Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 03 juli 2003
gepubliceerd op 16 oktober 2003

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003201257
pub.
16/10/2003
prom.
03/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/03/2003201257/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JULI 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op artikel 24;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 23 juli 1998, 20 mei 1999, 3 juni 1999, 29 juni 2000, 11 januari 2001, 13 december 2001, 26 juni 2002 en 5 september 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 februari 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 februari 2003;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het « Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées » (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen), gegeven op 27 februari 2003;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de volgende overwegingen : - De Waalse Regering en de vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersverenigingen hebben op 16 mei 2000 een kaderovereenkomst gesloten voor de Waalse non-profitsector voor een periode van 2000 tot 2006. Dit akkoord heeft tot doel in te spelen op de problemen verbonden met slechte arbeidsomstandigheden, door te voorzien, in zijn punt 2.3, in de goedkeuring van specifieke maatregelen voor het einde van de loopbaan in de sector van de paritaire commissie 319.02 die bestaan uit een vermindering van de werktijd, gecompenseerd door de aanwerving van andere werknemers; - voornoemde paritaire commissie heeft op 7 januari 2003 een collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan waarbij genoemde maatregelen, die toepasselijk zijn vanaf die datum, worden georganiseerd; - verschillende bepalingen van dit besluit regelen de financiering van die maatregelen en de vertraging van de uitvoering daarvan zou de betrokken werknemers derhalve benadelen; - verschillende bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, vervallen op 31 december 2002 en de rechtelijke continuïteit daarvan moet dus worden verzekerd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, daarvan.

Art. 2.In artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 97, wordt een punt 18° ingevoegd, luidend als volgt : « 18° - Administratieve entiteit : entiteit die bestaat uit verschillende door het Agentschap erkende diensten, bestaand uit eenzelfde inrichtende macht, beheerd door een gemeenschappelijk directoraat-generaal dat verantwoordelijk is, voor dit geheel van diensten, voor het dagelijks beheer, zowel administratief, financieel als van het personeel.

Het dagelijks beheer impliceert : - de effectieve dagelijkse macht om bevelen en richtlijnen te geven aan het personeel, met inbegrip van de administratieve pool die gemeenschappelijk is aan deze diensten; - het beschikken over de middelen waarbij zij de financiële lasten betreffende de dagelijkse werking van de betrokken diensten kan dragen; - de coördinatie, in voorkomend geval, van de verschillende directies binnen de entiteit.

De leiding van dit geheel van door het Agentschap erkende en gesubsidieerde diensten moet voltijds uitgevoerd worden en als dusdanig vastgelegd zijn bij de arbeidsovereenkomst of het besluit tot benoeming van de toezichthoudende overheid.

De bij de hergroepering betrokken diensten moeten gelegen zijn op een redelijke afstand van de plaats waar de directie voornamelijk zetelt en waar de administratieve gegevens die noodzakelijk zijn voor het dagelijks beheer, worden bewaard. »

Art. 3.In artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit, wordt het zinsdeel « wordt het aantal tenlastenemingsdagen beperkt tot maximum » vervangen door « wordt het aantal tenlastenemingsdagen gevaloriseerd ten belope van. »

Art. 4.Artikel 5, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « De residentiële overgangsdienst biedt de begunstigden de mogelijkheid om zich voor te bereiden op een wederopname in hun gezin of op een autonoom leven in individuele of gemeenschappelijke woningen, met maximum zes personen per wooneenheid. Deze woningen zijn buiten de site van andere residentiële diensten gelegen. »

Art. 5.Artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « Bij de hernieuwingsaanvraag moeten de stukken bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1°, 2° en 6° worden gevoegd. Dit laatste moet niet worden bezorgd indien het laatste attest geldig blijft voor ten minste één jaar op de datum van hernieuwing van de erkenning. »

Art. 6.In artikel 9 van hetzelfde besluit, wordt een laatste lid ingevoegd, luidend als volgt : « Wat betreft de in de artikelen 81ter en 81quater, §§ 1 en 2, bedoelde diensten, mag de omvorming uiterlijk 31 december 2003 worden uitgevoerd. »

Art. 7.In artikel 12, § 7, wordt het eerste lid gewijzigd als volgt : « Met uitzondering van de diensten voor plaatsing in gezinnen, de residentiële overgangsdiensten en de residentiële nachtdiensten, houdt de dienst een register bij van de activiteiten die hij zowel binnen als buiten de inrichting organiseert. »

Art. 8.Artikel 13, § 1, 1°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : « De technische, boekhoudkundige en budgettaire autonomie kan eventueel verkregen worden via de organisatie van een administratieve entiteit. »

Art. 9.In artikel 13, § 1, 4°, van hetzelfde besluit, wordt het zinsdeel « of van de directeur-generaal van de administratieve entiteit » ingevoegd na het zinsdeel « onder diens verantwoordelijkheid ».

Art. 10.In § 1, 1°, van artikel 15 van hetzelfde besluit, wordt de term « 1,5 eenheid » vervangen door de term « 2 eenheden ».

Art. 11.In artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt een punt 4° ingevoegd, luidend als volgt : « 4°. De in 1°, 2° en 3° bedoelde eerste twee toewijzingsjaren zijn 2003 en 2004. »

Art. 12.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 16° een tenlasteneming in kort verblijf in een residentiële dienst voor volwassenen en een dagonthaaldienst; 17° een tenlasteneming in kort verblijf in een residentiële nachtdienst en een tenlasteneming in kort verblijf in een dagonthaaldienst voor volwassenen.»

Art. 13.Het tweede lid van § 2 van artikel 22 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de begunstigde aanwezig is. Met de laatste aanwezigheidsdag gelijkgesteld wordt, de laatste dag van een periode van ziekte of ziekenhuisopname, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 4° ».

Art. 14.Het op twee na laatste lid van artikel 23, § 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Die toelage bestaat uit een toegekend bedrag en een supplement voor de anciënniteit. »

Art. 15.In artikel 23, § 3, van hetzelfde besluit, wordt het voorlaatste lid gewijzigd als volgt : « Tijdens de twee boekjaren na de omvorming wordt dat bedrag jaarlijks toegekend en vermenigvuldigd met de in artikel 24, § 1, 2°, bedoelde aanpassingscoëfficiënt.

Tijdens die twee boekjaren, in afwijking van artikel 23, § 1, is de referentieperiode voor het vastleggen van de gemiddelde referentiebezetting alsook van het bezoekpercentage voor weekeinden, vakantie- en feestdagen, die als basis worden gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse toelage van de tenlastenemingen die voorafgaan aan de omvorming, begrepen tussen 1 januari en 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de omvorming. Op dezelfde wijze, in afwijking van artikel 24, § 1, 3°, is de voor deze berekening in acht genomen erkende capaciteit degene die waargenomen wordt op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de omvorming. »

Art. 16.In artikel 24 van hetzelfde besluit, wordt § 3 gewijzigd als volgt : « De getallen 1, 5, 3 en 4,5 bedoeld in § 2 worden met twee vermenigvuldigd wat betreft de diensten voor jongeren en de residentiële overgangsdiensten. Wat betreft deze laatste, worden de getallen opgenomen in de tenlastenemingsschijven bedoeld in § 2 gedeeld door 4. »

Art. 17.De eerste acht leden van artikel 26 van hetzelfde besluit worden § 1.

De bepaling van het laatste lid wordt geschrapt en vervangen door § 2, luidend als volgt : « § 2. De gemiddelde referentiebezetting die in acht moet worden genomen voor de plaatsen geschapen door omvorming tijdens het jaar daarvan alsook tijdens de twee volgende jaren, is gelijk aan degene die werd vastgelegd bij de vaststelling van de jaarlijkse toelage betreffende die plaatsen, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 23, § 3.

Wat betreft de dienst die een omvorming heeft geïnitieerd, worden de supplementen voor anciënniteit in de loop van het jaar van de omvorming berekend op grond van de geldelijke anciënniteit over het hele jaar. »

Art. 18.In artikel 26 van hetzelfde besluit, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van de bepalingen van § 1, is de omvang van de bezoldigde prestaties die in acht genomen wordt voor de berekening van de anciënniteit van de werknemer die in aanmerking komt voor een maatregel voor de regeling van de loopbaanbeëindiging, zoals bedoeld in punt IV van bijlage VI, gelijk aan degene waarvoor hij in aanmerking kwam vóór de vermindering van zijn prestaties tot een halftijdse betrekking.

De omvang van de bezoldigde prestaties van de werknemer aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking in het kader van deze bepaling, wordt niet in acht genomen. »

Art. 19.In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt een punt 6° ingevoegd, luidend als volgt : « 6° in residentiële nachtdienst voor volwassenen : a) 133,86 voor de tenlastenemingen bedoeld in artikel 21, § 3, 1°;b) 213,19 voor de tenlastenemingen bedoeld in artikel 21, § 3, 2°, 3° en 4° ».

Art. 20.In hoofdstuk II van titel III van hetzelfde besluit wordt een sectie 5 ingevoegd, luidend als volgt : « Sectie 5 - Bijzondere toelage met het oog op de financiering van de vakbondspremies

Art. 31quater.Het Agentschap stort aan de diensten, op grond van de kwantitatieve normen bedoeld in bijlagen IX en X, een bedrag ter dekking van hun verplichtingen betreffende de aan de werknemers toe te kennen vakbondspremie. Dit bedrag stemt overeen met het resultaat van de in artikel 92 bedoelde berekening voor 2002, gedeeld door het totaal van de in de diensten waargenomen kwantitatieve normen. »

Art. 21.In artikel 35 van hetzelfde besluit, wordt § 2 gewijzigd als volgt : « § 2. Als de gehandicapte persoon, en eventueel de persoon die hem begeleidt, een auto gebruikt voor de in § 1 bedoelde verplaatsing, betaalt het Agentschap de vervoerkosten terug op grond van het percentage dat voor het personeel van de Ministeries is vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 maart 2001. »

Art. 22.In artikel 41bis, § 1, van hetzelfde besluit, wordt het zinsdeel « met inbegrip van het kort verblijf » geschrapt.

Art. 23.In artikel 41bis van hetzelfde besluit, wordt een § 5 ingevoegd, luidend als volgt : « Als het gaat om een jonge begunstigde die in een residentiële dienst voor jongeren in kort verblijf wordt opgevangen en gehuisvest, wordt de in artikel 40 bedoelde bijdrage per dag aanwezigheid van de begunstigde vastgesteld op hetzelfde bedrag als dat van de dagelijkse toelage bedoeld in bijlage V voor dat type dienst. »

Art. 24.In artikel 42, § 1, laatste lid, wordt het bedrag « 141,62 » vervangen door « 143,41 ».

Art. 25.Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « In geval van cumulatie van tenlastenemingen, zoals bedoeld in artikel 19, wordt de bijdrage die door de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger moet worden betaald aan de residentiële dienst of aan de dienst voor plaatsing in gezinnen, verminderd met het bedrag van de bijdrage die moet worden betaald aan de dagonthaaldienst. »

Art. 26.Het laatste lid van artikel 53 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « Voor 2003 wordt het aanpassingscoëfficiënt bedoeld in artikel 24, § 1, 2°, vastgesteld op 100,328 % ».

Art. 27.In artikel 55 van hetzelfde besluit, wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : « In een administratieve entiteit, zoals bedoeld in artikel, 2, 18°, worden de in bijlage IX en X bedoelde kwantitatieve normen per dienst opgeteld en gecontroleerd door het totaal op te maken van het personeel aangesteld bij de verschillende betrokken diensten. »

Art. 28.In artikel 75quater, § 1, wordt de verwijzing naar artikel « 62 » vervangen door « 62, eerste lid ».

Art. 29.In artikel 82ter van hetzelfde besluit, wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt : « § 6. De erkende capaciteit in kort verblijf in de in § 2 bedoelde diensten wordt verminderd met één eenheid indien, aan het einde van twee volledige boekjaren, het gemiddelde van de aanwezigheidsdagen in kort verblijf lager is dan 100 aanwezigheidsdagen. »

Art. 30.In artikel 82quater, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het volgende lid ingevoegd na het eerste lid : « De bedragen per tenlasteneming die worden gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse toelage van een kort verblijf bedoeld in artikel 19, 16°, worden teruggebracht naar degene die van toepassing zijn op de residentiële nachtdiensten voor volwassenen. »

Art. 31.In artikel 85, 5°, van hetzelfde besluit, wordt een punt g) ingevoegd, luidend als volgt : « g) van tenlastenemingen van jongeren in een residentiële dienst naar tenlastenemingen in een hulpdienst voor integratie. »

Art. 32.Artikel 88 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « In geval van omvorming van diensten, wordt die toelage verdeeld onder de betrokken diensten naar rata van de overgedragen plaatsen.

In geval van omvorming naar een andere dienst als die bedoeld in artikel 30, blijft de toelage toekomen aan de dienst die deze omvorming heeft geïnitieerd. »

Art. 33.De bepaling bedoeld in artikel 89 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « Voor 2003 en 2004 : 1° de erkende capaciteit van een dienst erkend voor hoogstens 60 tenlastenemingen wordt verminderd met drie eenheden als in de drie voorafgaande toewijzingsjaren, het Agentschap heeft waargenomen dat de gemiddelde referentiebezetting lager was dan de erkende capaciteit met minstens drie eenheden;2° de erkende capaciteit van een dienst erkend voor meer dan 60 en minder dan 120 tenlastenemingen wordt verminderd met zes eenheden als in de drie voorafgaande toewijzingsjaren, het Agentschap heeft waargenomen dat de gemiddelde referentiebezetting lager was dan de erkende capaciteit met minstens zes eenheden;3° de erkende capaciteit van een dienst erkend voor meer dan 120 tenlastenemingen wordt verminderd met negen eenheden als in de drie voorafgaande toewijzingsjaren, het Agentschap heeft waargenomen dat de gemiddelde referentiebezetting lager was dan de erkende capaciteit met minstens negen eenheden.»

Art. 34.In artikel 89octies, wordt de in punt 2 bedoelde bepaling vervangen door de volgende bepaling : « 2. bedoelde omvorming doorvoeren tijdens het werkjaar 2003 ».

Art. 35.In artikel 89octies, § 2, 1), wordt het zinsdeel « wordt de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de dienst geëvalueerd op grond van de personeelslijst bedoeld in artikel 29, § 2, met betrekking tot het werkjaar 2001 » vervangen door : « wordt de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de dienst geëvalueerd op grond van de laatste personeelslijst bedoeld in artikel 29, § 2, die bij het Agentschap gekend is ».

Art. 36.Het eerste lid, § 4, van artikel 89octies van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « In afwijking van artikel 23, § 1, loopt de referentieperiode waarmee de gemiddelde referentiebezetting bepaald kan worden die als grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse subsidie 2005, voor de diensten bedoeld in artikel 81quater, § 3, die ervoor gekozen hebben om het tijdstip waarop de vermindering van hun erkende capaciteit ingaat tot 1 januari 2006 uit te stellen, van 1 januari tot en met 31 december 2003, of van 1 januari tot 31 december 2001 als de gemiddelde effectieve bezetting van het jaar 2003 meer bedraagt dan de gemiddelde effectieve bezetting van het jaar 2001. »

Art. 37.De bepalingen van artikel 92 worden vervangen door de volgende bepaling : « Voor de boekjaren 1999, 2000, 2001 en 2002, binnen de perken van de daarvoor bestemde begroting, stort het Agentschap namens de diensten, aan het fonds belast met de betaling van de vakbondspremies, een bedrag dat overeenstemt met het aantal in aanmerking komende werknemers, vermenigvuldigd met het bedrag van de vakbondspremie per werknemer vastgesteld overeenkomstig de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector, zoals uitgevoerd bij de koninklijke besluiten van 26 en 30 september 80. »

Art. 38.Bijlage II bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage I bij dit besluit.

Art. 39.De bepalingen van bijlage III bij hetzelfde besluit worden vervangen door de bepalingen van bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 40.Bijlage IV bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 3 bij dit besluit.

Art. 41.In bijlage VI bij hetzelfde besluit, wordt het laatste lid van § 2 van punt III vervangen door de volgende bepaling : « In geval van verandering van functie binnen dezelfde instelling, blijft de voor de verandering van functie erkende geldelijke anciënniteit behouden, niettemin rekening houdend met de leeftijden van rangneming, zoals bedoeld in punt II van deze bijlage. »

Art. 42.In bijlage VI bij hetzelfde besluit wordt een titel IV ingevoegd, luidend als volgt : « IV. Regeling van de loopbaanbeëindiging De maandelijkse bijdrage gestort aan het Sociaal Fonds « Old Timer », overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 januari 2003 in de termen waarin ze aangegaan werd binnen paritaire commissie 319.02 waarbij maatregelen werden ingevoerd betreffende de regeling van de loopbaanbeëindiging, het zogenaamde « plan Tandem », wordt beschouwd als een toelaatbare last.

Voor de openbare sector, moet die regeling van tevoren erkend worden door de Regering als een systeem dat voordelen en waarborgen biedt die gelijk zijn aan die bedoeld in voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst. »

Art. 43.Bijlage XII wordt opgeheven.

Art. 44.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 met uitzondering van artikelen 37 en 38 die uitwerking hebben met ingang van 24 september 2002.

Namen, 3 juli 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlage 1 « Bijlage II (bedoeld in artikelen 13, 20, 29, 54 en in bijlage III) KWALIFICATIE- EN VORMINGSVEREISTEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE DIENSTEN VOOR DE BEPALING VAN DE TOELAGEN Opvoeder klasse III De houders van één van de volgende titels : - einddiploma of -getuigschrift van het lager of hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs); - einddiploma, -getuigschrift of attest van het hoger secundair beroepsonderwijs (met goed gevolg beëindigd); - diploma van het universitair of het niet-universitair onderwijs dat niet tot de kwalificatie van opvoeder klasse 1 leidt; - getuigschrift van kinderverzorgster, getuigschrift van gezins- en sanitaire helpster of -hulp of kwalificatiegetuigschrift van gezins- en sanitaire assistente, getuigschrift van ziekenoppasser (es) of van verpleegassistent(e) of ziekenhuisassistent(e) aangeworven vóór 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

De na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit aangeworven opvoeders klasse III moeten bovendien binnen vier jaar na hun aanwerving één (of meer) bijkomende vorming(en) bewijzen, die een minimale totale duur van 200 uur hebben en die problematieken betreffen waardoor ze hun educatieve functie beter kunnen uitoefenen. De Minister zal de aanvullende vormingen bepalen waarvoor hij van mening is dat ze met de bovenvermelde vereiste overeenstemmen.

Opvoeder klasse II B - De opvoeders die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als opvoeders klasse IIB aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen. - De opvoeders klasse III, de kinderverzorgsters, de ziekenoppassers (oppassereressen) en de gezins- en sanitaire assistenten met 10 jaar anciënniteit in één of meerdere van deze functies en die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, aangeworven waren in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°, en die op die datum minstens zeven jaar anciënniteit behaalden in één of meerdere van die functies. - Dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°.

Opvoeder klasse IIA - De houders van een diploma of een getuigschrift : - in kinderopvoeding (D3TQ); - in toegepast sociaal wetenschappelijk onderzoek (D3TQ); - in sociale technieken (D3TQ); - in lichamelijke opvoeding en socio-culturele animatie (D3TQ); - van aspirant- nursing (D3TQ); - van assistent in geriatrie (D3TQ); - van opvoedingsagent (D3TQ); - van vormingswerker (D3TQ); - van maatschappelijke agent (D3TQ); - in maatschappelijke en educatieve wetenschappen (D3TTR); - de houders van : - een diploma of een getuigschrift als bewijs van het slagen voor het 7e beroepsjaar (D37P) kinderverzorgster, gezins- en sanitaire helpster of -hulp, assistente in geriatrie; - een getuigschrift van kinderverzorgster (D3P) voorzover uitsluitend wordt gezorgd voor kinderen van 0 tot 6 jaar; - een getuigschrift van verpleger/verpleegster; - de houders van een ander einddiploma, of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs met een pedagogische, sociale of paramedische oriëntering, met volledig leerplan of voor sociale promotie; -- de opvoeders die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als opvoeders klasse IIA aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - de opvoeders klasse II B met 10 jaar anciënniteit in deze functie en die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, aangeworven waren in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°, en die op die datum minstens zeven jaar anciënniteit behaalden in één of meerdere van die functies; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°.

Opvoeder klasse II Uitsluitend opvoeders van klasse II die reeds werkzaam zijn in een op 1 januari 1976 erkende inrichting en met één van de volgende titels : - diploma of getuigschrift van een technische school of cursus van het hoger secundair type, met een pedagogische, psychologische of sociale oriëntering; - getuigschrift van verpleger/verpleegster of van kinderverzorgster voorzover voor kinderen van 0 tot 6 jaar wordt gezorgd; - minstens een getuigschrift, diploma of gelijkwaardige titel van het gewone basisonderwijs, voorzover voor kinderen van 3 tot 6 jaar wordt gezorgd; - getuigschrift van het gewone kleuteronderwijs.

Dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°.

Opvoeder klasse I De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie, met uitzondering van het diploma van bibliothecaris-documentalist en van het diploma of getuigschrift pedagogische bekwaamheid.

Hoofdopvoeder - De opvoeders klasse I die minstens één jaar dienstanciënniteit als opvoeder klasse I en één vorming in ploegbeheer kunnen bewijzen. De Minister bepaalt de vormingen die aan deze eis voldoen; - De hoofdopvoeders die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als hoofdopvoeders aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de opvoeders-klasse I die minstens één jaar dienstanciënniteit als opvoeder-klasse I bewijzen en die na 24 september 2002 in dienst zijn genomen, de functie van hoofdopvoeder waarnemen zonder een aanvullende vorming in ploegbeheer te moeten bewijzen. Om deze functie te kunnen blijven waarnemen moeten deze werknemers de aanvullende vorming in ploegbeheer zoals hierboven vereist bewijzen uiterlijk vier jaar na 1 september die volgt op hun aanwerving.

Opvoeder-groepsleider - De opvoeders-klasse I die minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die een diploma of een aanvullend getuigschrift hebben, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen. - De opvoeders-groepsleiders die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als opvoeders-groepsleiders aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de opvoeders-klasse I die minstens drie jaar dienstanciënniteit als groepsleider bewijzen en die na 24 september 2002 in dienst zijn genomen, de functie van groepsleider waarnemen zonder een aanvullende vorming in het beheer van de non-profitsector te moeten bewijzen. Om deze functie te kunnen blijven waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift hebben, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, uiterlijk vier jaar na 1 september die volgt op hun aanwerving.

Onderdirecteur klasse II - De onderdirecteurs die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als onderdirecteurs-klasse II aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°.

Onderdirecteur klasse I a. Onderdirecteur klasse I met een pedagogische functie - De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een educatieve, sociale, pedagogische, psychologische of paramedische functie hebben in de sector personenzorg; - een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; - De onderdirecteurs op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als onderdirecteurs klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die na 24 september 2002 in dienst zijn genomen, hun functie blijven waarnemen zonder een aanvullende vorming te moeten bewijzen. Om deze functie te kunnen blijven waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen, uiterlijk vier jaar na 1 september die volgt op hun aanwerving. b. Onderdirecteur klasse I met een administratieve functie - De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - Minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een administratieve of boekhoudfunctie; - Een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; - De onderdirecteurs die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als onderdirecteurs-klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met juridische, economische, administratieve of boekhoudoriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die, zoals hierboven vereist, minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die na 24 september 2002 in dienst zijn genomen, de functie van onderdirecteur klasse I met een administratieve functie waarnemen zonder een aanvullende vorming te moeten bewijzen. Om deze functie na 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen uiterlijk vier jaar na 1 september die volgt op hun aanwerving.

Directeur klasse II De onderdirecteurs die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als directeurs-klasse II aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen.

Dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°.

Directeur klasse I - De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - Minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een educatieve, sociale, pedagogische, psychologische of paramedische functie hebben in de sector personenzorg; - Een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; - De directeurs die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, als onderdirecteurs-klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die, zoals hierboven vereist, minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die na 24 september 2002 in dienst zijn genomen, de functie van directeur klasse I waarnemen zonder een aanvullende vorming te moeten bewijzen. Om deze functie te kunnen blijven waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen, uiterlijk na 1 september die volgt op hun aanwerving.

Klerk - De houders van één van de volgende titels : - einddiploma of -getuigschrift van het lager secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs). - eindgetuigschrift of -attest van het lager secundair beroepsonderwijs na een vierde finaliteitsjaar of na een vijfde bijscholings- of specialisatiejaar in een afdeling « Travail de bureau », uitgereikt door een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende inrichting.

Klerk-stenotypist De houders van één voor de functie van klerk vereiste titel en een getuigschrift of diploma dat van stenotypiekennis getuigt.

Opsteller De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs), voor zover de gevolgde opleiding overeenstemt met de normale eisen van de functie.

Econoom De houders van een diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot de opleiding van opsteller.

Boekhouder klasse II Einddiploma of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs) met een commerciële richting.

Boekhouder klasse I - De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger onderwijs met een economische richting waarvan de kwalificatie overeenstemt met de normale eisen van de functie; - De houders van het diploma van de « Chambre belge des Comptables ».

Arbeiderspersoneel categorie I Ongeschoolde arbeiders, schoonmakers, dienstboden, nachtwakers, conciërges, niet-gekwalificeerde landarbeiders.

Arbeiderspersoneel categorie II Wasvrouwen, laboratoriumknechten, strijksters, linnennaaisters, portiers, helpers van gekwalificeerde arbeider voorzover een gekwalificeerde arbeider in de dienst werkzaam is.

Arbeiderspersoneel categorie III Niet-gekwalificeerde arbeiders die niet in het bezit zijn van een einddiploma of -getuigschrift dat van hun kwalificatie getuigt.

Arbeiderspersoneel categorie IV Gekwalificeerde arbeiders met een door een school of een onderwijsinrichting uitgereikt diploma of -getuigschrift dat van een kwalificatie getuigt, zoals schoenmaker, tuinier, mecanicien, loodgieter voor sanitair, meubelmaker, schrijnwerker, elektricien, kok.

Arbeiderspersoneel categorie V Arbeiders met de voor de arbeiders categorie IV vereiste kwalificatie en die verantwoordelijk zijn voor een homogene ploeg van minstens vijf arbeiders.

Gebrevetteerd verpleger/verpleegster De houders van het diploma verpleegkunde.

Gegradueerd verpleger/verpleegster De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Diëtist(e) De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Gegradueerde of regent met een economische, juridische, administratieve of informaticaoriëntering De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Kopiist (braille) 2e klasse De houders van een diploma, getuigschrift of attest dat toegang geeft tot de functie van klerk.

Kopiist (braille) 1e klasse De houders van een diploma, getuigschrift of attest dat toegang geeft tot de functie van opsteller.

Huisarts De houders van een diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde Geneesheer-specialist Titel voor de uitoefening van het beroep van huisarts alsook een specificatietitel die vereist wordt na advies van de Erkenningscommissie voor geneesheren-specialisten.

Licentiaat in de psychologie, psycho-pedagogie, kinesitherapie en logopedie De houders van het diploma dat één van de voor de uitoefening van deze functies vereiste titels verleent.

Licentiaat met een economische, juridische, administratieve of informaticaoriëntering De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Assistent in de psychologie De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist.

De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Orthopedagoog De houders van het diploma voor deze specialisatie.

Assistent, hulp of sociaal adviseur De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Gegradueerd maatschappelijk verpleger/verpleegster De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Knutselaar in apparatuur A3 De houders van het diploma of getuigschrift vierde jaar technisch secundair onderwijs.

Elektronicatechnicus A1 of A2 De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Kinderverzorgster, gezins- en sanitaire helpster, ziekenoppasser(es) of andere gelijkgestelde functies - De werknemers die op 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, in één van de functies die tot deze categorie behoren, in dienst genomen waren en die op deze datum de voor de uitoefening van betrokken functie vereiste kwalificaties bezaten; dezelfde werknemers die, na die datum, zouden aangeworven worden in een dienst bedoeld in artikel 2, 11°. - De houders van een diploma of een getuigschrift van : - kinderverzorgster (D3P); - gezins- en sanitaire helper/helpster (D3P); - jeugdwerker/jeugdwerkster (D3P); - bejaardenhelper/helpster; - polyvalente hulpwerker van de diensten aan huis en in gemeenschap dat overeenstemt met het kwalificatiegetuigschrit van gezins- en sanitaire helper van het secundair onderwijs met volledig leerplan; en aangeworven na 24 september 2002, de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, in een functie van opvoeder of ziekenverzorger.

Hulp klinisch laboratorium A3 De houders van het diploma dat deze titel verleent. » Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 3 juli 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlage 2 « BIJLAGE III (bedoeld in artikel 20) PRINCIPES OP BASIS WAARVAN DE LASTEN IN AANMERKING WORDEN GENOMEN I. De lasten worden niet in aanmerking genomen als de volgende algemene principes niet nageleefd worden : - ze moeten betrekking hebben op de in artikel 2 van dit besluit bedoelde begunstigden voor wie het Agentschap een toelage verleent.

Als de dienst door het Agentschap niet-gesubsidieerde begunstigden en/of elke andere gehandicapte persoon onthaalt of huisvest, worden de in de boekhouding van de dienst opgenomen lasten verminderd d.m.v. een coëfficiënt. De teller ervan bevat de tenlastenemingsdagen en de noemer de onthaal- of huisvestingsdagen voor alle begunstigden van de dienst. Het toekenningsjaar van de toelage is de periode die in aanmerking komt voor de berekening van het aantal voormelde dagen. In de administratieve entiteiten, worden die berekend met inachtneming van een weging die gelijk is aan het relatieve gewicht van de in bijlage IV bedoelde theoretische gemiddelde toelagen per tenlasteneming van de betrokken diensten.

Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat, voor de diensten die tegelijkertijd voor dagonthaal aal en huisvesting erkend zijn, een dag m een afdeling dagonthaal gelijk is aan een halve dag m een afdeling huisvesting. Het aantal tenlastenemingsdagen (teller) wordt evenwel verhoogd met het aantal dagen van de begunstigden waarvoor het Agentschap geen toelage verleent, naar rato van maximum (2 tenlastenemingen) voor instellingen met een GRB van 60 of minder, en 3 tenlastenemingen voor diensten met een GRB boven 60, alsook met de dagen aanwezigheid van de gehandicapte personen voor wie het gewestelijk bureau nog geen beslissing heeft genomen. De verhoging van diezelfde dagen, als ze betrekking hebben op door het Agentschap niet-gesubsidieerde begunstigden, is respectievelijk gelijk aan 5 en 8 voor de toepassing van de verminderingscoëfficiënt voor lasten die toepasselijk is op de werkingslasten die geldig aangerekend zijn op de volgende rekeningen, opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : de overeenstemmende rekeningen 6015, 60161 en 609 alsook 610, 611, 612, 614, 615, 61600, 617, 619, 63, 64 en 65, en dit onverminderd de in dit besluit bedoelde principes op basis waarvan de lasten in aanmerking worden genomen. - ze moeten betrekking hebben op de kosten waarvoor de instelling overeenkomstig dit besluit gesubsidieerd werd; - ze moeten betrekking hebben op de door het Agentschap erkende infrastructuren; - zij moeten voortvloeien uit uitwisselingen met natuurlijke personen die geen leden mogen zijn van de inrichtende macht of van de dienstdirectie, of met rechtspersonen waarin de leden van de inrichtende macht of van de dienstdirectie geen directie- of bestuurdersambt uitoefenen. In het tegenovergestelde geval dient de aantoonbaarheid van de lasten door het Agentschap te kunnen worden vastgesteld; - zij moeten worden geboekt overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van ondernemingen alsook haar uitvoeringsbesluiten; - ze moeten voortvloeien uit uitwisselingen tussen derden en uit tastbare economische realiteiten. Vooral de V.Z.W.'s die onder één enkele controle of directie staan in de zin van het Wetboek van vennootschappen, ingesteld bij de wet van 7 mei 1999, vormen derden onder elkaar voor zover hun respectievelijke boekhoudingen op een geldige wijze gecontroleerd kunnen worden; - ze mogen geen betrekking hebben op vaste bedragen, behalve wanneer deze gerechtvaardigd zijn bij een overeenkomst die de voorwaarden vermeldt waaronder de diensten verleend en bezoldigd worden; - ze moeten in voorkomend geval voortvloeien uit een boeking die uitgevoerd werd op basis van een verdeelsleutel die aan objectieve, realistische en concrete criteria beantwoordt. 2. Vooral de volgende lasten worden niet in aanmerking genomen : 2.1. in de rekeningen 60 en 61 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de lasten betreffende de groepsverzekeringen; - het gedeelte van de reiskosten om dienstredenen boven het percentage dat voor het personeel van de Ministeries is bepaald bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 maart 2001; - de investeringswerken, daarbij inbegrepen de grote herstel- en onderhoudswerken van meer dan 500 euro die ten laste aangerekend worden in één enkel boekjaar; - de representatiekosten die niet in rechtstreeks verband staan met de activiteit van de diensten; - de niet-ingevulde restaurantstroken, m.a.w. waarop de naam en de hoedanigheid van de gasten niet worden vermeld; - de niet-ingevulde hotelrekeningen, m.a.w. waarop de naam en de hoedanigheid van de gehuisveste personen niet worden vermeld; - de huurlasten die eventueel niet gerechtvaardigd zijn bij een geschreven huurcontract of een overeenkomst tussen de partijen, waarin een beschrijving wordt gegeven van de lokalen die het voorwerp zijn van het contract; - de huurlasten tussen de V.Z.W.'s, behalve als ze overeenstemmen met de waarde van de afschrijvingen van het gedeelte van het betrokken gebouw waarvoor de overheid geen toelage verleent. Alleen in dit geval kunnen de lasten die de verhuurder geacht wordt op zich te nemen krachtens de wetten op de huurcontracten, als lasten van de huurder beschouwd worden. 2.2. in de rekeningen 62 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de bezoldigingen die niet overeenstemmen met de schalen vermeld in de bijlagen 2 tot en met 8 van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2001 tot verhoging van de jaarlijkse toelagen voor de residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen en die niet vastgesteld zijn overeenkomstig de regels vermeld in de punten I, III en IV van bijlage VI bij dit besluit; - de aanvullende voordelen die niet opgenomen zijn op de lijst opgesomd in punt I van bijlage VI bij dit besluit; - de betaling van diensten die voor rekening van de instelling worden verleend door personen of dienstenmaatschappijen die niet voldoen aan de in bijlage 11 bedoelde kwalificatievereisten; - de werkgeverspremies voor de bovenwettelijke verzekeringen bedoeld in rekening 6230 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1; - de dotaties en de aanwendingen van reserves voor het vakantie- en uitgaansgeld bedoeld in rekeningen 6250 en 625 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1; - de loonkosten die niet voortvloeien uit een overeenkomst of een geschreven arbeidscontract waarin minstens de door de werknemer uitgeoefende functie(s) en de omvang van de dienstverleningen worden vermeld; - de loonlasten die niet het voorwerp zijn geweest van aangiften bij de RSZ en/of bij de Administratie van de belastingen; - de verbrekingsvergoedingen, behalve de vergoedingen met betrekking tot de directeur en de vergoedingen die voortvloeien uit een omvorming zoals bedoeld in artikel 85 voor elk ander personeelslid; - het door de V.Z.W.'s ten laste genomen gedeelte van de lonen van het PRIME-personeel. 2.3. in de rekeningen 63 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de afschrijvingslasten die voortvloeien uit percentages die hoger zijn dan de volgende percentages : - 20 % voor de vestigingskosten bedoeld in rekening 6300 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - 33 % voor onlichamelijke vaste activa bedoeld in rekening 6301 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - 3 % voor gebouwen en bebouwde terreinen bedoeld in rekening 63020 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1, met uitzondering van de grote onderhouds- en herstellingswerken bedoeld in rekeningen 63020X die tegen 10 % afgeschreven worden; - 20 % voor de installaties machines en uitrustingen bedoeld in rekening 63021 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1, met uitzondering van het educatieve materieel dat tegen 10 % afgeschreven is. Het informaticamaterieel kan echter tegen 33 % afgeschreven worden. - 10 % voor het meubilair bedoeld in rekening 63022X opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - 20 % voor het rollend materieel bedoeld in rekening 63022X opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1; - één van de bovenvermelde percentages naar gelang van het soort goed dat het voorwerp is van de leasing of op grond van een soortgelijk recht bedoeld in rekening 63023 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1.

Een afwijking van bedoelde percentages kan door het Agentschap worden toegestaan bij tweedehandse aankoop of aankoop van geprefabriceerde goeden. Bedoelde afwijking dient te worden aangevraagd bij aangetekend schrijven, en met redenen omkleed worden. - de waardeverminderingen op vorderingen bedoeld in rekeningen 633 en 634 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - de voorzieningen voor wettelijke en bovenwettelijke pensioenen bedoeld in rekening 635 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - de voorzieningen voor grote onderhouds- en herstellingswerken bedoeld in rekening 636 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. - de andere voorzieningen bedoeld in rekening 637 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. 2.4. in de rekeningen 64 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de boeten aangerekend op rekening 640. - de in rekeningen 646 bedoelde lasten i.v.m. de bedragen die moeten worden terugbetaald aan de subsidiërende overheid. 2.5. in de rekeningen 65 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de niet-gesplitste financiële lasten al naar gelang het soort in de volgende rekeningen : 6500 - « Financiële lasten van investeringsleningen », 6501 - « Financiële lasten leasing », 6560 - « Financiële lasten kaskredieten 'AWIPH'- uitstel of dwingende reden », 65003 - « Financiële lasten kaskredieten - Andere », 6570 - « Financiële lasten bankrekeningen », 6571 - « Financiële lasten - beleggingen »; - de lasten voor kaskredieten behalve als hierop een beroep moet worden gedaan wegens een uitstel van betaling waarvan de schuld bij de Administratie ligt of om een dwingende reden waarmee de instelling niets te maken heeft. In dit geval moet de instelling het uitstel van betaling en de verantwoordelijkheid van de Administratie bewijzen d.m.v. een attest dat aan het Agentschap moet worden gevraagd of het bewijs leveren van de dwingende aard van de gebeurtenis die het beroep op voormeld krediet rechtvaardigt; - de financiële lasten i.v.m. beleggingen. 2.6. in de rekeningen 66 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de uitzonderlijke lasten bedoeld in rekening 660 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. 2.7. in de rekeningen 69 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1 : - de lasten voor resultatenverwerkingen gesplitst in de rekeningen 69 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1. 2.8. Diversen : - de giften die tegelijkertijd als lasten en als opbrengsten geboekt worden; - de opbrengsten van de activiteiten van de instellingen die tegelijkertijd als lasten en als opbrengsten geboekt worden; - de lasten betreffende de terugbetalingen van administrateurskosten, behalve voor gerichte opdrachten waarover collegiaal beslist wordt door de raad van bestuur en de directie. 3. Van de lasten worden afgetrokken : - de door de overheid verleende toelagen wanneer ze precies dezelfde lasten dekken als degene die in aanmerking worden genomen in de zin van dit besluit. De door de Nationale Loterij verleende werkingstoelage kan niet van de lasten afgetrokken worden; - de diverse kosteninvorderingen, met uitzondering van de private giften, de opbrengsten van fancy-fairs of andere handelingen m.b.t. de opvraging van private storting, van het verkoop van produkten buiten de instelling of van cash management. Deze uitzonderingen worden in aanmerking genomen als de betrokken opbrengsten in aparte rekeningen of subrekeningen geboekt worden en als de lasten m.b.t. de organisatie van deze handelingen eveneens apart geboekt worden; - de lasten betreffende de organisatie van fancy-fairs of andere handelingen m.b.t. de opvraging van private storting, het verkoop van produkten buiten de instelling of cash management. Ze moeten naar gelang hun type geboekt worden, net zoals de opbrengsten die uit deze handelingen voortkomen. 4. Aanwendingen van de lasten en opbrengsten aan de verschillende toelagen bedoeld in titel III, Hoofdstuk II van dit besluit 4.1. Algemene principes : Onverminderd de in dit besluit bedoelde principes op basis waarvan de lasten in aanmerking worden genomen, worden de in artikel 20, 1°, bedoelde lasten voor de algemene werking van de dienst en de personeelslasten die op een geldige wijze geboekt worden op de rekeningen 610, 611, 612 614, 615, 61600, 617, 618, 619, 62, 63, 64 en 65 opgenomen in het MGR bedoeld in artikel 75, § 1, worden beschouwd als lasten die in aanmerking komen voor de jaarlijkse toelage bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling I van dit besluit.

De lasten betreffende de geneesheren die betaald of bezoldigd worden op grond van een geschreven overeenkomst met de dienst en op een geldige wijze geboekt worden op de rekeningen 62 en 6187 bedoeld in artikel 75, § 1, worden beschouwd als lasten die in aanmerking komen voor de jaarlijkse toelage voor geneesheren bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, van dit besluit.

De lasten m.b.t. de effectieve aanwezigheid van de gehandicapte personen, die er het exclusieve genot van hebben en die op een geldige wijze worden geboekt op de overeenstemmende rekeningen 6010, 6011, 6012 en 609 alsook 613, 61601 en 6161, bedoeld in artikel 75, § 1, worden beschouwd als lasten die in aanmerking komen voor de dagelijkse toelage bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, van dit besluit. 4.2. Lasten en opbrengsten waarvoor tegelijkertijd verschillende toelagen worden verleend : « De reiskosten om dienstredenen » zijn kosten voor voertuigen die niet aan de instelling toebehoren. Ze worden op de rekening 6160 geboekt en moeten op grond van bewijsstukken gesplitst worden in twee subrekeningen, één voor de reiskosten i.v.m. de algemene werking van de dienst (61600), de andere voor de kosten i.v.m. verplaatsingen van gehandicapte personen (61601). Deze kosten komen respectievelijk in aanmerking voor de jaarlijkse toelage en voor de dagelijkse toelage.

De reiskosten die op de rekening 6161 « Externe collectieve ophaaldienst » geboekt worden, komen in aanmerking voor de dagelijkse toelage bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, van dit besluit.

De kosten voor de voertuigen die aan de instelling toebehoren, moeten gesplitst worden in de overeenstemmende subrekeningen van de algemene rekeningen, hoofdzakelijk via de volgende rekeningen « 63022X - « Afschrijving voertuig », 61204X - « Brandstof voertuig », 61405X - « Verzekeringen voertuig », 640X « Belastingen voertuig » 611X - « Onderhoud en herstellingen voertuig ». Deze lasten worden over de dagelijkse en de jaarlijkse toelage verdeeld op basis van een verdeelsleutel waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de kilometers die met of zonder gehandicapte personen worden afgelegd.

Bij gebrek aan een bijgewerkt dagboekje waarin dit onderscheid voorkomt, komen deze lasten in aanmerking voor het volgende toelagepercentage : 10 % voor de jaarlijkse toelage en 90 % voor de dagelijkse toelage.

De dienstverrichtingen van bedrijven uit de privé-sector komen in aanmerking voor de volgende toelagen : - Voor de voorbereiding van maaltijden : 40 % van het bedrag, excl.

BTW, kan gelijkgesteld worden met kosten voor niet-educatief personeel - Dat percentage komt in aanmerking voor de jaarlijkse toelage. Het saldo, met inbegrip van de BTW op het totaalbedrag, komt in aanmerking voor de dagelijkse toelage. - Voor de reiniging van kleren, lakens, enz. : 65 % van het bedrag, excl. BTW, kan gelijkgesteld worden met kosten voor niet-educatief personeel - Dat percentage komt in aanmerking voor de jaarlijkse toelage. Het saldo, met inbegrip van de BTW op het totaalbedrag, komt in aanmerking voor de dagelijkse toelage. - Voor dienstverrichtingen i.v.m. sociaal secretariaat, boekhouding, andere administratieve dienstverleningen en onderhoudskosten : 100 % van het bedrag, inclusief BTW, kan gelijkgesteld worden met kosten voor niet-educatief personeel. - Voor dienstverrichtingen betreffende de supervisie op educatieve ploegen : 100 % van het bedrag, inclusief BTW, kan gelijkgesteld worden met kosten voor educatief personeel.

De ingevorderde kosten worden afgetrokken van de overeenstemmende lasten.

Het gebruik van de toelagen van verschillende diensten die eenzelfde administratieve cel vormen, wordt gecontroleerd door de per enveloppe verleende toelagen en de per sectie geboekte lasten op te tellen. » Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 3 juli 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlage 3 « Bijlage IV § 1 LIJST VAN DE TOELAGEN PER TENLASTENEMING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2 De in § 1 van deze bijlage bedoelde toelagen per tenlasteneming werden berekend door de volgende bedragen op te tellen : a) Voor andere diensten dan de diensten voor plaatsing in gezinnen en de residentiële overgangsdiensten Bedrag nr.1 (gemiddelde van de werkingslasten) 2.556,63 in residentiële diensten < = 60 tenlastenemingen; 2.543,21 in residentiële diensten > 60 tenlastenemingen; 1.257,86 in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren en in een dagonthaaldienst voor volwassenen met een G.B. < = 60 tenlastenemingen; 1.186,44 in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren en in een dagonthaaldienst voor volwassenen met een G.B. > 60 tenlastenemingen; 959,89 in een dagonthaaldienst voor jongeren met een G.B. < = 60 tenlastenemingen; 949,16 in een dagonthaaldienst voor jongeren met een G.B. > 60 tenlastenemingen.

Bedrag nr. 2. (gemiddelde van de lasten van het niet-educatieve personeel) 5.690,35 in residentiële diensten met een G.R.B. < = 60 tenlastenemingen; 4592,80 in residentiële diensten met een G.R.B. > 60 tenlastenemingen; 3.985,93 in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren en in een dagonthaaldienst voor volwassenen met een G.R.B. < = 60 tenlastenemingen; 2.991,68 in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren en in een dagonthaaldienst voor volwassenen met een G.R.B. > 60 tenlastenemingen; 3.731,9.9 in een dagonthaaldienst voor jongeren met een G.R.B. < = 60 tenlastenemingen; 2.991,68 in een dagonthaaldienst voor jongeren met een G.R.B. > 60 tenlastenemingen Deze bedragen worden verkregen door de in bijlage XIII bedoelde subsidiëringscoëfficiënten te vermenigvuldigen met de volgende gemiddelde weddeschalen, op basis van een gemiddelde geldelijke anciënniteit van 10 jaar : 18.874,44 voor het administratieve personeel; 21.479,63 voor de boekhouders; 16.877,63 voor de arbeiders; 26.184,03 voor de maatschappelijke assistenten; 24.998,60 voor de directeurs in de instellingen waarvan de G.R.B. < = 60 is; 32.645,10 voor de directeurs in de instellingen waarvan de G.R.B. > 60 is.

De som van de verkregen resultaten wordt vermeerderd met een forfaitair percentage van bijkomende en wettelijke werkgeverslasten, dat als volgt wordt vastgesteld : 58,15 % in residentiële diensten; 54,15 % in dagonthaaldiensten.

Bedrag nr. 3. (gemiddelde van de lasten van het educatieve personeel) Naar gelang het soort tenlasteneming worden de in punt a) van bijlage XIV bedoelde subsidiëringscoëfficiënten vermenigvuldigd met de volgende weddeschalen, op basis van een gemiddelde geldelijke anciënniteit van 10 jaar : 27.567,57 voor de psychologen, paramedici en bijzonder personeel 22.130,27 voor de opvoeders 1e kl. of 2e kl. A en hoofdopvoeders 18.535,10 voor de opvoeders 2e kl. B, 3e kl., kinderverzorgsters en gelijkgestelden 25.802,02 voor de opvoeders-groepsleiders.

De bedragen worden aangepast aan de effectieve gemiddelde geldelijke anciënniteit in geval van toekenning van een toeslag voor anciënniteit, zoals bedoeld in artikel 26 van dit besluit.

De som van de verkregen resultaten wordt vermeerderd met een forfaitair percentage van bijkomende en wettelijke werkgeverslasten, dat als volgt wordt vastgesteld : 1° voor privé-instellingen : 61,85 % in residentiële diensten 54,15 % in dagonthaaldiensten 2° voor openbare instellingen : 53,58 % in residentiële diensten 45,88 % in dagonthaaldiensten. Het volgende coëfficiënt wordt dan toegepast binnen de perken van de begrotingsmiddelen : 82 % in residentiële diensten voor jongeren 82 % in residentiële nachtdiensten voor volwassenen 82 % in residentiële diensten voor volwassenen 70 % in dagonthaaldiensten voor jongeren 100 % in dagonthaaldiensten voor niet-schoolgaande jongeren 85 % in dagonthaaldiensten voor volwassenen.

Anderzijds wordt de impliciete verdeling van de begeleiding tussen de opvoeders van « categorie I » en « categorie II », die bepaald is bij de coëfficiënten onder punt a) van bijlage XIV, jaarlijks aangepast door het Agentschap : Deze verdeling geeft een overzicht van het gedurende het referentiejaar vastgestelde gemiddelde per instellingscategorie : 69,13 % OPVOEDER I/ 30,87 % OPVOEDER II in residentiële diensten voor volwassenen 84,58 % OPVOEDER I/ 15,42 % OPVOEDER II in residentiële nachtdiensten voor volwassenen 77,74 % OPVOEDER I/ 22,26 % OPVOEDER II in residentiële diensten voor jongeren 83,27 % OPVOEDER I/ 16,73 % OPVOEDER II in dagonthaaldiensten voor jongeren 79,17 % OPVOEDER I/ 20,83 % OPVOEDER II in dagonthaaldiensten voor niet-leerplichtige jongeren 83,72 % OPVOEDER I/ 16,28 % OPVOEDER II in dagonthaaldiensten voor volwassenen b) voor de diensten voor plaatsing in gezinnen Bedrag nr.1 (gemiddelde van de werkingslasten) : 1.289,94 Bedrag nr. 2 (gemiddelde van de lasten van het educatieve en niet-educatieve personeel) De onder punt b) van bijlage XIV bedoelde subsidiëringscoëfficiënten worden vermenigvuldigd met de volgende weddeschalen, op basis van een gemiddelde geldelijke anciënniteit van 10 jaar : 26.184,03 voor de functie van directeur 26.184,03 voor de functie van maatschappelijk assistent en/of opvoeder (minimum 2e kl. A) 27.567,57 voor de psychologen en/of paramedici 17.742,21 voor de functie van klerk.

De bedragen worden aangepast aan de effectieve gemiddelde geldelijke anciënniteit in geval van toekenning van de toeslag voor anciënniteit, zoals bedoeld in artikel 26 van dit besluit.

De som van de verkregen resultaten wordt vermeerderd met een forfaitair percentage van bijkomende en wettelijke werkgeverslasten, dat als volgt wordt vastgesteld : 54,15 % voor privé-instellingen 45,88 % voor openbare instellingen. c) voor de residentiële overgangsdiensten Bedrag nr.1 : (gemiddelde van de lasten van het werkingspersoneel) 333,69.

Bedrag nr. 2 (gemiddelde van de lasten van het educatieve en niet-educatieve personeel) De onder punt c) van bijlage XIV bedoelde subsidiëringscoëfficiënt wordt vermenigvuldigd met de volgende weddeschaal, op basis van een gemiddelde geldelijke anciënniteit van 10 jaar : 26.184,03 op grond van de schaal 16.

De bedragen worden aangepast aan de effectieve gemiddelde geldelijke anciënniteit in geval van toekenning van de toeslag voor anciënniteit, zoals bedoeld in artikel 26 van dit besluit.

De som van de verkregen resultaten wordt vermeerderd met een forfaitair percentage van bijkomende en wettelijke werkgeverslasten, dat als volgt wordt vastgesteld : 58,15 % voor privé-instellingen 49,88 % voor openbare instellingen. » Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 3 juli 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^