gepubliceerd op 09 september 1999
Besluit van de Waalse Regering betreffende de oprichting en de werking van het comité voor watercontrole bedoeld in artikel 16 van het decreet van 15 april 1999 betreffende de kringloop van het water en houdende oprichting van een "Société publique de gestion de l'eau"
3 JUNI 1999. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de oprichting en de werking van het comité voor watercontrole bedoeld in artikel 16 van het decreet van 15 april 1999 betreffende de kringloop van het water en houdende oprichting van een "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer)
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 15 april 1999 betreffende de kringloop van het water en houdende oprichting van een "Société publique de gestion de l'eau", inzonderheid op artikel 16;
Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Waterbeleid, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 15 april 1999 betreffende de kringloop van het water en houdende oprichting van een "Société publique de gestion de l'eau";2° "comité" : het comité voor watercontrole opgericht krachtens dit besluit;3° "Minister" : de Minister bevoegd voor Waterbeleid.
Art. 2.Het comité voor watercontrole is een autonome openbare instelling beheerst door de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.
Zijn zetel is gevestigd rue du Vertbois 13c, te Luik.
Art. 3.Het comité moet ervoor zorgen dat de prijs van het water gebaseerd wordt op het algemeen belang en het waterbeleid van het Gewest.
Om zijn opdrachten te vervullen geniet het de ruimste autonomie.
Op eigen initiatief of op verzoek van de Minister of van de "S.P.G.E." voert het onderzoeken uit, brengt het adviezen uit en formuleert het aanbevelingen betreffende het beleid van de waterprijzen.
Het kan op eigen initiatief of ten gevolge van een aanvraag bijzondere adviezen uitbrengen over elk dossier betreffende een prijsverhoging van één van de bestanddelen van de waterprijs dat hem wordt meegedeeld krachtens artikel 16, § 3, van het decreet.
Het advies van het comité wordt vereist voor elke kenmerkende wijziging van het prijzenbeleid. Het comité brengt tevens advies uit over de planning van de investeringen.
Art. 4.Om zijn opdrachten te vervullen kan het comité zich wat volgt zonder verplaatsing doen voorleggen : - elk boekhouddocument waarvan de openbaarheid voorzien is bij of krachtens de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen; - alle inlichtingen of verslagen die tot zijn bevoegdheid behoren; die afkomstig zijn van de instellingen, openbare organen of vennootschappen die een openbare opdracht vervullen i.v.m. de productie, de voorziening, de verdeling, de opvang of de behandeling van het water.
Het comité kan met hetzelfde doel elk document raadplegen dat bedoeld is in artikel 1 van het decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur en in artikel 1 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur alsmede de informatie inzake leefmilieu en de gegevens van de openbare overheden in de zin van het decreet betrekking tot de vrije toegang van de burgers tot de informatie betreffende het leefmilieu.
Met de instemming van de betrokken persoon, inrichting of instelling kan het comité hoorzittingen organiseren of zich andere documenten doen voorleggen.
Art. 5.Het controlecomité bestaat uit veertien gewone en veertien plaatsvervangende leden waaronder : - twee gewone en twee plaatsvervangende leden voorgedragen door de Regering; - vier gewone en vier plaatsvervangende leden voorgedragen door de "Union des villes et communes de Wallonie" (Vereniging van Waalse Steden en Gemeenten); - twee gewone en twee plaatsvervangende leden voorgedragen door de centrale raad voor de consumptie; - zes gewone en zes plaatsvervangende leden voorgedragen door de "C.E.R.S.W." (Sociaal-economische Raad van het Waalse Gewest). De kandidaten worden aan de Minister voorgedragen op grond van een dubbeltal. Ze worden door de Regering benoemd en ontslagen.
Met uitzondering van de eerste oprichting van het comité worden de kandidaturen minstens drie maanden vóór het verstrijken van de mandaten van de leden medegedeeld aan de Regering. In voorkomend geval kan de Regering op eigen initiatief nieuwe vertegenwoordigers voordragen binnen de sector die ze vertegenwoordigen.
Art. 6.Het mandaat van de leden geldt vier jaar. Dit mandaat kan verlengd worden voor een duur die de oorspronkelijke duur niet overschrijdt.
Art. 7.De hoedanigheid van lid van de raad van bestuur van de "S.P.G.E" of van lid van het comité van de deskundigen is onverenigbaar met die van lid van het comité voor watercontrole.
Het huishoudelijk reglement kan andere onverenigbaarheden die voor de goede werking van het comité gerechtvaardigd zijn, vermelden.
Art. 8.Elk lid is gehouden tot de vertrouwelijkheid van de handelingen, akten en documenten waarvan het kennis heeft in het kader van de uitoefening van de opdrachten van het comité.
Art. 9.De leden van het comité voor watercontrole kunnen te allen tijde ontslagen worden in geval van onmogelijkheid hun ambt uit te oefenen of wegens grove tekortkoming of wanneer ze de hoedanigheid waarvoor ze zijn benoemd, verliezen.
Behalve overmacht moeten ze de Minister zo spoedig mogelijk verwittigen van het ontstaan van het voorval dat hen belet hun ambt uit te oefenen of waarbij ze de hoedanigheid waarvoor ze zijn benoemd, verliezen.
Bij vacature vóór het verstrijken van het mandaat van het gewone lid voleindigt het plaatsvervangende lid het lopende mandaat.
Art. 10.De Minister wijst onder de leden van het comité zijn voorzitter en zijn ondervoorzitter aan.
Wanneer de voorzitter niet in staat is zijn ambten uit te oefenen, of bij ontslag of overlijden, neemt de ondervoorzitter het voorzitterschap tot het einde van het mandaat waar. Het comité wijst onmiddellijk een nieuwe ondervoorzitter aan.
Art. 11.Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door het personeel van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-economische Raad van het Waalse Gewest), overeenkomstig artikel 4, § 3, van het decreet tot wijziging, wat de Economische Raad van het Waalse Gewest betreft, van de kaderwet van 15 juli 1970, houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie en tot oprichting van een Economische en Sociale Raad van het Waalse Gewest.
Art. 12.Het comité vergadert op initiatief van de voorzitter telkens als zijn opdracht het vereist. Elk lid wordt terwijl de termijn nog lopende is, bij brief of fax, of in spoedgevallen, bij het meest geschikte middel opgeroepen. Elk aanwezige lid wordt geacht regelmatig opgeroepen te zijn.
Elk verhinderd lid wordt vertegenwoordigd door zijn plaatsvervanger.
Art. 13.Twee vertegenwoordigers van de "S.P.G.E." die aangewezen zijn door het directiecomité, twee vertegenwoordigers van de producenten en twee vertegenwoordigers van de zuiveringsinstellingen aangewezen door de in artikel 7, § 2, 4°, van het decreet bedoelde handelsvennootschap mogen de vergaderingen van het comité bijwonen. Ze nemen deel aan de debatten zonder nochtans beslissingen te nemen.
Daartoe worden deze vertegenwoordigers bij brief of fax door het comité opgeroepen minstens acht dagen vóór de datum van de vergadering. In spoedgevallen worden ze binnen de overeengekomen termijn en volgens de meest geschikte regels uitgenodigd.
Art. 14.De aanvragen om advies worden bij aangetekende brief aan de voorzitter van het comité gericht.
Ze vermelden : - de identiteit van de aanvrager; - het onderwerp waarop de aanvraag om advies betrekking heeft; - de gronden waarvoor het advies wordt aangevraagd; - de termijn na afloop waarvan het advies moet worden uitgebracht; deze termijn mag niet langer zijn dan 30 dagen te rekenen van de ontvangst van de aangetekende brief.
Wanneer wegens de bijzonderheden van het dossier en van de analyse dat het inhoudt, de termijn van 30 dagen onvoldoende is, bepaalt de aanvraag de termijn waarbinnen het advies moet worden uitgebracht.
De kennisgevingen van dossiers betreffende de prijsverhoging van één van de bestanddelen van de waterprijs worden bij aangetekende brief verzonden alvorens de prijsverhoging plaatsvindt.
Ze vermelden ten minste : - de identiteit van de aanvrager; - het bestanddeel van de prijsverhoging waarop de verhoging betrekking heeft; - een gedetailleerde motivering van de redenen van de verhoging; - de boekhouddocumenten en de inlichtingen waarop de motivering zich baseert; - de om tot de verhoging over te gaan geplande datum; - in voorkomend geval, het advies van de prijzencommissie, als erom vóór de kennisgeving is verzocht.
Art. 15.Het comité maakt een jaarlijks verslag op over de ontwikkeling van de waterprijs voor 31 maart van het jaar volgend op het bij het verslag betrokken jaar.
Het verslag : - vermeldt de verschillende verhogingen die gedurende het jaar per bestanddeel van de waterprijs plaats hebben gevonden; - beschrijft de coherentie tussen de ontwikkeling van de waterprijs en het gewestelijke waterbeleid, met name het actieprogramma voor de kwaliteit van het water; - schat de socio-economische effecten van deze ontwikkeling; - maakt gewag van de convergenties inzake tarifering en rekening van de waterprijs; - brengt een advies uit over de acties en initiatieven die moeten worden gevoerd om ervoor te zorgen dat de prijs van het water gebaseerd wordt op het algemeen belang en het waterbeleid.
Art. 16.De adviezen van het comité worden medegedeeld aan de Minister en aan de personen die erom hebben verzocht.
Het jaarlijkse verslag wordt gericht aan de Regering die het aan het Parlement overmaakt.
Art. 17.Het comité maakt zijn huishoudelijk reglement op. Het onderwerpt het aan de goedkeuring van de Regering.
Art. 18.Het comité bepaalt jaarlijks zijn begroting voor 1 september van het jaar vóór het betrokken boekjaar en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister bevoegd voor Waterbeleid. De begroting wordt goedgekeurd door de Regering.
De begroting dekt de werkings-, reis- en secretariaatkosten, de vergoeding van de voorzitter en van de ondervoorzitter en de betaling van de presentiegelden.
Die is voor rekening van het Gewest.
Art. 19.Alle personen die de vergaderingen van het comité bijwonen, hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten volgens de regels bedoeld in de koninklijke besluiten van 24 december 1963 en 18 januari 1965.
Ze genieten een presentiegeld van 2 500 BEF per zitting.
De voorzitter verdient een bijkomende vergoeding van 10 000 BEF per maand.
De ondervoorzitter verdient een bijkomende vergoeding van 5 000 BEF per maand.
Art. 20.De Minister tot wiens bevoegdheden het Waterbeleid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Namen, 3 juni 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN