gepubliceerd op 07 maart 2003
Besluit van de Waalse Regering houdende toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees
19 DECEMBER 2002. - Besluit van de Waalse Regering houdende toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 22 februari 2001;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd bij de verordening (EG) nr. 495/2001 van 13 maart 2001;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2529/2001 van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2550/2001 van de Commissie van 21 december 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2419/2001, laatst gewijzigd bij de verordening (EG) nr. 623/2002 van 11 april 2002;
Gelet op de verordening (EG) nr. 264/2002 van de Commissie van 13 februari 2002 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van de premieregelingen in de sector schapen- en geitenvlees;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 1997;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees;
Gelet op het akkoord van 15 juli 2002 op de Interministeriële Conferentie Landbouw betreffende de overheveling van de bevoegheden in verband met het landbouwbeleid naar de Gewesten voor wat betreft in het bijzonder de toepassingswijze van de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 december 2002;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 19 december 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld de maatregelen getroffen dienen te worden betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees, om de bepalingen na te leven van de verordening (EEG) nr. 3508/92 gewijzigd en van de nieuwe verordeningen (EG) nr. 2419/2001, nr. 2529/2001, nr. 2550/2001 en nr. 264/2002;
Overwegende dat de Gewesten vanaf 1 januari 2002 bevoegdheden zijn toegewezen op het vlak van landbouw;
Gelet op het protocol-akkoord van 13 maart 2002 tussen de federale overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Hoofdstedelijk Gewest Brussel betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die naar de Gewesten zijn overgeheveld op het vlak van landbouw en visvangst voor de overgangsperiode die op 1 januari 2002 ingaat en op 15 oktober 2002 beëindigd wordt;
Overwegende dat de continuïteit van de opdrachten van de openbare diensten gewaarborgd moet worden, met naleving van de verplichtingen opgelegd door de Europese regelgeving op het vlak van landbouw;
Overwegende dat er boetes zijn voorzien bij niet-naleving van de termijnen die zijn opgelegd bij de Europese regelgeving om de betrokken premies te storten aan de producenten of in geval van vertraging in het toepasselijk maken van de betrokken regelgevingen of indien zij slecht worden toegepast;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees;2° beslag : het geheel van een aantal schapen, geiten of hertachtigen zoals omschreven in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen;3° het Bestuur : - het Bestuur voor het landbouwproductiebeheer; - vanaf 16 oktober 2002, de Afdeling Landbouwsteun van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest.
Art. 2.Onverminderd de gevallen bedoeld in artikel 3 van de verordening (EG) nr. 2529/2001 en in artikel 7 van de verordening (EG) nr. 2550/2001 kan een ooi niet in aanmerking genomen worden voor de premie als daar voor eenzelfde landbouwseizoen afgifte van is gedaan in een premieaanvraag door een andere producent.
Om de producent in aanmerking te laten komen voor de premies bedoeld in dit besluit, dienen alle schapen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te worden overeenkomstig hetgeen bepaald is bij het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen.
Het bijkomend bedrag per premie-eenheid zoals bedoeld in artikel 11 van de verordening (EG) nr. 2529/2001 en in artikel 2, § 2, en § 3, van het koninklijk besluit wordt vastgesteld op 1 EUR.
Art. 3.Het percentage waarmee de referentie van de rechten op de producentenpremie verminderd wordt bij aanvang van het landbouwseizoen 2002, zoals bepaald in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit, wordt vastgesteld op 0 %.
Het minimumpercentage, zoals bepaald in artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit, wordt vastgesteld op 70 %. Enkel de rechten waarvoor de premie betaald wordt, dienen als gebruikte rechten te worden beschouwd, behalve in uitzonderlijk en behoorlijk verantwoorde gevallen.
Art. 4.In toepassing van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit worden de rechten op de premie uit de nationale reserve op eigen aanvraag toegekend aan de producenten die een aanvraag indienen tot het bekomen van een premie ten behoeve van de producenten van schapenvlees en die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° de producent moet beschikken over een minimum van tien rechten op de premie voor het betrokken landbouwseizoen;2° en permanent op diens bedrijf een aantal ooien houden dat hoger is dan het aantal rechten op de premie waarover hij bij aanvang van het landbouwseizoen beschikt. De rechten uit de nationale reserve worden toegekend naar gelang van de door de producent ingediende aanvraag tot verhoging van de rechten op de premie. De aanvraag wordt beperkt tot het aantal ooien waarvan afgifte is gedaan en die in aanmerking komen voor de premie in de premieaanvraag en die bovendien aanwezig zijn op het bedrijf op de datum waarop de premie is aangevraagd en tijdens de aanhoudingsperiode zoals bedoeld in artikel 2, § 3, van de verordening (EG) nr. 2550/2001.
De rechten uit de nationale reserve worden aan de producenten toegekend binnen de beperking van hun aanvraag tot verhoging van de rechten op de premie en, indien de nationale reserve uitgeput is, in verhouding tot hun aanvraag.
Om een verhoging te bekomen uit de nationale reserve van diens rechten op de premie, moet de producent de vakjes invullen die betrekking hebben op de premieaanvraag ten behoeve van de producenten van schapenvlees.
Art. 5.In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit wordt het percentage van de over te dragen rechten dat voor de nationale reserve ingehouden is, op 1 % vastgesteld met een minimum van een ingehouden recht op de premie.
Art. 6.Onverminderd de gevallen bedoeld in artikel 10 en in artikel 11 van de verordening (EG) nr. 2550/2001 kan een producent zijn rechten op de premie overdragen aan een andere producent, tegen de volgende voorwaarden : 1° het minimumaantal dat voor overdracht in aanmerking komt, is één recht.Behalve indien alle rechten op de premie overgedragen worden, moet de producent die de rechten afstaat, er minimum tien behouden; 2° de producent die de rechten ontvangt, moet na de overdracht over minstens tien rechten op de premie beschikken;3° het geheel van het bedrijf van de producent die de rechten ontvangt, moet in hetzelfde gebied liggen als de productie-eenheid waar de ooien gehouden werden die aanleiding hebben gegeven tot de rechten op de premie bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit. De aanvragen tot de overdracht van rechten op de premie moeten worden ingediend via een officieel formulier dat verkrijgbaar is bij de de bevoegde buurtdienst van het Bestuur. Zij moeten ofwel bij aangetekend schrijven aan die dienst worden gericht, ofwel tegen ontvangstbewijs bij die dienst afgegeven worden, tijdens de periode van 1 oktober tot en met 31 oktober van het betrokken jaar. Als datum waarop de indiening plaatsvindt, geldt de datum op de poststempel die op de enveloppe is aangebracht dan wel de datum van het ontvangstbewijs.
Zowel de producent die de rechten afstaat als degene die de rechten ontvangt, moeten het formulier ondertekenen.
De producent kan tijdelijk de rechten op de premie die hij niet overweegt zelf te gebruiken, aan andere producenten afstaan.
Art. 7.Om voor de premie in aanmerking te komen, moet de producent een premieaanvraag indienen tijdens de periode van 15 december van het jaar dat aan het jaar van het lopende landbouwseizoen voorafgaat tot en met 15 januari van het betrokken landbouwseizoen, via een officieel formulier. Dat formulier wordt van ambtswege aan elke producent die over rechten op de premie beschikt, opgestuurd.
De producent bedoeld in het eerste lid die geen formulier gekregen heeft, kan een duplicaat verkrijgen bij de bevoegde buurtdienst van het Bestuur. Eén enkele aanvraag per bedrijf en per jaar wordt toegelaten.
Het aanvraagformulier wordt aan de producent overgemaakt in twee exemplaren. Het afschrift is voor de producent bestemd. Het origineel moet behoorlijk ingevuld en ondertekend worden en bij aangetekend schrijven ingediend worden bij de bevoegde buurtdienst van het Bestuur of er rechtstreeks worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. Als datum waarop de indiening plaatsvindt, geldt de datum op de poststempel die op de enveloppe is aangebracht dan wel de datum van het ontvangstbewijs.
Het minimumaantal dieren waarvoor een premieaanvraag ingediend kan worden, wordt op tien vastgesteld.
Tijdens de aanhoudingsperiode moet de aanvrager elke vermindering van het aangegeven aantal schapen zonder vervanging ervan en die toegeschreven dient te worden ofwel aan het natuurlijke verloop in het leven van een beslag in de zin van artikel 41 van de verordening (EG) nr. 2419/2001 ofwel aan een geval van overmacht schriftelijk en binnen de tien werkdagen volgend op het voorvallen ervan, aan de bevoegde buurtdienst van het Bestuur meedelen. Elke vermindering dan wel vervanging dient door bewijsstukken te worden gestaafd.
De producent die schapenmelk of zuivelproducten op basis van schapenmelk in de handel brengt, moet daar melding van maken overeenkomstig artikel 2, § 1, van de verordening (EG) nr. 2550/2001, waarbij hij de gepaste vakjes op zijn aanvraagformulier dient in te vullen.
Indien meer dan 50 % van het bedrijfsareaal dat voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt, zich in zone I bevindt als omschreven in artikel 1 van het koninklijk besluit, moet de producent die recht heeft op de bijkomende premie voor de producenten in probleemgebieden zoals bedoeld in artikel 5 van de verordening (EG) nr. 2526/2001, de betrokken vakjes invullen op zijn aanvraagformulier.
Art. 8.Om voor de bijkomende probleemgebiedpremie in aanmerking te komen, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening (EG) nr. 2550/2001, moet de producent wiens bedrijf gedeeltelijk of geheel in zone I gelegen is, jaarlijks een oppervlakteaangifte indienen zoals bedoeld in het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, waarin alle bedrijfspercelen vermeld dienen te worden.
De producent wiens bedrijf in zone II gelegen is, is overeenkomstig artikel 4, § 5, van de verordening (EG) nr. 2419/2001 niet verplicht om een areaalsteunaanvraag in te dienen als hij enkel de premie ten behoeve van de producenten van schapenvlees aanvraagt.
Art. 9.Om te onderzoeken of de voorwaarden bedoeld in artikel 1, punt 1, van het koninklijk besluit worden nageleefd, kan gebruik worden gemaakt van de gegevens van de jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei.
Art. 10.De betaling wordt geweigerd aan de producenten die op kunstmatige wijze de voorwaarden tot stand hebben gebracht om in aanmerking te komen voor één van de premies die in dit besluit zijn opgenomen.
Art. 11.De controle of de verplichtingen door de producent worden nageleefd met betrekking tot het stelsel dat in dit besluit is opgenomen, wordt verricht door de personeelsleden van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest.
Art. 12.Het Bestuur wordt belast met de betaling van de premies, evenals met de inning van de onverschuldigd betaalde premies.
Art. 13.Indien er een onverschuldigd bedrag is gestort wegens niet-nakoming van de verbintenissen en/of het indienen door de producent van een valse aangifte en indien dat bedrag teruggeïnd moet worden, wordt het onverschuldigde bedrag vermeerderd met een intrest tegen de wettelijke rentevoet.
Ongeacht de steunregeling die door het Bestuur wordt beheerd, kan het Bestuur indien er een onverschuldigd bedrag is gestort of indien er een bijkomende inhouding plaatsvindt, dat bedrag compenseren met elk in dit besluit bedoeld steunbedrag dat aan de producent verschuldigd is.
Art. 14.Op straffe van uitsluiting moet het beroep tegen de beslissingen die in toepassing van het koninklijk besluit en diens toepassingswijze zijn getroffen, op straffe van nietigheid bij aangetekend schrijven bij het Bestuur worden ingediend binnen de maand volgend op de mededeling van de beslissing. Het indienen van een beroep is van generlei invloed op de opschorting van een eventueel verzoek om terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
Art. 15.Het ministerieel besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van de producenten van schapenvlees, wordt opgeheven.
Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2002 en is van toepassing op de premieaanvragen die zijn ingediend voor de landbouwseizoenen 2002 en volgende.
Art. 17.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 19 december 2002.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART