gepubliceerd op 05 augustus 1997
Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild
17 JULI 1997. Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild
De Waalse Regering, Gelet op de jachtwet van 28 februari 1882, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 12ter;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur wallon de la Chasse" (Waalse Hoge Jachtraad);
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat voor het begin van het komende jachtseizoen nieuwe voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild vastgesteld moeten worden, aangezien de huidige voorwaarden niet meer geschikt zijn;
Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, Besluit HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° aanvullende bijvoeding: aanvullende bijvoeding van grof wild met als enige bedoeling het evenwicht tussen landbouw, bos en jacht te vrijwaren;2° afleidende bijvoeding: een aanvullende bijvoeding met als enige bedoeling te voorkomen dat het wild zwijn zijn voedsel in teelten gaat halen;3° bevoegde ambtenaar: de directeur van de Afdeling Natuur en Bossen in wiens ambtsgebied het grootste deel van het/de onder de jachtraad ressorterende jachtgebied(en) gelegen is;4° volledig afgesloten jachtgebied: elk jachtgebied in de zin van artikel 2bis van de jachtwet van 28 februari 1882, van ten minste 50 ha, volledig omheind aan de buitenkant en zonder indelingen van minder dan 50 ha om het grof wild tegen te houden. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.De bevoegde ambtenaar moet bij aangetekende brief in kennis gesteld worden van elke bijvoeding van grof wild en de ambtenaren van de Afdeling Natuur en Bossen moeten daarop toezicht kunnen houden.
Daartoe gebruikt de houder van het jachtrecht of de erkende jachtraad het kennisgevingsformulier dat inbijlage 1 voorkomt.
Art. 3.1. De bijvoeding van grof wild is verboden buiten de bossen en wouden, met uitzondering van de fokbedrijven die een toelating hebben, overeenkomstig artikel 12bis, 2, 2e streepje, van de jachtwet van 28 februari 1882. 2. De plaatsen voor de bijvoeding van eender welk soort grof wild moeten gelegen zijn op meer dan 200 meter van de terreinen waar de korte jacht wordt beoefend en op meer dan 50 m van de waterlopen, bron inbegrepen. Bovendien mag de afleidende bijvoeding van wilde zwijnen niet plaatsvinden op minder dan 200 meter van de bosranden.
Art. 4.Om schade te voorkomen aan sommige delen van de opstand of in het belang van het natuurbehoud, kan de bevoegde ambtenaar, na advies van de houtvester van het ambtsgebied, eisen dat het grof wild op een andere plaats wordt bijgevoed. HOOFDSTUK III. - Bijvoeding van grof wild in bossen en wouden
Art. 5.1. Voor de aanvullende bijvoeding van grof wild mogen alleen de volgende voedingsmiddelen gebruikt worden : hooi, graskuilvoeder en graangewassen, met uitsluiting van elke industriële bereiding. 2. De aanvullende bijvoeding van grof wild is tussen 1 november en 30 april toegelaten, met uitzondering van de bijvoeding met graangewassen die slechts vanaf 15 januari toegelaten is.
Art. 6.1. In afwijking van artikel 5, 1, kan de bevoegde ambtenaar de aanvullende bijvoeding van grof wild met voederbieten of koolrapen onder de volgende voorwaarden toelaten in de Koninklijke Schenking of in de jachtgebieden die onder een erkende jachtraad ressorteren : 1° de verdeelpunten van voederbieten of koolrapen moeten gelijkmatig verspreid worden over de gehele oppervlakte van de Koninklijke Schenking of van de gebieden die onder de jachtraad ressorteren, met minimum twee verdeelpunten per 1000 ha bos.De verdeelpunten mogen evenwel niet tegen de zin van een boseigenaar op zijn terreinen worden vastgelegd; 2° elk verdeelpunt van voederbieten of koolrapen moet op ononderbroken wijze tot 30 april bevoorraad worden;3° elk verdeelpunt van voederbieten of koolrapen moet ook met hooi bevoorraad worden.2. De vergunning voor de bijvoeding met voederbieten of koolrapen moet elk jaar uiterlijk 20 mei door de jachtraad bij de bevoegde ambtenaar aangevraagd worden aan de hand van het formulier dat in bijlage 2 voorkomt. Voor het jaar 1997 wordt de datum van 20 mei naar 1 september verschoven. 3. Na advies van de betrokken houtvesters, mag de bevoegde ambtenaar de aangevraagde vergunning niet afgeven indien hij oordeelt dat de in artikel 6, 1, 1° bedoelde voorwaarde niet vervuld is of indien blijkt dat in de loop van een voorafgaand jaar niet werd voldaan aan de in artikel 6, 1, 2° en 3°, bedoelde voorwaarden.
Art. 7.1. Voor de afleidende bijvoeding van wilde zwijnen mogen alleen de volgende voedingsmiddelen gebruikt worden : gerst, maïs en erwten. 2. De in 1 bedoelde voedingsmiddelen moeten op ononderbroken wijze verspreid worden in slierten van minstens tien meter breed en tweehonderd meter lang.3. Artikel 27 van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 tot vaststelling van de openings-, sluitings- en schorsingsdatums van de jacht van 1 juli 1995 tot 30 juni 2000 is niet van toepassing op de in 2 bedoelde slierten. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 8.Bij wijze van overgangsmaatregel, kan de bevoegde ambtenaar de in artikel 7 bedoelde bijvoeding van wilde zwijnen in de volledig afgesloten jachtgebieden tot uiterlijk 30 juni 2000 toelaten, op voorwaarde dat de aanvrager een plan voor de geleidelijke vermindering van hun aantal voorlegt, om uiterlijk 30 juni 2000 tot een maximum van tien stuks per 100 ha te komen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 9.Het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 tot vaststelling van de bijvoedingsvoorwaarden van grof wild wordt opgeheven.
Art. 10.De Minister tot wiens bevoegdheden de jacht behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 17 juli 1997.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN Bijlage 1 MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST Afdeling Natuur en Bossen
BIJVOEDING VAN GROF WILD Kennisgeving overeenkomstig artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Schrappen wat niet past.(2) In voorkomend geval, de aanvullende bijvoedingsplaatsen enerzijds en de afleidende bijvoedingsplaatsen anderzijds onderscheiden. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild.
Namen, 17 juli 1997.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN Bijlage 2 MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST Afdeling Natuur en Bossen
BIJVOEDING VAN GROF WILD Aanvraag om vergunning voor de aanvullende bijvoeding met voederbieten of koolrapen, overeenkomstig artikel 6, 2, van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Schappen wat niet past. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild.
Namen, 17 juli 1997.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN