Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 oktober 2003
gepubliceerd op 10 november 2003

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003201691
pub.
10/11/2003
prom.
09/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/09/2003201691/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 OKTOBER 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 29 oktober 1998, 22 februari 2001, 11 oktober 2001, 13 december 2001 en 8 november 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 juli 2003;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gegrond of het feit dat de centra voor levens- en gezinsvragen waar vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen verricht worden een overeenkomst met het RIZIV hebben gesloten die hen een specifieke financiering waarborgt, en dat het risico van een dubbele financiering door de overheid zo snel mogelijk voorkomen moet worden;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, zoals gewijzigd, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De vrijwillige zwangerschapsonderbreking en alle desbetreffende consulten worden in het register opgenomen d.m.v. items in verband met zwangerschapsonderbrekingen. »

Art. 3.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 10.De financiële bijdrage die voor niet-medische consulten gevraagd kan worden, bedraagt maximum vijftien euro per persoon en per consult.

Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd en door de Minister aan de centra meegedeeld.

De honoraria voor een vrijwillige zwangerschapsonderbreking die geëist worden van een patiënte zonder ziekteverzekering mogen niet hoger zijn dan het bedrag ten laste van het RIZIV, vermeerderd met de persoonlijke bijdrage van de gerechtigde, zoals vastgelegd in de overeenkomst die het centrum en het RIZIV in dat verband hebben gesloten.

De financiële bijdrage die voor de andere medische consulten gevraagd kan worden, mag in geen geval hoger zijn dan de persoonlijke bijdrage die ten laste blijft van de gerechtigde op de gezondheidszorgverzekering.

Na elke betaling wordt een ontvangbewijs afgegeven waarvan een dubbel in het medisch dossier bewaard wordt.

De datum, het identificatienummer van het consult en het ontvangen bedrag worden vermeld op het ontvangbewijs, dat door de hulpverlener wordt getekend. »

Art. 4.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de laatste drie leden vervangen door de vier volgende leden : « De animaties gelden als vier activiteiten.

De vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten die niet in het kader van de door het centrum en het RIZIV gesloten overeenkomst ten laste worden genomen, gelden als twaalf activiteiten. Slechts 5 % van het totaal aantal vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen die door het centrum verricht worden, mag in aanmerking genomen worden.

Telefonische consulten, vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten, zoals bepaald in de door het centrum en het RIZIV gesloten overeenkomst, worden niet meegerekend.

De door een centrum verrichte vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten waarvan de overeenkomst met het RIZIV opgezegd werd, worden niet meer meegerekend. »

Art. 5.In het eerste lid van artikel 18 van hetzelfde besluit worden de termen « categorie II : 12.400 euro » vervangen door de termen « categorie II : 16.100 euro. »

Art. 6.Het tweede lid van artikel 18 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : « Om de subsidies te genieten die krachtens dit artikel voor personeelskosten toegekend worden, wordt geen kwalificatievereiste voor betrokken personeel opgelegd. »

Art. 7.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door de volgende paragraaf : « § 1. De subsidies ter dekking van de personeelskosten voor het statutaire of het contractuele personeel worden aan het centrum toegekend op grond van de categorie waaronder het ingedeeld is en worden vastgelegd als volgt : Categorie I : 0,50 VTE Categorie II : 1 VTE Categorie III : 1,30 VTE Categorie IV : 1,60 VTE Categorie V : 2 VTE Categorie VI : 2,50 VTE Categorie VII : 3,00 VTE Voor de centra die zwangerschapsonderbrekingen hebben verricht tijdens de periode die als referentie geldt om de erkenningscategorie te bepalen, wordt de bezoldigde betrekking bedoeld in hetzelfde lid vermeerderd als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De subsidies mogen niet hoger zijn dan de bij dit besluit gevoegde weddenschalen, vermeerderd met werkgeversbijdragen.

Het centrum verdeelt deze subsidieerbare arbeidstijd naar keuze onder de personeelsleden die houder zijn van één van de diploma's bedoeld in het derde, het vierde, het vijfde en het zesde lid van artikel 10 van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen.

De toekenning van subsidies voor een persoon met een andere hoedanigheid wordt in het erkenningsbesluit vermeld, samen met de hem toegewezen arbeidstijd.

Art. 8.In het eerste lid van artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden « de psychologische en juridische verstrekkingen » vervangen door de woorden « de psychologische, juridische en seksuologische verstrekkingen. »

Art. 9.In het eerste lid van artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden « waarvan het aantal in het erkenningsbesluit is vastgesteld » geschrapt.

Art. 10.In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en derde lid het volgende lid ingevoegd : « Het aantal subsidieerbare uren wordt aan het centrum toegekend op grond van de categorie waaronder het ingedeeld is, en wordt vastgelegd als volgt : Categorie I : 100 uren Categorie II : 243 uren Categorie III : 358 uren Categorie IV : 460 uren Categorie V : 600 uren Categorie VI : 740 uren Categorie VII : 880 uren. »

Art. 11.Voor de periode van 1 januari 2003 tot 30 juni 2003 wordt de bezoldigde betrekking die in aanmerking kan komen voor subsidies krachtens de bepalingen van artikel 7 van dit besluit, beperkt als volgt : Categorie I : 0,33 VTE Categorie II : 0,80 VTE Categorie III : 1,20 VTE Categorie IV : 1,50 VTE Categorie V : 2 VTE Categorie VI : 2,50 VTE Categorie VII : 3,00 VTE Voor de centra die zwangerschapsonderbrekingen in 2001 hebben verricht, wordt de in het eerste lid bedoelde bezoldigde betrekking vermeerderd als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bijkomende betrekking wordt door het centrum beheerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van dit besluit.

Art. 12.Artikel 17, vijfde lid, van hetzelfde besluit en artikel 11 van dit besluit zijn niet van toepassing op de centra voor levens- en gezinsvragen die geen overeenkomst met het RIZIV hebben getekend i.v.m. de ten laste genomen vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en desbetreffende consulten.

Voor die centra worden de vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen als acht activiteiten beschouwd en de desbetreffende consulten als één activiteit.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Namen, 9 oktober 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^