marie-France, rue du Long-Sart 32, 5021 Boninne de heer en Mevr. Delforge-D'Aout, rue du Long-Sart 50, 5021 Boninne de heer en Mevr. Colot-Doyen, rue du Long-Sart 44, 5021 Boninne Mevr. Hirtz-Bouvier, rue Arthur Mahaut 4, 5021 Boninne de heer Nisolle J.-F., rue du Long-Sart 90, 5021 Boninne Mevr. Adelbrecht-Dorpe, rue des Joncs 24, 5021 Boninne Mevr. Massart Françoise, rue de la Jachère 11, 5021 Boninne de heer en Mevr. Martin-Picard, rue de la Jachère 32, 5021 Boninne mevruow de Thysebaert, rue Théodore Baron 38, 5000 La Plante de heer Bouvy André, rue Pépin 34, 5000 Namur Mevr. Stephenne Françoise, avenue Reine Elisabeth 210, 5000 Beez de heer en Mevr. Stoffels, geen adres;

Overwegende dat het ongunstige advies van de gemeenteraad van Namen gemotiveerd is door elementen die op de site van de huidige steengroeve betrekking hebben op de niet-naleving door de uitbater van de steengroeve van bepalingen van de overeenkomst van 1994 gesloten tussen de omwoners en de uitbater van de steengroeve en goedgekeurd door de gemeenteraad, op de noodzaak om de tot drinkwater verwerkbare watervoorraden te beschermen, op de keuze van het compensatiegebied terwijl de gemeente een alternatief voorstelt voor die planologische compensatie, op het feit dat het niet zeker is dat de aangevraagde uitbreiding de uiterste definitieve grens van de omtrek van de uitbating van de steengroeve vormt;

Overwegende dat de Regering instemt met de antwoorden die de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » in haar advies van 25 februari 2010 heeft gegeven;

Overwegende dat de Regering bovendien bijkomende motiveringen wil aanreiken om een antwoord te geven op de ingediende opmerkingen en vaststellingen;

Gelet op de verschillende belangen; dat in dit stadium van het project geen enkele drukfactoren van menselijk of milieuaard is vastgesteld; overwegende dat de Regering wenst voorkeur te geven aan de voortzetting van de ontginningsactiviteit te Beez en aan het behoud van de tewerkstellingstelling op de site;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen die betrekking hebben op de niet-naleving door de vennootschap Gralex van de verbintenissen van de overeenkomt van 1 september 1994 gesloten tussen de omwoners en de uitbater van de steengroeve en van de toegekende vergunningen, op de gevaarlijkheid van de instortingen te wijten aan het feit dat de uitbater van de steengroeve de site tot zijn uiterste grens uitbaat, met name ter hoogte van de « chemin de Beez » te Boninne, op de hinder gebonden aan de uitbating van de huidige of toekomstige steengroeve, op de erbarmelijke levenskwaliteit te Beez gebonden aan de aanwezigheid van bestaande of beoogde steengroeven;

Overwegende dat de naleving van de vergunningen en van de verbintenissen tussen de stad en het steengroevebedrijf in de eerste plaats onder de bevoegdheid valt van de gemeentelijke overheid; dat die bezwaren de naleving van het vigerende gewestplan niet betreffen en a fortiori onafhankelijk zijn van de lopende herziening;

Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek ingediende opmerkingen gedeeltelijk betrekking hebben op de huidige uitbating van de steengroeve alsmede op uitbatingsvoorwaarden van de toekomstige site die in voorkomend geval gepland en gepreciseerd zouden worden aan het einde van de behandeling van een dossier betreffende de aanvraag van een ontginningsvergunning gestaafd met preciezere elementen;

Overwegende dat de in het planeffectonderzoek vermelde maatregelen over de omkeerbaarheid van de bestemmingen en de bepaling van technische uitrustingen eventueel bekrachtigd zullen worden bij de behandeling van het dossier betreffende de aanvraag van een ontginningsvergunning die voor elke uitvoering van de site ingediend moet worden;

Overwegende dat het effectenonderzoek vermeldt dat de uitvoering van het herziene gewestplan geen gevolg zou moeten hebben op de bebouwing; dat alleen de « chemin de Beez » te Boninne verplaatst zou moeten worden; dat wat het verkeer, het lawaai, de trillingen en de luchtkwaliteit betreft, de huidige toestand gedurende vijf jaar zou voortduren;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen over het feit dat NV SAGREX de huidige site niet dieper uitbaat en om een horizontale uitbreiding via een herziening van het gewestplan liever verzoekt;

Overwegende dat de uitbater van de steengroeve een horizontale uitbreiding van de steengroeve rechtvaardigt door de wil om de grondwatervoorraden te beschermen door de neiging tot de uitdieping te beperken, die een belangrijke bemaling als gevolg zou hebben, waarvan de valorisatie overigens duur zou zijn;

Overwegende dat indien de op 5 mei 1999 afgegeven ontginningsvergunning de bodemafmeting van de huidige site niet beperkt, voorwaarden er in geval van bemaling opgelegd zullen worden;

Overwegende dat de auteur van het planeffectonderzoek bovendien tijdens de publieke informatievergadering die op 30 april 2009 heeft plaatsgevonden, gewezen heeft op verschillende risico's inzake de stabiliteit van de gronden en van de bouwwerken en inzake verontreiniging die een verlaging van de grondwaterstand door het wegpompen als gevolg zou hebben; dat het duidelijk afgeraden is tot die handeling over te gaan; dat de uitdieping van de huidige steengroeve dus niet opportuun lijkt;

Overwegende dat het effectenonderzoek vermeldt dat de uitbreiding van de steengroeve geen gevolg zou moeten hebben op de aan de Maas gelegen waterwinningen dankzij hun lage ligging ten opzichte van de steengroeve;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen over de tegenspraak van het project ten opzichte van de doelstellingen van het PEDD : kwaliteit van de site betrokken bij de opneming van het ontginningsgebied die als natuurlijke site wordt beschouwd, agronomisch kwaliteitsvolle gronden, belang van de instandhouding van de teeltgronden;

Overwegende dat het effectenonderzoek besluit tot een nietige kwaliteit van het natuurlijke milieu dat aanwezig is in de landbouwgedeelten van de site bestemd om ontgonnen te worden en tot een lage kwaliteit van het natuurlijke milieu aanwezig in het beboste gedeelte;

Overwegende dat wat de menselijke activiteiten betreft, de uitvoering van het herziene gewestplan daadwerkelijk de verdwijning van landbouwgebieden als gevolg zou hebben; dat enkele van de betrokken gronden volgens het effectenonderzoek daadwerkelijk een hoge agronomische waarde hebben; overwegende dat het Directoraat-generaal Landbouw bovendien in zijn advies van 26 februari 2004 vermelde dat de terreinen een geringe agronomische waarde hebben wegens de aanwezige vochtigheid of de nabijheid van de bossen; dat een groot gedeelte van die oppervlakte daadwerkelijk niet bebouwd wordt, dat de twee betrokken bedrijven niet in het gedrang kunnen komen door het loutere feit van het verlies van die terreinen en tot de conclusie kwam dat het zicht verzet tegen het project;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen over de erbarmelijke kwaliteit van de steen in het nieuwe geplande gebied en een voorstel dat de uitbater van de steengroeve zijn andere site met een beste kwaliteit uitbaat;

Overwegende dat het effectenonderzoek aangeeft dat het gebied concomitant en parallel is met de huidige noordoostelijke uitbating; dat geen eventueel geologisch verstorend element tussen het gebied en de huidige steengroeve tot nu toe is gesignaleerd; dat het dan ook zeer waarschijnlijk is dat de in het gebied aanwezige gesteenten een gelijke kwaliteit hebben aan welke die heden in de steengroeve gekend is; dat het project overigens de NV SAGREX het mogelijk zou maken een betere aflossing van de op zijn site van Beez verrichte investeringen te waarborgen;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen over het feit dat de verbintenissen van de overeenkomt van 1994 voorzien in een afzonderingsgebied in het oosten van de site dat in deze herziening van het gewestplan niet opgenomen is, over het feit dat de uitbater van de steengroeve meermaals uitbreidingen naar het oosten heeft aangevraagd, waarvan de vorige als de laatste was aangekondigd en over de vrees dat de boomgroep van Marche-les-Dames op termijn betrokken wordt bij een toekomstig ontginningsproject;

Overwegende dat deze herziening beperkt wordt tot de oostelijke omtrek van het ontginningsgebied bedoeld in de overeenkomst van 1994;

Overwegende dat het bos van Marche-les-Dames daadwerkelijk opgenomen is op de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest; dat het besluit tot herziening van het gewestplan reeds vermeldt dat de configuratie van het gebied de uitbreiding van de steengroeve boven de door het steengroevebedrijf voorgestelde omtrek niet mogelijk maakt; dat deze herziening van het gewestplan dan ook de uiterste oostelijke grens van de steengroeve voor de Regering vormt;

Overwegende dat het effectenonderzoek vermeldt dat de bufferszones aangelegd door de uitbater van de steengroeve ten gevolge van de ondertekening van de overeenkomst met de omwoners, het blikveld van het gebied dat als ontginningsgebied opgenomen moet worden, sterk beperken; dat dat gebied vanuit de velden erlangs vanaf de « chemin de Beez » te Boninne en vanuit de autosnelweg E411 in de richting Brussel zichtbaar is; overwegende dat het gebied als planologische compensatie wegens zijn reliëf meer zichtbaar is; dat dat gebied daadwerkelijk een bebost merloen vormt en dat het op die manier de steengroeve vanuit het omliggende milieu en in het bijzonder voor de bewoners van de rue du Bois Cerisier kan verbergen; dat de herclassificatie ervan als bosgebied dus een ultieme waarborg is voor zijn behoud in staat;

Overwegende dat geen inrichting of werk dan ook noodzakelijk is om een bufferzone aan te leggen op het geheel van de in de overeenkomst van 1994 bedoelde terreinen in het oosten van het ontginningsgebied en dat hun huidige bestemming gehandhaafd kan worden; dat het gebrek aan herziening van het gewestplan in het oosten van het ontginningsgebied de handhaving van de huidige bestemmingen garandeert;

Overwegende dat om in te spelen op de uitgedrukte vrees over het gebrek aan een afzonderingsgebied rondom de aangevraagde uitbreiding, de Regering in de omtrek van het ontginningsgebied zoals het onderworpen is aan een openbaar onderzoek evenwel rekening houdt met de opneming van een bijkomend voorschrift * R.1.9. bestemd om een bufferzone te vormen; dat de afbakening van dat gebied * R.1.9. overeenstemt met het gebied voorgesteld door de uitbater van de steengroeve in zijn dossier van oktober 2003 op beeld nr. 9 « eventuele opties voor de uitvoering van het project, geplande bestemmingen »; dat het nieuwe tracé van de weg Beez-Longsart zal voorzien moeten worden buiten elke bufferzone rondom de steengroeve; dat de weg verplaatst zal moeten worden voor de werkelijke uitbating van het ontginningsgebied opgenomen in dit besluit als uitbreiding van het bestaande gebied;

Overwegende dat de opneming van een voorschrift als overdruk op het ontginningsgebied het mogelijk maakt om in een borgstelling te voorzien bij de eventuele afgifte van een ontginningsvergunning opdat de uitbater van de steengroeve zijn verplichtingen terzake zou kunnen vervullen;

Gelet op de opmerkingen en vaststellingen over het opnieuw ter sprake brengen van de planologische compensatie voorgesteld in het project van gewestplan rekening houdend met zijn feitelijke toestand, aangezien het gebied al heel lang uitgebaat en heraangelegd is; gelet op de bezwaarschriften betreffende de aanvraag tot afkeuring van een nog niet uitgebaat ontginningsgebied vermeld in het gewestplan;

Gelet op het gebrek aan antwoord van het Operationele Directoraat-generaal Landbouw, Landelijke Aangelegenheden en Leefmilieu op het verzoek om advies dat hem op 27 maart 2009 is gericht overeenkomstig de wens uitgedrukt door de CRAT uitgedrukt in haar advies van 30 mei 2008 (artikel 4 van het CWATUPE);

Overwegende dat het effectenonderzoek in de zin van Richtlijn 92/43/EEG een prioritaire habitat aanduidt die zich op minder dan een halve ha uitbreidt binnen het compensatiegebied dat een oppervlakte van 5,5 ha zou innemen, dat deze habitat zou bestaan uit een pioniere lichtboomsoortige berkenbos-wilgenbos op een droog kalkhoudend grasland;

Overwegende dat deze gronden na exploitatie volledig zijn heraangelegd; dat zij bijna allemaal eigendom zijn van de Stad Namen; dat zij, overigens, gedekt zijn door de overeenkomsten tussen de uitbater van de steengroeve en de stad Namen; dat zij in aanmerking komen voor de bosregeling in de zin van het decreet van 15 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2008 pub. 12/09/2008 numac 2008203215 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het Boswetboek sluiten betreffende het Boswetboek;

Overwegende dat de permanente administratieve praktijk erin bestaat om de opneming op het gewestplan van een gebied van minder dan een halve hectare niet te onderscheiden; dat, in dit specifieke geval, volgens de analyse van het effectenonderzoek, de bestaande feitelijke toestand de erkenning van het hele gebied van planologische compensatie als natuurlijk waardevol gebied niet vereist; dat de bestemming van het groengebied voorgesteld door de uitbater van de steengroeve en opgenomen in het voorontwerp aan de omwonenden meer zekerheid zou geven wat betreft het behoud van de site in zijn toestand door o.a. geen enkel bouwwerk toe te laten in tegenstelling tot de bestemming van het bosgebied zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek; dat, aangezien de Regering het behoud van de site als bufferzone nastreeft, de bestemming als groengebied volkomen aangewezen is;

Overwegende dat de planologische compensatie de bepalingen van het Wetboek naleeft;

Overwegende dat de Regering herhaalt dat de CRAT in haar advies van 25 februari 2010 het op prijs stelt dat « het project in een planologische compensatie voorziet in de onmiddellijke nabijheid van het project tot uitbreiding van het ontginningsgebied »;

Overwegende dat deze herziening van het gewestplan aansluit op de principes van artikel 1 van het Wetboek daar het project van de NV SAGREX een antwoord beoogt te bieden aan economische behoeften rekening houdend met het behoud van de tewerkstelling in verband met de ontginningsactiviteit op de site en met de inspanningen voor het behoud van de levenskwaliteit van de omwonenden;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Besluit :

Artikel 1.De gedeeltelijke wijziging van blad 47/4 van het gewestplan Namen met betrekking tot de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez) wordt definitief aangenomen.

Art. 2.Het bijkomende voorschrift *R.1.9 is van toepassing : « Het gebied gemerkt *R.1.9 is bestemd om een bufferzone die eventueel beplantingen omvat, te vormen, met uitzondering van elke wijziging van het bodemreliëf ».

Art. 3.De herziening wordt overeenkomstig het bijgaande plan aangenomen.

Art. 4.De bijgaande milieuverklaring wordt aangenomen.

Art. 5.De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 20 juli 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

25 februari 2010 Advies van de CRAT in verband met de aanvraag tot herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een bosgebied te Beez (Namen) Overeenkomstig artikel 43, § 4, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium heeft het advies van de « CRAT » betrekking op het dossier dat bestaat uit het ontwerp van plan samen met het effectonderzoek en uit de bezwaren, opmerkingen, processen-verbaal en adviezen uitgebracht tijdens het openbaar onderzoek.

De CRAT heeft kennis genomen van het geheel van de hierboven vermelde elementen van het dossier en heeft ze geanalyseerd.

CONTEXT VAN HET ONTWERP

Korte beschrijving van het project :

Opneming in het gewestplan van de volgende gebieden :

- een ontginningsgebied van 5,5 ha op terreinen die heden opgenomen zijn als landbouwgebied en als landschappelijk waardevol bosgebied om de productie van kalkgranulaat voort te zetten

- een groengebied op een bestaand ontginningsgebied als compensatie

Aanvraag :

Herziening van het gewestplan

Ligging :

Op de linkeroever van de Maas, in het oosten van de E411 en in het zuiden van het Domein van Longsart

Auteur van het onderzoek :

ARIES Consultants, Rosières

Gemachtigde overheid :

De Waalse Regering,

Datum van ontvangst van het dossier :

6 januari 2010


Analyse van het dossier Nadat ze kennis heeft genomen van het geheel van de hierbovenvermelde elementen van het dossier, brengt de « CRAT » een gunstig advies over de herziening van het gewestplan Namen.

De CRAT oppert de volgende opmerkingen en vastellingen : ? Over de grenzen van de uitbreiding van het ontginningsgebied De CRAT wijst erop dat de opneming van een ontginningsgebied van 5,5 ha als uitbreiding van het bestaande ontginningsgebied de voortzetting van de uitbating van de steengroeve voor ongeveer vijf jaar zal waarborgen.

Als het ontginningsgebied evenwel het voorwerp uitmaakt van een nieuwe uitbreidingsaanvraag, moet de opportuniteit ervan geanalyseerd worden, met name ten opzichte van de daaruit voortvloeiende milieugevolgen (bij voorbeeld, gevolgen op de boomgroep in het oosten en op de nabijgelegen woningen).

De CRAT onderstreept dat de uitbreiding zich volgens de analyse van het onderzoeksbureau op de grenzen van de afzetting baseert. ? Over het voorgestelde afbakeningsalternatief De CRAT ondersteunt de in het project overwogen afbakening en acht dat het door de auteur van het effectenonderzoek voorgestelde alternatief 1 niet geschikt is. Ze herhaalt inderdaad dat de bufferzones binnen hetzelfde ontginningsgebied opgenomen moeten worden. ? Over de eventuele effecten van het project op het milieu Bij het lezen van het effectenonderzoek wijst de CRAT erop dat het project geringe effecten heeft op de landbouwbedrijven.

De opneming van dat ontginningsgebied geen effect zou moeten hebben op de verwijderde forfaitaire voorkomings- en winningsgebieden.

Gezien het effectenonderzoek onderstreept de CRAT bovendien dat zijn effect op het landschap en op de levenskwaliteit van de nabijgelegen woningen beperkt zal worden rekening houdend met de kleine zichtbaarheid van het gebied vanaf de woningen en de wegen, met de aanleg van nieuwe beplantingen in het noorden om de gezichtspunten naar de steengroeve te beperken, met de kleine betrokken oppervlakte en rekening houdend met het feit dat het om een bestaande steengroeve gaat, waarvan de werkfront verwijderd is van de woningen.

Wat betreft het eventuele effect op het verkeer ter hoogte van de bij de steengroeve gelegen wegen, wijst de CRAT bij het lezen van het effectenonderzoek erop dat het project geen andere gevolgen zal hebben dan welke die veroorzaakt zijn door de huidige uitbating.

De CRAT wijst er ook op dat een overeenkomst getekend is tussen de uitbater van de steengroeve en het comité van omwoners « Environnement Beez-Longsart ASBL » om de effecten van de steengroeve op de levenskwaliteit van de omwoners te beperken. ? Over de planologische compensatie : De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de planologische compensatie en de opneming van een bosgebied gezien de biologische rijkdom van het betrokken gebied. Het effectenonderzoek wijst inderdaad op de aanwezigheid van een prioritair habitat op het communautaire niveau (pioniere lichtboomsoortige berkenbos-wilgenbos op een droog kalkhoudend grasland), de aanwezigheid van de brede wespenorchis die gedeeltelijk beschermd wordt overeenkomstig bijlage VII bij de wet op het natuurbehoud en van enige zeldzame soorten in Wallonië.

De CRAT stelt het ook op prijs dat het project in een planologische compensatie voorziet in de onmiddellijke nabijheid van het project tot uitbreiding van het ontginningsgebied.

Overigens wijst de CRAT erop dat enkele opmerkingen die de gemeenteraad bij het openbaar onderzoek heeft uitgedrukt, niet van de herziening van het gewestplan maar wel van de voorwaarden van de globale vergunning afhangen.

Ph. BARRAS, voorzitter

Milieuverklaring betreffende de definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied, van een groengebied en van twee overdrukken op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez) Deze milieuverklaring wordt vereist krachtens de bepalingen van artikel 44, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie (hierna het « Wetboek »). Deze verklaring behoort tot het besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van het bestaande ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez).

Deze milieuverklaring is een samenvatting van de manier waarop de milieuoverwegingen werden opgenomen in de herziening van het gewestplan en waarop het milieueffectenonderzoek, de adviezen, bezwaren en opmerkingen in overweging werden genomen. Ze is ook een samenvatting van de redenen voor de keuzes van het plan zoals aangenomen, rekening houdende met de andere denkbare redelijke oplossingen.

Voorwerp van de herziening van het gewestplan Deze herziening van het gewestplan heeft als doel de productie van kalkgranulaat door de vennootschap SAGREX gedurende ongeveer vijf jaar voort te zetten; deze vennootschap baat nu het ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Namen te Beez uit.

Ze heeft betrekking op de opneming van een ontginningsgebied van 5,5 ha. Een gedeelte van dat gebied is voorzien van het bijkomende voorschrift *R.1.9 : « Het gebied gemerkt *R.1.9 is bestemd om een bufferzone die eventueel beplantingen omvat, te vormen, met uitzondering van elke wijziging van het bodemreliëf ».

Als compensatie wordt een uitgebaat ontginningsgebied vermeld in het gewestplan tegelijkertijd omgevormd tot een bosgebied op dezelfde steengroeve.

Chronologie van de herziening van het gewestplan De herziening van het gewestplan onderging de procedure waarvan sprake in de artikelen 42 tot en met 44 van het Wetboek.

Bij besluit van 27 mei 2004 heeft de Waalse Regering beslist om het blad nr. 47/4 van het gewestplan Namen te herzien met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez) en heeft ze het voorontwerp van herziening van het gewestplan aangenomen.

Ten gevolge van de inwerkingtreding van het decreet RESA tot wijziging van het Wetboek heeft de Waalse Regering bij besluit van 20 april 2006 het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 27/05/2004 pub. 02/07/2004 numac 2004202058 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt type besluit van de waalse regering prom. 27/05/2004 pub. 05/07/2004 numac 2004202064 bron waals ministerie van uitrusting en vervoer Besluit van de Waalse Regering waarbij de Autonome Haven van Charleroi ertoe gemachtigd wordt een partnerschap met de SARSI te sluiten met het oog op de exploitatie en het beheer van een havenzone op het grondgebied van de gemeente Tubeke sluiten gewijzigd, waarbij ze beslist heeft om het blad nr. 47/4 van het gewestplan Namen te herzien met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een bosgebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez). Bij hetzelfde besluit wordt het voorontwerp van de aldus besloten herziening van het gewestplan aangenomen en wordt de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling ermee belast, de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek ter advies voor te leggen aan de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » en aan de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable ».

Bij besluit van 6 december 2006 heeft de Waalse Regering beslist een effectenonderzoek van het gewestplan te laten uitvoeren en heeft ze de inhoud ervan aangenomen.

Het effectenonderzoek betreffende het voorontwerp van gewestplan is uitgevoerd door de NV ARIES Consultants, behoorlijk erkend overeenkomstig artikel 42, van het Wetboek. Het einddocument van het onderzoek werd in augustus 2008 ingediend Bij besluit van 5 december 2008 heeft de Waalse Regering de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen voorlopig aangenomen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez).

Het openbaar onderzoek is van 6 april 2009 tot 20 mei 2009 georganiseerd overeenkomstig de artikelen 4, 43 en 46 van het Wetboek.

Het heeft aanleiding gegeven tot 33 bezwaarschriften.

Een informatievergadering heeft op 30 april 2009 plaatsgevonden.

De overlegvergadering heeft op 20 mei 2009 plaatsgevonden.

Op 29 juni 2009 heeft de gemeenteraad van Namen een ongunstig advies uitgebracht. Zijn beoordeling rust in het bijzonder op de vragen betreffende de naleving door de uitbater van de steengroeve van de overeenkomst getekend in 1984 tussen hem en de omwoners en bekrachtigd door de gemeenteraad, de bescherming van de watervoorraden, de natuur en de ligging van de planologische compensatie en het feit dat het niet zeker is dat de voorgestelde uitbreiding daadwerkelijk de laatste die het steengroevebedrijf ter plaatse heeft gepland.

De « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » heeft op 8 februari 2010 een gunstig advies uitgebracht over de kwaliteit van het effectenonderzoek en de ecologische opportuniteit van het project voor zover de aanbevelingen van de auteur van het effectenonderzoek in aanmerking worden genomen.

De « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » heeft op 25 april 2010 een gunstig advies uitgebracht samen met opmerkingen en vastellingen over de grenzen van de uitbreiding van het ontginningsgebied, over het voorgestelde afbakeningsalternatief, over de eventuele gevolgen van het project op het milieu en over de planologische compensatie. De tekst van dat advies wordt gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan en wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Leefmilieuvoorwaarden Het besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Namen, waarbij deze milieuverklaring gevoegd wordt, neemt de antwoorden van de CRAT op de bezwaren over en vult ze aan. Het neemt akte van het advies van de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » die vindt dat de kwaliteit van het effectenonderzoek goed is en die een gunstig advies heeft uitgebracht over de ecologische opportuniteit van het ontwerp tot wijziging van het gewestplan voor zover de aanbevelingen van de auteur van het effectenonderzoek in aanmerking worden genomen. Het besluit wijkt af van het advies van de gemeenteraad van Namen voor zover het de definitieve aanneming van de opneming van een ontginningsgebied bekrachtigt en de planologische compensatie handhaaft die voorgesteld in het ontwerp van gewestplan wegens zijn configuratie als beboste helling in de nabijheid van de steengroeve en daar het een gezichtscherm vormt, waarbij de steengroeve voor de onmiddellijke omwoners van Beez verborgen wordt.

Algemeen Een gedeelte van de tijdens het openbaar onderzoek ingediende bezwaren en van de aanbevelingen en de adviezen uitgebracht door de CRAT en de CWEDD hangt niet af van deze herziening van het gewestplan maar wel van de afgifte en van de opvolging van de vergunning. Dit is het geval voor de huidige uitbatingsvoorwaarden van de site, voor de geluidsnormen, voor de trillingen, enz. Andere opmerkingen hebben betrekkingen op aangelegenheden die niet van het Wetboek afhangen, die uitgevoerd zullen moeten worden nadat deze herziening van het gewestplan in werking zal treden. Het is bij voorbeeld het geval van de verplaatsing van wegen opgenomen in de atlas van de buurtwegen Deze vragen zullen onderzocht moeten worden bij de afgifte of de wijziging van vergunningen, die slechts in aanmerking zullen worden genomen wanneer deze herziening van het gewestplan in werking zal treden op grond met name van de hieronder vermelde elementen en van de elementen vermeld in het effectenonderzoek van het gewestplan.

Uitbreidingsgrenzen De wijziging van het gewestplan is voorzien om de uitbating van de site door de uitbater van de steengroeve tijdens vijf jaar mogelijk te maken.

Enkele bezwaarindieners achten dat de grens bepaald in het in 1991 opgemaakte gewestplan gehandhaafd moet worden daar ze een beperking van de ontginning in de tijd waarborgt en de hoop op een overplaatsing naar het buitenland op korte termijn alsmede een betere levenskwaliteit aan de omwoners laat.

De keuze van de Regering in deze beslissing is de voortzetting van de ontginningsactiviteit op de site van Beez voor ongeveer vijf jaar te bevestigen om te kunnen inspelen op economische behoefte en om de tewerkstelling gebonden aan de ontginningsactiviteit op de site te handhaven en tegelijkertijd de levenskwaliteit van de omwoners te beschermen.

Andere bezwaarindieners vrezen dat een andere aanvraag tot uitbreiding van de steengroeve na die periode van vijf jaar wordt ingediend. De CRAT sluit deze hypothese niet uit en maakt aanbevelingen vóór het onderzoek ervan.

Het op 27 mei 2004 aangenomen voorontwerp van gewestplan nam deze vraag reeds in aanmerking. Wat betreft de bescherming en het beheer van de ondergrondse rijkdommen kiest het gewestelijk structuurplan voor de optie die erin bestaat, in te spelen op de behoefte aan ruimte voor de ontginningsnijverheid in de komende dertig jaar. De behoefte over dertig jaar van de site van Beez is dus op 31 ha brutoafzetting geraamd. Het voorontwerp vermeldt dat de configuratie van de plaats geen uitbreiding boven de door de uitbater van de steengroeve bedoelde terreinen mogelijk maakt en dat de optie van het Waals structuurplan daarover niet in aanmerking kan worden genomen. Het voorontwerp vermeldt ook dat de in deze uitbreidingsaanvraag bedoelde afzetting niet bekrachtigd is in het kader van de inventaris van de ondergrondse rijkdommen uitgevoerd door de Universiteit Luik.

De Regering bevestigt opnieuw dat het om de laatste uitbreiding van het steengroevebedrijf van Beez gaat en neemt deze overweging op in dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan. Ze antwoordt op die manier op de vrees van de bezwaarindieners en sluit vanaf nu elke discussie die later opnieuw op gang zou kunnen worden gebracht ten gevolge van de opmerking van de CRAT. Water Bezwaarindieners vermelden dat het voorstel tot wijziging van het gewestplan een horizontale uitbreiding van de exploitatie veronderstelt ten nadele van een diepere uitbreiding van de huidige site. Die vraag die ook door bezwaarindieners gesteld wordt, is nauw gebonden aan het aspect van de bescherming van de waterlaag waarvan sprake hieronder.

Het voorontwerp van het gewestplan vermelde dat de huidige bodemafmeting van de exploitatie ter hoogte van + 77 m is gelegen en dat er geen bemaling van het water uit de waterlaag is. Het voorontwerp vermeldt ook dat de uitbater van de steengroeve via een horizontale uitbreiding van de steengroeve de bescherming van de grondwatervoorraden beoogt door de neiging tot de uitdieping te beperken, die een belangrijke bemaling als gevolg zou hebben, waarvan de valorisatie overigens duur zou zijn.

Het effectenonderzoek besluit dat de hydrageologische impact van de uitvoering van het project als miniem kan worden beschouwd gelet op de kenmerken vastgesteld voor de huidige steengroeve en gepland voor de toekomstige exploitatie.

De auteur van het planeffectonderzoek heeft tijdens de publieke informatievergadering die op 30 april 2009 heeft plaatsgevonden, gewezen op verschillende risico's inzake de stabiliteit van de gronden en van de bouwwerken en inzake de verontreiniging die een verlaging van de grondwaterstand door het wegpompen als gevolg zou hebben. Het is duidelijk afgeraden tot die handeling over te gaan en het is besloten dat de uitdieping van de huidige steengroeve dus niet opportuun lijkt.

Het effectenonderzoek vermeldt bovendien dat de uitbreiding van de steengroeve geen gevolgen zou hebben op de aan de Maas gelegen waterwinningen dankzij hun lage ligging ten opzichte van de steengroeve.

De Regering houdt rekening met deze conclusies in dat besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan en bevestigt dus de uitbreiding van het ontginningsgebied.

Geologie Bezwaarindieners maken gewag van de erbarmelijke kwaliteit van de steen in de in het project bedoelde afzetting.

Samenvattend uit het onderzoek van de geologische kaart en uit de kennis van de uitgebate afzetting besluit het effectenonderzoek van het gewestplan dat de rotsen dezelfde kwaliteiten moeten hebben als welke die heden in de in bedrijf zijnde steengroeve uitgebaat worden.

Levenskwaliteit - Leefomgeving - Landschap - Conflicten in het gebruik van de bodem De aan het landschap van Beez en aan het domaniale bos van Marches-les-Dames gerichte schade wordt door bezwaarindieners aan de kaak gesteld.

Het bos van Marche-les-Dames is daadwerkelijk opgenomen op de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest. Overigens vermeldt het besluit tot herziening van het gewestplan reeds dat de configuratie van de plaats de uitbreiding van de steengroeve boven de door het steengroevebedrijf voorgestelde omtrek niet mogelijk maakt en dat deze herziening van het gewestplan dan ook de uiterste oostelijke grens van de steengroeve voor de Regering vormt.

De Regering erkent de relevantie van deze bezwaarschriften. Het effectenonderzoek vermeldt evenwel dat de bufferszones aangelegd door de uitbater van de steengroeve ten gevolge van de ondertekening van de overeenkomst met de omwoners, het blikveld van het gebied dat als ontginningsgebied opgenomen moet worden, sterk beperken en dat dat gebied vanuit de velden erlangs vanaf de « chemin de Beez » te Boninne en van de autosnelweg E411 in de richting Brussel zichtbaar is.

Andere bezwaarindieners leggen de nadruk op de conflicten in het gebruik van de bodem door verschillende activiteiten : landbouw, bosbouw en ontginning.

Het effectenonderzoek bepaalt dat het project het belang van de landbouwfunctie in de nabijheid van het project niet echt op de helling zal zetten; dat de schrapping van twee landbouwpercelen het voorwerp uitmaakt van onderhandelingen tussen de uitbater van de steengroeve en de landbouwer; dat de schrapping van de landbouwpercelen de exploitatie van de overige landbouwoppervlakten niet zou moeten hinderen; dat het betrokken landbouwgebied een geringe biologische waarde en een geringe agronomische waarde vertonen. Het Directoraat-generaal Landbouw werd geraadpleegd voor elke beslissing van de Regering over het project. In zijn advies van 26 februari 2004 vermelde dat directoraat-generaal dat de terreinen een geringe agronomische waarde hebben wegens de voortdurende vochtigheid die erin aanwezig is of wegens de nabijheid van de bossen. Een groot gedeelte van die oppervlakte wordt daadwerkelijk niet bebouwd. De twee betrokken exploitaties kunnen niet in het gedrang komen door het loutere feit van het verlies van die terreinen.

Bufferzone Tijdens de behandeling van de aanvraag heeft de Regering de vragen over de opneming en de configuratie van de bufferzones gebonden aan het project reeds bestudeerd. Bij de aanneming van het ontwerp van gewestplan heeft de Regering zo haar oorspronkelijk voorstel behouden om een ontginningsgebied uitsluitend op te nemen ten noordoosten van het bestaande ontginningsgebied wegens o.a. het feit dat een borgstelling vereist zou kunnen worden om het behoud of de aanleg van een bufferzone te garanderen voor de gehele site bij de eventuele afgifte van de globale vergunning die noodzakelijk is voor de ontsluiting van het gebied.

Tijdens het openbaar onderzoek verzoeken bezwaarindieners erom dat de bufferzones rondom de steengroeve gelegen zijn en met degene die gekozen zijn in de overeenkomst van 1 september 1994 overeenstemmen.

De bezwaarindieners concentreren zich in het bijzonder op de opneming van een bufferzone in het oosten, op terreinen die niet opgenomen zijn in de omtrek van deze herziening van het gewestplan.

Om in te spelen op de vrees over het gebrek van een afzonderingsgebied rondom de aangevraagde uitbreiding houdt de Regering in de omtrek van het ontginningsgebied zoals het onderworpen is aan openbaar onderzoek rekening met de opneming van een bijkomend voorschrijft *R.1.9 bestemd om een bufferzone te vormen. De afbakening van dat gebied *R.1.9 stemt precies overeen met die voorgesteld door de uitbater van de steengroeve in zijn dossier van oktober 2003 op beeld nr. 9 « eventuele opties voor de uitvoering van het project, geplande bestemmingen ».

De Regering geeft dus ook een antwoord op de opmerking van de CRAT die herhaalt dat de bufferzones binnen hetzelfde ontginningsgebied opgenomen moeten worden.

De Regering wil overigens de omtrek van de herziening van het gewestplan niet uitbreiden in het oosten van de site gekozen in het ontwerp van gewestplan. De configuratie van de in het oosten gelegen terreinen bepaald in de overeenkomst van 1994 vereist volgens de Regering geen materiële tussenkomst van het steengroevebedrijf voor de aanleg van een bufferzone, noch geen borgstelling.

Het nieuwe tracé van de weg Beez-Longsart moet ook voorzien worden buiten elke bufferzone rondom de steengroeve en de weg moet verplaatst worden voor de werkelijke uitbating van het ontginningsgebied opgenomen in dit besluit als uitbreiding van het bestaande gebied Dankzij de opneming van een voorschrift als overdruk op het ontginningsgebied - in tegenstelling tot de in het effectenonderzoek van het gewestplan voorgestelde alternatieven - zal bovendien kunnen worden voorzien in een borgstelling bij de eventuele afgifte van een ontginningsvergunning opdat de uitbater van de steengroeve zijn verplichtingen terzake zou kunnen vervullen.

Planologische compensatie De planologische compensatie bestaat in de herclassificatie als groengebied van een ontginningsgebied met een oppervlakte van ongeveer 6,5 ha die al heel lang volledig heraangelegd is en die gelegen is in het zuiden van de site van Beez.

De bezwaarschriften over de compensatie leveren kritiek op het feit dat de betrokken site al heel lang gesaneerd is, wat gepland was in de verbintenissen van het steengroevebedrijf en achten dat de opneming als groengebied geen enkele opwaardering zal geven ten opzichte van het nieuwe project. Bezwaarindieners stellen voor dat een niet uitgebaat ontginningsgebied van de monumentenlijst afgevoerd wordt. De gemeente Namen heeft een voorstel in die zin over het ontginningsgebied van Lives-sur-Meuse en Bossimé gedaan, hoewel de gemeente overigens erkent dat de planologische compensatie, zoals ze voorgesteld wordt, de wettelijke bepalingen naleeft.

Het effectenonderzoek over het ontwerp van gewestplan heeft de ligging van het gebied voorgesteld als planologische compensatie bekrachtigd.

De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de planologische compensatie om de in haar advies uitgedrukte redenen.

De Regering bevestigt de ligging van de compensatie in het besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan aangezien de site een bebost merloen vormt, dat op die manier de steengroeve vanuit het omliggende milieu en in het bijzonder voor de bewoners van de rue du Bois Cerisier kan verbergen. De herclassificatie ervan als bosgebied is dus een ultieme waarborg voor zijn behoud in staat.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 juli 2011 tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied, van een groengebied en van twee overdrukken op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez).

Namen, 20 juli 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

^