Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 03 mei 2001
gepubliceerd op 06 juni 2001

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027305
pub.
06/06/2001
prom.
03/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/03/2001027305/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 2001. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming


De Waalse Regering, Gelet op Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;

Gelet op het Verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, ondertekend te Helsinki op 17 maart 1992;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993, inzonderheid op artikel 6, § 1, I en II, en op artikel 92bis, § 3, D;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, goedgekeurd bij het decreet van 16 december 1999;

Gelet op de wet van 5 mei 1888 betreffende het toezicht op de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en op de stoomtuigen en stoomketels;

Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;

Gelet op het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de waardering van de weerslagen op het leefmilieu in het Waalse Gewest;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 31 oktober 1991 tot uitvoering van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de waardering van de weerslagen op het leefmilieu in het Waalse Gewest;

Gelet op het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, inzonderheid op de artikelen 27bis/1 tot 12;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, speciaal gemotiveerd door de aanmaning gericht door de Europese Commissie wegens niet-omzetting van richtlijn 96/82/EG en door het feit dat het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming aangepast moet worden aan de naderende inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord gesloten op 21 juni 1999 en goedgekeurd bij het decreet van 16 december 1999;

Gelet op artikel 3 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, Besluit : HOOFDSTUK I. - Bepalingen houdende uitvoering van sommige bepalingen van het samenwerkingsakkoord betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, gesloten op 21 juni 1999 door de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en goedgekeurd bij het decreet van 16 december 1999

Artikel 1.§ 1. De Afdeling Preventie en Vergunningen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, « DPA » afgekort », wordt als coördinerende dienst aangewezen in de zin van artikel 4, 12°, en artikel 5, § 1, 2°, van bovenbedoeld samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en als beoordelingsdienst in de zin van artikel 4, 13°, en artikel 5, § 2, 2°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord.

De Afdeling Milieupolitie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, « DPE » afgekort, wordt als inspectiedienst aangewezen in de zin van artikel 4, 14°, en artikel 5, § 3, 2°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord. § 2. De Minister van Leefmilieu benoemt de ambtenaren die binnen de in de vorige paragraaf bedoelde afdelingen meer bepaald belast zijn met de coördinatie-, beoordelings- en inspectieopdrachten bedoeld in de artikelen 4, 12°, 13°, 14° en 5, § 1, 2°, § 2, 2°, § 3, 2°, van bovenbedoeld samenwerkingsakkoord, alsmede hun mogelijke plaatsvervangers. De benoemingen en elke desbetreffende wijziging worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Om de inspectieopdrachten bedoeld in de artikelen 4, 14°, en 5, § 3, 2°, van voormeld samenwerkingsakkoord te vervullen, leggen de overeenkomstig het eerste lid daartoe aangewezen ambtenaren de eed af.

Art. 2.Na ontvangst van het veiligheidsonderzoek bedoeld in artikel 27bis/4 van Titel I van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent, of van elk document waarbij dat onderzoek wordt bijgestuurd, gewijzigd of aangevuld, maakt de « DPA » een afschrift daarvan over aan de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het federale Ministerie van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig artikel 26bis van het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 1. HOOFDSTUK II. - Bepalingen houdende wijziging van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 11 februari 1946

Art. 3.Artikel 1 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 11 februari 1946, wordt gewijzigd als volgt : 1° tussen de woorden « opslagplaatsen » en « openluchtgroeven » worden de woorden « inrichtingen bedoeld in artikel 27bis/1, 3°, waar gevaar voor zware ongevallen bestaat » ingevoegd;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In het Waalse Gewest worden de in artikel 27bis/1, 3° bedoelde inrichtingen waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, beschouwd als inrichtingen van eerste klasse, ongeacht hun classificatie waarin hoofdstuk II eventueel voorziet ».

Art. 4.De bepalingen van hoofdstuk III van Titel I van hetzelfde reglement en de bijlagen erbij worden opgeheven en vervangen als volgt : HOOFDSTUK III. - In het Waalse Gewest toepasselijke bepalingen betreffende de beheersing van gevaar voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn Afdeling I. - Begripsomschrijving en toepassingsgebied

Art. 27bis/1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, gesloten op 21 juni 1999 door de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en goedgekeurd bij het decreet van 16 december 1999;2° vergunning : elke voorafgaande machtiging of vergunning opgelegd krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling die onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest valt inzake de milieupolitie van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen met het oog op de exploitatie, de verbouwing of de uitbreiding van dergelijke inrichtingen;3° inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat : een gezamenlijk geografisch gebied dat onder het toezicht van een exploitant staat, met inbegrip van de gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuren of activiteiten, met één of verschillende installaties waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, alsook elke andere installatie of activiteit die emissies of verontreiniging kan veroorzaken;4° installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat : technische eenheid binnen een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, gehanteerd of opgeslagen en die voor haar vlotte werking beschikt over de nodige uitrustingen, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, over eigen spoorwegaftakkingen, laad- en loskades, aanlegsteigers, pieren, depots of soortgelijke structuren, al dan niet drijvende constructies;5° exploitant : iedere natuurlijke of rechtspersoon die bovenbedoelde inrichting of installatie exploiteert of voor wie dergelijke inrichtingen en installaties worden geëxploiteerd;6° zwaar ongeval : ernstige emissie, brand of explosie als gevolg van uit de hand gelopen situaties bij de exploitatie van een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, die binnen of buiten de inrichting rechtstreeks of onrechtstreeks ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de mens of aan het milieu en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn;7° gevaarlijke stoffen : de stoffen, mengsels of preparaten bedoeld in bijlage I, deel 1, of beantwoordend aan de criteria bedoeld in bijlage I, deel 2;8° gevaar : de intrinsieke eigenschap van een gevaarlijke stof of van een fysische situatie die schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de mens of het milieu;9° risico : de kans dat een bepaald effect zich voordoet binnen een bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden;10° opslag : de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen bestemd voor opslag, veilige bewaring of berging;11° schierongeval : zwaar ongeval dat per toeval veroorzaakt kan worden in een oncontroleerbare situatie;12° aanwezigheid van gevaarlijke stoffen : de effectieve of geplande aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, alsmede de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen die geacht worden toevalligerwijze geproduceerd te kunnen worden in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels bedoeld in de delen 1 en 2 van bijlage I;13° « DPA » : de Afdeling Preventie en Vergunningen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;14° « DPE » : de Afdeling Milieupolitie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest. Art. 27bis/2. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de inrichtingen waar gevaar voor zware ongevallen bestaat en waar de hoeveelheid gevaarlijke stoffen gelijk is aan of groter is dan die bedoeld in bijlage I, delen 1 en 2. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op : 1° militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen; 2° gevaar voor ioniserende straling, 3° het vervoer van gevaarlijke stoffen, m.i.v. de tijdelijke opslag ervan, via de weg, het spoor, de binnenwateren, de zee of de lucht, met inbegrip van het laden en lossen en het vervoer ervan naar of vanaf een ander vervoermiddel aan laadkaden of rangeerstations buiten de inrichtingen waar gevaar voor zware ongevallen bestaat; 4° het vervoer van gevaarlijke stoffen via pijpleidingen, met inbegrip van pompstations, buiten de inrichtingen waar gevaar voor zware ongevallen bestaat; 5° de winningsindustrieën waarvan de activiteit bestaat in de exploratie en exploitatie van delfstoffen in mijnen en groeven, ook d.m.v. boringen; 6° afvalstortplaatsen. Adeling II. - Bij de vergunningsaanvraag te voegen stukken Art. 27bis/3. § 1. Onverminderd de gegevens en stukken die krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften worden geëist, bevat de vergunningsaanvraag voor een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, de in artikel 8 van het samenwerkingsakkoord bedoelde kennisgeving en met name volgende gegevens : - de naam of de handelsnaam van de aanvrager en van de exploitant als het niet om dezelfde persoon gaat, alsook het volledige adres van de bedoelde inrichting; - de zetel van de aanvrager en van de exploitant als het niet om dezelfde persoon gaat, met het volledige adres; - de naam of de functie van de verantwoordelijke van de inrichting als het om een andere persoon gaat dan de aanvrager of de exploitant; - de gegevens op grond waarvan de betrokken gevaarlijke stoffen of de categorie van gevaarlijke stoffen geïdentificeerd kunnen worden; - de hoeveelheid gevaarlijke stoffen en de fysische vorm ervan; - de activiteit uitgeoefend of gepland in de installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, of in de opslagplaats; - het adres van de voor de inrichting territoriaal bevoegde brandweerdienst, alsook de naam en graad van de korpscommandant; - de elementen in de onmiddellijke omgeving van de in artikel 27bis/1, § 1, 3, bedoelde inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, of die de omstandigheden waarin ze plaatsvinden kunnen verergeren.

Binnen twee weekdagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag stuurt de bevoegde overheid een afschrift van voormelde kennisgeving aan de « DPA », die zich moet uitspreken over de aanvraag. § 2. Als de verbouwing of uitbreiding van een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat wordt toegestaan op grond van een aanvraag met voormelde kennisgeving, moet de vergunningsaanvraag vergezeld gaan van dergelijke kennisgeving of ten minste van een document waarbij de oorspronkelijke kennisgeving wordt gewijzigd en aangepast, indien de verbouwing of de uitbreiding onderstaande gevolgen met zich meebrengt : 1° een aanzienlijke toename van het gevaar voor zware ongevallen, of 2° een aanzienlijke vermeerdering van de aanwezige gevaarlijke stof(fen) of een aanzienlijke wijziging van hun (haar) aard of fysciche vorm, of 3° een wijziging van de productieprocessen van de gevaarlijke stof(fen). De criteria voor de vastlegging van de in het vorige lid bedoelde begrippen 'ernstige gevolgen' en 'aanzienlijke verhoging en wijziging' worden omschreven in bijlage IV. Art. 27bis/4. § 1. Onverminderd de gegevens en documenten die krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften worden geëist en onverminderd artikel 27bis/3, moet de vergunningsaanvraag voor een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat en waar gevaarlijke stoffen opgeslagen worden in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan die vermeld in bijlage I, delen 1 en 2, kolom 2, en lager dan die vermeld in bijlage I, delen 1 en 2, kolom 3, vergezeld gaan van een nota met de identificatie van de gevaren waarvan de structuur en de minimale inhoud in bijlage II omschreven worden. § 2. Onverminderd de gegevens en documenten die krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften worden geëist en onverminderd artikel 27bis/3, moet de vergunningsaanvraag voor een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat en waar gevaarlijke stoffen opgeslagen worden in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan die vermeld in bijlage I, delen 1 en 2, kolom 3, vergezeld gaan van een veiligheidsstudie om : - aan te tonen dat het gevaar voor zware ongevallen geïdentificeerd is en dat de nodige maatregelen zijn getroffen om het te voorkomen en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor mens en milieu te beperken; - aan te tonen dat het ontwerp, de bouw, de exploitatie en het onderhoud van installaties waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, de opslagplaatsen, de uitrustingen en de infrastructuur die nodig zijn voor hun werking en binnen de inrichting gevaar voor zware ongevallen kunnen veroorzaken, voldoende veiligheid en betrouwbaarheid bieden; - voldoende gegevens aan de bevoegde autoriteiten en diensten te verstrekken om hen in staat te stellen voorstellen te doen aan de bevoegde overheid over de vestiging van nieuwe activiteiten rond bovenvermelde inrichting.

De structuur en de minimale inhoud van de in het vorige lid bedoelde veiligheidsstudie worden omschreven in bijlage III. § 3. In de gevallen bedoeld in artikel 27bis/3, § 2, gaat de vergunningsaanvraag voor de verbouwing of uitbreiding van een inrichting waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, die toegestaan wordt op grond van een aanvraag met de in paragraaf 1 bedoelde identificatienota of de in paragraaf 2 bedoelde veiligheidsstudie, vergezeld van dergelijke nota of studie of op zijn minst van een document waarbij de nota of de oorspronkelijke studie wordt gewijzigd en bijgestuurd. § 4. De identificatienota bedoeld in paragraaf 1 en de veiligheidsstudie bedoeld in paragraaf 2 houden rekening met de nieuwe technieken inzake veiligheid en ontwikkeling van risico's en bevatten al de eventuele vroegere bijwerkingen. Afdeling III. - Bijzondere bepalingen voor de afgifte van de

vergunning Art. 27bis/5. Onverminderd overlegpleging met andere overheden krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften pleegt de bevoegde overheid overleg met de "DPA" vooraleer een beslissing wordt genomen over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie, de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting of een installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat.

Het advies van de « DPA » vermeldt met name of de mogelijkheid of de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen worden verhoogd wegens de vestiging en de nabijheid van andere inrichtingen waar gevaar voor zware ongevallen bestaat en wegens de opslag van andere gevaarlijke stoffen.

Art. 27bis/6. § 1. Onverminderd de documenten die krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften worden geëist, wordt de in artikel 27bis/4, § 1, bedoelde identificatienota of de in artikel 27bis/4, § 2, bedoelde veiligheidsstudie onderworpen aan een openbaar onderzoek over de vergunningsaanvraag voor een inrichting of een installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat.

Vooraleer een vergunningsaanvraag in te dienen kan de aanvrager een met redenen omkleed document bij aangetekend schrijven aan de « DPA » richten waarin hij om veiligheidsredenen, om Staatsveiligheidsredenen of om sabotage te voorkomen verzoekt om de geheimhouding van bepaalde gedeelten van de in artikel 27bis/4, § 1, bedoelde nota of van de in artikel 27bis/4, § 2, bedoelde veiligheidsstudie wegens het vertrouwelijke karakter van bepaalde industriële, commerciële en persoonlijke gegevens.

Bij het verzoek om geheimhouding voegt de vergunningsaanvrager, al naar gelang het geval, een ontwerp van identificatienota of van veiligheidsstudie in twee luiken, waarbij het tweede deel de elementen, inlichtingen of gegevens bevat waarvoor hij de geheimhouding wenst. De « DPA » spreekt zich onmiddellijk uit over de aanvraag om geheimhouding. § 2. In afwijking van elke andere andersluidende reglementaire bepaling blijft de vergunningsaanvraag onderworpen aan een openbaar onderzoek als de aangevraagde uitbreiding of verbouwing als gevolg heeft dat gevaarlijke stoffen voor het eerst aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan die vermeld in bijlage I, delen 1 en 2, al naar gelang het geval, kolommen 2 of 3.

Art. 27bis/7. De in eerste instantie of in beroep bevoegde overheid die beslist over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie, de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting of een installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, motiveert haar beslissing op grond van de gegevens vermeld in de identificatienota of in de veiligheidsstudie bedoeld in artikel 27bis/4, alsook op grond van de adviezen uitgegeven door alle overheden waarmee overleg is gepleegd, en van de bijkomende inlichtingen die eventueel aan de exploitant werden gevraagd. Afdeling IV. - Toezicht en administratieve maatregelen

Art. 27bis/8. § 1. Als de door de exploitant genomen maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en hun gevolgen voor de mens en het leefmilieu te beperken duidelijk onvoldoende zijn, wordt de vergunning opgeschort of, in voorkomend geval, ingetrokken door de bevoegde overheid, onverminderd elke andere straf of maatregel bedoeld in andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften.

In voorkomend geval is de in het vorige lid bedoelde opschorting of intrekking slechts gedeeltelijk of heeft ze betrekking op een gedeelte van de inrichting of installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat.

Vooraleer een beslissing te nemen op grond van de vorige leden, geeft de bevoegde overheid de exploitant de mogelijkheid om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen binnen een redelijke termijn. § 2. De exploitant kan beroep aantekenen tegen de overeenkomstig § 1 genomen beslissingen tot opschorting of intrekking van de vergunning.

In afwijking van elke andersluidende bepaling heeft dat beroep geen schorsende kracht en wordt het volgens dezelfde modaliteiten ingesteld bij de overheid die bevoegd is om kennis te nemen van beroepen ingediend tegen de weigering tot verlening van een vergunning.

Art. 27bis/9. § 1. Als de door de exploitant genomen maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en om hun gevolgen voor de mens en het leefmilieu te beperken duidelijk onvoldoende zijn, wordt de stopzetting van de exploitatie van de inrichting of de installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, of van de opslagplaats of van een gedeelte daarvan bevolen door de overheid (overheden), diensten of ambtenaren die bevoegd zijn voor het toezicht op gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen, ongeacht of de vergunning al dan niet wordt verleend en onverminderd elke andere straf of maatregel opgelegd bij andere wettelijke, decretale of reglementaire voorschriften. § 2. De exploitant kan bij de Regering beroep aantekenen tegen elke beslissing genomen overeenkomstig § 1. In afwijking van elke andere andersluidende reglementaire bepaling, heeft dit beroep geen schorsende kracht. Afdeling V. - Overgangsbepalingen

Art. 27bis/10. De vergunningsaanvragen voor de exploitatie, de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting of installatie waar gevaar voor zware ongevallen bestaat, alsook de desbetreffende administratieve beroepen, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, worden onderzocht overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn op de dag dat de aanvraag wordt ingediend. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De bepalingen van dit besluit treden in werking op de dag van inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Art. 6.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 3 mei 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage I GEVAARLIJKE STOFFEN (Bijlage identiek met bijlage I van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken) Inleiding 1. Deze bijlage betreft de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een inrichting bedoeld in artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en bepaalt de toepassing van de artikelen.2. Mengsels en preparaten worden gelijkgesteld met zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven die op grond van hun eigenschappen worden vastgelegd in de desbetreffende Europese richtlijn vermeld in deel 2, nota 1, en de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven.3. De onderstaande drempelwaarden gelden per inrichting.4. De voor de toepassing van de artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op eender welk moment aanwezig zijn of kunnen zijn.Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2 % of minder van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, als zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat deze niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders op het bedrijfsterrein kunnen zijn. 5. De in deel 2, nota 4, vermelde regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn in voorkomend geval van toepassing. DEEL 1 Bij naam genoemde stoffen Als een stof of groep stoffen van deel 1 ook ingedeeld is in een categorie van deel 2, worden de in deel 1 vermelde drempelwaarden in aanmerking genomen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 mei 2001 tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

Namen, 3 mei 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Bijlage II Inhoud van de nota met de identificatie van de gevaren Presentatie van de omgeving van de inrichting : Factoren die ongevallen kunnen veroorzaken Factoren die de gevolgen van een ongeval kunnen verergeren Beschrijving van de installaties Beschrijving van de voornaamste activiteiten en producties van de gedeelten van de inrichting die belangrijk zijn op het vlak van de veiligheid.

Beschrijving en nauwkeurige lokalisatie van installaties binnen de inrichting (opslagplaatsen, productie en elke andere activiteit) waar gevaar voor zware ongevallen bestaat.

Omschrijving van de omstandigheden waarin een zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen en van de factoren die rechtstreeks of onrechtstreeks gevaar voor zware ongevallen kunnen doen ontstaan.

Omschrijving van de preventieve maatregelen, zoals de controle op de technische parameters en de uitrustingen voorzien voor de veiligheid van de installaties.

Beschrijving van de uitrustingen die bestemd zijn om de gevolgen van gevaarlijke emissies of zware ongevallen te beperken.

Omschrijving van de procédés Bedoelde procédés betreffen de verwezenlijking van één of meer stoffen, preparaten of mengsels die gevaarlijk zijn in de zin van het samenwerkingsakkoord.

De omschrijving bevat : - een diagram van de verrichte handelingen met de stofstromen, de reacties en de energiestromen als ze belangrijk zijn, vergezeld van een verklarende tekst met een beschrijving van de functies van de verschillende apparaten waarvan de vestiging overigens nauwkeurig zal worden aangegeven op een plan; - een functioneel schema van de leidingen, apparaten en instrumenten die noodzakelijk zijn voor de controle op de handelingen; - een nota betreffende de reactie- en controlestelsels met voldoende verwijzingen om de apparaten en instrumenten gemakkelijk te kunnen lokaliseren op het functionele schema; - een nota betreffende de risico's inherent aan een ongecontroleerde ontwikkeling van de reacties en betreffende de middelen om defecten te voorkomen en de gevolgen te matigen.

Beschrijving van de gevaarlijke stoffen, preparaten en mengsels Identificatie van de samenstellende stoffen aan de hand van de chemische naam, de CAS- en EEG-nummers en de naam uit de IUPAC-nomenclatuur.

Maximale hoeveelheid gevaarlijke stof(fen) op de site.

Fysische, chemische en toxicologische kenmerken en rechtstreeks en onrechtsreeks gevaar voor de mens en het milieu.

Fysische of chemisch gedrag in normale gebruiksomstandigheden en in voorzienbare ongevalsituaties.

Beschrijving van de apparaten die gevaarlijk kunnen zijn Lokalisatie van de apparaten met een hogere capaciteit of transmissiesnelheid dan die bedoeld in bijlage IV. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 mei 2001 tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

Namen, 3 mei 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage III STRUCTUUR EN INHOUD VAN DE VEILIGHEIDSSTUDIES 1. Structuur van de studie De veiligheidsstudie bestaat uit drie delen : - Een beschrijvend deel met een inventaris van de gevaren waaruit een lijst van geduchte incidenten kan worden opgemaakt. - Een analytisch deel met voor elk geducht incident een mogelijkheid tot evaluatie van : - de kans dat het zich voordoet; - de kans op een rampzalige ontwikkeling; - de draagwijdte van de gevaarlijke effecten. - Een samenvatting waarin de aanvaardbaarheid van het risico dat inherent is aan elk geducht incident wordt gewettigd. 2. Inhoud van het beschrijvende deel Omgeving van de inrichting : - Beschrijving van de site en zijn omgeving, met inbegrip van de geografische ligging, de meteorologische, geologische en hydrografische gegevens en, in voorkomend geval, de historiek. - Beschrijving van de zones die getroffen kunnen worden door een zwaar ongeval.

Beschrijving van de installaties : - Beschrijving van de voornaamste activiteiten en producties van de gedeelten van de inrichting die belangrijk zijn op het vlak van de veiligheid. - Beschrijving en nauwkeurige lokalisatie van de installaties binnen de inrichting (opslagplaatsen, productie en elke andere activiteit) waar gevaar voor zware ongevallen bestaat. - Omschrijving van de omstandigheden waarin een zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen en van de factoren die rechtstreeks of onrechtstreeks gevaar voor zware ongevallen kunnen doen ontstaan. - Omschrijving van de preventieve maatregelen, zoals de controle op de technische parameters en de uitrustingen voorzien voor de veiligheid van de installaties.

Beschrijving van de uitrustingen die bestemd zijn om de gevolgen van gevaarlijke emissies of zware ongevallen te beperken.

Omschrijving van de procédés : Bedoelde procédés betreffen de verwezenlijking van één of meer stoffen, preparaten of mengsels die gevaarlijk zijn in de zin van het samenwerkingsakkoord.

De omschrijving bevat : - een diagram van de verrichte handelingen met de stofstromen, de reacties en de energiestromen als ze belangrijk zijn, vergezeld van een verklarende tekst met een beschrijving van de functies van de verschillende apparaten waarvan de vestiging overigens nauwkeurig zal worden aangegeven op een plan; - een functioneel schema van de leidingen, apparaten en instrumenten die noodzakelijk zijn voor de controle op de handelingen; - een nota betreffende de reactie- en controlestelsels met voldoende verwijzingen om de apparaten en instrumenten gemakkelijk te kunnen lokaliseren op het functionele schema; - een nota betreffende de risico's inherent aan een ongecontroleerde ontwikkeling van de reacties en betreffende de middelen om defecten te voorkomen en de gevolgen te matigen.

Beschrijving van de gevaarlijke stoffen, preparaten en mengsels : - Identificatie van de samenstellende stoffen aan de hand van de chemische naam, de CAS- en EEG-nummers en de naam uit de IUPAC-nomenclatuur. - Maximale hoeveelheid gevaarlijke stof(fen) op de site. - Fysische, chemische en toxicologische kenmerken en rechtstreeks en onrechtsreeks gevaar voor de mens en het milieu. - Fysische of chemisch gedrag in normale gebruiksomstandigheden en in voorzienbare ongevalsituaties.

Beschrijving van de geduchte incidenten : Beschrijving van oncontroleerbare incidenten waarvan de ernst volstaat om gevaar voor een zwaar ongeval te scheppen.

Verwijzing naar historische ongevallen : Beschrijving van ongevallen en schierongevallen die al dan niet op de site gebeurd zijn, met identieke producten of producten met gelijkaardige eigenschappen. 3. Inhoud van het analytische deel Schatting van de kans dat het geduchte incident zich zal voordoen : - Gedetailleerde analyse van de omstandigheden waarin een geducht incident zich kan voordoen, ongeacht of de oorzaken intern of extern zijn. - Schatting van bovenbedoelde kans op grond van de mogelijkheid dat voorafgaande incidenten zich zullen voordoen en van de betrouwbaarheid van preventiemiddelen.

Schatting van de kans op een rampzalige ontwikkeling - Analyse van de omstandigheden waarin een oncontroleerbaar incident een zwaar ongeval kan veroorzaken. - Kans op een rampzalige ontwikkeling op grond van meteorologische statistieken en van de betrouwbaarheid van het alarmsysteem en de interventiemiddelen.

Schatting van de gevaarlijke effecten en van hun draagwijdte : Er dient rekening te worden gehouden met de volgende effecten : - overdruk veroorzaakt door ontploffingen; - warmtestraling van plasbranden, fakkels of vuurbollen; - concentraties in de lucht van producten die gevaarlijk zijn voor de gezondheid; - alle andere effecten die schadelijk zijn voor het leefmilieu. 4. Synthese Er wordt een synthesedocument opgemaakt, waarin de volgende gegevens voorkomen : Onderzochte gevaarlijke stoffen : - Benaming, gevaarlijke kenmerken en graad van verspreiding in het leefmilieu Onderzochte beduchte incidenten : - Betrokken uitrustingen. - Beduchte voorvallen. - Schatting van de kans dat oncontroleerbare voorvallen zullen plaatsvinden en rampzalige gevolgen zullen hebben. - Aard en draagwijdte van de gevaarlijke effecten.

Inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het noodplan : Voor elk beducht incident dat gevaarlijk kan zijn voor de omgeving van de inrichting, moet verwezen worden naar : - de voornaamste eigenschappen van de gevaarlijke stoffen; - de fysische verschijnselen te wijten aan de emissie van gevaarlijke stoffen en het mogelijk gevaar voor een rampzalige ontwikkeling; - de aanbevolen bestrijdingsmiddelen en de eventueel gepaardgaande risico's; - de risico's voor de bevolking en de interventiediensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 mei 2001 tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

Namen, 3 mei 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage IV Criteria voor de bepaling van de begrippen 'ernstige gevolgen' en 'aanzienlijke verhoging of wijziging' bedoeld in artikel 27bis/3 1. Uitrustingen die vermoedelijk gevaarlijk zijn Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende uitrustingen als vermoedelijk gevaarlijk beschouwd : - uitrustingen die gevaarlijke producten bevatten in een hoeveelheid die groter is dan de referentiemassa bepaald op grond van de gevaarlijke eigenschappen van het product, van zijn fysische toestand en eventueel van zijn situatie in vergelijking met een andere gevaarlijke uitrusting; - open systemen zoals apparaten of leidingen met een capaciteit die lager is dan de in aanmerking te nemen referentiemassa maar die in 10 minuten dezelfde of een grotere hoeveelheid kunnen vrijmaken.

De massareferentie wordt berekend als volgt : a) een referentiemassa Ma (in kg) selecteren al naar gelang de aard van het gevaar Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 mei 2001 tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de Titels I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Namen, 3 mei 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^