gepubliceerd op 07 februari 2014
Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiële sancties bedoeld in de artikelen 188 en 190 van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen
12 DECEMBER 2013. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiële sancties bedoeld in de artikelen 188 en 190 van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen, artikelen 188 en 190;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 maart 2013;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 28 maart 2013;
Gelet op het advies van de "Société wallonne du Logement" (Waalse Huisvestingsmaatschappij), gegeven op 27 mei 2013;
Gelet op het advies van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" (Unie van de Waalse Steden en Gemeenten)", ontvangen op 22 mei 2013;
Gelet op advies nr. 53.921/2/V van de Raad van State, gegeven op 11 september 2013, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur du Logement" (Hoge Huisvestingsraad), gegeven op 17 april 2013;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Minister : de Minister van Huisvesting;2° de Administratie : het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Wonen, Erfgoed en Energie;3° het programma : Het voor (drie jaar) geldend actieprogramma inzake huisvesting bedoeld in artikel 188 van het Waalse wetboek van huisvesting en duurzaam wonen;4° de beheerder : de vastgoedbeheerder zoals omschreven in artikel 1, 23°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen;5° de openbare woningen : de transitwoningen, de integratiewoningen, de sociale en middelgrote woningen, met inbegrip van de sociale en middelgrote woningen die sinds tien jaar verkocht zijn, de woningen die door een instelling met sociale doeleinden of door een openbare huisvestingsmaatschappij beheerd of gehuurd worden, de woningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Huisvestingsfonds voor Kroostrijke Gezinnen in Wallonië) beheerd worden, de woningen die door de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap beheerd worden, de woningen opgericht in het kader van een "Community Land Trust" en de al dan niet sociale serviceflats beheerd door een beheerder.
Art. 2.§ 1. Elke gemeente moet de volgende doelstellingen bereiken : 1° 10 procent openbare woningen op haar grondgebied;2° een transitwoning voor 5 000 inwoners met een minimum van twee transitwoningen vanaf 31 december 2016. De gemeente die over minder dan 5 procent openbare woningen beschikt op haar grondgebied moet er bovendien voor zorgen dat minstens een woning per jaar door een instelling met sociale doeleinden of door een openbare huisvestingsmaatschappij beheerd of verhuurd wordt. § 2. Om de doelstelling bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, te bereiken, moet elke gemeente in haar gemeentelijk actieprogramma inzake huisvesting, een minimum aantal openbare woningen voorzien, met uitzondering van de transitwoningen die overeenkomstig lid 2 en 3 door de Regering worden vastgelegd.
De Regering bepaalt het minimum aantal te voorziene openbare woningen naargelang de gemeente over minder dan 5 procent openbare woningen beschikt op haar grondgebied of tussen 5 en 10 procent openbare woningen beschikt op haar grondgebied.
Het aantal bedoeld in het tweede lid wordt met één woning verhoogd voor de gemeenten die meer dan vijf kandidaat-huurders hebben per bestaande openbare woning op hun grondgebied en met een of twee woningen voor de gemeente die een positief cijfer van sociale cohesie hebben naargelang zij over een indexcijfer beschikken dat lager of hoger is dan 10 procent.
Art. 3.De gemeente die de doelstelling bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, niet bereikt heeft en waarvan de gemeenteraad niet beraadslaagt heeft over een programma binnen de door de Regering vastgestelde termijn, wordt gestraft vanaf het eerste jaar dat het programma in werking treedt.
Het jaarlijks bedrag van de sanctie wordt vastgelegd op 10.000 euro en wordt vermenigvuldigd : 1° met het minimum aantal woningen bepaald voor deze gemeente overeenkomstig artikel 2, § 2, lid 2 en 3, en 2° met het aantal transitwoningen die nodig zijn om de doelstelling vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, te bereiken, met aftrek van de geplande transitwoningen. De sanctie die aan de gemeente wordt betekend, dekt het bedrag dat verschuldigd is voor het drie jaar lopende programma, maar kan jaarlijks door de gemeente worden betaald.
De sanctie eindigt wanneer de gemeenteraad beraadslaagt, binnen de door de Regering vastgestelde termijn, over een programma dat het minimum aantal woningen vastgelegd in artikel 2, § 2, lid 2 en 3, voorziet, alsook over de oprichting van de transitwoningen die nodig zijn om de doelstelling vastgelegd in artikel 2, § 1, lid 1, 2°, te bereiken.
Art. 4.§ 1. De gemeente die de doestelling bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, niet heeft bereikt en waarvan het programma : 1° het minimum aantal woningen bepaald voor deze gemeente overeenkomstig artikel 2, § 2, lid 2 en 3, niet voorziet, en/of 2° het aantal transitwoningen die nodig zijn om de doelstelling vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, te bereiken, niet voorziet, wordt gestraft vanaf het eerste jaar dat door het programma wordt gedekt. Het jaarlijks bedrag van de sanctie wordt vastgelegd op 10.000 euro en wordt vermenigvuldigd door het aantal ontbrekende woningen.
De sanctie die aan de gemeente wordt betekend, dekt het bedrag dat verschuldigd is voor het drie jaar lopende programma, maar kan jaarlijks door de gemeente worden betaald.
De sanctie eindigt wanneer de gemeenteraad beraadslaagt, binnen de door de Regering vastgestelde termijn, over een programma dat het minimum aantal woningen vastgelegd in artikel 2, § 2, lid 2 en 3, voorziet, alsook het minimum aantal transitwoningen die nodig zijn om de doelstelling vastgelegd in artikel 2, § 1, lid 1, 2°, te bereiken. § 2. De gemeente waarvan het programma het minimum aantal woningen vastgelegd voor deze gemeente overeenkomstig artikel 2, § 2, lid 2 en 3, voorziet, wordt gestraft wanneer sommige handelingen bedoeld in het programma niet door de Regering worden opgenomen omdat ze onontvankelijk zijn of de gewestelijke beleidsopties bepaald door de Regering niet in acht nemen, en dat het minimum aantal woningen vastgelegd voor deze gemeente overeenkomstig artikel 2, § 2, lid 2 en 3, dan ook niet meer bereikt kan worden.
Het bedrag van de sanctie wordt vastgelegd op 10.000 euro per ontbrekende woning. § 3. De gemeente waarvan het programma het minimum aantal transitwoningen voorziet die nodig zijn om de doelstelling vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, te bereiken, wordt gestraft wanneer sommige handelingen bedoeld in het programma niet door de Regering worden opgenomen omdat ze onontvankelijk zijn en dat het minimum aantal transitwoningen die nodig zijn om de doestelling vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, te bereiken dan ook niet meer opgericht kunnen worden.
Het bedrag van de sanctie wordt vastgelegd op 10.000 euro per ontbrekende woning. § 4. De gemeente kan een beroep indienen tegen de beslissing : 1° om geen handelingen op te nemen i.v.m. de oprichting van sociale woningen, integratiewoningen en transitwoningen, 2° om haar te straffen overeenkomstig § 1;3° om haar te straffen overeenkomstig artikel 6, bij de Kamer van beroep ingesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001 met betrekking tot het gemeentelijk actieprogramma inzake de huisvesting, overeenkomstig de door dit besluit bepaalde modaliteiten.
Art. 5.De gemeente die de doelstelling bedoeld in artikel 2, § 1, lid 1, 1°, op de datum van de goedkeuring van het vorig programma door de Regering had bereikt, maar nu niet meer bereikt door een hoger aantal gezinnen aanwezig op zijn grondgebied, mag niet bestraft worden overeenkomstig de artikelen 3 en 4.
Art.6. § 1. De beheerder die een handeling van het programma opgenomen door de Regering binnen de door de Regering vastgelegde termijn niet uitvoert en waarvoor de aanvraag tot verlenging van de termijn door de Minister werd geweigerd of waarvoor de rechtvaardiging van het afzien van de handeling niet door de Minister werd aanvaard, wordt gestraft met een boete van 10.000 euro.
Als de verlenging van de termijn bepaald door de Regering niet wordt aangevraagd, stuurt de Administratie of de "Société wallonne du Logement", naargelang de beheerder een openbare huisvestingsmaatschappij of een andere rechtspersoon is, een schrijven naar de beheerder uiterlijk zes maanden na de overschrijding van de termijn om hem te vragen om het afzien van de handeling te motiveren of, zo niet, de redenen van deze vertraging aantonen en de vervaldatum vermelden waarmee het stadium van vordering i.v.m. de termijn kan worden bereikt.
Indien de beheerder binnen de maand geen antwoord geeft of indien de Minister geen verlenging van de termijn verleent of de motivering van het afzien door de beheerder niet aanvaardt, zal de beheerder een geldboete krijgen ter hoogte van 10.000 euro. § 2. De beheerder die een handeling van het programma opgenomen door de Regering binnen de door de Regering vastgelegde termijn en verlengd door de Minister niet uitvoert, wordt gestraft met een boete van 10.000 euro als hij geen motivering van het afzien van de handeling aangeeft of als zijn motivering door de Minister niet wordt aanvaard.
Art. 7.De gemeente die de doelstelling bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, niet naleeft, wordt gestraft na verloop van de drie jaren die door het programma worden gedekt.
Het jaarlijks bedrag van de straf wordt vastgelegd op 10.000 euro per ontbrekende woning.
Art. 8.§ 1. De directeur van de Directie Toelagen aan Openbare en Privé-instellingen van het Departement Wonen van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Wonen, erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst wordt aangewezen om de sancties bedoeld in dit besluit op te leggen of, wanneer deze is verhinderd, een ambtenaar van niveau 1 die aan dezelfde directie verbonden is. § 2. De sanctie moet betaald worden binnen een termijn van drie maanden die een aanvang neemt de dag van de kennisgeving van de beslissing waarbij de sanctie wordt opgelegd.
In afwijking van het eerste lid, voor de sancties bedoeld in de artikelen 3 en 4, § 1, moet slechts een derde van de sanctie worden betaald binnen een termijn van drie maanden die een aanvang neemt de dag van de kennisgeving van de beslissing waarbij de sanctie wordt opgelegd.
Een tweede derde van de sanctie moet worden betaald in de loop van het eerste kwartaal van het jaar dat volgt op datgene waarin de beslissing die de sanctie oplegt, wordt betekend en een laatste derde moet worden betaald in de loop van het eerste kwartaal van het tweede jaar dat volgt op datgene waarin de beslissing die de sanctie oplegt, wordt betekend. § 3. De sanctie wordt betaald door overschrijving op de rekening van de Waalse Overheidsdienst - Departement Thesaurie.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 2, § 1, tweede lid, en van artikel 6 die op 1 januari 2015 in werking treden.
Art. 10.De Minister bevoegd voor Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 12 december 2013.
De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET