Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 16 juli 1998
gepubliceerd op 08 september 1998

Besluit van de Waalse Regering tot goedkeuring van het statuut van gezinshelper

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1998027488
pub.
08/09/1998
prom.
16/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/16/1998027488/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JULI 1998. - Besluit van de Waalse Regering tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 1°;

Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 16 december 1988 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde statuut van gezinshelp(st)er en de twee bijlagen zijn goedgekeurd.

Art. 2.Het statuut van gezinshelp(st)er is van toepassing op seniorenhelp(st)ers.

Seniorenhelp(st)ers zijn slechts bevoegd om hulp te verlenen aan personen van minimum 60 jaar, aan volwassenen met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten, en aan gezinnen die een volwassene ten laste hebben met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten.

Art. 3.Het ministerieel besluit van 6 april 1967 tot goedkeuring van het statuut van de gezinshelpster en het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 3 september 1985 houdende goedkeuring van het statuut van de bejaardenhelpster dat toepasselijk is op het grondgebied van het eentalig Frans taalgebied en tot opheffing, voor dit taalgebied, van het ministerieel besluit van 6 april 1967 tot goedkeuring van het statuut van de bejaardenhelpster, worden opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het door de Waalse Regering wordt aangenomen.

Art. 5.De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 16 juli 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

STATUUT VAN GEZINSHELP(ST)ER Dit statuut beoogt de nadere bepaling van de voorwaarden waaronder de door de diensten voor gezins- en bejaardenhulp aangeworven gezinshelp(st)ers hun functies moeten uitoefenen opdat deze diensten toelagen van het Waalse Gewest kunnen genieten.

A. Functie van de gezinshelp(st)ers Er dient te worden herinnerd aan twee basisprincipes : - de gezinshelp(st)ers oefenen hun functie uit binnen een dienst; - de gezinshelp(st)ers staan onder het toezicht van een sociale werker. 1. In het kader van de dienstverlening aan gezinnen Gezinshelp(st)ers moeten diensten verlenen aan gezinnen en aan bejaarde, zieke of gehandicapte personen die moeite hebben met de handelingen van het dagelijkse leven. Dank zij de maatschappelijke rol van de gezinshelp(st)ers kunnen de verzorgde personen thuis blijven leven en wordt hen een behoorlijke levenskwaliteit gewaarborgd.

De gezinshelp(st)ers worden in het maatschappelijk werk ingeschakeld.

Ze worden aangeworven door een erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp en staan onder zijn verantwoordelijkheid en toezicht. De gezinshelp(st)ers vervullen hun taak in nauwe samenwerking met het gezin en/of de omgeving van de verzorgde persoon. Ze kunnen bijdragen tot zijn sociale integratie en spelen een belangrijke preventieve rol.

De gezinshelp(st)ers vervullen specifieke taken : - op individueel vlak : doordat ze diensten verlenen aan de verzorgde persoon; - op collectief vlak : doordat ze als bemiddelaar optreden t.o.v. het gezin en de omgeving van de verzorgde persoon d.m.v. een concrete hulp die door de collectiviteit georganiseerd en gesteund wordt; gezinshelp(st)ers zijn integratie- en hulpagenten die in naam van een door de collectiviteit en de overheid gesteunde dienst handelen; - op preventief vlak : door hun educatieve rol, hun waarnemingsvermogen, hun vermogen om risicodragende situaties op te sporen en te signaleren; - op curatief vlak : door hun educatieve, sanitaire, sociale en relationele rol in het kader van het dagelijkse leven.

Al die taken dragen gezamenlijk bij tot het dagelijkse welzijn van de verzorgde personen en hebben betrekking op de volgende domeinen : a) Hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen - Begeleiding van kinderen, bejaarden, zieken of gehandicapten - Hulpverlening bij verplaatsingen buitenshuis - Boodschappen - Gewoon onderhoud van de bewoonde vertrekken en het linnen - Voorbereiding van maaltijden, enz. b) Sanitaire rol Taken i.v.m. de gezondheid, de hygiëne, het comfort en de veiligheid van de verzorgde persoon. c) Educatieve rol - Raadgeving inzake gezondheidsleer - Aanpassing van de woning - Steun aan de gezinnen in hun educatieve rol - Evaluatie en stimulatie van de potentialiteiten zodat de verzorgde persoon acteur blijft van zijn dagelijks leven.d) Relationele hulp - Gehoorgeving - Opsporing van de moeilijkheden - Steunverlening door aanwezig te zijn, te dialogeren, de autonomie te handhaven - Begeleiding in het kader van de palliatieve zorgen.e) Sociale hulp - Begeleiding bij administratieve stappen en bij de financiële organisatie.Deze hulpverlening beperkt zich tot een directe nabijheidshulp - Beroep op en verwijzing naar gespecialiseerde diensten of instellingen. 2. In het kader van ploegwerk De gezinshelp(st)ers worden geïntegreerd in een ploeg van de dienst. Ze werken in nauwe samenwerking met de sociale werker die hen moet begeleiden.

In het belang van de persoon wordt gestreefd naar samenwerking met andere interveniënten (beroepshulp of personen van de omgeving). 3. In het kader van het interdisciplinaire werk Doordat ze veel tijd in de gezinnen doorbrengen, zijn de gezinshelp(st)ers bevoorrechte tussenpersonen voor het geheel van de sanitaire, sociale en medische interveniënten (bijv.: geneesheren, verple(e)g(st)ers, kinesitherapeuten, diëtisten, huishoudhulpen, logopedisten, enz.).

Dankzij hun opmerkingen en inlichtingen spelen ze een belangrijke rol op de coördinatievergaderingen. Deze bieden de mogelijkheid om de doeltreffendheid van de hulp te optimaliseren en om te beslissen over de in ernstigere of complexere situaties aan te wenden werkwijzen. 4. In het kader van het werk met andere instellingen De dienst voor gezinshulp moet al naar gelang de situatie met de volgende instellingen samenwerken : - diensten voor hulpverlening aan de jeugd - ploeg "S.O.S. Enfants" - centrum voor schuldbemiddeling - centrum voor geestelijke gezondheidszorg - O.C.M.W. - Rusthuizen / Rust- of verzorgingshuizen - Ziekenhuizen - "AVJ"-cellen (Activiteiten van het dagelijkse leven)/Gehandicapten - Dagcentra, enz.

De maatschappelijk werker van de dienst speelt de gebruikelijke rol van tussenpersoon. Hij mag de gezinshelp(st)ers niet uitsluiten maar moet ze beschouwen als volwaardige partners van de andere interveniënten bij het uitwerken en uitvoeren van gemeenschappelijke projecten.

B. Toegang tot het beroep van gezinshelp(st)er 1. Kennis De functie mag uitgeoefend worden onder de volgende voorwaarden : 1.1. in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest van gezinshelp(st)er waaruit blijkt dat de kandida(a)t(e) één van de door de reglementering erkende opleidingen heeft gevolgd in het kader van één van de drie onderstaande filières : - volledig leerplan : gezins- en sanitaire help(st)er, kinderverzorgster, verpleegaspirant(e) (certificaat); - sociale promotie : polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep (certificaat); - Waals Gewest : gezinshelp(st)er (bekwaamheidsattest).

Naast deze basisopleiding moet een voortgezette opleiding georganiseerd worden om de beroepskennis te verbeteren en te updaten.

Deze opleidingen moeten de gezinshelp(st)ers bevoegdheden verlenen i.v.m. : 1° gehoorgeving, communicatie, psychologische en lichamelijke begeleiding 2° raadgeving, opvoeding 3° hulpverlening bij het beheer van het dagelijkse leven (onderhoud van de woning, voorkoming van ongevalrisico's, voorbereiding van maaltijden, boodschappen, administratieve stappen,...) 4° hulpverlening bij het verrichten van dagelijkse handelingen (toiletten, voorbereiding van geneesmiddelen, ziekenbegeleiding,...) 5° bemiddeling (tussen de begunstigden en de andere interveniënten, de begunstigden en de buitenwereld, mondeling of geschreven verslag van de opmerkingen) 6° organisatie (bepaling van de prioriteiten, werkplanning); 1.2. in het bezit zijn van een inschrijvingsattest van gezinshelp(st)er, afgeleverd door de Minister van het Waalse Gewest die voor beroepsopleiding bevoegd is. 2. Bekwaamheden De gezinshelp(st)ers moeten bekwaam zijn om : - te communiceren en de coördinatievergaderingen actief bij te wonen; - in ploegendienst te werken; - al naar gelang de psychologische, sociale en lichamelijke problemen van de begunstigde persoon op te treden; - de potentialiteiten van de begunstigde persoon te evalueren en te stimuleren; - zichzelf ter sprake te stellen in het kader van hun werk (evaluatie van de behoeften, voortgezette opleiding, gewenste bijscholing); - de beroepsregels na te leven en te verinnerlijken (professionalisme, discretieplicht,...).

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er Namen, 16 juli 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

Bijlage 1 DEONTOLOGIE 1. In het kader van de contacten van de gezinshelp(st)er met de verzorgde persoon en van de door de dienst opgedragen taak a.Gehoor geven aan de verzorgde persoon om zijn behoeften vast te stellen en aan de sociale werker mee te delen. b. Respect tonen voor de verzorgde persoon, meer bepaald voor : - zijn persoonlijkheid - zijn levensstijl en de situatie waarin hij verkeert - zijn filosofische en religieuze opvattingen.c. Met de verzorgde persoon en de sociale werker de taken en diensten vaststellen die in de behoeften moeten voorzien (al naar gelang de middelen en bevoegdheden van de gezinshelp(st)er). De gezinshelp(st)ers moeten inspelen op de behoeften van de verzorgde persoon. Ze beschikken echter niet over de middelen en de bevoegdheden om alle verzoeken in te willigen.

Ze mogen evenmin verzoeken inwilligen i.v.m. met aangelegenheden waarvoor ze niet bevoegd zijn en mogen in geen geval technische verpleegzorg verlenen.

De sociale werker bepaalt de prioriteiten in samenspraak met de verzorgde persoon en de gezinshelp(st)er.

De dienstverlening wordt regelmatig geëvalueerd, herzien en aangepast naar gelang van de behoeften en de doelstellingen.

De gezinshelp(st)ers mogen geen diensten verlenen buiten hun functie. d. Discretieplicht De gezinshelp(st)ers zijn tot discretie gehouden. Deze plicht blijft gelden na afloop van de dienstverleningen en van de overeenkomst.

De gezinshelp(st)ers moeten dus zo discreet mogelijk zijn t.o.v. de situaties waarmee ze geconfronteerd worden.

De onnodige onthulling van feiten of gegevens door een gezinshelp(st)er wordt beschouwd als een deontologische fout die afbreuk doet aan de vertrouwensrelatie. Dergelijke fout kan een tuchtstraf tot gevolg hebben.

In het kader van de thuishulp moeten de gezinshelp(st)ers evenwel informatie uitwisselen met andere vakmensen, die tot discretie of tot het beroepsgeheim gehouden zijn.

Deze uitwisseling moet echter beperkt blijven tot relevante gegevens en geen afbreuk doen aan de inachtneming van de vertrouwelijkheid die beschouwd wordt als een fundamenteel recht van de verzorgde persoon op respect voor zijn privé-leven.

De interveniënten moeten zich dus regelmatig afvragen welke gegevens al dan niet verstrekt moeten worden in het belang van de verzorgde persoon.

In situaties die een gevaar inhouden voor de integriteit van de begunstigde, zijn omgeving en de interveniënten (noodtoestand, verplichte hulpverlening aan een in levensgevaar verkerende persoon), mogen de gezinshelp(st)ers gegevens onthullen die in hun bezit zijn en moeten ze die aan de bevoegde overheid verstrekken.

In dergelijke situaties moeten de gezinshelp(st)ers zich eerst wenden tot de sociale werker en de directie van de dienst die hen in hun opdracht bijstaan en hen raad moeten kunnen geven. e. Discretie omtrent het privé-leven De gezinshelp(st)ers moeten een duidelijk onderscheid maken tussen hun privé-leven en hun werk.Hun relatie met de verzorgde persoon moet dan ook strikt professioneel zijn.

De gezinshelp(st)ers moeten dus in elk geval vermijden hun privé-leven aan te roeren. f. Discretie omtrent het leven en het werk van de collega's De gezinshelp(st)ers moeten discreet blijven omtrent het werk of het privé-leven van hun collega's en mogen geen gegevens over de organisatie van hun dienst onthullen. Indien een gezinshelp(st)er opmerkingen heeft over het werk van een collega, moeten die aan de sociale werker en/of aan de dienst gericht worden. g. Geen willekeurig voordeel willen halen uit de uitoefening van de functie h.De gezinshelp(st)ers moeten een gunstig voorkomen hebben, niet alleen omdat ze de dienst vertegenwoordigen maar ook om doeltreffend werk te kunnen verrichten : keurige kleding, comfortabele kleren en geschikte schoenen. 2. In het kader van de betrekkingen met de dienst a.De werkwijze van de dienst kennen en meer bepaald het werkreglement. b. Blijk geven van teamgeest.c. De sociale werker in kennis stellen van de familiale of affectieve relaties die bestaan of zouden kunnen bestaan tussen hen en de begunstigde persoon.d. De door de dienst georganiseerde voortgezette opleidingen actief volgen.3. In het kader van de betrekkingen met de andere interveniënten.a. De rol bepalen van elke interveniënt en van de bloedverwanten die er mede voor zorgen dat de persoon in zijn omgeving kan blijven leven.b. Rekening houden met de handelingen van een ieder.c. Samenwerkingen bevorderen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er Namen, 16 juli 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

Bijlage 2 RECHTEN VAN DE GEZINSHELP(ST)ERS De dienst moet : 1. de wetgeving en de statuten in acht nemen;2. de werknemer respecteren alsmede de arbeidsovereenkomst (toepassing van het arbeidsreglement) en het ambtenarenstatuut in acht nemen;3. alle beroepshandelingen met een aansprakelijkheidsverzekering dekken;4. preventieve maatregelen nemen om de gezinshelp(st)er te beschermen : - via nuttige en geschikte gegevens, - door de terbeschikkingstelling en het onderhoud van werkkleding, - in geval van besmettelijke ziekte bij de verzorgde persoon; 5. door de toepassing van het besluit van de Regering tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, voldoen aan de volgende voorschriften om doeltreffend werk te verrichten en zo veel mogelijk in te spelen op de reële behoeften van de werknemers : - de begeleidingsnormen in acht nemen (openstaan voor de gezinshelp(st)ers, hen gehoor geven en bijstand verlenen), - de overlegvergaderingen organiseren (individueel en in ploegen) om gegevens over de persoonlijke situaties uit te wisselen, om het werk te analyseren of te evalueren en beslissingen te nemen i.v.m. de doelstellingen, - de gezinshelp(st)ers vergaderingen laten bijwonen met de verschillende interveniënten die niet tot de dienst behoren, of daartoe aansporen, - zorgen voor een goede voortgezette opleiding die op alle tegengekomen gebieden in de behoeften voorziet, met minimum één cursus deontologie per jaar om het professionalisme van de gezinshelp(st)er kracht bij te zetten; 6. maatregelen nemen inzake begeleiding, steun en desnoods rechtsbijstand;psychologische begeleiding in geval van ernstige problemen met de verzorgde persoon : beschuldiging van diefstal, lichamelijke agressie, ongewenste intimiteiten, ongezondheid,...

De dienst moet beschikken over begeleidingspersoneel dat : - de rol en het werk van de gezinshelp(st)er kent; - de gezinshelp(st)er inlicht over de voorschriften van het hulpplan waarmee de begunstigde persoon heeft ingestemd, de uit te voeren taken bepaalt en de doelstellingen in samenspraak met de ploeg vastlegt; - de gezinshelp(st)er de overlegvergaderingen laat bijwonen die belegd worden om de dienstverleningen te evalueren en aan te passen, de dienstprestaties evalueert en aanpast naar gelang de behoeften die vastgesteld worden tijdens de vergaderingen van de gezinshelp(st)ers en/of tijdens huisbezoeken; - het uurrooster opmaakt, de werklast binnen de ploeg in evenwicht brengt en de spoedgevallen billijk verdeelt; - de gezinshelp(st)er respecteert, als een 'sociale' werker beschouwt en voor echt ploegwerk bestemt.

Bij de begunstigde persoon hebben de gezinshelp(st)ers recht op : 1. eerbied en waardering;2. respect voor hun beperkingen;3. behoorlijke werkomstandigheden;4. het nodige geschikte materieel. N.B. Als zulks niet het geval is, mag de gezinshelp(st)er de dienst interpelleren.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er.

Namen, 16 juli 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^