gepubliceerd op 18 mei 2007
Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een aanvullend effectenonderzoek te laten uitvoeren over het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin met betrekking tot de opneming van het tracé van de E420-N5 bezuiden Charleroi
19 APRIL 2007. - Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een aanvullend effectenonderzoek te laten uitvoeren over het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin met betrekking tot de opneming van het tracé van de E420-N5 bezuiden Charleroi
De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 2005 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2004 tot regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2004 en 15 april 2005;
Gelet op het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 42 en 46, zoals gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005 betreffende de economische heropleving en de administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1979 tot oprichting van het gewestplan Charleroi, inzonderheid gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 6 mei 1993 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 1 april 1999 en 22 april 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 april 1980 tot oprichting van het gewestplan Philippeville-Couvin, inzonderheid gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 januari 1989 en bij het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 1998;
Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen op 27 mei 1999;
Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 20 september 2001 tot vaststelling van de inhoud van het effectenonderzoek voor de herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin en waarbij de Minister van Ruimtelijke Ordening ermee belast wordt de offertenaanvragen op te starten en de auteurs van het effectenonderzoek aan te wijzen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2001 waarbij beslist wordt om de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin aan een herziening te onderwerpen met het oog op de opneming van een ontwerp-tracé voor een brede snelverkeersweg bezuiden Charleroi op het baanvak tussen Charleroi en Somzée (E420);
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin met het oog op de opneming van het ontwerp voor het tracé van een brede snelverkeersweg tussen Charleroi en Somzée (E420);
Overwegende dat de overgangsbepalingen bedoeld in artikel 101 van het zogenaamde economisch herstel- en administratieve vereenvoudigingsdecreet niet toegepast kunnen worden voorzover het herzieningsontwerp van de gewestplannen niet voorlopig is aangenomen na advies van de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening); dat men zich heden in overeenstemming dient te brengen met de bepalingen zoals ingevoegd bij bedoeld decreet;
Overwegende dat de Regering overeenkomstig leden 2 en 4 van artikel 42 van het Wetboek, na advies van bedoelde Commissie, de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en andere instanties die zij nuttig acht te raadplegen, een effectenonderzoek laat uitvoeren waarvan zij de omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens bepaalt;
Gelet op het in juni 2004 ingediende effectenonderzoek voor het voorontwerp van herziening van gewestplannen verricht ter uitvoering van de beslissing van de Regering van 20 september 2001 door het "Institut de Gestion de l'Environnement et d'Aménagement du Territoire" (IGEAT);
Overwegende dat de Waalse Regering een ontwerp-inhoud voor het effectenonderzoek heeft aangenomen op haar vergadering van 21 april 2005; dat die ontwerp-inhoud bepaald is overeenkomstig de nieuwe wettelijke voorschriften; dat die inhoud evenwel enkel verschilt van de technische inhoud bedoeld in bijzonder bestek van het reeds uitgevoerde effectenonderzoek op volgende punten : - de band van het voorontwerp met het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling (artikel 42, lid 2, 1° en punt 1.2.1. van de inhoud van het effectenonderzoek); - de vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (artikel 42, lid 2, 3° en punt 9 van de inhoud van het effectenonderzoek); - de relevante doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu en de wijze waarop zij overwogen worden in het kader van de uitwerking van het plan (artikel 42, lid 2, 7° en punt 1.2.1. van de inhoud van het effectenonderzoek); - de niet-verwaarloosbare vermoedelijke effecten, namelijk de secundaire, cumulatieve, synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten op de menselijke gezondheid en de bevolking, alsmede de interacties tussen alle factoren bedoeld in artikel 42, lid 2, 8° (punt 6° van de inhoud van het effectenonderzoek); - een omschrijving van de gekozen evaluatiemethode (artikel 42, lid 2, 12° en punt 11 van de inhoud van het effectenonderzoek); - de beperkingen van het onderzoek en de gerezen moeilijkheden (artikel 42, lid 2, 12° en punt 11 van de inhoud van het effectenonderzoek); - de in het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, lid 2, 13° en punt 12 van de inhoud van het effectenonderzoek);
Overwegende dat om de adviezen van de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire", van de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable"en van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu verzocht is op 23 mei 2005;
Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) en het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu hun advies niet medegedeeld hebben binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek; dat hun adviezen bijgevolg gunstig geacht worden overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Wetboek;
Overwegende dat de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" in zijn advies van 17 juni 2005 de gegevens over de omvang en nauwkeurigheidsgraad van de inlichtingen die het effectenonderzoek zal moeten bevatten, zoals opgenomen in de als bijlage bij dit besluit opgenomen aanvulling op het effectenonderzoek, voldoende heeft bevonden;
Overwegende dat de "Commission régionale d'aménagement du territoire" in zijn advies van 24 juni 2005 de mening is toegedaan dat, rekening houdend met de vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand indien het plan niet wordt uitgevoerd, de effecten bij niet-uitvoering van dat baanvak voor snelverkeer, zoals het gebruik van sluipwegen door weggebruikers bij druk verkeer of files, geanalyseerd zouden moeten worden in het aanvullende effectenonderzoek;
Overwegende dat dat aspect beoogd wordt in de nieuwe bepalingen van voornoemd Wetboek zoals gewijzigd bij het zogenaamde economisch herstel- en administratieve vereenvoudigingsdecreet van 3 februari 2005;
Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu op 29 juni 2005 een lijst heeft overgezonden van gevoelige natuurplaatsen gelegen op of in de onmiddellijke nabijheid van het tracé van de E420 en daarbij vraagt dat het project beoordeeld wordt in termen van : - de rechtstreekse effecten op het leefmilieu (verdwijnen van boshabitats, vochtige gebieden, wallenlandschappen, eventuele monumentale bomen en heggen); - de effecten op de waterlopen (drainering van afvloeiend hemelwater, omlegging of kanalisering van waterlopen) en op de waterhuishouding van de betrokken gebieden; - de effecten op de fauna (oversteekplaats van kikvorsachtigen, kleine en grote zoogdieren, avifauna, rust); - de effecten op het plaatselijk ecologisch netwerk (afzondering van habitats);
Overwegende dat die aspecten besproken worden onder punt 6 "Beoordeling van de vermoedelijke effecten van de uitvoering van het plan op de mens en zijn activiteiten, de fauna, de flora, de bodem, de ondergrond, het water, de lucht, het klimaat en de landschappen, het erfgoed en de interactie tussen die verscheidene factoren" van de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek voor het gewestplan aangenomen door de Waalse Regering;
Overwegende dat de lijst van die plaatsen aan de projectontwerper die aangewezen zal worden, medegedeeld zal worden waarbij hem verzocht zal worden de volledigheid van zijn analyse na te gaan;
Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overigens de mening is toegedaan dat een project met dergelijke afmetingen systematisch compenserende maatregelen zou moeten overwegen voorzover het onvermijdelijk nefaste gevolgen veroorzaakt voor het natuurlijke milieu;
Overwegende dat artikel 46 van het Wetboek niet bepaalt dat de opneming van projecten voor tracés van wegeninfrastructuren gepaard dient te gaan met planologische of alternatieve compensaties; dat punt 10 van artikel 42, lid 2, opgenomen onder punt 7 van de ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek aangenomen door de Waalse Regering nader bepaalt dat de auteur van het onderzoek de maatregelen dient te omschrijven die uitgevoerd moeten worden om de negatieve effecten van het voorontwerp en zijn alternatieven - met inbegrip voor het natuurlijk milieu - te voorkomen of te beperken;
Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu op 12 juli 2005 een aanvullende nota heeft overgezonden aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium betreffende de mijnen, de ijzermijnen, de ondergrondse steengroeven en de karst; dat daaruit blijkt dat het project op de omtrek ligt van zeven mijnconcessies, voormalige vrije exploitaties van ijzererts en op karstsites;
Overwegende dat dat aspect beter bestudeerd zou moeten worden en dat verzocht moet worden om de inhoud van het onderzoek aan te vullen wat betreft de impact van het voorontwerp op de mijnen, de ijzermijnen, de ondergrondse steengroeves en de karst;
Overwegende dat het effectenonderzoek, uitgevoerd door het "Institut de Gestion de l'Environnement et d'Aménagement du Territoire" en ingediend in juni 2004, op belangrijke mobiliteitsproblemen wijst voor het lokale en het supralokale verkeer tussen het uiterste noorden van het dorp "Le Bultia", het kruispunt "Ma Campagne" en de toegang tot de verkeerswisselaar "Blanche Borne" van de R3, problemen die niet voldoende opgelost worden door het aanleggen van enkel een verbinding met snelwegprofiel vanuit Somzée naar de aansluiting op de A 503;
Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2001 het beginsel beoogt dat de verschillende functies van de huidige N5 niet steeds onderling verenigbaar zijn en dat de huidige verkeersstroom voor meerdere problematische toestanden zorgt die aan de oorsprong lagen van de herziening van het gewestplan Charleroi en het gewestplan Thuin-Chimay met het oog op de opneming van het tracé van een brede snelverkeersweg; dat de N5 een globaal dagelijks verkeersvolume te slikken krijgt dat schommelt tussen 30 000 en 40 000 voertuigen per dag voor beide rijrichtingen en dat dat verkeer zich opsplitst in internationaal, grensoverschrijdend, interregionaal, regionaal en lokaal doorvoerverkeer waarbij nog het verkeer tussen de N5 en "le Bultia" en "Ma Campagne" bijkomt;
Overwegende dat het effectenonderzoek bijgevolg op dat aspect nog aangevuld moet worden en dat de alternatieven niet enkel ten opzichte van de optimalisering van de infrastructuur in zijn omgeving beoordeeld moeten worden maar ook door de verbeteringen te evalueren die verwacht worden voor de verschillende functies die de E420-N5 moet waarnemen voor het internationale, grensoverschrijdende, interregionale, regionale en lokale doorvoerverkeer;
Overwegende dat de inhoud van de aanvulling op het effectenonderzoek in bijlage bij dit besluit de draagwijdte van het voorgeschrevene van artikel 42, lid 2, van het Wetboek ruimer omschrijft, waarbij omvang en graad van nauwkeurigheid aangegeven worden van de informatie die in het onderzoek moet voorkomen ten opzichte van de specificiteit van het voorontwerp van herziening;
Overwegende dat de aangewezen projectontwerper de gegevens en de resultaten zal moeten aanvullen die verkregen zijn in het kader van de voorheen uitgevoerde onderzoeken zal moeten aanvullen, meer bepaald het effectenonderzoek verricht ter uitvoering van de beslissing van de Regering van 20 september 2001 en ingediend in juni 2004;
Overwegende dat de aanvulling op het effectenonderzoek dat uitgevoerd is overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek ten slotte zoveel mogelijk informatie moet bevatten die vereist is voor de evaluatie van de effecten met betrekking tot de aanvraag voor de globale vergunning voor de aanleg van de wegeninfrastructuur;
Overwegende dat geen enkel bestanddeel van het voorontwerp van herziening van gewestplannen vrijgesteld dient te worden van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel 46, § 2, van het Wetboek;
Overwegende dat de aangevatte procedure voor de herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin verdergezet dient te worden door de bepalingen van artikel 42, lid 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium uit te voeren;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :
Artikel 1.Het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin tot opneming van ontwerp-tracé van de E420-N5 bezuiden Charleroi moet het voorwerp uitmaken van een aanvulling op het effectenonderzoek verwezenlijkt ter uitvoering van de beslissing van de Regering van 20 september 2001 overeenkomstig de in bijlage opgenomen aangevulde technische inhoud.
Art. 2.De omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die dat aangevulde effectenonderzoek bedoeld in artikel 1 dient te bevatten worden vastgesteld bij de aangevulde technische inhoud van het effectenonderzoek als bijlage bij dit besluit.
Art. 3.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 19 april 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE
Aangevulde inhoud van het effectonderzoek De omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die het effectenonderzoek dient te bevatten zijn in dit document nader omschreven.
De aangewezen projectontwerper zal de gegevens en de resultaten verkregen in het kader van de voorheen uitgevoerde onderzoeken aanvullen, meer bepaald het effectenonderzoek verricht ter uitvoering van de beslissing van de Regering van 20 september 2001 en ingediend in juni 2004.
Het effectenonderzoek van het plan moet een zo groot mogelijk aantal gegevens vermelden die vereist worden voor de effectenbeoordeling betreffende de aanvraag voor de aanleg van de weg.
Om tegemoet te kunnen komen aan punt 11 van deze inhoud, geeft de auteur aan welke methode hij gekozen heeft voor alle analyses.
Deel I. - Algemene princiepsanalyse van het grondgebied en analyse van de ligging van het voorontwerp van plan 1. Omschrijving van de doelstellingen van het voorontwerp van het plan. De omschrijving van de doelstellingen van het voorontwerp strekt ertoe, de oorsprong, de motiveringen en de doelstellingen ervan ruimer te omschrijven met het oog op het heronderzoek van de geschiktheid ervan enerzijds en van de ligging ervan anderzijds ten opzichte van artikel 42, lid 2, 2°. 1.1. Voorwerp van de herziening van het gewestplan. 1. Initiatiefnemer van de aanvraag tot herziening van het gewestplan en beheerder van de toekomstige weg.2. Doel van de wijziging van het gewestplan. ? Opneming van een nieuw tracé of wijziging van een bestaand tracé. ? Beoogde soort infrastructuur. ? Profiel. ? Oorsprong en bestemming (polen van de ontwikkelingsstructuur van het Waals structuurplan die verbonden worden). ? Lengte van het tracé. ? Omschrijving van het tracé. ? Algemene ligging van het tracé op een NGI-basiskaart op schaal 1/50 000e en 1/250 000e, en op een Europese schaal indien relevant. ? Nauwkeurige weergave van het tracé op de recentste NGI-basiskaart op schaal 1/10 000e en op het vigerende gewestplan op schaal 1/10 000e. 1.2. Verantwoording van de uitvoering van een nieuwe weginfrastructuur en banden met andere plannen en programma's 1. Grondslag van de herziening t.o.v. het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (of Waals structuurplan), het mobiliteitsplan, het leefmilieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het Europees perspectief voor ruimtelijke ontwikkeling, Trans-Europees Verkeers- en Vervoersplan (Horizon 2010), de gemeentelijke structuurplannen, de gemeentelijke mobiliteitsplannen...
Dit punt verbindt het voorontwerp van plan met de andere relevante plannen en programma's (artikel 42, tweede lid, 1° partim van het Wetboek) en verduidelijkt de relevante doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu ten opzichte van het voorontwerp (artikel 42, lid 2, 7° partim, van het Wetboek). 2. Economische, sociale en mobiliteitsdoelstellingen die de aanvraag nastreeft : ? functies van de nieuwe verbinding in het Europese, nationale, regionale, lokale wegennet; ? verantwoording van het project ten opzichte van de dynamiek van het betrokken grondgebied, meer bepaald de bedrijfsruimten en de woonkernen van het betrokken gebied op de verschillende schalen. 1.2..3. Huidige toestand van het net, huidige verkeersdrukte, met actualisering van de tellingen en de gerezen problemen in termen van verbinding en verkeer. 1.2.4. Algemene ontwikkelingstrends van het verkeer tegen 2010. 1.2.5. Soorten verkeer met betrekking tot de nieuwe weg. 1.2.6. Bewijs van de behoefte aan de nieuwe infrastructuur voor de verbetering van de mobiliteit.
Bewijs van de onmogelijkheid om de onderkende problemen op te lossen zonder uitvoering van het project (= alternatief "0") : ofwel door de verbetering van het bestaande wegennet, ofwel door overschakeling op andere vervoersmodi (tegen een redelijke prijs voor de gemeenschap). 1.2.7. Weerslag van de nieuwe infrastructuur op de bestaande netten (raming van de herverspreiding van het verkeer). 2. Omschrijving van het beoogde grondgebied volgens de menselijke en leefmilieukenmerken ervan en volgens de potentialiteiten ervan. 2.1. Onderzoek van het territoriaal verband van het voorontwerp.
Voorafgaande analyse van het territoriaal verband waarin het voorontwerp van het plan kadert.
Dat onderzoek naar het territoriaal verband moet er eveneens toe leiden het bij het voorontwerp "beoogde grondgebied" af te bakenen.
De kaarten en de schema's worden uitgetekend op de meest relevante schaal om een beter inzicht te krijgen in de ruimtelijke organisatie van het polariseringsgebied waarvan sprake in de aanvraag tot herziening van het gewestplan. 2.1.1. Afbakening van het invloedsgebied van de nieuwe infrastructuur. 2.1.2. Analyse van het territoriaal verband bedoeld bij het voorontwerp.
Verspreiding van de voornaamste woonkernen. ? Ligging van de voornaamste activiteits- en attractiepolen (handel, cultuur, recreatie, nijverheid,...). ? Ligging van de voornaamste gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen. ? Ligging van de mobiliteitsnetten en schemaweergave van de voornaamste stromen. 2.2. Inrichtinggerelateerde reflectie over de mogelijke alternatieven voor het tracé ten opzichte van de nagestreefde economische, sociale en mobiliteitsdoelstellingen. 2.2.1. Analyse van de opmerkingen, voorstellen en alternatieven die het voorafgaande openbare onderzoek aan het licht heeft gebracht. 2.2.2. Onderzoek naar de mogelijke tracé-alternatieven. 2.2.3. Troeven en zwakke punten van de tracés opgenomen in het voorontwerp en hun alternatieven. 2.2.4. Lijst in toe- of afnemend belang van de voor- en nadelen van de verschillende mogelijke tracés.
In de studie worden de voor- en nadelen van de alternatieve liggingen geanalyseerd volgens de maatschappelijke, economische en territoriale kenmerken ervan.
Dat vergelijkend onderzoek strekt ertoe de verschillende liggingen in functie van hun toe- of afnemend belang te vergelijken die voortvloeiden uit de analyse van het territoriale verband in functie van hun troeven en drukfactoren ten opzichte van de beoogde doelstellingen en tegenover artikel 1, § 1.
De liggingen die onverenigbaar zijn met de doelstellingen inzake de doelmatige inrichting van het grondgebied zullen via die vergelijking uitgeschakeld worden ten voordele van de optimale alternatieven. 2.3. Omschrijving van het beoogde grondgebied. 2.3.1. Afbakening van het beoogde grondgebied.
Het beoogde grondgebied wordt afgebakend vanaf het onderzoek naar het territoriale verband van het voorontwerp en de inrichtinggerelateerde reflectie over de liggingsalternatieven. Daarin zijn ook het voorontwerp en de liggingsvarianten vervat. 2.3.2. Analyse van de feitelijke en rechtstoestand van het beoogde grondgebied a) In de feitelijke toestand worden de kenmerken van de bevolking en van haar activiteiten, van de beschikbare uitrustingen en van het leefmilieu van het beoogde grondgebied onderscheiden en omschreven. In de bestaande rechtstoestand wordt de lijst opgemaakt van de rechtshandelingen waarmee bij de herziening rekening moet worden gehouden en van te wijzigen rechtshandelingen. b) Bewijs van de verenigbaarheid van het project met de bestaande feitelijke toestand - Menselijk milieu : .betrokken woongebieden; . huidige bodembezettingen en de gevolgen daarvan op de menselijke activiteiten; . landschappelijk waardevolle sites; . erfgoed, zelfs zonder bijzondere rechtsbescherming. - Natuurlijk milieu : . opgenomen Natura 2 000-gebieden; . biologisch waardevolle gebieden, zelfs zonder bijzondere rechtsbescherming; . voorspelbare natuurgevaren of zware geotechnische drukfactoren; . hydrologische, hydrogeologische drukfactoren en afvloeiend hemelwater. c) Bewijs van de verenigbaarheid van het project met de bestaande rechtstoestand van de betrokken gronden en omgeving ervan 2.3.3. Voornaamste potentialiteiten en drukfactoren tegenover de opneming van een autosnelweginfrastructuur In de diagnose van de bestaande toestand wordt gewezen op de voornaamste potentialiteiten, de overduidelijke zware drukfactoren en gevoelige leefmilieupunten van het grondgebied dat voor de aanleg van een snelweg in aanmerking komt 3. Verantwoording van het voorontwerp t.o.v. artikel 1, § 1, van het Wetboek.
Doel van die stap is, een eerste kritische conclusie te formuleren over het voorontwerp van plan ter zake van het beginsel ervan en van de ligging ervan.
Het beginsel van de herziening wordt beoordeeld op grond van de motiveringselementen verwoord in het voorontwerpdossier, onderbouwd en van kritiek voorzien dankzij de elementen van de analyse die in dit effectenonderzoek bijeengezocht zijn.
Het voorontwerp en de voornaamste alternatieve tracés worden verantwoord door een systematische toetsing van alle analysecriteria afgeleid van artikel 1, § 1, namelijk - de duurzame tegemoetkoming aan de sociaal-economische behoeften; . economische kostprijs van de ontsluiting; . effecten op de huidige of potentiële menselijke activiteiten - spaarzaam gebruik van de bodem en diens rijkdommen; - het kwalitatief beheer van de leefomgeving; - de vrijwaring en de ontwikkeling van het cultureel, het natuurlijk en het landschappelijk erfgoed.
In het onderzoek moet onder andere de onmogelijkheid aangetoond worden om tegemoet te komen aan de doelstellingen nagestreefd door het ontwerp via de verbetering van het bestaande net en de overgang op andere vervoersmodi.
Validering van de verantwoording van het voorontwerp ten opzichte van artikel 1, § 1.
Na beëindiging van de afweging van de voor- en nadelen van elkeen van de alternatieve tracés : ? ofwel het voorontwerp is niet verantwoord en de procedure wordt niet voortgezet; ? ofwel het voorontwerp is niet geheel verantwoord en een betere ligging die beter tegemoetkomt aan de eisen van artikel 1, § 1, komt tot uiting; ? ofwel één van de tracés van het voorontwerp is verantwoord als beste oplossing - of minstens als één van de meest geschikte oplossingen.
Deel II. - Beoordeling van het leefmilieu en van de inrichting van het voorontwerp van plan en alternatieven ervan 4. Diepere analyse van de "onderzoeksomtrek" waarvan sprake in het voorontwerp en de alternatieven ervan. De kaarten die de omschrijving en de analyse van de onderzoeksomtrek waarvan sprake in het voorontwerp en de potentiële alternatieven ervan mogelijk maken, worden uitgewerkt op schaal 1/10 000e. 4.1. Afbakening van de onderzoeksomtrek waarvan sprake in het voorontwerp. 4.2. Gedetailleerde analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand van de onderzoeksomtrek.
Analyse van de oorspronkelijke staat van het leefmilieu.
Die toestand wordt geanalyseerd voor het deel van het grondgebied dat door de uitvoering van het project beïnvloed zou kunnen worden.
Die analyse moet fijn genoeg zijn om de werkelijke toestand ter plaatse te benaderen.
Er wordt gebruik gemaakt van alle technische grafische uitdrukkingsmogelijkheden (kaart, schema, grafieken, enz.) die de kwaliteit en de objectiviteit van het onderzoek zouden kunnen verbeteren.
Het abiotisch of fysisch milieu. - De topografie, de geomorfologie, de geologie (met inbegrip van voormalige ondergrondse exploitaties), de hydrologie (onderzoek van de bestaande infrastructuren en uitrustingen en van de daarmee overeenstemmende gegevens), de hydrogeologie (met inbegrip van de waterwinningen en de voorkomings- en de bewakingsgebieden), de pedologie (kaarten); - Het klimaat, het microklimaat (met inbegrip van de windroos en de mistvorming) (grafieken); - Geluidshinder : bestaande normen, onderzoeken en verslagen betreffende de geluidsmetingen en de omschrijving van de impactgebieden (kaarten); - De lucht (kwaliteit); - De trillingen; - De geurhinder; - Het landschap : omschrijving van de onderzochte omtrek in het kader van het plaatselijk landschap : . Cartografie van de belangrijkste bebouwde en onbebouwde landschappelijke bestanddelen. . Analyse en evaluatie van de landschappelijke bestanddelen.
Biotisch milieu : - De flora (biologische evaluatiekaart); - De fauna (vogelsoorten die men hoofdzakelijk tegenkomt); - Oppervlakte- en grondwater (tabellen); - Het agro-pedologisch potentieel.
Menselijk milieu : - De bevolking (structuur, evolutie); - De bebouwing (omschrijving, evaluatie van de grondwaarde); - Het monumentale en archeologische erfgoed (met inbegrip van het potentieel); - De economische activiteiten (diensten, nijverheid, landbouw,...) : werkgelegenheid, natuur en kenmerken, cartografie, omschrijving en beoordeling, interactie met de landbouwgrondstructuren - De openbare dienstverleningsactiviteiten : de zorginstellingen, de rusthuizen, de schoolinrichtingen, de culturele uitrustingen, de openbare parken,... - De vervoers- en communicatie-infrastructuren (autowegen, wegen, spoorwegen, bevaarbare wegen, luchtwegen, wegen voor traag verkeer), onderzoek naar de stromen, analyse van de interacties; - De technische infrastructuren en verscheidene netwerken (water, riolering, gas, elektriciteit, telefoon, mobilofonie, optische vezels, teledistributie, enz.). 4.4. Conclusies betreffende de geschiktheid van de site om de snelweginfrastructuur te ontvangen. 5. Presentatie van de mogelijke alternatieven. De alternatieven worden gekozen met het oog op de optimalisering van de infrastructuur in zijn omgeving en op het bijdragen tot een merkelijke verbetering in het beheer van de plaatselijke mobiliteit en de verbeteringen die verwacht worden voor de verschillende functies die de E420-N5 moet waarnemen voor het internationale, grensoverschrijdende, interregionale, regionale en lokale doorvoerverkeer. 6. Beoordeling van de vermoedelijke effecten van de uitvoering van het plan op de mens en zijn activiteiten, de fauna, de flora, de bodem, de ondergrond, het water, de lucht, het klimaat en de landschappen, het erfgoed en de interactie tussen die verscheidene factoren. Doel is, de effecten van het ontwerp zoals bedoeld op het leefmilieu en op de mens te onderkennen en te beoordelen. Voor elk onderzocht gebied wordt in het onderzoek aangegeven welke bestanddelen van het ontwerp effecten zouden kunnen hebben.
De effecten uit : - de werffase; - het voorhandenzijn van de infrastructuur; - de ingebruikname ervan, moeten bestudeerd worden.
Het onderzoek maakt de secundaire, cumulatieve, synergische, vaste en tijdelijke, zowel positieve als negatieve, effecten op korte, op middellange en op lange termijn duidelijk op het leefmilieu, waarbij inbegrepen zijn : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen, de land- en bosbouwactiviteit en de interacties tussen die factoren. 7. Maatregelen die uitgevoerd dienen te worden ter voorkoming of vermindering van de negatieve effecten van het voorontwerp en de alternatieven ervan Er weze aan herinnerd dat het onderzoek naar de maatregelen die uitgevoerd dienen te worden ter voorkoming of vermindering van de negatieve effecten bedoeld in punt 3 van artikel 42 ertoe strekken : - de maatregelen te bepalen die de versterking, de verbetering of de verfijning van het voorontwerp van plan en de alternatieven ervan beogen; - de doeltreffendheid van die maatregelen te analyseren; - en ten slotte het niveau van de resteffecten in te schatten. 7.1. Onderzoek naar de maatregelen die uitgevoerd dienen te worden voor elk alternatief om tegemoet te komen aan de relevante doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu. 7.2. Doeltreffendheid van elke maatregel en inschatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten. 7.3. Raming van de financiële middelen voor de verschillende maatregelen. 8. Rangschikking van de tracé-alternatieven volgens het geheel van de overwogen criteria.9. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd.10. Conclusies.11. Grenzen van het onderzoek en gerezen moeilijkheden. Zaak is, de gerezen moeilijkheden nader te bepalen, met name in de inzameling van de gegevens, de gemaakte keuzes of evaluaties met een subjectief of willekeurig karakter aan te geven en de punten van het onderzoek aan te duiden waarop dieper zou moeten worden ingegaan in de milieueffectenonderzoeken die bij de concrete projecten uitgewerkt zullen worden. 12. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering van het wijzigingsvoorontwerp van het gewijzigde gewestplan. Doel is om in een vroegtijdig stadium de onvoorziene negatieve effecten aan te duiden en zodoende de gepaste correctiemaatregelen te kunnen invoeren.
Zaak is meer bepaald, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.
Deel III. - Niet-technische samenvatting van bovenbedoelde maatregelen De niet-technische samenvatting dient voor informatie aan en raadpleging van het publiek met het oog op het openbaar onderzoek dat moet volgen op de voorlopige aanneming van het ontwerp-plan door de Regering (artikel 43). Het moet geschreven worden in een taal dat niet-deskundigen kunnen begrijpen zonder het evenwel te vervormen of er relevante gegevens uit weg te laten. Het mag niet dikker zijn dan dertig bladzijden.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 19 april 2007 waarbij beslist wordt een bijkomend effectenonderzoek te laten uitvoeren over het voorontwerp van herziening van de gewestplannen Charleroi en Philippeville-Couvin met betrekking tot de opneming van het tracé van de E420-N5 bezuiden Charleroi.
Namen, 19 april 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE